Artikelen

Pa van der Steur jubileert (met audio: Pa spreekt tot zijn kinderen)

Pa in 1899, nog met donkere baard. Om hem heen militairen en kinderen uit zijn tehuis. Het is duidelijk een promotiefoto.

In 1938 was Pa van der Steur een beroemd man in Indië. Iedereen kende zijn tehuis, waar hij kinderen van militairen in opving. Hij had ook logerende kinderen. Het was dus een tehuis, geen weeshuis.  Al tientallen jaren leidde hij het tehuis, met medewerkers. Dat moet een hele zorg zijn geweest, om de boel draaiede te houden. Want iedereen keek naar hem, voor alles.

In het Soerabaiasch Handelsblad van dinsdag 26 april 1938 stond een interview met Pa. Wat hij zegt en hoe typeert hem: de nadruk op geld nodig, de groei van het tehuis en het blijvende groei van het aantal kinderen. Feitelijk is het crowdfunding via de krant. In mijn biografie van Pa ga ik ook in op zijn zorg voor militairen, want daarvoor ging hij eigenlijk naar Indië. Hier volgt het interview.


Een terugblik

De afgeloopen Zondag was een zeer bizondere dag: voor het Oranje Nassau Gesticht te Magelang; toen herdacht Pa van der Steur in allen eenvoud den dag dat hij voor veertig jaren als godsdienstleeraar in dienst trad van het Protestantsche Kerkbestuur te Batavia.

Des morgens werd hij bij het ontwaken door 188 jongens van 6 tot 12 jaren verwelkomd, die een lied zongen; de godsdienst-oefening in het kerkje van het gesticht droeg een zeer bizonder cachet, en in den namiddag kwam de kerkeraad van de Protestantsche Kerk te Magelang hem gelukwenschen. Ook was er in den loop van den dag een gelukwenschtelegram van het Kerkbestuur te Batavia gekomen.
Den 24sten April 1898 – bij besluit No. 8 – kwam Pa van der Steur in dienst van het van het Protestantsch Kerkbestuur in Indië.
Wij hebben een onderhoud gehad met den jubilaris, die niettegenstaande zijn hoogen ouderdom nog steeds de dagelijksche leiding heeft van het gesticht, dat thans niet minder dan circa duizend kinderen telt.

Den 10den September 1892 vertrok Pa van der Steur als geordend zendeling van de Baptistenkerk met de „Conrad” uit IJmuiden, om in de laatste dagen van de maand October van hetzelfde jaar in Indië te arriveeren.

Het eerste begin

Het beroemde portret vn Pa, dat bij menig volwassen Steurtje in de huiskamer hing.

Den 4den April 1893 begon Pa van der Steur met den arbeid ten behoeve van het misdeelde Indische kind waarmede hij zoo groote bekendheid en populariteit verwierf. Op dien dag nam hij een viertal weeskinderen ln zijn huis en snel groeide het aantal.
Het spreekt vanzelf dat zijn gesticht vrouwelijke hulp niet kon ontbeeren. Eerst vond Pa van der Steur een zijner zusters bereid bij zijn werk behulpzaam te zijn. Den 4den April 1907 trad hij in het huwelijk met Anna Maria Zwager, die spoedig als Moe van der Steur bekend was.
Van de vier kinderen, die het eerst door Pa van der Steur opgenomen werden, is er nog één in leven en van haar kreeg Pa van der Steur tot zijn groote blijdschap dezer dagen een brief, een taart en bloemen.
Het gesticht was eerst ondergebracht in een heel eenvoudig huisje in Wates (Magelang), dat thans nog bestaat en door een hoefsmid geoccupeerd wordt. Het bleek reeds spoedig noodig te zijn loodsen bij te bouwen en nevenstaande huizen te huren om het stijgende aantal kinderen te bergen.
Het waren toen jaren van harden strijd, en groote moeilijkheden, vooral van financieelen aard, moesten overwonnen worden. Het gebeurde dikwijls dat men des avonds het geld nog niet bijeen had voor de passar-inkoopen van den volgenden dag; maar dan kwamen de Jannen te hulp en met de woorden: „vooruit Jongens, voor de kinderen van onze kameraden!” (het waren hoofdzakelijk
soldatenklnderen, die Pa van der Steur ln zijn gesticht had) ging men met den helm rond en zoo kreeg Pa van der Steur dan het geld om den volgenden dag de hongerige magen van zijn pupillen te vullen.
„Maar”, zoo voegde Pa van der Steur er aan toe, “al die kinderen, die met mij den harden tijd hebben meegemaakt ln die eerste jaren en die dikwijls de honger rond ons huis zagen waren, zijn goed terecht gekomen.

De aanstelling tot predikant

U vraagt mij hoe ik tenslotte godsdienstlee raar geworden ben? Dat ging als volgt: Ik was – nu meer dan veertig jaren geleden – bij een onderwijzersfamilie hier ter stede te gast. Zij klaagden over het feit dat de Roomsche kinderen twee keeren in de week godsdienstonderricht kregen, terwijl de Protestantsche kinderen in Magelang een catechisatie hadden. Dat kwam omdat er in die jaren slechts één predikant was voor Djocja en Magelang en voor laatstgenoemde plaats bleef slechts heel weinig tijd over. Onmiddellijk kwam de gedachte in mij op dat ik in Magelang wel godsdienstonderwijs zou kunnen geven; ik stelde mij met den predikant in Djocja in verbinding en het was voor elkaar.
Het was in 1896 of ’97 dat resident P. M. L. de Bruin Prince in Magelang kwam. Hij stelde veel belang in mijn werk en bezocht met zijn echtgenoote het oude tehuis, waar hij onder andere het kerstfeest heeft bijgewoond.
Resident de Bruin Prince vroeg mij of ik voor ’t werk op de scholen, eigenlijk dus het werk van een predikant, een toelage kreeg.
Op mijn ontkennend antwoord bood hij mij aan een gratificatie van ƒ 1000 te zullen aanvragen. Natuurlijk heb ik het aangenomen, want het geld zou ik voor mijn gesticht best kunnen gebruiken.
Er is toen tusschen resident de Bruin Prince en het Protestantsch Kerkbestuur te Batavia gecorrespondeerd en het resultaat was dat ik officieel benoemd werd tot predikant met een maandelijksch salaris van ƒ 150. Eerst kwam ik in tijdelijken dienst, doch vrij spoedig volgde mijn vaste aanstelling.

Ik heb die benoeming echter op één voorwaarde aangenomen: dat men mij zou laten werken, zooals ik dat wensch en dat men mij in geen enkel opzicht aan banden zou leggen, want ik wil in mijn werk de inspraken van mijn hart volgen.
Met groote waardeerlng spreekt Pa van der Steur dan van het Protestantsch Kerkbestuur, dat nem gedurende veertig jaren steeds volkomen vrij heeft gelaten, zoodat hij inderdaad de inspraken van zijn hart en zijn geweten heeft kunnen volgen.
„Mijn salaris als predikant, zoo ging Pa van der Steur voort, “is mij steeds van zeer grooten steun geweest. Ik heb in de afgeloopen jaren aan het publiek heel veel keeren om geld gevraagd, maar dat ging altijd zooveel gemakkelijker, omdat ik zelfs het geringste deel daarvan niet voor mijzelf noodig had. Ik had immers mijn salaris, dat in den loop der jaren tot ƒ. 500 klom, tot dat het bezuinigingsspook eraan knabbelde en het tot plus minus 400 daalde.
Bovendien kon ik daarvan ruim ƒ. 4000 per jaar voor het gesticht oversparen.”

De eerste subsidie

Klik hier en luister naar de stem van Pa, opname uit de jaren 1930. Hard zetten!

In het jaar 1896 vroeg ik een audiëntie aan bij den Gouverneur-Generaal Van der Wijck. Ik had al mijn boeken bij me en ik liet den Landvoogd zien dat ik voor f. 1200 aan onbetaalde rekeningen had en riep zijn hulp in. Hij beloofde mij dat nog voor het einde van het jaar – het was in December dat ik den Landvoogd bezocht – al mijn onbetaalde rekeningen vereffend zouden zijn.
Ook deelde hij mij mede dat ik een request kon indienen om een maandelijksche subsidie van ƒ. 100. Dat waren dan de eerste subsidies van het Indische gouvernement en met den groei van mijn gesticht zijn zij ook grooter geworden.

Hoe het gesticht groeide

In 1900 ging mijn gesticht over naar de plaats, waar het thans nog staat. Maar het had toen op lange na niet den omvang, welke het thans heeft. Het bestond toen uit een oudo kazerne van de pradjoerits, welke ik tegen contante betaling van het gouvernement kocht. Het was toen een onooglijk gebouw; de dakbedekking bestond uit sirap, dat vol ongedierte zat. Er waren toen reeds 250 tot 300 kinderen. Voor de meisjes had ik in de oude kazerne geen plaats en daarom moest ik eerst enkele huizen huren.
In 1903 ging ik naar Holland, maar ik was na een afwezigheid van enkele maanden reeds terug omdat ik hoorde dat het in Indië niet naar wensch ging. Tijdens mijn verblijf In Nederland werd ik in audiëntie ontvangen door den toenmaligen minister van koloniën en ook door de Koningin-Moeder, met wie ik ruim twee uren heb zitten praten. Ik wist in Holland ook het geld bijeen te krijgen voor den bouw van een nieuwe zaal.

Het gesticht is steeds verder gegroeid. Ik kreeg eerst subsidie voor 350 kinderen, doch tijdens het bewind van Gouverneur-Generaal Van Heutsz werd het aantal tot 400 opgevoerd. Ik heb steeds alle mogelijke steun en medewerking van de Indische regeering gehad en ook van het groote publiek ondervond ik financieelen steun en waardeerlng voor mijn werk. Het eenige punt, waarover wel eens verschil van meening heeft bestaan tusschen mij en het gouvernement, was het aantal kinderen dat ik opnam. Maar ik heb geantwoord dat noch die arme kinderen noch lk er iets aan kunnen doen dat zij op de wereld zijn en dat zooveel mogelijk geholpen dient re worden, waar hulp noodig is.

Nadat mejuffrouw De Haan uit Haarlem ƒ 2500 had geschonken voor den aankoop van een stuk grond en een bouw, kocht hij zelf voor ƒ2500 van de Indische regeering een oude school op. „Ik heb naderhand nog eens een gebouw van het gouvernement gekocht, aldus Pa van der Steur, maar dat heb ik nooit betaald”.
Het terrein aan den voorkant, waarop nu ook het kerkje staat, was een geschenk van den oud-Deliaan Jansen. Het geld voor het kerkje kreeg Pa van der Steur ter gelegenheid van zijn 25-Jarlg Indisch Jubileum. De avondschool werd gebouwd met een bedrag van ƒ 5000 dat voor dat doel door den oud-minister Cremer geschonken was.
En weet U, zoo eindigde Pa van der Steur zijn relaas, indien ik eerder gedacht had aan den dag dat ik veertig jaren godsdienstleeraar ben. dan had ik de menschen in Indië om veertig centen voor het gesticht gevraagd, maar dat ben ik heelemaal vergeten.

Pa van der Steur

Pa en Moe van der Steur, circa 1938

Nu is het Oranje Nassau Gesticht een zeer uitgebreid complex, dat een duizendtal leerlingen telt. Vergelijken wij het tegenwoordige gesticht met het nederige huisje, waarin Pa van der Steur in 1893 begon, dan valt de groei des te meer op. Wij gelooven niet dat wij overdrijven. Indien wij zeggen dat de stad Magelang door het gesticht een zeer bizonderen klank heeft gekregen.
Zooals reeds gezegd ontving Pa van der Steur een telegram van het Protestantsch Kerkbestuur te Batavia een telegram, dat wij hieronder zullen laten volgen:

Bij gelegenheid van Uw veertigjarig jubileum in dienst onzer kerk gedenken wij met dankbaarheid Uw zegenrijken arbeid.
Moge God U nog vele jaren kracht schenken voor deze grootsche taak.

 


Hier eindigde het interview. Geen kwaad woord over de man en zijn werk, dat typeert deze tijd. In onze tijd zijn er nazaten van de opgenomen kinderen die er meer over willen weten. Ze mailen mij en dan zeg ik wat ik hier zeg: Pa van der Steur hield van zijn pupillen een  archief bij. Dat is bewaard gebleven en het ligt in de universiteitsbibliotheek Leiden. Het is alleen toegankelijk voor nazaten. Maar er zijn twee waarschuwingen die ik nu geef. Ten eerste, niet van elke pupil is het dossier  bewaard gebleven. Ten tweede, is er wel een dossier met documenten, dan vertellen die soms een ander verhaal dan in de familie is verteld. Dat kan moeilijk zijn. Maar ook helderheid brengen.

Klaar voor bezoek? Klik en kijk hier naar het Pupillenarchief: https://collectionguides.universiteitleiden.nl/resources/ubl562

(of kopie en plak de link: https://collectionguides.universiteitleiden.nl/resources/ubl562 )

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schoonheidsgeheimen uit het Indische leven

schoonheidstips

Schoonheidsgeheimen waren er vroeger ook. Kijk naar oude foto’s en denk: hoe kan het dat deze vrouwen en meisjes allemaal beeldig dik zwart haar hebben? Ja, nee, DNA zegt niet alles. Zonder zorg wordt ook dat lelijk.  Om meer te weten, raadpleegde ik het werk van mevrouw J. Kloppenburgh-Versteegh: Indische planten en haar geneeskracht. De vroege editie, uitgegeven bij Semarang: Masman & Stroink, 1907.

Mooi haar

Mevrouw Kloppenburg-Versteegh

Die vroege editie is de eerste. Daarin lees ik haar eigen woorden en ik hoor haar eigen stem. Die stem is niet altijd lief. Mevr ouw Kloppenburg houdt niet van klagen en zeuren en ik heb de indruk dat ze zich ergert aan Hollandse vrouwen. Zoals wanneer deze klaagt over “het dunne haar” dat ze heeft. Hoe komt dat? Te scherp wassen, met groene zeep, soda of haarmiddelen die niet deugen. Ja, dan dunt de boel uit. Dat snap ik. Wel is die methode een stuk sneller dan wat mevrouw vervolgens uiteenzet. Ik citeer:

  • Wij zullen daarom eerst melding maken, hoe men hier in Indië het hoofd wast.
  • Voor één persoon is het gewicht van een half kattie merang, dat is stroo van de padie voldoende; men gaat dat den avond vóór het gebruik branden, is ze geheel verkoold, dan giet men er koud water op, ongeveer iets minder dat een liter. Vóór men tot het hoofdwasschen overgaat, neemt men een weinig klapperolie, wrijft er de poriën van het hoofd flink mede in, totdat zich al de roos loslaat, neemt een stofkammetje en kamt het vuil eruit.
  • Vervolgens neemt men bovenstaande merang, die men door een doek giet en gaat daarmede het hoofd wassen, totdat het vel wit en het haar niet meer vettig is.
  • Daarna neemt men het sap van eenige djeroeks poeroet en begiet men het haar er meê, en eindelijk gebruikt men water, waarin eenige kananga’s, melaties of rozen geweekt zijn, om het djeroekwater af te spoelen, droogt nu het haar goed af, evenwel niet wringen en kamt het met een zeer grove kam uit en laat het los drogen.

Dat is nog maar de basis. Bonustip:

  •  Bij hard, weerbarstig haar kan men na het gebruik van de djeroek een weinig klappermelk gebruiken, die men met het geurige water afspoelt.

Ook het gebruik van de beroemde lidah boejaja legt mevrouw Kloppenburg uit:

  • Verliest men het haar door hoofdpijnen, zenuwen of andere oorzaken, dan is aan te bevelen het hoofd koel te houden met een dezer middelen: Lidah boeaja, waroe bladeren, bongol pisang.
  • De lidah boejaja, afb. No. 20, is een dik blad, na het geschild te hebben, ziet men een hard geleiachtige massa, dit wordt op het hoofd gestreken, ’s morgens vroeg vóór het bad, naar verkiezing kan men die den geheelen dag op het hoofd laten; men moet dit middel wel drie maanden gebruiken, maar het resultaat is dan ook prachtig.

Zo moet het en ik geloof het meteen. Want: die foto’s.   En dat grote groene op de foto hierboven is de plant. Maar er zijn bezwaren. Wie kan in onze tijd een dag lang – drie maanden –  met plantenpudding op het hoofd lopen? Ik niet.  En hoe kom ik aan ‘stroo van de padie’?

Tegen kaalheid

Mevrouw geeft ook een recept tegen kaalheid. Ik neem het over, omdat ik vandaag een jongeman zag met diepe inhammen. Kassian, zo jong al dacht ik. Misschien leest hij het. Kan.

  • Bij het uitvallen van het haar of kaalhoofdigheid is het gebruik van kemirieolie zeer aan te bevelen.
  • De kemirienoot wordt stuk geslagen, de inhoud er uit gehaald en fijn gewreven, van 100 kemirie’s krijgt men slechts een kwart Eau de Cologne fleschje olie (het welbekende lange groene model).
  • De fijn gewasschen kemirie’s worden met een splitglas water in een ijzeren pan op het vuur gezet, laat ze koken, totdat men de olie er uit kan scheppen, doe ze vervolgens door een fijne dooek.
  • De poriën moeten er 2 à 3 keer per week mede in gewreven owrden.
  • Klapperolie is ook goed, doch eerstgenoemde werkt krachtiger.

Dergelijke recepten vragen van ons geduld en tijd, dat zijn schaarse artikelen. Het is gemakkelijker om wat te kopen. Daarom intrigeren de recepten me ook zo. Dat bewerkelijke ervan lijkt me de garantie dat je iets goeds maakt, en er zitten nergens chemische toevoegingen bij. De kracht van de natuur geoptimaliseerd.

Geen rimpels

Een vriendin van mij vroeg naar iets tegen rimpels. Daar heb ik nog geen antwoord op. Wel zie ik dat oudere Indische dames vaak een uitstekende huid hebben. Zacht, fluwelig, hier en daar iets van een plooi.
En dure crèmes kopen ze niet. Hoe dan?  Obat drinken, hoor ik steeds.  En dat een moeder het recept wist, nee zij niet meer, zo jammer.
Wat zit er in die obat ? Dat is dus de vraag. . Tot dusver kan ik deze adviezen aan u doorgeven:

  •  heeft u last van sproeten of teint-verschillen? Deppen met peterseliewater, zegt mevrouw J.M.J. Catenius-van der Meijden (inderdaad, zij van het kookboek).
  •  nooit zeep gebruiken, neem het zeepvruchtje lerak. Advies van mevrouw J. Kloppenburg, de kruidengeneeskundige. Zeep droogt de huid uit. Mevrouw Kloppenburg had tot op hoge leeftijd ook al zo’n prachtige huid. Maar over obat-drankjes zegt ze niets.

Bedak

Voor degenen die het liefst nu en vandaag een mooie huid hebben is de oplossing: bedak. Het is rijstpoeder, met of zonder parfum, met of zonder kleur. De beste merken zijn Martha Tilaar en Nyonya Meneer en u snapt wel: dat ligt niet bij de Etos. De Bedak van den Berg is uit het Bataviaasch Nieuwsblad van 9 januari 1900, dus die zal inmiddels wel uitverkocht zijn.

Uit Indonesië nam ik ooit een doosje mee. Het lag in een kleine toko en ik wist meteen wat het was. Want ooit had ik tijdens een koempoelan een ietwat oudere dame (denk: tachtig min) gezien met een zachte, egale huid. Ze zag er sereen uit. En ze had krullen, wat een vrolijk lijstje om dat mooie gezicht was. Hopelijk heb ik niet gestaard. Later hoorde ik van iemand: zij draagt bedak.

Mijn advies is: koop alleen bedak in uw eigen huidskleur. Spierwitte bedak staat lelijk, dat heb ik zelf ontdekt dankzij mijn doosje.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

 

Een Indische sleutelroman over de Dezentjé’s?

J.A. Dezentjé, administrateur van koffieonderneming Soekaboemi bij Ampel in de Vorstenlanden. Circa 1900. Dus na de tijd van Hermelijn, Of… juist precies passend. (KITLV 7980)

De Dezentjé’s, de Dezentjé’s, waarom komen ze toch steeds weer op mijn pad? Er zijn weken, maanden zelfs, dat ik niet eens aan ze denk. En dan… in dezelfde week hoor ik familieverhalen, denk ik aan een oude roman en voel ik weer het verlangen om de naam op te schrijven.

Die roman dus. Dat was de tweedelige roman Hermelijn (1885) van de destijds beroemde Indische schrijfster Melati van Java. Zij werd ervan beschuldigd dat dit een sleutelroman was over de familie. Haar antwoord:

  • “Van mij zelf kan ik alleen getuigen, dat ik deze familie nauwelijks bij naam heb gekend.”

Dat was strategisch gezegd. Iedereen die uit Indië kwam, kende de familie Dezentjé dus Melati van Java ook.
Natuurlijk ontkende de schrijfster.
De goede lezers kregen met die roman immers opwindende onthullingen. Want: Hermelijn is een liefdesverhaal over een Hollandse vrouw en een Indische vrouw

Vrouwen

Inderdaad, dat kom je niet vaak tegen in de letteren. En in de roman is het ook alleen voor degenen zichtbaar die het leren zien. Bij Melati van Java zag ik keer op keer in haar romans liefdevolle vriendschappen tussen vrouwen ontstaan.
De eerste keer dacht ik: mooi. De tweede keer dacht ik: zo. De derde keer wist ik: dit is een patroon, en een patroon heeft betekenis. Daar kwam bij, dat ik wist dat de schrijfster zelf een levensgezellin had. Ik schreef een biografie over haar, de eerste Indische bestseller-auteur van Nederland.

Terug naar Hermelijn. De roman is vernoemd naar de Hollandse vrouw, omdat ze zo blank/wit is als een Hermelijnvlinder. Ze gaat naar Indië om daar te trouwen met Conrad de Meyran. Aan boord leest ze hartstochtelijke liefdesbrieven van Conrad. Maar… die zijn geschreven door Corona. Na het huwelijk vertelt Conrad dit aan haar en dat gaat zo.
Lees mee.
Kan zo verfilmd worden.

‘Ik heb je niet ten huwelijk gevraagd!’
‘Wie deed het dan?’
‘Cor, wie anders, Cor doet alles en papa ziet haar naar de oogen. Zij heeft op een goeden dag gezegd, Conrad moet trouwen, ik weet een goede vrouw voor hem, mijn nicht!’
‘En heb jij toen dadelijk toegestemd?’
‘Volstrekt niet, ik wilde nog niet trouwen en al zou ik het willen, dan nog bedankte ik er voor een meisje te nemen, dat Cor voor mij had uitgezocht, dat, dat… maar ze hebben mij gedwongen.’
En zijn hoofd in de handen verbergend, barstte hij in een luid snikken los.
‘We mogen hier niets zijn dan poppen, eerst hebben ze mij belet officier te worden en nu… ben ik zoo ongelukkig,’ jammerde hij.
‘Meen je dat ik het niet ben?’ vroeg Hermelijn op bijna onhoorbaren toon; zij huiverde en sloot de oogen; het was of zij zich op een helling bevond, die recht naar een afgrond voerde en of er niets meer te doen was dan zich te laten afglijden in den stikduisteren, eeuwigen nacht.
‘Ik kan het niet helpen!’ mompelde hij.
‘Maar waarom je laten dwingen, Conrad, waarom mij bedrogen, ik vertrouwde zoo op de liefde, die uit je brieven sprak.’
‘Welke brieven?’
‘De jouwe.’
‘Ik schreef geen brieven aan je.’
’t Was of het nog donkerder om haar heen werd; zij bracht de hand aan de ooren en aan de oogen, als wilde zij de vreeselijke verwoesting van haar jeugdig leven niet hooren of zien.
‘Maar wie schreef ze dan?’ vroeg zij bevend.
‘Weet ik het? Zij zelf misschien.’
‘Corona! O God, ’t is ongehoord, maar dan zijn we niet getrouwd, Conrad, we kunnen nog vrij worden.’
‘Neen, ik heb het stuk immers geteekend, we zijn vast geketend voor altijd.’

Melati van Java

Ja, en zo gaat dat verder. Het slot is ontluisterend. Wat heeft dat met de familie Dezentjé te maken? Goede vraag. Het antwoord ken ik nog niet. Misschien was er een romance van het type |Hermelijn-Corona. Misschien was er een man zoals Conrad.
Dat is iets voor Dezentjé-kenners.

Eigenlijk denk ik dat deze tweedelige roman ook veel biografische elementen bevat van de familie Kloppenburg, waarvan de bekendste telg de kruidengeneeskundige mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh is. De familie bezat in de rijke tijd veel koffie-ondernemingen op Midden-Java, net zoals de familie De Meyran in de roman.  En Melati’s zuster was de beste vriendin van mevrouw Kloppenburg. Tel daarbij op dat Melati ook een keer een spottend toneelstukje schreef over een Indische kruidengeneeskundige. En weet dat de schrijfster niet leed aan de disease to please.

Dat is dus het spannende van de oude Indische romans. Er zit zo heel veel meer in dan we bij de eerste lezing kunnen vermoeden. Het is een kwestie van puzzelstukjes proberen, te zien wat past, wat waar aansluiting heeft en dan verder er lang over mijmeren.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Logeren in hotel Homann, Bandoeng

Het serveren van rijsttafel in het restaurant van Hotel Homann te Bandoeng Shelfmark: KITLV 182437, circa 1933

Hotel Homann, daar wilde ik heen toen ik Bandoeng aandeed. In 2008 reisde ik door Indonesië, voor de Stichting HALIN. Dus dat hotel… jazzfuiven, dansen, rijsttafels, chic en deftig, ik stroomde over van wat ik had gehoord (“Mijn ouders gingen altijd…”)  en gelezen. Eenmaal binnen kon ik nauwelijks geloven waar ik was.  Het oude Indië was voelbaar aanwezig in het moderne hotel. Of je de goede radiofrequentie moet zien te vinden.

Hallo Bandoeng

In de avond gluurde ik voorzichtig door de gordijnen naar de stad. Mijn hotelkamer bood uitzicht op druk verkeer met veel motoren. Ik zag huizen en aan de overkant hing een groepje jongeren te niksen. “Hallo Bandoeng,” zei ik zacht en in mijn hoofd begon Willy Derby te zingen. De hangjongeren keken niet naar mijn hotelraam. Even overwoog ik te wuiven, maar ’t leek me een begin van een avontuur dat moderne consequenties kon hebben. Liever verzonk ik in het verleden en daar was de situatie buitengewoon geschikt voor.

Ik bevond me in Hotel Homann. Bandoeng. Java.
Of nou ja, Homann, tegenwoordig heet het anders. Sinds de oorlog is alles anders. Maar je kunt een beetje door de tijd heenkijken, op de ene plaats lukt dat wel beter dan op de andere. En je moet natuurlijk willen. Willen kijken met oude ogen. Niet zeggen dat het nu anders is en dat je met de tijd moet meegaan. Als ik dat hoor, kan ik wel een bikkel inslikken van drift. Het verleden is er nog altijd.

Hotel Homann dus, in Bandoeng. Ik zocht naar de oudste mensen, maar binnen waren ze niet. Bandoeng. In Nederland had ik veel gehoord over het ‘Parijs van Java’. Koel, een blanke stad, uitgaan en militairen. Ook over verschillen tussen degenen die wel en geen gast waren. De enorme rijsttafel, waarvan bovenaan de foto staat. Zo op het oog een standaard foto. Tot ik eens wat ging uitvergroten.

Die man daar in het midden. Dat trotse ongenaakbare gezicht. Een wereld op zichzelf. Intimiderend. Je bestelt het een, hij brengt het ander en je eet. Zo’n man. Foto’s uitvergroten, altijd even doen.

Bandoeng reünie

Ooit hoorde ik veel over de herinneringen aan de stad op een Bandoeng reünie, waar ik Rita Smelzeiser ontmoette. Later kwam ik haar weer tegen op de Tong Tong Fair. Of de reünie er nog is, vergat ik te vragen. Veel verenigingen en reünie-clubs zijn opgeheven wegens geen bestuursleden of geen leden, of te weinig, of degenen die er zijn, durfden niet goed meer het huis uit. Kassian ja.
Ook een beetje voor mij. Op zo’n bijeenkomst leerde ik altijd van alles over een stad of een school.

Dansen

Bandoeng was de stad waar Rita Smelzeiser is opgegroeid. In Nederland voelde ze wat ze noemt ‘sentiment’ als ze aan Bandoeng dacht. Een mooi woord, met veel zachtheid erin. Je voelt je hart meezuchten van verlangen. Bandoeng, ja, toen. Rita en haar familie zijn relatief ongeschonden de oorlog doorgekomen. “Een broer in het kamp”, zegt ze, “verder niemand”. De fijne herinneringen hebben de boventoon en daarom begon ze een Bandoeng reünie, om over vroeger te kunnen praten. Ik ben er ook een keertje geweest. Dat was geen huiskamerbijeenkomst, hoor. Zo begon het wel maar wegens succes groeide het uit tot een knalfuif. Denk aan een sporthal vol Bandoengers met aanhang, en dan dansmuziek. Zo maakte ik het mee.
Voor de muziek vluchtte ik snel, want harde muziek maakt me zenuwachtig. Achterin de hal stond een tafeltje met oude foto’s. Daar zag ik voor het eerst een foto van het hotel. Een oud pand, dat zich een beetje teruggetrokken had van de stad, zo leek het. Het werd geopend in 1888, genoemd naar de familie. Mevrouw Homann, zo wil de overlevering, kon goed koken. In 1939 komt er een ander gebouw, groter en rijker. Art deco, ik vind het mooi.

Nu is het modern. Zo gaat dat.

Geschiedenis

In dat hotel ben ik dus geweest toen ik door Indonesië reisde. Ik sliep er middenin de oude geschiedenis van Indie. Ja, het zat vol met toeristen en het heette anders. Maar de aarde onder de vloer was hetzelfde gebleven en de lucht erboven was even zoel als altijd daarvoren. Ik verdrong alle gedachten aan de oorlog  en dacht aan tipsy cake. Terug wil ik, terug naar vroeger, omdat ik weet wat daarna kwam.

Heeft u weleens gedanst op zo’n fuif? En was het echt zo geweldig?

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Soldaat met Vacantie: Eindelijk Prigen!

Prigen, dat is een legendarische locatie, Oost-Java, onder Soerabaja en boven Malang. Ik kwam het hotel Prigen tegen in een oude editie van Wapenbroeders, november 1947. Inderdaad, een beladen jaar. Wapenbroeders is een ‘uitgave van en voor de Nederlandsche strijdkrachten in Ned.Indië’, dus niet echt een blad voor politieke discussies. Het biedt informatie over iets van dagelijks leven van de troepen.
De menselijke maat.

We kennen de oorlogsbewegingen uit de grote onderzoeken, we kennen de internationale verhoudingen en wat al niet.
Ik kijk altijd naar de menselijke maat. Levensverhalen. Omdat in het leven van een enkele mens vaak de hele tijd te zien is. Daarom raakte het artikel in Wapenbroeders over Hotel Prigen me.
De auteur is : v.d.H. Ja, wie? Dat is een raadsel voor ons.

H. vertelt iets over het hotel in de oorlog. Ik ga uitgebreid citeren.

  • Halverwege de weg, die van de laagvlakte naar Tretes voert ligt het Berghotel Prigen.
  • Hier was het, waar in de vooroorlogse jaren, de moede Soerabajaan de handelsdrukte en zijn plakkerige kleren placht af te leggen en in shorts en shirt de bergen in trok om een koude neus te halen.

Zo begint het. En niet alleen de Soerabajanen, hoor. Het hotel was vermaard, ik kom het jaar na jaar tegen in reisgidsen met aanprijzingen erbij. In De wegwijzer van de Koninklijke vereeniging Java motor club van 1920 staat er ook prijzen bij. Maar dat is anno 1947 meer dan 25 jaar geleden.

H. vervolgt zijn artikel:

  • De bergen intrekken is een uitdrukking, die je moet paren aan spirit en jonge benen.
  • Nu wil ik niets zeggen van de ouderdom van de toenmalige zakenwereld van Soerabaja en omstreken, maar er waren er toch ook wel onder die de wekelijkse afkoeling zochten op een minder ambulante manier.
  • Daar heeft men een berghotel voor.
  • Zwembad, tennisbanen, met djongossen en kalme wandelweggetjes voor de benen die het met minder dan bergklimmerij wilden doen.
  • Dat was het berghotel en Lustoord Prigen.

U kent toch die uitdrukking? ‘Een koude neus halen’. Daarvoor ging je ‘naar boven’. Even uit de hitte van de stad. Heel wat Hollandse mensen, die niet tegen de tropen konden, verbleven voor een kuur in de bergen. Ook was een berghotel als dit een uitkomst voor moeilijkheden, zoals een zwangerschap die onzichtbaar moest blijven of een affaire, vermoedelijk in een andere volgorde.

Inboedel

Terug naar de Wapenbroeders:

  • Toen de Jappen kwamen was dit spoedig afgelopen.
  • De jaren gingen voorbij waarin geen Hollandse stem werd gehoord in het hotel.
  • Na de Jap was het Republiek die bezit nam van het complex en het grootste gedeelte van de inboedel werd ‘gerepublikeind’ oftewel het verdween.

Veel is destijds ‘gerepublikeind’, daarvan zijn nog geen rekeningen opgemaakt.

  • Er kwam echter een dag dat opnieuw de kamers van het Hotel Prigen vervuld werden door Hollandse stemmen. Wat ruwe stemmen misschien, wat gebarsten van stof en moeheid, maar niettemin stemmen die onverdeeld hun bewondering uiten over de prachtige ligging van het hotel.
  • Eindelijk waren zij dan in de bergen, deze soldaten die langer dan een jaar geploeterd hadden in de tambaks en in het stof van de laagvlakte.
  • De eerste gedachte was, dit moet een vakantieoord voor militairen worden en die gedachte werd zo snel mogelijk ten uitvoer gebracht. Reeds enige weken na de pacificatie van dit gebied tornde een zwaarbeladen trucks tegen de steile weg op om de inboedel van het rusthuis der Xe brigade te Karaketintang te brengen. Binnen enkele weken werd het een home.

Soerabaijasch Handelsblad, 29 juni 1900

Zo gaan we met grote stappen door de tijd heen. Dat het hotel een eigenaar heeft, of heeft gehad, is voorbij. Ach, en in de oude kranten staan nog advertenties die dat vermelden.
Nu komt een kijkje in het militaire leven in het hotel. Wat doen ze?

  • Door een gordel van wolken kijken nu de toppen van de Welirang en Ardjoeno naar het gespartel van bruingebrande lichamen in het water dat ècht koud is of naar de bodies die zich laten hoogte- zonnen door een zon die niet echt warm is.
  • Binnenshuis is het ook kits. Aan dedrie lange tafels schikken elke dag een 59-tal mannen aan om het werk van de kok, sergeant Kok, “te keuren.”
  • In behoorlijke witte borden en schalen smaken de aardappelen groente en fruit beter dan in de eeuwige messtins.
  • In de paviljoens aan de overzijde van de weg bevinden zich de kraakzindelijke slaapkamers die elke ruimte bieden aan vijf man; inplaats van modder en planken, vindt de soldaat hier een gerieflijk bed met lakens.
  • Als het avond wordt en het buiten koud begint te worden, komt alles tezamen in de grote cantine. Een aardig zaaltje met een bekleding van gebeitst hout die iets van de sfeer van de Europese jeugdherbergen heeft.
    In de kleine bar in de hoek staat de Groninger barkeeper Doesburg, zijn bier en limonade te schenken.
  • Radiomuziek mengt zich met het gegons van stemmen. Als één van de jongens het pianospelen machtig is, schuiven allen hun stoelen om de vleugel en klinkt in de zaal het soldatenlied of een filmsong door een machtig koor.
  • Achter de cantinezaal in een kleine vertrek klotsen de biljarten en tekkeren de ping-pongballen van de binnenhuis sporters.
  • Het kleine kantoortje naast het huis straalt nog licht uit. Hier is soldaat Beekenkamp uit Bussum nog druk bezig met het sorteren van pas uit Soerabaja gearriveerde post verder verzorgt Beekenkamp de gehele administratieve rompslomp die het beheer van de vakantieoord met zich meebrengt.
  • Na gedane arbeid is het goed rusten, meent corporaal Engels van II-10 R.I. en een rust in het klimaat als Prigen heeft, zal dubbel waarde hebben.

Daarmee eindigt het artikel, maar er is een nabrander. Eronder staat dat de bovenbeschreven verlofgangers naar elders zijn overgeplaatst em dat Prigen een andere bestemming krijgt: gehuwde militairen en hun gezinnen van de Staf A-Divisie, divisie en territoriale troepen en diensten X-Brigade, 4 Inf. Brigade en de Mariniers Brigade’. In totaal 23 gezinnen.

Uit het artikel. Het papier is vergeeld. na al die tijd.

Pyjama

Hetzelfde artikel kwam ik ook tegen in de Nieuwe Courant (17 oktober) met enkele toevoegingen en details:

  • Een pyjama: ‘Ook hier vindt de soldaat, die gewend is aan modder of harde planken, tot zijn verrassing een geriefelijk bed, met lakens en een pyama.’
  •  Soldaat eerste klasse Beekemkamp weet meer: ‘Hij vertelt ons dat men zeer binnenkort de accomodatie van het hotel hoopt uit te breiden tot 85 bedden, een mooie prestatie, vooral als men weet hoe moeilijk het is om aan materiaal te komen.’

Toen dacht ik, hoe zou het daar nu zijn? En ziet, Google is my friend. Meteen kreeg ik beelden van mooie hotels te Prigen. O, als de muren eens konden praten!

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Eddie Samson: ‘Ik ben 100% Indo, Indisch’

Eddie Samson (1934-2024) is deze week naar de hemel vertrokken, las ik, en dat raakte me. Omdat ik hem in 2015 ontmoette en onder de indruk raakte. Hij woonde tien in Soerabaja, nadat zijn vader had besloten dat het gezin Warga Negara werd. Hieronder zijn portret, dat ik overneem uit mijn boek over HALIN.

Zorg voor het verleden

Eddie Samson is een uitzonderlijke man. Hij spreekt snel, geconcentreerd en met kennis van zaken over het Nederlands erfgoed in Indonesië. Daar zorgt hij voor als Indische man. Zorgen voor het verleden is belangrijk voor hem. Weten wat geweest is, dat in ere houden als het goed was. Van het slechte lering trekken, dus kritisch durven zijn. In die zin is hij activist en daardoor werd hij een plaatselijke beroemdheid. Indonesische kranten schrijven regelmatig over hem en over zijn betrokkenheid bij voormalige koloniale gebouwen, begraafplaats of boeken.
Eddie spreekt even vloeiend Indonesisch als Nederlands en heeft overal een opinie over. Nederland, het land waar zijn hart naar uitgaat, heeft hij nooit gezien. Aan de muur van zijn huis hangen drie portretten in een lijstje: koningin Wilhelmina, koningin Juliana en koningin Beatrix. Drie vorstinnen, die voor Eddie elk het gezicht van dat verre land zijn.

Hoop, geloof en liefde

Het gaat om de juiste mentaliteit, legt hij uit. Heb je die dan red je het. Wat er ook gebeurt. Wat hemzelf betreft: ‘Je mag niet zeggen: “dit is mijn lot”. Het leven is een strijd, Je moet dus strijden, je moet actief zijn. Je moet daden bij de woorden doen. Je moet hoop, geloof en liefde hebben. De maker daarboven wil dat zo: je moet doen, je gedrag en je woorden moet één zijn, dat moet in overeenstemming zijn met je verlangens. Je kunt niet gaan rondhangen en naar Nina Bobo luisteren, dat is gemakzuchtig. Veel mensen zijn zo. Ik niet.’

‘Alles voor de Indo, ja’

Met die mentaliteit leeft en werkt Eddie. In zijn dagelijks leven, waar hij zijn gemoedsrust moet zien te bewaren. In zijn werk voor de Indische verenigingen en voor het koloniaal erfgoed in zijn stad. Het verleden, dat bestaat en het bestaat niet voor hem. Hij weegt het hardop tegen elkaar af. Enerzijds is het voorbij: “Al is al. Soedah. Een streep eronder.’ Anderzijds, ja, anderzijds is het niet vergeten: ‘Je kunt ervan leren.’ Want de kinderen van Indische mensen die Warga Negara werden, moeten weten wat hun afkomst is.
Eddie: ‘Wij leven hier in Indie als de laatste der Mohikanen. Straks zijn we er niet meer. Zeg over tien jaar, twintig, dan zijn er geen ouders meer die vragen kunnen beantwoorden. Het gaat verloren. Dat doet wel pijn hoor, dan kunnen wij niets meer vertellen. Ze zeggen gemakkelijk: ‘Mijn vader is peranakan-Indo, maar echt begrijpen kunnen ze dat straks niet meer.’ Iets of meer dan iets, blijft wel bewaard in Bureau De Indo. Dat is het tijdschrift van de Indische Vereniging waar Eddie lid van is. Elke drie maanden verschijnt het blad. Ze hebben bijeenkomsten. ‘Alles voor de Indo, ja.’

100% Indo

Eddies vader, Johannes Alexander Samson, bezat het Nederlands paspoort en was Nederlander. Zijn moeder Femina Koraag ook. Maar toen zijn vader op 17 september 1951 Warga Negara werd om zijn pensioen te kunnen behouden, werden de anderen dat ook. Zo waren de regelingen. Eddie begrijpt de regeling, maar heeft bezwaar tegen de uitvoering: ‘De namen van mijn moeder en mij komen niet voor op de optieverklaring. Ik was minderjarig en kon niet zelf beslissen. Uit onwetendheid heeft mijn vader in 1951 of 1955 mijn paspoort en dat van mijn moeder ingeleverd bij het Nederlandse consulaat in Soerabaja.
Dus ik ben zeker niet uit eigen wil Indonesiër geworden. Daarvoor heb ik nooit gekozen. Ik ben in merg en been, ook met het bloed en lichaam 100% Indo, Indisch. Ik ben westers opgevoed, mijn omgeving, cultuur, school, opleiding, werkkring waren en zijn Nederlands. Maar door het opteren van mijn vader werd ik als minderjarige Indonesiër.’

‘Toen dacht ik wel,
was ik maar donkerder’

Hij heeft een roerige tijd achter zich liggen, dat moet hij beamen. De oorlog, de Bersiap, Nieuw-Guinea, alles heeft hij meegemaakt. ‘Je had periode één,’ doceert Eddie, ‘dat was voor de oorlog. We waren allemaal Europeanen, of we nu Engels waren, Duits, Hollanders. Toen kwam periode twee, dat was de Japtijd. Dat was een slag. Mijn vader moest in de gevangenis, ik moest werken in de gaarkeuken. Het duurde tot en met 1945. Omdat ik blank ben, was dat voor mij niet zo veilig om op straat te lopen. De buren hield zich liever afzijdig. Toen dacht ik wel, was ik maar donkerder. Dan krijg je de derde periode. De revolutie, de Bersiaptijd. Mijn vader werd opgesloten en afgeranseld door de pemoeda’s en ook mijn moeder en ik werden opgesloten. We zijn door de Engelsen bevrijd. Tijdens de oorlog zijn we alles kwijtgeraakt. Een rijwiel, kunst, schilderijen, waardevolle boeken en antieke collecties en onze Philips radio. Ik kon drie en half jaar niet naar school gaan.
Komt periode 4, toen ging ik weer naar school, een leuke tijd. Ik was geliefd bij de meisjes. Ze vonden me galant. Stout met meisjes was ik nooit. Als ik verliefd was, dan voelde ik me blij als ik haar een hand mocht geven. Maar de HBS werd gesloten, die heb ik niet kunnen afmaken. Toen ben ik gaan werken.’

Kippetje achterop

Daarmee kwamen er inkomsten. Geld. Eindelijk, voor het eerst na al die benauwde jaren, de kans om zelf te beslissen, om het leven vorm te geven. Ondanks de pesterijen van Indonesiërs omdat hij zo licht was en de moeilijkheden die dat op het werk opleverde. Hij bleef anders, want hij had Nederlands bloed. Zijn generatiegenoten maakte hetzelfde mee.
‘De meeste jeugd was toen kapot,’ zegt Eddie nuchter. ‘We waren bang voor de toekomst, dat is door de Jap gekomen. We wisten niet wat we met het leven aan moesten, dus toen ik begon te verdienen… het was of er een paard van de stal was losgekomen… Ik kon kopen wat ik wou. In die tijd begon ik te roken en te drinken. Bier. Soms borrels. Dat was erg duur. Ik kon het betalen, maar aan het eind van de maand was het altijd nul. Ik had een fiets en vaak een kippetje achterop, een meisje. De jongen was de haan. Djago.’

Oorlog

‘In die tijd was ik de eerste voorrijder bij de motorclub Soerabaja. Dat vonden ze wat, een kleine man op zo’n grote Harley Davidson, dat trok de aandacht. Na vier, vijf jaar ben ik daarmee gestopt omdat ik steeds duizelig was en vaak donkere vlekken voor mijn ogen zag. De stabiliteit was er niet meer. Dat komt als je niet genoeg slaapt. Je krijgt misselijkheid en koortszweet. Zo maken de meeste mensen een ongeluk.’
En hoe dat kan, niet genoeg kunnen slapen? Dat komt door alles waarover Eddie zwijgt. Wat hij als jonge jongen heeft moeten doorstaan in oorlog en Bersiap.

Sinds Nieuw-Guinea werd overgedragen aan Indonesië, heeft hij geen last meer gehad van discriminatie, vindt hij. Dat hij toevallig wat blanker is dan anderen, maakt niet meer uit, zegt hij. Hij is en blijft ‘Indisch in hart en nieren’, dat zeker. Nederlands? ‘Dat is een paspoort kwestie.’ Die heeft hij vaak willen oplossen. Twee keer vroeg hij een visum aan om naar Nederland te mogen gaan. Twee keer werd hij geweigerd. Een smeekschrift aan koningin Juliana ook. Hij probeerde als verstekeling Indonesië te verlaten, maar ook dat mislukte. Nu heeft hij er meestal vrede mee op een filosofische manier: ‘Mijn moederland is in handen van Indonesiërs, Holland is en blijft mijn vaderland.;

Hollands voetbal

De laatste jaren is Eddies leven overzichtelijk. Elke dag staat hij om 5 uur ’s morgens op. Dat gaat vanzelf tot de moskee In de buurt. Dan wandelen. De krant lezen, baden, schrijven, bezoek. s Middags een uur slapen, dan baden, koken en dan is het alweer avond:
‘Als er voetbal is, zit ik de hele tijd voor het scherm. Ik ben gek op Hollands voetbal. Ik ken de voetbalwereld uit mijn hoofd. Soms bel ik Holland ook op met een telefoonkaart die ik gekregen heb. Ook mijn kennissen in Australië en Amerika. Je moet de mensen blijven volgen. Dan ben ik om vier uur weer wakker. De tijd gaat verbazend snel, vooral als je erg druk bent.’

Romantisch

Je moet wat van het leven maken, vindt Eddie. Ondanks wat er op je pad komt. Geldt ook voor de liefde:
‘Vroeger was ik altijd verliefd. Als een meisje vrij was, kon je dat zien, want dan droeg ze vlechten. Had ze twee vlechten, dan was ze ongetrouwd, dus dan mag je een kans wagen. Een vlecht voor en een vlecht achter, dan is ze verloofd. Je mag nog een kans wagen. Heeft ze twee vlechten voor, dan is ze getrouwd. Klaar.’ Hij is nog romantisch, ook in zijn huwelijk. Zijn echtgenote is Javaanse en dat was eerst moeilijk: ‘De Javaanse vrouw, vergeleken met een Hollandse is heel verschillend. Ze zijn niet zo romantisch als Indische jongens. Ik kan haar wel een zoen geven. Dat wilde ze vroeger niet uit verlegenheid, later wel, toen was ze verindischt. Samen hebben ze vier kinderen, de twee uit Eddies eerste huwelijk brengt ze met liefde groot. Geen van de kinderen spreekt Nederlands: ‘Ze hebben dat nooit geleerd op school. In de omgang Nederlands spreken was taboe voor ze. De leerboeken waren in de Indonesische taal. Ik zou wel willen dat ze Nederlands spraken, maar dit is een andere generatie. Het is te laat en nu kan het niet meer.

Rijk aan verleden

Te laat, maar niet voor de gebouwen uit de Nederlandse tijd. Met anderen werkt Eddie voor het behoud van het verleden in Indonesië. Wat geweest is, hoeft niet meteen afgebroken te worden. Bewaar het toch, denkt hij, bewaar IJssalon Zangrandi, het oude station Goebeng, het graf van journalist Von Faber en veel meer. De stad is rijk aan verleden en als je dat weghaalt, verdwijnt het fundament. Hij heeft het er druk mee: ‘Ik zit in veel clubs en doe veel radio-interviews, vaak in de uitzending van Suara Soerabaja, de stem van Soerabaja.’

Soms piekert hij en dan slaapt hij nog minder, maar en daarmee praat hij over het piekeren heen sinds zijn dochter ervoor zorgde dat zijn huis ventilatie kreeg, gaat het beter. Hij heeft heus vrede mee dat hij in Indonesië is gebleven. Dat komt omdat hij voor zichzelf duidelijk weet wie en wat hij is: “Indisch wil zeggen dat je hier geboren bent, dat je geen Indonesiër bent in je cultuur. Je gaat met je hart naar Holland ofschoon vanwege mijn band met Suara Surabaya hoor ik 100% hier, ondanks alles. Toen wilde ik graag weg naar Holland. De kinderen? Ze weten wat Indisch is. Ze weten dat vader een peranakan-Indo is, van gemengd bloed, een Indo Belanda, ze voelen niet als Indo, ze weten alleen dat ze Indisch bloed hebben. De kleinkinderen zijn Indonesisch. Ze noemen me Opa. Een Hollands woord. Het komt niet voor bij de Indonesischen. De kinderen noemen me Pappie. In mijn Kampong noemen ze ons Pappie en Mammie. Het zijn een paar Hollandse woorden die hem veel doen. Mijn vrouw spreekt liever Indonesisch, maar wat Pappie en Mammie betekent, dat weet zij ook.

Balans

Dus zo heeft Eddie Samson uiteindelijk een balans gevonden. Hij leeft in het heden en zorgt voor het beste van het verleden. Hij is Indonesisch als het moet en Nederland Nederlands waar het kan voor zichzelf 100% indo, dat telt het meeste.
(Foto’s: Rino Berhitoe)

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe begon zij? Interview met familieverhaal-schrijfster

Irene Zadojko-Houps (66) schrijft het verhaal van haar familie op. En hoe. Verschillende generaties komen voorbij, verschillende takken die in de negentiende eeuw naar Indië trokken, huwelijken, kinderen, oorlog, naar Nederland alles, alles. Straks op 15 december 2024 is de boekpresentatie. Irene en ik werken al een tijdje samen. Tijd voor een interview. Want: hoe begon zij?

  • Hoe ben je eraan begonnen?

Voordat mijn vader overleed in 1999, ben ik al wat stukjes op gaan schrijven omdat ik toen al in gedachten had: ik wil er een verhaal van maken. Dat was begin 90’er jaren. Na zijn overlijden heb ik papieren van hem gevonden, waarin hij zijn levensloop had staan omdat hij dat nodig had voor de aanvraag voor de overtocht. Dat was ook een begin.
Ik had ook informatie van mijn moeder over de oorlogstijd en haar jeugdjaren. Het kwam naar me toe. Dus ik moest er iets mee.

  • Toch ben je het verhaal gaan uitbreiden naar meer generaties, waarom?

Eerst wilde ik het verhaal van mijn ouders en mijn gezin beschrijven. Overzichtelijk. Maar toen kreeg ik de papieren van mijn grootouders van moederskant in handen. Daarin stond ook het een en ander over de geboorte van mijn opa op Menado. Met het doorzoeken van archieven en het afnemen van interviews met de oudere generatie kwam er steeds meer informatie, en zo kon ik verder terug gaan in de familiegeschiedenis.

Naar een medium

  • Omgaan met familiegeheimen hoort erbij, hoe heb jij dat aangepakt?

Irene Zadojko-Houps

Ik ben destijds naar een schrijvend medium gegaan. Daar mocht ik drie, vier vragen aan voorleggen en daarop kreeg hij dan antwoorden door. Toen heb ik aan mijn vader gevraagd of hij tevreden was over hoe ik het verhaal wilde opschrijven. Aan mijn moeder heb ik gevraagd of ze het goed vond dat ik alle details die ik op dat moment over haar leven wist, mocht noteren. En aan mijn twee overleden zussen heb ik andere vragen gesteld. De antwoorden kwamen.
Mijn vader zei: ‘Waar ben je aan begonnen? Wie is nou geïnteresseerd in die oude koek? Maar doe het maar, want ik ben wel trots op dat je het doet, dat je daar de moeite voor neemt.’
Mijn moeder zei: ‘Ik voel nog schaamte. Het waren niet de beste dingen van mijn leven. Aan de andere kant zie ik nu wel in dat dit kan gebeuren zonder dat je het echt gewild hebt. Dus ja, ga maar door.’ Mijn moeder heeft twee buitenechtelijke kinderen gekregen; over hun vaders werd gezwegen. Dat is het Indisch zwijgen.

  • Maar ze gaf toestemming.

Ja. Daarna ben ik echt gaan schrijven. Toen kon het.
Maar ja, ik had ook een gezin, een baan, er kwam van alles tussen. En de schrijfcoach die ik toen had, was niet bekend met het Indische en stelde daar veel vragen over. Ik dacht als ik alles moet uitleggen, kom ik niet verder.

  • En toen kwam je bij mij terecht… maar niet meteen, toch?

Jou had ik al een tijdje in het vizier, ik was bij lezingen geweest op de Tong Tong Fair maar ik durfde niets te vragen. Op een gegeven moment ben ik naar Bronbeek gegaan en daar raakten we in gesprek. Ik was net met prepensioen en ik zei: ‘Nu heb ik de tijd’. En jij zei: ‘Dat is gevaarlijk. Als mensen zeggen dat ze de tijd hebben, komt het er niet van’. Ja, en daarna heb ik je gemaild.
Het laatste jaar zit er enorm veel tempo in. Jij bent de stok achter de deur, omdat we elke maand een afspraak hadden en dan kwam ik weer verder.

“Indischer dan ik dacht”

  • Kleine stapjes en dan… resultaat. Want nu is je familieverhaal bijna af. Hoe is dat voor je, om het te zien?

Heel mooi.
Niet alleen voor mezelf. Wel dat ik het verleden op papier heb kunnen zetten. Het leven van mijn ouders, hun grootouders, en daardoor ook over mijn leven. Eerst dacht ik, het zijn de familieverhalen. Al schrijvende ben ik gaan begrijpen, dat ik Indischer ben dan ik dacht.
Toen ik naar Indonesië ging was dat aanvankelijk als een soort rondreis maar dat liep anders. Ik was het niet van plan, maar ik werd aangetrokken door een kris. Van binnen wist ik, die kris hoort bij mij. In mijn boek vertel ik er uitgebreid over, ook hoe de kris mee naar Nederland kwam. Een oude oom van 90 heeft me erop gewezen dat dit mogelijk een kris is van een Javaanse voormoeder.
Door de kris ben ik eindelijk gaan zien hoe de mystiek in mijn leven aanwezig is.
Vroeger wilde ik er niets mee te maken hebben. Daarna dacht ik, alleen erover schrijven is genoeg. Maar die ervaring met de kris veranderde het. De kris veranderde mij. Ik begreep dat het mystieke ook in mij zat en altijd al gezeten heeft. Nu kan ik het aanvaarden.

De familie

  • Hoe is zoiets voor de jongere generaties in de familie, denk je?

Dat loopt uiteen. Een dochter wil eerst alles lezen voordat ze naar Indonesië gaat. Dan gaat ze op rootsreis. Eerst wil ze in januari een rondreis door Azië maken. Nog niet naar Indonesië. Ik heb neefjes en nichtjes die geen interesse hebben, dat zijn de kinderen van de oom die ik net noemde. Ze zijn hier opgegroeid en weten niets van het leven van hun vader tijdens de Bersiap. Hij heeft een deel opgeschreven en dat mag ik gebruiken in mijn boek. Dus die kinderen lezen straks voor het eerst het verhaal van hun vader. Als ze het lezen. Maar nu hebben ze wel die kans, om meer te leren over de familie, waar ze ook deel van uitmaken. Dat niets-weten zie ik vaker bij de jongere generaties.
Mijn boektitel is ‘Tjoba! Vertel!’ Letterlijk: proberen, vertel. Ik vertaal het naar: Probeer, vertel.. Ik wil vertellen, doorgeven, zodat ook zij weten wat het Indische is.
De meeste familieleden, ook de jongere generaties, hebben belangstelling, en ze komen naar de boekpresentatie. Dat is spannend voor me. Het voelt ook kwetsbaar, om zo het familieverhaal bloot te geven.

  • Dat snap ik wel. Helemaal als je het buiten de familie gaat brengen. Denk je daaraan?

Eerder ja dan nee. Niet alleen omdat ik hoor dat er belangstelling voor is. Ik denk dat ik met mijn verhaal een grotere groep tweede generatie kan bereiken, zodat ze begrip kunnen opbrengen voor het zwijgen over het verleden, door hun ouders. Ieder zweeg om een eigen reden, ieder heeft een eigen verhaal.
Althans, dat zou ik wel heel mooi vinden. Misschien geeft mijn verhaal wel aanleiding om hun eigen familieverleden na te trekken, in zoverre dat mogelijk is. Maar voor het nemen van die beslissing moet ik nog wel over de streep getrokken worden.

Ook een familieverhaal in de pen? Gratis online workshop!
Doe dan mee met de gratis online workshop: Hoe begin ik? En andere hoe-vragen.
De workshop is voor beginners en gevorderden die graag hun familieverhaal op papier willen zetten
Wanneer: maandag 16 september 2024 om 10.00 uur; avond-editie om 1930 uur
Waar: online, na opgave komt de technische informatie zo snel mogelijk naar u toe
Kosten: gratis
Opgeven: via het onderstaande formulier. Daarna komt er een bedankt-webpagina, dan is de mail bij mij gekomen. Ik mail u dan terug en dan weten u en ik: het komt in orde.
Er is beperkt plaats, vol is dus vol. Meer lezen over de workshop? Kan.  Klik en lees hier.

Ja, ik doe graag mee met Know How, schrijf me in:

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Know how. Hoe begin ik? De 5 grote HOE-vragen (gratis workshop)

Hoe begin ik? En wat doe ik erna? Gratis online workshop voor beginners en gevorderden die graag hun familieverhaal op papier willen zetten. Bomvol tips zodat u meteen aan de slag kunt.
Ik kijk nu al naar u uit.

Doet u mee?

De meeste mensen weten niet van zichzelf dat ze het best kunnen: een verhaal op papier zetten. Het is een kwestie van weten hoe het moet, en dan van even ademhalen en innerlijk moed vatten en dan is het een kwestie van doen. Vooral mensen met een Indische achtergrond hebben het vertellers-DNA in zich, en dat hoeft alleen maar de ruimte te krijgen.

Verhalen opschrijven is belangrijk.

Welk verhaal?

  • Van uzelf, omdat uw leven bewaard mag worden. Daar komt vanzelf wat familie in.
  • Of van de familie, zodat de kinderen weten waar ze vandaan komen en op wie ze lijken.
  • Of van uw vader of moeder of overgrootmoeder of van al uw broers of van iemand die u altijd al bewonderde en dacht daar moet een boek over komen.

Dus een verhaal waarvan u denkt: hoe pak ik het aan? Heeft u de goede  know how, dan was u immers gisteren al begonnen.

Ja, ik weet, op YouTube staat van alles aan uitleg, en als u hier en daar rondvraagt, krijgt u allerhande advies. Op zich mooi. Maar is het zinvol advies? Altijd zelf blijven nadenken, vind ik. Mijn tips en adviezen komen uit de praktijk.  Ik steek geen vage verhalen af, maar vertel praktisch zus en zo. En ook wat niet te doen, dat scheelt weer moeilijkheden.

Hier gaat het over

Iedereen die een verhaal wil opschrijven, kijkt vroeger of later naar buiten en denkt: “Ja maar, hoe…” En die zin krijgt op verschillende manieren een vervolg. Hoe-vragen zijn goede vragen, ze hebben iets optimistisch. Hoe… nou zo.
In de workshop ga ik antwoorden geven op de vijf hoe-vragen die ik het vaakste hoor en die, eerlijk is eerlijk, ook belangrijk zijn. Met die antwoorden en de praktische tips die u krijgt, kunt u aan de slag. Kom naar de workshop als u wilt leren wat het antwoord is op deze hoe-vragen:

1 Hoe begin ik?
2 Hoe kom ik aan structuur?
3 Hoeveel tijd kost het schrijven?
4 Hoe vind ik informatie?
5 Hoe maak ik er een boek van?

Als bonus-vraag neem ik mee: Hoe ga ik om met de familie? Dus hoe te interviewen en hoe om te gaan met weerstand en moeilijke reacties.
Erna weet u dus hoe u begint, wat structuur is, u kunt een inschatting maken over de tijd die u eraan kunt of wilt besteden, u heeft iets geleerd over vindplaatsen en hoe u van een document in de computer tot een boek komt. Dus al met al een handleiding hoe van A naar B en dan naar Z te komen.
En u begrijpt, dit komt uit mijn praktijk als schrijfster. Elke keer als ik aan een nieuw boek begin, sta ik ook voor moeilijke Hoe-vragen.

Aan het hart

U en ik voelen hetzelfde als we een verhaal hebben dat ons aan het hart gaat. Het moet móói worden. Dus geen ellende toestanden van een drukker die fouten maakt, of pagina’s die schots en scheef zijn of een boek dat gewoon lelijk is en het ruikt ook zo chemisch.
Het gebeurt allemaal. Ellendig genoeg. Het gebeurt degenen die geen kennis van zaken hebben en die in goed vertrouwen reageren op de eerste de beste website.
Dat wilt u niet meemaken.
En ik wil niet dat u het meemaakt.
Daarom ga ik mijn kennis weer met u delen in een gratis workshop.

Voor wie is het

Hierboven zei ik dat het voor beginners en gevorderden is.  Daarmee bedoel ik: u wilt een verhaal van uzelf of van de familie op papier zetten, maar u bent nog niet echt begonnen. Of wel en u voelt, het moet anders maar ja hoe. (Weer een goede Hoe-vraag). Of u bent halverwege en u voelt aarzeling en twijfel.
Als uw verhaal al bij de drukker ligt, dan heeft u niks aan de workshop. Daar ben ik eerlijk over.

Schrijven of vertellen

Wat ik steeds meer merk, is dat veel mensen het verhaal goed in hun hoofd hebben en het heerlijk kunnen vertellen. Geweldige anekdotes, moeilijke ervaringen, noem maar noem maar, dat ik denk hoe-kan-het (Ja, alweer een Hoe-vraag). Maar dan komt het schrijven.
De ene doet het met wat sturing van mij.
De ander gaat een beetje op slot. Dan komt er een soort opstel. Waar is dat geweldige verhaal nou gebleven? Als u beter kunt vertellen dan schrijven, heb ik ook een paar tips. Dus wanhoop niet. We vullen elkaar immers aan: u heeft het verhaal, en ik heb de know how om zoiets op papier te krijgen, en die heeft u straks ook.

Nieuwe editie

Degenen die al een tijdje de Indische Schrijfschool volgen, weten: deze workshop was er ook in februari. Klopt. En dit is de vernieuwde editie, dus nuttig voor degenen die er toen al bij waren en een kans voor degenen die het niet lukte, want drukdrukdruk. En het kan ook een eerste kennismaking zijn met een workshop online. De schrijfschool bloeit, zeg ik met vreugde.

Is het iets voor u?

  • U heeft een verhaal in uw hoofd maar niet op papier en u denkt maar HOE moet dat toch?
  • U bent zelfstandig ingesteld dus als u weet hoe het moet, nou dan kunt u ook vaart gaan maken
  • U voelt van binnen dat u een soort stok achter de deur nodig hebt, iets meer dan inspiratie

Voor wie is het niet?

  • U denkt iemand anders in de familie kan het ook opschrijven, ik zie nog wel
  • U vindt dat u moet schrijven maar eigenlijk heeft u er geen zin in
  • U heeft popcorn over en u vindt het leuk om naar mij te kijken en popcorn te eten

Dus het is aan u om af te wegen of de workshop voor u belangrijk kan zijn. Ik ga in ieder geval mijn best doen en ik hoop dat u gemotiveerd bent om erbij te zijn.

Doe mee

Wat: Hoe begin ik? En wat doe ik daarna? ? Gratis online workshop voor beginners en gevorderden die graag hun familieverhaal op papier willen zetten
Wanneer: maandag 16 september 2024 om 10.00 uur
Waar: online, na opgave komt de technische informatie zo snel mogelijk naar u toe
Kosten: gratis

Opgeven: via het onderstaande formulier.  Daarna komt er een bedankt-webpagina, dan is de mail bij mij gekomen. Ik mail u dan terug en dan weten u en ik: het komt in orde.
Er is beperkt plaats, vol is dus vol.

Ja, ik doe graag mee met Know How, schrijf me in:

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

 

Veel Gestelde Vragen

Kom ik dan ook in beeld op de webcamera?
Nee, u kunt gewoon in de pyjama blijven. Ik zit voor de webcamera en deel mijn kennis, ook met een presentatie, en u blijft buiten beeld. Wel kunt u vragen stellen via een chat-venster. Of vooraf. Achteraf kan ook.

Ik kan ’s morgens niet. Komt er ook een avond-editie?
Alleen als er belangstelling is, dus mail me vooral.
Is het alleen voor beginners? Ik ben al begonnen.
Dan bent u ook van harte welkom. Alleen als uw verhaal bij de drukker ligt, dan zeg ik: misschien is het zonde van uw tijd.

Kan ik van te voren wat insturen?
Ik lees dolgraag wat u schrijft, maar alleen als we gaan samenwerken via schrijfcoaching. Dan heeft uw werk mijn volle aandacht.

Komt er een replay?
Helaas, neen. Maar als u wilde meedoen en het lukt niet, mail me dan even. Dan vinden we wel een oplossing.

Ik ben niet Indisch. Kan ik dan toch meedoen?
Maar natuurlijk. En ik ben evenmin Indisch, daar ben ik eerlijk over.

Ik heb een hele andere vraag.
Dat kan, mail me die vooral.

Comité NASSI: Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië

NASSI was een noodzaak voor de spijtoptanten. Het is 1960, in het voormalige Indië zijn voormalige landgenoten in de problemen.  Ze willen naar Nederland.  Ik hoorde de verhalen in Indonesië, waar ik voor de Stichting HALIN was. Daar ontmoette ik degenen die warga negara werden, om wat voor redenen dan ook.

Wie waren dat?

  • degenen die hadden gekozen voor de Indonesische nationaliteit en spijt van die keuze hadden, vooral omdat ze behandeld werden als een tweederangs burger, en dat na alle beloften over welkom zijn
  • ouders van jonge meisjes, die zagen dat hun dochters onveilig waren (ik heb de brieven gelezen)
  •  genoeg mensen die destijds geen administratie genoeg hadden want de Nederlande overheid vroeg nogal wat, en na een oorlog had niet iedereen de juiste papieren in een kastje liggen
  • degenen die toen minderjarig waren, dus zelf geen besluit hadden mogen nemen, en nu meerderjarig waren en voor Nederland kozen

Er waren anderen, die bleven. Graag en met genoegen.
Achterblijvers, vertrekkers.

halinEen geschiedenis vol verdriet en hoop en verdriet. De mensen die ik sprak waren gebleven. Maar ik las, weer thuis, pijnlijke verhalen over degenen die wilden vertrekken maar dat niet, of nog niet konden dan wel mochten.

In de jaren na de oorlog stuurden de achterblijvers brieven naar de familie in Nederland: help ons.
Degenen die het was gelukt naar Nederland te komen, vertelden verhalen over angst, ellende en armoede.

Visumaanvragen

In 1959 kwamen er meer dan 13.000 visumaanvragen voor de komst naar Nederland, slechts 2.000 kregen een ja. De rest moest maar zien. De omstandigheden waarin ze leefden werden zwaarder.
Zelfs in de Tweede Kamer werden vragen gesteld hierover.

Ik kwam deze ellendige toestanden tegen toen ik aan mijn boek over HALIN werkte: Hulp Aan Landgenoten In Indië/Indonesië. Hartverscheurende brieven van overzee las ik. Een grote schreeuw om hulp.

Comité NASSI

In een Moesson uit 2016 vond ik informatie van de historische ellende:

  • 1951 radiotoespraak van Hoge Commissaris A.Th. Lamping; hij roept Indo’s op te kiezen voor de Indonesische nationaliteit
  • 1957 Zwarte Sinterklaas: maatregelen tegen Nederlanders, uiteindelijk moeten alle Nederlanders het land verlaten; nationaliseringen van Nederlandse bedrijven
  • 1958 Cees Stolk draagt zijn boekhandel en Drukkerij G. Kolff & Co over en neemt in Nederland contact op met Tjalie Robinson over de situatie van spijtoptanten
  • 1960 grote bijeenkomst in de Haagse Dierentuin en oprichting van Comité NASSI

Foto uit HALIN-boek.

Toen was het Comité NASSI er dus. NASSI: Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië.
Een grote naam, dat ‘nationaal’, het hoorde bij de grote plannen. Druk zetten, Nederland activeren, de Indische gemeenschap hier laten meedoen.
In het Comité zat onder andere journalist Tjalie Robinson. Ik las in Tong Tong (‘Het enige Indische blad in Nederland – trouw – branie -ondernemend’) van 15 juni 1960 wat hij vond. Tjalie schrijft sprankelend Nederlands, een feest om te lezen. En hij is messcherp:

  • Het is merkwaardig, maar vooral verontrustend, dat de zaak van de ‘spijtoptanten’ zich van maand tot maand in een traag tempo kan voortslepen, omdat a. de regering niet van zins of bij machte is krachtiger op te treden, b. het Nederlandse volk (en vooral het gerepatrieerde deel) niet tot groter verontwaardiging en dus groter activiteit te brengen is.
  • Tien jaar geleden werd – mede met het argument dat Nederland zoveel mensen niet bergen kon – door de Regering sterke pressie uitgeoefend op tienduizenden Nederlanders in Indonesie om het warga-negara-schap te aanvaarden. […]
  • Waarde lezers, met geloven alleen, dat ons bestaan in Holland verzekerd is, komen we er niet. We zullen er voordurend strijdvaardig voor moeten zijn. En als wij geen strijdvaardigheid kunnen opbrengen, zelfs ‘maar’ voor een zaak als die van de spijtoptanten, dan is het met onze toekomst slecht gesteld. […]
  • Stuur adhesiebetuigingen. Organiseer plaatselijke acties. Ajo, bangoen! Tong-tong! Tongtong! Tong-tong!

Spijtoptanten

Het ging om duizenden en duizenden spijtoptanten.
Tot ze hier waren, was er steun nodig. Geld, om pakketten te sturen. Bij Tong Tong stond de beroemde Bruine Bus, waarin muntjes en meer welkom waren.
Het Comité NASSI gaf niet gauw op. Er kwamen acties, medewerking aan televisieprogramma’s en veel, heel veel publiciteit in Tong Tong.
HALIN en het Comité richtten het Visumadviesbureau op, dat later het NASSI-adviesbureau werd. Ook hier: praktische steun. En ook netwerken en druk zetten in de wandelgangen. Alles moest indirect en voorzichtig, gezien de delicate verhouding tussen Nederland en Indonesië.

Het is onvoorstelbaar wat een werk het geweest moet zijn. En ook wat een moed er was om het tegen de regering op te durven nemen. Te blijven hameren op verruiming van de spijtoptanten-regelingen, in woorden, in affiches, in beelden.
En het hielp.
Golf na golf ‘repatriëringen’ bereikte Nederland, wat een vreemd woord is: velen hadden hun geboorteland moeten verlaten, en zagen Nederland voor het eerst. Pas eind jaren 1960 werd de regeling die verruimd was, weer gesloten.

Ja, er kwamen verruimingen, maar nooit voldoende. Nog altijd leven er mensen daar, die eigenlijk liever hier hadden willen zijn. Ik heb ze in Indonesië ontmoet, hun hand geschud, naar hun leven gevraagd. Een deel van de gesprekken kwam in mijn boek over HALIN. En ik weet: de ouderdom komt met de gebreken, ook daar. Dan is er geld nodig om te helpen. Ik ben donateur van HALIN.

De geschiedenis is nooit af. Hoe werkt dat door in een familie, als een vader of moeder als spijtoptant het geboorteland moet verlaten? Het moet een koffer vol emotie zijn: wrok, om het dankbaar moeten zijn, verdriet om het verlies van wat eens het eigen land was, en ook wat Tjalie zo goed zei: nooit vanzelfsprekend voelen hier in Nederland te horen.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Over het Indo-Eenheids Verbond in 1954

Het Indo-Europees Verbond (IEV) had anno 1954 zich aan het jonge Indonesië aangepast. Een nieuwe naam. Een nieuwe missie. In de kop van het verenigingsblad Onze Stem staat: ‘Gabungan Indo Untuk Kesatuan Indonesia’. De betekenis: ‘Indo Vereniging voor Indonesische Eenheid’.

1954

Ik las het juni-nummer uit 1954, gedrukt op slecht papier. Het moest goedkoop. Dat 1954 is een lastig jaar. Indonesië zelfstandig, jawel, maar een jonge staat, nog maar een handvol jaren geleden was dat alles er: oorlog, bersiap, die politionele acties, de ontbinding van het KNIL, het lag bij alle blijvers in het geheugen.
Zij bleven in een nieuw land dat tegelijkertijd hun geboorteland was. En toch anders. Geen wonder dat de vereniging nog altijd bloeide. Veel mensen probeerden te wennen aan de nieuwe staat, de nieuwe tijd, de nieuwe verhoudingen.
Hier is dit andere IEV aanwezig volgens het blad:

  • Afdelingen en correspondentschappen in Balikpapan, Bandjarmasin, Bandung, Bogor, Djakarta, Djatiroto, Modjokerto,Kapang, Lirik, Palembang, Pendopo, Pontianak, Sabang, Semarang, Surabaja, Makassar, Sragi, Muntok

Soms is de afdeling groot, zoals in Bandung, waar zelfs verschillende commissies werkzaam zijn zoals de Commissie Sociale Zorg (L. Hermsen en P. Spangenberg) en de Commissie Jeugd-zaken (F.A.H. Herst en B.F. Rudolph). Die sociale zorg zit ook in Semarang (Mevr. L. Palmen- Worthington en mevr. L. Hardy) en in Surabaja (F.E. Jaspers). Er zijn ook correspondentschappen met een enkele naam en adres: In Makassar is dat R. van Raalten, Djl. Dr. Ratulangi 156.
Het maakt op mij een indruk van een zekere eenheid, mensen die noodgedwongen naar elkaar omzien. Want zij zijn, zoals de vereniging dat noemt: Indo. En vaak, maar niet altijd, Indonesisch staatburger, Warga Negara. Het ene is etniciteit, het andere is nationaliteit.

Perkara

Juist deze jaargang bevat een discussie over het gaan of blijven en wat dat betekent. Het is bijna een perkara over mentaliteit. Natuurlijk zijn daar verschillen in. Zie maar eens te wennen aan het Indonesisch zijn, als voorheen de banden met Holland juist hoog stonden aangeschreven.
De discussie bestaat vooral uit twee stukken, die voor de leden herkenbaar moeten zijn geweest; anders werden ze immers niet geplaatst.
Ik zal uit beide stukken citeren.

Eerst rept het openingsartikel onder de titel ‘Eenheid’ over een nieuwe verdeeldheid, want er zijn tegenwoordig: ‘3 afzonderlijke groepen, nl. de Indo-W.N., de Indo-Nederlanders en de Indo-Staatlose.’ Dat is dus al een probleem.
Nu het eerste stuk, getekend door ‘Uw Ketua’. Het is een soort colum, gezellig en persoonlijk ‘van hart tot hart’, zoals het heet. Gaandeweg verandert de sfeer.

  • Ik zat, als vele anderen op een bankje bij de Lurah te wachten om één of andere surat keterangan te halen.
  • Plotseling zag ik een bekend gezicht! Hij was vroeger Hoofdcommies bij mij op kantoor geweest. Ijverig, serieus, punctueel, ervaren, kortom, alle contouren van een goede administratieve kracht.
  • Omstreeks eind 1948 was hij met 4 andere Indo-ambtenaren bij mij geweest om mijn mening te horen over het Indonesisch staatsburgerschap dat in de nabije toekomst zou komen.

Na dit gesprek lijkt de voormalige Hoofdcommies ook te willen blijven. Nu ligt het anders. Het gesprek ontvouwt zich:

  • Toch beluisterde ik een klank in zijn stem die er vroeger niet ingezeten had. Was dit een meer joviale toon wegens het wegvallen van vroegere dienstverhoudingen? Neen, er zat meer in. Dit was vriendelijkheid van iemand die zich verre superieur voelt, maar het niet zo direct wil laten merken.
  • En toen begreep ik het al: “Hij is NEDERLANDER.”(met hoofdletters).
  • Ik zweeg en dacht: “Kom jij dan maar over de brug”.
  • En hij kwam dan ook, prompt. Hij kon het niet laten eenvoudig.
  • Hij: “Ik ga naar Holland” (Zijn gezicht straalde).
  • Ik: “Zo? Vroeg gepensionneerd?”
  • Hij: “Ja, Ik heb 500 gulden pensioen in Holland als kantoorhoofd. Boleh!”

De schrijver overdenkt bij zichzelf de vreugden van Holland: kou, winterhanden, zware winterkleding, de duurte van het dagelijks leven. Maar dit zeggen? Nee.
Ook niet als de nieuwe pensionado zich laat gelden tegenover de lurah en zegt: ‘saja pulang kenegeri’, dat hij naar huis gaat. Maar die uitspraak geeft wel ‘andere overpeinzingen’:

  • Dit is het soort Indo dat onze opneming In de Indonesische samenleving van dag tot dag bemoeilijkt. Als een Nederlander-totok van zich zelf zegt ‘saja pulang kenegeri’, dan zal geen Indonesiër daar iets bij denken.
  • Maar als zo iemand met de tjap van vele Indonesische voormoeders op zijn gezicht en de krul van sambal-trassi-smuller om zijn mond van zichzelf beweert ‘saja pulang kenegeri’, dan kan het niet anders of ieder die het hoort denkt bij zichzelf: ‘Zie je nou wel dat die lui geen snars om hun geboortegrond geven.’
  • En met ‘die lui’ worden wij dan vereenzelvigd, want… wij zijn ook Indo’s.
  • Nu was mijn weemoed betul-betul foetsie, ik dacht bij mezelf, ga dan maar vlug.
  • En deze gemoedsstemming heb ik hem een spoedige en een voorspoedige reis toegewenst.
  • Hij zal er niks van hebben gemerkt, want hij was nog vol van zijn glorierijke moment.

De reactie

In september verschijnt een reactie hierop van ‘een donateur’. Deze herkent de situatie, schrijft hij of zij, en in een lang betoog valt een veelzeggende ervaring op, gestuteerd in de tweede helft van 1949.

  • Bij een halte stapte ik op de bus, welke ging in de richting van het Commissariaat der Nederlanden, tegelijkertijd met een Belanda-Indo van naar schatting een goede vijftig. De handen vol paperassen, uit zijn jaszakken staken gewichtige dienstenveloppen.
  • Blijkbaar zag hij in mij, grijzende totok met militaire houding, een 100% koloniaal type, die hij vertrouwen kon, een mede-anti-Indonesiër.
  • Hij begon met: “Hebt U ook zoo’n last met Uw papieren voor Holland?”
  • Ik snapte dadelijk, dat deze man er een was van hen, die weg wilde.
  • Maar ik wilde hem eens uithoren en zei: “Ik, met mijn papieren voor Holland? Wel, ik helemaal niet.” Ik voelde dat mijn medeppassagier dacht: “Och die wordt natuurlijk weer voorgetrokken”, maar ik zweeg.
  • “Waarom u niet en ik wel?”
  • Ik vond het toen welletjes en zei droogjesweg: “Wel om de heel eenvodige reden, dat ik niet naar Holland ga, maar kalmpjes en lekker hier blijf.”
  • Met verbaasde ogen keek hij mij aan.
  • “Blijft U hier?” zo liet hij zich uit, “Wilt U hier onder zo’n Sukarno staan?”
  • Op mijn wedervaag: “Ja, waarom niet”, draaide hij zich van mij af met een: “Nou IK niet!” en negeerde verder zo’n Hollander.

Verder gaat het betoog over aanpassen en ‘je geboorteland’, waarvan de donateur zegt:

De toestanden en verhoudingen in deze jonge, nieuwe Staat zijn nog niet volmaakt, kunnen niet in eens volmaakt zijn, alles moet groeien en de Indonesiër zelf is ook nog lang niet weer in evenwicht, na alle schokkende gebeurtenissen welke sinds 1942 over hem heen zijn gegaan. Van hem te eisen of te wachten dat hij volmaakt is, terwijl wij hetzelf niet zijn, is wel wat al te veel. Er moet hier veel slijten en vergeten worden en daar is tijd voor nodig.

En die regels komen toch akelig binnen. Want ja: die ‘schokkende gebeurtenissen’ waren er geweest voor beide kanten, en leven in hetzelfde land met nieuwe verhoudingen.. Er was veel dat moest slijten. In een oorlog sta je tegenover elkaar en nu… moest je een plaats naast elkaar zien te vinden. En niemand wist hoe.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant