Oom Tjoh, de bekende Indische humorist

Nieuwe Courant, april 1947. Oom Tjoh treedt nog altijd op.
Oom Tjoh, wie kende hem niet, dacht ik toen ik over hem las. In 1937 trad hij op tijdens een ‘vroolijken avond’ in het bondsgebouw van de Katholiek Socialen Bond, op Embong Malang te Soerabaja. Zijn optreden werd in het Soerabaijasch Handelsblad als volgt aangekondigd:
- De bekende Indische humorist Oom Tjoh komt dan voor den dag met een serie bekende en nieuwe liedjes, waarom gebruld kan worden.
Dan heb je ten eerste een behoorlijke bekendheid en ten tweede een vertrouwd repertoire en ten derde iedereen wil dat meemaken. De krant: ‘Plaatsbespreken wordt ten zeerste aanbevolen.’ Het moet een geweldige avond zijn geweest, waar de krant gelukkig een verslag van gaf. Oom Tjoh werd betiteld als de ‘Indische Speenhoff’, verwijzend naar de immens populaire Hollandse dichter en caberetier Speenhoff. Over Oom Tjoh, die J. Stijger bleek te heten:
- Hij begon met een korte medcdeeling dit men in geen geval dezen avond kunst moest verwachten, geen kunst met een groote K, en geen kunst, met een kleine k.
- Het eenige wat ik mij voorstel, aldus de heer Stijger, is mijn auditorium eenigen tijd prettig bezig te houden. En dit is hem volkomen gelukt.
- Al heel spoedig bleek, dat zijn refreintjes zich in lndië een even groot burgerrecht hebben verworven als “Jan Oliebol” van Louis Davids en „De ijscoman” Waar Davids zich dikwijls hinderlijk en hopeloos veel oriënteert op „den man uit de Jordaan,” zonder zich in te laten met eigen rasgenooten, zingt de heer Stijger van eigen land en eigen volk met een aanvoeling, die voor Indië uniek kan worden genoemd.
- Hij had dan ook gisteravond oogenblikkelijk voeling gekregen bij zijn publiek.
- Wonderlijk juist weet hij dikwijls te typeeren en al zijn zijn liedjes wat eentonig van aard en nog al zeer vaak van een weinig varieerende wijs: Oom Tjoh doet het ‘m en hij doet het goed.
- Hij heeft zich dan ook niet te veel aangemeten met zich den Indischen Speenhoff te noemen, zijn liedjes ademen de sawah de goenoeng en de zon.
- Hij is een kind van Indië.
- Heel den avond bijna is de lach niet van de lucht geweest en al zullen enkelen misschien niet volop van het meer sentimenteele „serieuze genre” hebben kunnen genieten, het grootste deel van het publiek heeft een wel zeer amusanten avond meegemaakt.
Indisch
Het kan haast niet anders, of Oom Tjoh was Indisch. Dat woord ‘rasgenooten’, het ‘eigen volk’ en dan ‘een kind van Indië’ zijn. En vooral: er werd om hem gelachen.
En dat anno 1937.
Nog maar enkele toneelgeneraties geleden was het toneelstuk ‘Totok en Indo’ (1915) van de Hollandse auteur Jan Fabricius in Indië kritisch ontvangen. Er werd gespot met een Indische man. Dat leidde tot een schandaal, zoals ik eerder schreef.
Wat een Hollandse man niet mag zeggen, mocht oom Tjoh wel.
Gevoeligheden.
Oostersch
Die gevoeligheden stonden ook in een andere recensie van datzelfde optreden, in de Koerier:
- Zijn liedjes slaan in, vooral bij het Indische publiek en al heel spoedig bleek hij volkomen contact te hebben. Er werd vlot en luid meegezongen, het grootste bewijs voor zijn eigen werk. „Ik kom geen Kunst brengen”, had de humorist bij den aanvang gezegd, „zelfs geen kunst met een kleine k.”
- Maar er zat toch wel degelijk een element van kleinkunst in, kleinkunst waar Indië erg karig in is bedeeld en waarvan de goede (en slechte!!!) Hollandsche producten als afgezaagde radio-nümmers niet meer gewenscht en gewild worden.
- Oom Tjoh’s liedjes hebben, vooral zijn serieuze liedjes, een sentimenteele tendens die wij Westerlingen over het algemeen niet mogen, maar die hun oorsprong vinden in Oostersch sentiment.
- Zijn meer humoristisch getinte nummers echter lijken ons, vooral gezien het auditorium dat hij bereiken wil, uitnemend geslaagd. Een Indische Davids met zijn zakelijke korte geestigheid zal hij dan ook niet zijn, maar een Speenhoff onvoorwaardelijk.
- Eén ding echter moge Oom Tjoh ter harte nemen. Een weinig meer afwisseling kan niet anders dan zijn program ten goede komen. Een vertelling of met als aanvulling het nummertje muziek dat nu in de pauze werd gegeven ware wenschelijk en ook, al zal dit niet wel bereikbaar zijn, gevarieerd cabaret.
- Intusschen heeft de K. S. B. een werkelijk genoeglijken avond gehad, getuige het uitbundige applaus en het dikwijls nog uitbundiger schateren.
Pisang
Ik vond een specifieke aanwijzing voor het repertoire van oom Tjoh toen ik in een oude Moesson (1998) een ingezonden brief las van Han Veldhuijzen. Hij geeft mooie details:
- Rond 1936/1937 trad oom Tjòh op voor voor Bandoengse Radio Vereniging. Zichzelf op een gitaar begeleidend zong hij liedjes als ‘Op een dag ik stelen pisang’ en vertelde hij Indische mopjes. Grote clou was het taalgebruik. Snedig en hilarisch. Hoewel de ontvangst in Soerabaia niet altijd even helder was, luisterden we graag naar die grappige ‘oom’ uit Bandoeng.
- Voor mij als twaalfjarige was het een openbaring dat op de radio de taal van de straat ongegeneeerd werd gesproken en gezongen. Helaas kwam hier gauw een einde aan. Naar ik jaren later in het kamp hoorde, was de omroepleiding gezwicht voor heftige protesten uit de Indische samenleving. Oom Tjòh’s optreden zou beledigend zijn en bovendien slecht voor het beeld van de Indo.
Ten eerste: de optredens. Die kwam ik ook tegen, zoals in 1936 op de zendingsbazaar vann het Christelijk Militair Tehuis aan den Matramanweg 77, Batavia: ‘Vervolgens zal de bekende „Oom Tjoh uit Bandoeng” (de heer J. Stijger) den avond opvroolijken met zijn leutige en ernstige voordrachten.’
Ten tweede of beter ten eerste: dat lied. Die titel: ‘Op een dag ik stelen pisang’. De humor daarin is – zoals altijd met goede humor- met wat pijn vermengd: de gebrekkige grammatica ervan, wijzend op een geringe opleiding. Ja, dat was inderdaad ‘slecht voor het beeld van de Indo’, die mede dankzij het Indo-Europees Verbond aan een emancipatie bezig was. Daar hoorden positieve liedjes bij, zonder grapjes van dien aard.
Indo of Indisch is in de jaren 1930 een beladen woordkeuze, en hoe beladen hangt af wie het tegen wie zegt. (Dat is eigenlijk nog steeds zo.) In de roman Wrakhout (1931) van Caesar Kijdsmeir jr zegt een Indische moeder afkeurend: “Hij is een Indo, niet zooals wij, Indische menschen.”
Al met al voelde ik een grote nieuwsgierigheid. Maar ‘Op een dag ik stelen pisang’ stond niet op YouTube en elders evenmin.
De informatie over Oom Tjoh hield zowat op. Wel was er in 1947 nog een overlijdensbericht. Zonder leeftijd, zonder namen van nazaten.
Hoeveel Indische humoristen kent u nou uit de vooroorlogse tijd?
Ik één.
Maar wie was oom Tjoh?
Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:
- voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
- over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
- maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.
Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt