doekoen

Doekoen van Kandangan, nabij Loemadjang, circa 1925 (KITLV 36274)

Een doekoen, dat was de persoon waarmee het koloniale bewind geen weg wist. De doekoen was een autoriteit en vormde daarmee een bedreiging voor dat gezag. Want de doekoen bezat kennis en kunde, van een terrein waar dit koloniale gezag weinig tot niets van begreep. En de doekoen was overal aanwezig en nergens te vinden, ook dat nog.

Geen winkel in de Bragastraat van Bandoeng met een uithangbord.
Geen adres, nergens niet.
En elk Europees gezin wist: ze zijn er, doekoens, zij weten van ons.

Doekoen

In de vooroorlogse Indische romans kom ik regelmatig een doekoen tegen. Maar ik begreep pas meer, toen ik het mooie proefschrift van Liesbeth Hesselink las: Genezers op de koloniale markt. (2009) Vooral de periode rond 1850 interesseert me, want dat is voor de grote instroom van Hollandse vrouwen. Dus dan is er een andere fase.

Wat kon een doekoen?

  • genezen met obat
  • geneeskundige diensten bij bevallingen
  • hulp bij vergiftigen
  • bewerken

Een doekoen was man of vrouw, werd opgeleid door een familielid of een mentor en bezat kennis op een of meerdere gebieden van het bovenstaande lijstje. Hesselink noemt de doekoens baji, verloskundigen, als aparte groep binnen de doekoens. En zij waren met velen, schrijft Hesselink:

  • Voor het aantal doekoens in 1850 tastten we in het duister; in 1884 waren volgens het Koloniaal verslag ruim 11.000 doekoens op Java en Madoera werkzaam.

Dat is inderdaad veel maar de nood was dan ook hoog, en de veelzijdigheid van de doekoen was vaak nodig. Niet iedereen kon of wilde immers naar een westerse arts. Hesselink beschrijft hoe een doekoen te werk ging:

  • De werkwijze van de doekoens was gericht op het herstellen van de harmonie, meestal met behulp van een combinatie van magische en empirische kennis.
  • Allereerst stelden zij een diagnose, hetzij met behulp van allerlei berekeningen, hetzij door meditatie, hetzij door analyse van de symptomen.
  • Vervolgens probeerden zij de kwade geest die het evenwicht had verstoord en daarmee de ziekte had veroorzaakt, te verjagen. Zo moesten bijvoorbeeld bij hoofd-, oor-, of kiespijn op zaterdag gebeden worden opgezegd aan Sambang onder het branden van wierook.
  • Daarbij moest men een pinangnoot in de hand houden, tegen welke noot driemaal dezelfde zin moest worden herhaald.
  • De daarna weggeworpen noot werd verondersteld de ziekte mee te nemen. Bij reumatiek en gewrichtspijnen moest men zich eveneens tot Sambang richten en wierook branden, maar nu op maandag. Ook de tekst van het gebed was anders.
  • Wanneer de diagnose had uitgewezen dat de ziekte werd toegeschreven aan afwezigheid van of gebrek aan zielestof, trachtte de doekoen deze aan te vullen met die van andere mensen, planten of dieren. Zij deden dit door zieke lichaamsdelen of voorwerpen te bespuwen of bestrijken hetzij met zuiver speeksel, hetzij met gekauwde kruiden; uiteraard gebeurde dit onder het uitspreken van bezweringsformules.
  • Menselijke afscheidingen als speeksel en urine bevatten immers zielestof van de persoon in kwestie.

Het is een interessante analyse, maar er is nog dat andere: de vrees die het westerse gezag voelde voor het ‘bewerken’. Die vrees was gegrond. Alleen al omdat grote delen van de inheemse bevolking daarin geloofden, dus dan heb je als koloniaal gezag een probleem: er is iets ongrijpbaars.

Van Hien

Toen ik in Indonesië was, voelde ik het meteen: hier is de lucht anders. Er kan meer. Hoe, wist ik niet. Zoiets willen uitleggen is werken met de ratio. Diep-diep voelen is andere kennis.

Een indrukwekkend voorbeeld van bewerken kwam ik tegen in het boek van H.A. van Hien De Javaansche geestenwereld en de betrekking die tusschen de geesten en de zinnelijke wereld bestaat, verduidelijkt door petangan’s bij de Javanen en Soendaneezen in gebruik.  (deel 2 1896 ). Van Hien heeft overigens voor zijn kennis een hoge prijs betaald, las ik in de Java Post: ‘Hij had de doekoens geheimhouding beloofd, en die gelofte verbroken door alles wat hij van hen gehoord had te publiceren. Zelfs de Javaanse Geheime Leer had hij geopenbaard. […] Of het nu toeval was of niet, een straf van de doekoens of van de Javaanse geesten waarover hij had geschreven, feit is dat Van Hien ‘verdween’.
Nu komt een stuk van Van Hien over bewerken en inderdaad, veel kennis:

  • Iemand is verliefd op een meisje, doch zij wil van den verliefde niets weten. Nu gaat de man naar een doekoen Goena-goena ; gewoonlijk zijn dit vrouwen. Men betitelt ze wel eens met den naam van Oengah-oengahi, d.i. koppelaarster.
  • Zulk een doekoen tracht dan met het meisje in aanraking te komen en haar langs geheimen weg, gewoonlijk door middel van vrouwelijke bedienden of huisgenooten, een poeder toe te dienen van de Djaka-toewa, een kleine tor, die alvorens gedood, gedroogd en fijngestampt te worden, met ketjoeboeng bladeren gevoed is.
  • Is dit gelukt, dan plaatst de doekoen den eerstvolgenden Maandag- of Donderdagavond een Goena-goena voor de deur van de woning, waarin zich het meisje bevindt; deze Goena-goena bestaat uit twee uitgeknipte poppen, voorstellende het meisje en den man, die haar verlangt, welke poppen in den grond begraven worden. Op dien dag heeft zij door tusschenkomst van een bediende of huisgenoot eenig hoofdhaar van het meisje weten machtig te worden, dat gezamenlijk met de hoofdharen van den verliefden man, bewierookt met Stanggi en omwonden met Kanangabloemen in het hoofdkussen van het meisje verborgen wordt.
  • Door de toediening van den Djaka-toewa is het meisje in een toestand gebracht, waarin zij weinig meer beseft, “Broewet”, ofschoon haar wezen niets veranderd is en zij is dan genegen alles te doen, wat men van haar verlangt.
  • De doekoen heeft nu niets meer te doen dan te trachten haar toe te spreken, bij welke gelegenheid zij ongemerkt een der ontbloote deelen van het lichaam  aanraakt met minjak doejoeng, d.i. de tranen van de zeemeermin, en haar verzoekt bij den verliefden man te komen, waarbij zij haar geleide aanbiedt. Meestal gelukt dit en wordt het meisje door de doekoen in de armen van den verliefden man gevoerd.
  • Indien het de doekoen volstrekt onmogelijk is door tusschenkomst van bedienden of huisgenooten in aanraking met het meisje te komen, dan wordt de waschvrouw te hulp geroepen en verlangt de doekoen van haar een kleedingstuk in leen, dat door het verlangde meisje gedragen is, welk kleedingstuk alsdan door tooverformulieren betooverd wordt, zoodat het meisje even gewillig wordt, ja zonder verdere middelen soms van zelf naar den verliefden man komt.

Zo zijn er meer voorbeelden, met handelingen die je niet na kunt doen omdat er een zekere kracht voor nodig is, een kracht die niet van deze wereld is.
Ik vraag me daarom wel af, welke spirituele prijs de doekoen betaalde voor het niet positief inzetten van deze kracht. Wat gebeurt er dan met je ziel? Dat is een moeilijke en belangrijke vraag.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook