hoe schrijf je een autobiografie

Oom Go van Toko Semarang

Oom Go (1929) resideert in Toko Semarang, aan de Haagse Danckertstraat. Ga er vooral heen, wanneer u kunt. Ondanks de vernieuwingen heeft de toko iets dat tijdloos is.

Wanneer u durft, werp dan een blik in de vriezer. Daar ligt ook obat in. En vormen die donker en vreemd zijn, niet voor ieders oog geschikt. Maar dat terzijde.

Go Oen Gwan heeft altijd goed opgelet en daardoor weet hij veel van vroeger. Ik interviewde hem een poos geleden tijdens de Tong Tong Fair. Tijdens het interview vertelde hij af en toe iets, waarvan iedereen dacht: wat? wat?

Zijn grootvader was kapitein der Chinezen te Pasoeroean. Hij werd rijk.  De suikercrisis.  Hoe de familie in de oorlog de rijen sloot.  En hoe zijn ouders wilden dat hij in de toko kwam, en hij dus alles opgaf wat hij voor zichzelf wilde en deed wat zij vroegen. Zonder wrok.

Het was door dit gesprek, dat ik opeens dichterbij de Chinese bevolkingsgroep in Indië kwam. Via Oom Go kon ik zo twee, drie generaties terug in de tijd. Weer besefte ik dat we nog zo heel veel verhalen over Indië nodig hebben. Gewone levensverhalen. Daar leer je het meeste van.

Nu is er gelukkig het Chinese Indonesian Heritage Center (CICH) met een Nederlandstalige website: klik en kijk.  De publieksmiddagen die ze organiseren zijn altijd bomvol. En het interessante is, ze trekken verschillende generaties aan. De jongeren lijken zelfs in de meerderheid te zijn.  Hoe actief ze kunnen zijn, hangt zoals vaak af van middelen en mensen, waarvan je altijd minder hebt dan je zou willen. Ik hoop dat ze in staat zullen zijn om heel veel verhalen van de oudsten vast te leggen, met Oom Go voorop.

Toen ik aan Oom Go dacht, borrelde zomaar een andere herinnering in me op. Ooit interviewde ik een Indische mevrouw van zekere leeftijd over haar kindertijd. Haar grootmoeder kwam ter sprake, en hoe: het gezicht van de mevrouw toonde warmte en bewondering. Oma was lief, maar ook een handelsvrouw eerste klasse. En van Arabische afkomst. Wat had ik haar levensverhaal graag willen lezen. Maar die kans is gemist.

125 jaar geleden is dichtbij

   Daar zit hij: Pa van der Steur. Dit jaar is het 125 jaar geleden dat hij op de ‘Conrad’ stapte en naar Indië ging, om daar een tehuis voor militairen op te richten.  Johannes van der Steur was zendeling, een christen die in gezelligheid van mannen-onder-elkaar geloofde.

Binnen een half jaar na aankomst, we zitten dan in voorjaar 1893, heeft hij redelijk wat bereikt. Zijn tehuis Oranje Nassau in Magelang trekt een trouw bezoekersaantal, en hij is ook nog eens tot Pa van een groeiend aantal kinderen gepromoveerd. Naar schatting zouden het er zo’n zevenduizend zijn.

Nou niet denken: dat is wel heel ver terug. Want dat is het niet. Het is een soort eergisteren:

  • Op de Tong Tong Fair 2016 interviewde ik Wil Overweel die als jonge jongen bij Pa in het tehuis was
  • Op de Tong Tong Fair 2007 sprak ik met Carl en Netty Brakkee, die me ook uit de eerste hand over Pa vertelden
  • er zijn kinderen en kleinkinderen van ‘Steurtjes’ zoals de tehuiskinderen werden genoemd, en zij hebben vragen
  • in de Leidse universiteitsblibliotheek ligt een groot deel van het Pupillenarchief, dat Pa over zijn kinderen bijhield, en dat is alleen ter inzage voor nazaten van Steurtjes

De vragen komen vaak na het overlijden van een vader of moeder. Vaak is er gezwegen over het tehuisverleden en dat begrijp ik wel een beetje. Het woord ’tehuis’ heeft in Nederland een ongunstige klank, dus daar begin je niet gemakkelijk over. En het motto was: “We zijn nu hier.”  Maar vaak hing er toch een foto van  Pa in huis, ergens in een lijstje.

Vooral in de jaren 1930 en daarna was het tehuis groot. Om de boel elke dag goed te laten verlopen, moesten er regels en reglementen zijn. Tezicht. En sancties. Het had tot gevolg dat de meeste Steurtjes met enige militaire discipline zijn opgevoed. Ze kunnen aanpakken en doorzetten. Goede eigenschappen. De schaduwzijde is er ook: ze kunnen niet altijd halverwege gezellig van plan veranderen. Zo zijn ze niet opgevoed. En zo voeden ze vaak ook hun eigen kinderen op. “Soms was mijn vader streng,” hoorde ik  af en toe verlegen zeggen. Verlegen: want je wilt je vader nier afvallen.

In 2015 kwam mijn biografie van Pa van der Steur uit.  Dat is geen encyclopdie geworden, en hopelijk duikt iemand anders nog eens in de vragen die nog steeds open liggen. Zoals:

  • Pa had een eigen kerk waar hij preekte. Waar ging dat over?
  • Er is een film van hem en zijn tehuis gemaakt. Is die nog ergens? Zijn er andere filmpjes?
  • Wie schrijft het levensverhaal van zijn zuster  Marie van der Steur?

Een boek is eigenlijk nooit af. Er zitten altijd andere boeken in verscholen.

Help Oma Berg (106) aan foto’s uit haar leven

 Residentie Buitenzorg ligt tegenwoordig in Groningen-Noord.  Daar had ik een voorzichtige eerste ontmoeting met Oma Berg, zoals iedereen zegt. Anna van Berg-Moesning is nu 106 en straks in december zal ze 107 zijn.

Ik kwam binnen en zag haar: een lief en mooi gezicht heeft ze.  De rust van iemand die zich veilig voelt. Ze zat aan het hoofd van de tafel, kalm te wachten. Niet op mij. Er kwam klepon aan.

De sfeer in het tehuis was zacht en warm. Niet slap. Maar: goed.  Huiselijk. Dat je meteen voelt, dat je later misschien daar ook wel eh…

We gingen naar de kamer van Oma Berg. De kinderen waren er, zorg en tolk. Toch verliep het gesprek moeilijk.

Want ja, 106 zijn betekende dat de herinneringen in golven komen en gaan, en dat is per dag anders. Op sommige dagen zijn er veel herinneringen. En toen ik er was, net weinig. Ik ga dus nog een keer terug, en dan wil ik beter voorbereid zijn. Als ik oude foto’s kan vinden, neem ik die mee. Daarvoor heb ik uw hulp nodig.

Wat ik nu weet, is dat Oma Berg geboren en getogen is in Soerabaja. Daar ligt nog steeds haar hart. Thuis, dat is dáár.  Ook al heeft ze het fijn in Buitenzorg.

Wat weet ik nog meer:

  • Anna van Berg-Moesning is geboren op 29 december 1910, te Soerabaja
  • ze kreeg eenvoudig onderwijs
  • als jong meisje werkte ze in de zeepfabriek Savon
  • haar tweede man heette W.C.L. van Berg, “betoel blanda”, zegt Oma Berg
  • ze woonden in het hoekhuis van Bratang Kroekah en later in Djalan Kemangi
  • in maart 1965 kwam het gezin naar Nederland, er waren drie kinderen
  • eerst woonden ze in Appingedam, daarna in Groningen

Dit weet ik ook dankzij een telefoongesprek met Josje, de dochter van Oma Berg. Josje zat in Soerabaja op de Indonesisch-Hollandse School. Foto’s uit die tijd zijn er niet. Haar vader voelde er niet voor (“hij was ouderwets”) en haar moeder was niet zo technisch.

Oma Berg was kraakhelder toen ze 105 was. Verhalen, nou. Niemand schreef ze op, denkend: dit is een ooggetuige van de oude tijd en wat erna kwam, dit is uniek. Ze moet veel gezien hebben.

Daarom ga ik op zoek naar foto’s. Dan kan Oma Berg hopelijk meer vertellen.  Die ene foto van haar man brachten wat anekdotes op. Dus er zijn nog herinneringen, en met een foto om naar te staren, keren die hopelijk terug, al is het maar voor even. Het gesprek mag ik filmen en met u delen.

Vooral belangrijk zijn:

  • het hoekhuis van Bratang Kroekah, Soerabaja

  • de zeepfabriek Savon, Soerabaja – jaren 1920

Helpt u Oma Berg mee haar herinneringen terug te vinden?

 

Baboe met kind: ooit, ergens, toen, u ook?

Collectie Tropenmuseum/Wikimedea

Baboe met kind. Ooit, ergens, toen. Weet u het? Ach, dat kind! Die baboe! Wie waren zij? Zo zijn er  veel foto’s en elke foto is een verhaal.

“Wij kwamen uit Tjimahi”

“Toen mijn vader werd overgeplaatst, mocht mijn baboe niet mee”

“Baboe Minah hield van mij”

“Soms was ik bang voor haar”

Voor mensen van na Indië is de band tussen baboe en kind niet goed voor te stellen. Terwijl het ooit zo vanzelfsprekend was. Intimiteit. En soms ook angst.

Ik verlang naar een boek vol baboe-verhalen over die uitzonderlijke en bijzondere band. En voor dat boek ben ik totaal afhankelijk van de ouderen die het kunnen weten. Of ze willen vertellen. Of ze hun verhaal willen opschrijven.

Dat is ook een reden waarom ik de Indische Schrijfschool ben begonnen: om te helpen de verhalen te bewaren.  Misschien heeft u kinderen of kleinkinderen die geen vragen stellen.

Maar ja, hoe kun je vragen naar een baboe als je niet eens het woord kent?

Vragen kun je dus het beste beantwoorden, voordat ze gesteld zijn. Dan heeft u ook nog eens de tijd om die herinneringen boven te laten borrelen. Want dat is het merkwaardige van het geheugen. Er zit meer in dan we denken. De ene herinnering brengt de andere voort. Opeens weet u iets, en daarna weet u nog iets, en zo gaat het verder. Probeert  u maar eens namen van oude klasgenootjes op te sommen. Eerst is het eh… eh… en na toen minuten heeft u er al drie of vier. Daarna kijkt op achterop een oude klassefoto of op Schoolbank en dan weet u alles weer. De namen. Wie er lief was en wie niet. Zo is het geheugen: lekker vol.

Dus daar zitten ook herinneringen in aan uw baboe. Als u een baboe had, tenminste.

Ik hoop dat u zich nu optimistisch voelt. Gaat u meedoen met de cursus Levensverhaal schrijven?

Roki: Reünisten Oud-Korfballers uit Indië (filmpje)

Kent u dat? Al jaren ben je ergens lid van, maar je gaat nooit. Dat had ik met de ROKi. Reünisten Oud-Korfballers uit Indië.  En toen opeens ging ik toch.

Nu wil ik voortaan elke keer, dus straks ga ik de soosmiddagen in de agenda zetten. Ingeval u niet weet wat de Roki is: een Indische vereniging in het Haagse met heel veel activiteiten. Meer nog dan ik in het filmpje verderop zeg. Tennis. Jaarfeest.  Kijkt u maar op de website van Roki.

Voordat de soos begon werd er  een leuk programma  besproken voor twee, drie nieuwe middagen, er kwam een plan voor een dagtocht voorbij en ze denken ook al na over de decemberdagen.

De soos was in een zaaltje van Ockenburg. Tafeltjes. Stoeltjes. Verlichting die zacht is en toch duidelijk. Gezelligheid kan zo eenvoudig zijn.

Mijn plan is om met zoveel mogelijk Indische verenigingen te praten over levensverhalen opschrijven. En dan luisteren wat de mensen zeggen. De een wil graag een levensverhaal opschrijven: voor de kleinkinderen en om van zich af te schrijven. De ander is al bezig. En een derde wil wel maar durft niet goed. Dat is vanwege moeilijke herinneringen die dan dichtbij komen.

 

De voorzitter Ben Lokollo vroeg wat we dachten over “5 december”. Ik wilde opstaan en iets zeggen over Zwarte Sinterklaas, Soekarno, vertrekkers en blijvers, en hoe moeilijk (ik kon dan vast ook Nieuw-Guinea meenemen) maar neen, ’t ging over de pepernoten-situatie. Gelukkig  was ik blijven zitten.

Die middag was er:

  • muziek, van het zachtmoedige gezellige soort, met zang
  • dansen
  • snacks en koekjes
  • bingo
  • de soos besluit met een gezamenlijke maaltijd
  • sfeer, ik voelde me meteen ontspannen

Ik ben aan het leren om bingo te spelen. Het betekent ontzettend opletten want je kunt niet even een leeg moment hebben omdat dan misschien net jouw winnende cijfer wordt voorgelezen. Nu wil het geval dat bingomaster Donald de cijfers duidelijk en melodieus voorlas. De man heeft een fijne stem. Als vanzelf werd ik er een beetje dromerig van. Dan zei mijn buurvrouw: “Je hebt zes!” Ik weer wakker.

Het gaat zo: je koopt een bingokaart. De bingomaster kondigt aan hoe de bingo gaat: “We spelen nu voor de volle kaart.” Hij heeft een systeem waaruit elke keer een getal komt. Dat streep je af op je kaart. Wie de kaart het eerste vol heeft, roept “Bingo!”

Ik hoefde alleen nog maar 21.

Bingo is voor mij nog een mysterie. Hoe het kan. Dat het werkt. Wat het systeem ervan is. En ook wat het betekent om te verliezen, en of je zoiets wel kunt zeggen van bingo. Op 1 cijfer na had ik een volle kaart, en dat was nodig om te winnen. Ben ik nu ergens tweedes in geworden?

 

Ga naar de bovenkant