Pa in 1899, nog met donkere baard. Om hem heen militairen en kinderen uit zijn tehuis. Het is duidelijk een promotiefoto.

In 1938 was Pa van der Steur een beroemd man in Indië. Iedereen kende zijn tehuis, waar hij kinderen van militairen in opving. Hij had ook logerende kinderen. Het was dus een tehuis, geen weeshuis.  Al tientallen jaren leidde hij het tehuis, met medewerkers. Dat moet een hele zorg zijn geweest, om de boel draaiede te houden. Want iedereen keek naar hem, voor alles.

In het Soerabaiasch Handelsblad van dinsdag 26 april 1938 stond een interview met Pa. Wat hij zegt en hoe typeert hem: de nadruk op geld nodig, de groei van het tehuis en het blijvende groei van het aantal kinderen. Feitelijk is het crowdfunding via de krant. In mijn biografie van Pa ga ik ook in op zijn zorg voor militairen, want daarvoor ging hij eigenlijk naar Indië. Hier volgt het interview.


Een terugblik

De afgeloopen Zondag was een zeer bizondere dag: voor het Oranje Nassau Gesticht te Magelang; toen herdacht Pa van der Steur in allen eenvoud den dag dat hij voor veertig jaren als godsdienstleeraar in dienst trad van het Protestantsche Kerkbestuur te Batavia.

Des morgens werd hij bij het ontwaken door 188 jongens van 6 tot 12 jaren verwelkomd, die een lied zongen; de godsdienst-oefening in het kerkje van het gesticht droeg een zeer bizonder cachet, en in den namiddag kwam de kerkeraad van de Protestantsche Kerk te Magelang hem gelukwenschen. Ook was er in den loop van den dag een gelukwenschtelegram van het Kerkbestuur te Batavia gekomen.
Den 24sten April 1898 – bij besluit No. 8 – kwam Pa van der Steur in dienst van het van het Protestantsch Kerkbestuur in Indië.
Wij hebben een onderhoud gehad met den jubilaris, die niettegenstaande zijn hoogen ouderdom nog steeds de dagelijksche leiding heeft van het gesticht, dat thans niet minder dan circa duizend kinderen telt.

Den 10den September 1892 vertrok Pa van der Steur als geordend zendeling van de Baptistenkerk met de „Conrad” uit IJmuiden, om in de laatste dagen van de maand October van hetzelfde jaar in Indië te arriveeren.

Het eerste begin

Het beroemde portret vn Pa, dat bij menig volwassen Steurtje in de huiskamer hing.

Den 4den April 1893 begon Pa van der Steur met den arbeid ten behoeve van het misdeelde Indische kind waarmede hij zoo groote bekendheid en populariteit verwierf. Op dien dag nam hij een viertal weeskinderen ln zijn huis en snel groeide het aantal.
Het spreekt vanzelf dat zijn gesticht vrouwelijke hulp niet kon ontbeeren. Eerst vond Pa van der Steur een zijner zusters bereid bij zijn werk behulpzaam te zijn. Den 4den April 1907 trad hij in het huwelijk met Anna Maria Zwager, die spoedig als Moe van der Steur bekend was.
Van de vier kinderen, die het eerst door Pa van der Steur opgenomen werden, is er nog één in leven en van haar kreeg Pa van der Steur tot zijn groote blijdschap dezer dagen een brief, een taart en bloemen.
Het gesticht was eerst ondergebracht in een heel eenvoudig huisje in Wates (Magelang), dat thans nog bestaat en door een hoefsmid geoccupeerd wordt. Het bleek reeds spoedig noodig te zijn loodsen bij te bouwen en nevenstaande huizen te huren om het stijgende aantal kinderen te bergen.
Het waren toen jaren van harden strijd, en groote moeilijkheden, vooral van financieelen aard, moesten overwonnen worden. Het gebeurde dikwijls dat men des avonds het geld nog niet bijeen had voor de passar-inkoopen van den volgenden dag; maar dan kwamen de Jannen te hulp en met de woorden: „vooruit Jongens, voor de kinderen van onze kameraden!” (het waren hoofdzakelijk
soldatenklnderen, die Pa van der Steur ln zijn gesticht had) ging men met den helm rond en zoo kreeg Pa van der Steur dan het geld om den volgenden dag de hongerige magen van zijn pupillen te vullen.
„Maar”, zoo voegde Pa van der Steur er aan toe, “al die kinderen, die met mij den harden tijd hebben meegemaakt ln die eerste jaren en die dikwijls de honger rond ons huis zagen waren, zijn goed terecht gekomen.

De aanstelling tot predikant

U vraagt mij hoe ik tenslotte godsdienstlee raar geworden ben? Dat ging als volgt: Ik was – nu meer dan veertig jaren geleden – bij een onderwijzersfamilie hier ter stede te gast. Zij klaagden over het feit dat de Roomsche kinderen twee keeren in de week godsdienstonderricht kregen, terwijl de Protestantsche kinderen in Magelang een catechisatie hadden. Dat kwam omdat er in die jaren slechts één predikant was voor Djocja en Magelang en voor laatstgenoemde plaats bleef slechts heel weinig tijd over. Onmiddellijk kwam de gedachte in mij op dat ik in Magelang wel godsdienstonderwijs zou kunnen geven; ik stelde mij met den predikant in Djocja in verbinding en het was voor elkaar.
Het was in 1896 of ’97 dat resident P. M. L. de Bruin Prince in Magelang kwam. Hij stelde veel belang in mijn werk en bezocht met zijn echtgenoote het oude tehuis, waar hij onder andere het kerstfeest heeft bijgewoond.
Resident de Bruin Prince vroeg mij of ik voor ’t werk op de scholen, eigenlijk dus het werk van een predikant, een toelage kreeg.
Op mijn ontkennend antwoord bood hij mij aan een gratificatie van ƒ 1000 te zullen aanvragen. Natuurlijk heb ik het aangenomen, want het geld zou ik voor mijn gesticht best kunnen gebruiken.
Er is toen tusschen resident de Bruin Prince en het Protestantsch Kerkbestuur te Batavia gecorrespondeerd en het resultaat was dat ik officieel benoemd werd tot predikant met een maandelijksch salaris van ƒ 150. Eerst kwam ik in tijdelijken dienst, doch vrij spoedig volgde mijn vaste aanstelling.

Ik heb die benoeming echter op één voorwaarde aangenomen: dat men mij zou laten werken, zooals ik dat wensch en dat men mij in geen enkel opzicht aan banden zou leggen, want ik wil in mijn werk de inspraken van mijn hart volgen.
Met groote waardeerlng spreekt Pa van der Steur dan van het Protestantsch Kerkbestuur, dat nem gedurende veertig jaren steeds volkomen vrij heeft gelaten, zoodat hij inderdaad de inspraken van zijn hart en zijn geweten heeft kunnen volgen.
„Mijn salaris als predikant, zoo ging Pa van der Steur voort, “is mij steeds van zeer grooten steun geweest. Ik heb in de afgeloopen jaren aan het publiek heel veel keeren om geld gevraagd, maar dat ging altijd zooveel gemakkelijker, omdat ik zelfs het geringste deel daarvan niet voor mijzelf noodig had. Ik had immers mijn salaris, dat in den loop der jaren tot ƒ. 500 klom, tot dat het bezuinigingsspook eraan knabbelde en het tot plus minus 400 daalde.
Bovendien kon ik daarvan ruim ƒ. 4000 per jaar voor het gesticht oversparen.”

De eerste subsidie

Klik hier en luister naar de stem van Pa, opname uit de jaren 1930. Hard zetten!

In het jaar 1896 vroeg ik een audiëntie aan bij den Gouverneur-Generaal Van der Wijck. Ik had al mijn boeken bij me en ik liet den Landvoogd zien dat ik voor f. 1200 aan onbetaalde rekeningen had en riep zijn hulp in. Hij beloofde mij dat nog voor het einde van het jaar – het was in December dat ik den Landvoogd bezocht – al mijn onbetaalde rekeningen vereffend zouden zijn.
Ook deelde hij mij mede dat ik een request kon indienen om een maandelijksche subsidie van ƒ. 100. Dat waren dan de eerste subsidies van het Indische gouvernement en met den groei van mijn gesticht zijn zij ook grooter geworden.

Hoe het gesticht groeide

In 1900 ging mijn gesticht over naar de plaats, waar het thans nog staat. Maar het had toen op lange na niet den omvang, welke het thans heeft. Het bestond toen uit een oudo kazerne van de pradjoerits, welke ik tegen contante betaling van het gouvernement kocht. Het was toen een onooglijk gebouw; de dakbedekking bestond uit sirap, dat vol ongedierte zat. Er waren toen reeds 250 tot 300 kinderen. Voor de meisjes had ik in de oude kazerne geen plaats en daarom moest ik eerst enkele huizen huren.
In 1903 ging ik naar Holland, maar ik was na een afwezigheid van enkele maanden reeds terug omdat ik hoorde dat het in Indië niet naar wensch ging. Tijdens mijn verblijf In Nederland werd ik in audiëntie ontvangen door den toenmaligen minister van koloniën en ook door de Koningin-Moeder, met wie ik ruim twee uren heb zitten praten. Ik wist in Holland ook het geld bijeen te krijgen voor den bouw van een nieuwe zaal.

Het gesticht is steeds verder gegroeid. Ik kreeg eerst subsidie voor 350 kinderen, doch tijdens het bewind van Gouverneur-Generaal Van Heutsz werd het aantal tot 400 opgevoerd. Ik heb steeds alle mogelijke steun en medewerking van de Indische regeering gehad en ook van het groote publiek ondervond ik financieelen steun en waardeerlng voor mijn werk. Het eenige punt, waarover wel eens verschil van meening heeft bestaan tusschen mij en het gouvernement, was het aantal kinderen dat ik opnam. Maar ik heb geantwoord dat noch die arme kinderen noch lk er iets aan kunnen doen dat zij op de wereld zijn en dat zooveel mogelijk geholpen dient re worden, waar hulp noodig is.

Nadat mejuffrouw De Haan uit Haarlem ƒ 2500 had geschonken voor den aankoop van een stuk grond en een bouw, kocht hij zelf voor ƒ2500 van de Indische regeering een oude school op. „Ik heb naderhand nog eens een gebouw van het gouvernement gekocht, aldus Pa van der Steur, maar dat heb ik nooit betaald”.
Het terrein aan den voorkant, waarop nu ook het kerkje staat, was een geschenk van den oud-Deliaan Jansen. Het geld voor het kerkje kreeg Pa van der Steur ter gelegenheid van zijn 25-Jarlg Indisch Jubileum. De avondschool werd gebouwd met een bedrag van ƒ 5000 dat voor dat doel door den oud-minister Cremer geschonken was.
En weet U, zoo eindigde Pa van der Steur zijn relaas, indien ik eerder gedacht had aan den dag dat ik veertig jaren godsdienstleeraar ben. dan had ik de menschen in Indië om veertig centen voor het gesticht gevraagd, maar dat ben ik heelemaal vergeten.

Pa van der Steur

Pa en Moe van der Steur, circa 1938

Nu is het Oranje Nassau Gesticht een zeer uitgebreid complex, dat een duizendtal leerlingen telt. Vergelijken wij het tegenwoordige gesticht met het nederige huisje, waarin Pa van der Steur in 1893 begon, dan valt de groei des te meer op. Wij gelooven niet dat wij overdrijven. Indien wij zeggen dat de stad Magelang door het gesticht een zeer bizonderen klank heeft gekregen.
Zooals reeds gezegd ontving Pa van der Steur een telegram van het Protestantsch Kerkbestuur te Batavia een telegram, dat wij hieronder zullen laten volgen:

Bij gelegenheid van Uw veertigjarig jubileum in dienst onzer kerk gedenken wij met dankbaarheid Uw zegenrijken arbeid.
Moge God U nog vele jaren kracht schenken voor deze grootsche taak.

 


Hier eindigde het interview. Geen kwaad woord over de man en zijn werk, dat typeert deze tijd. In onze tijd zijn er nazaten van de opgenomen kinderen die er meer over willen weten. Ze mailen mij en dan zeg ik wat ik hier zeg: Pa van der Steur hield van zijn pupillen een  archief bij. Dat is bewaard gebleven en het ligt in de universiteitsbibliotheek Leiden. Het is alleen toegankelijk voor nazaten. Maar er zijn twee waarschuwingen die ik nu geef. Ten eerste, niet van elke pupil is het dossier  bewaard gebleven. Ten tweede, is er wel een dossier met documenten, dan vertellen die soms een ander verhaal dan in de familie is verteld. Dat kan moeilijk zijn. Maar ook helderheid brengen.

Klaar voor bezoek? Klik en kijk hier naar het Pupillenarchief: https://collectionguides.universiteitleiden.nl/resources/ubl562

(of kopie en plak de link: https://collectionguides.universiteitleiden.nl/resources/ubl562 )

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook