vilan@

Over Vilan van de Loo

Deze auteur heeft nog geen informatie verstrekt.
So far Vilan van de Loo has created 397 blog entries.

Over een Indische jongen die dubbel zijn best deed

Foto uit het Weekblad voor Indië

Willem Assé (1846-1918) heb ik nooit gekend, hij leefde in een wereld ver voor de mijne, en toch verlang ik ernaar hem de hand te schudden.
Met eerbied.
Ontzag.

Indische jongen

Want dit is nu een man die met haast niets begon en alles ervan wist te maken. Alsof toen ook al gold wat na de oorlog ouders hier tegen hun zoons zeiden: dat een Indische jongen dubbel zijn best moet doen.
Dat deed Willem Assé, tot aan zware overspanning toe. Zijn levensverhaal las ik in het Weekblad voor Indië, van 10 november 1918, en toen ik zijn portret zag, bleef ik naar hem kijken. Dat beschaafde, dat zelfbewuste, dat toch-even wegkijken van de fotograaf.
Hij moet zich ook miskend hebben gevoeld, want hij wás miskend.
Ter ere van meneer Assé neem ik stukken over uit het tijdschrift.

Over hoe zijn leven begon. Hij wordt al vroeg opgenomen in een jongensweeshuis te Soerabaja. Geen toelichting is erbij. Misschien was er geen familie meer. In het weeshuis is nauwelijks onderwijs:

  • Eerst op zijn tiende jaar wist hij buiten het weeshuis twee leerboekjes machtig te worden, het één voor de Nederlandsche en het ander voor de Franse taal.
  • Zo heeft deze Indische jongen zich de Hollandsche spraakkunst eigen moeten maken en die taal had zoo geheel zijn liefde, dat hij haar spoedig volkomen meester was.

Daar heb je het al, het dubbel-je-best-doen. Dan begint hij te werken, in 1862 op kantoor bij de Marine en het Stoomwezen te Soerabaja. Hier valt hij op:

  • Stond hij bij chefs en ondergeschikten bekend om zijn correcte taalkennis en om de duidelijke en schone vorm waarin hij zijn gedachten wist uit te drukken.
  • Ook in andere vakken van het lager onderwijs, dat in die jaren zeer gebrekkig was, heeft Willem Assé in de leemte van zijn ontwikkeling door eigen studie voorzien, zodat van hem met recht mocht worden gezegd dat hij was een selfmade man.

Het hoe staat er niet bij, dus dat is een vermoeden. Boeken kopen, ploeteren in de avonden. Nieuwe woorden opzoeken in een woordenboek. Misschien lessen nemen. Het is iets wat elk mens kan doen maar niet iedereen doet het. Want er is karakter voor nodig. Daar schrijft het Weekblad voor Indië ook over:

  • Assé’s grote wilskracht, zijn drang en eerzucht om zich uit zijn armzalig milieu omhoog te werken, wijzen reeds op een zeldzaam sterke geest vooral wel het niet bij pogingen bleef.
  • Zijn superieuren merkten die geest als spoedig op, waardeerde zijn streven naar vooruitgang en reikte hem daarbij de hand.
  • In 1875 werd hij benoemd tot eerste commies.

Hard werken loonde dus. Maar twee jaar later is hij overspannen en moet met verlof naar Nederland. Hij is dan al getrouwd en vader van vier kinderen; hoe het financieel ging, is me een raadsel, gemakkelijk zal het niet zijn geweest.

Verlof

In Delft studeerde Willem Assé verder, zelfstudie weer, en met ‘reusachtige energie’ nog wel. Het resultaat:

  • Te midden van de zorgen voor zijn gezin, dat hij voorbeeldig liefhad, deed hij in tien maanden tijd de studie af waarover anderen enkele jaren behoefden.
  • En hij slaagde schitterend.
  • Zie, dat is een daad “van een Indische jongen”, welke verdient in herinnering gebracht te worden, te meer waar het hier een Indische jongen geldt die zijn jeugd niet in gunstige omstandigheden heeft moeten doorleven.

Terug

Weer in Indië steeg hij op in de ambtelijke gelederen; 35 jaar is hij pas wanneer hij benoemd wordt tot adjunct inspecteur bij het departement van Financiën en twee jaar later tot referendaris. Een harde werker, zoals gezegd, maar ook iemand die te veel van zichzelf vroeg. Want in 1887 moet hij weer met ziekteverlof naar Nederland. Weer terug en dan een bevordering tot een nog hogere functie: die van Algemeen Ontvanger te Soerabaja:

  • Dezen post van vertrouwen vervulde hij twaalf jaar lang met de grootste nauwgezetheid.
  • Zijn onkreukbare eerlijkheid was in ambtelijke kringen spreekwoordelijk geworden en zijn vele vrienden zullen nog lang kunnen getuigen van zijn rotsvaste betrouwbaarheid.
  • Hij heeft zijn land gediend, vijf-en-veertig jaren achtereen, met trouw en eere, en voor zijn gezin was hij in één woord alles.

Wederom gaat het mis met zijn gezondheid, hij moet daarom met ontslag. Een extra blijk van erkenning is er niet. Dat moet hem gegriefd hebben. Zijn chef schrijft hem een brief met steun en troost:

  • Na een leven van zoo lange en inspannende werkzaamheid had ge meer en beter verdiend.
  • Als ik een oogenblikje tegenover een ouden sobat den directeur mag uithangen, dan moet ik u in die hoedanigheid toch bij dezen zeggen, dat het Gouvernement alle reden heeft om uw dankbaar te zijn voor de lange, trouwe en ook gewichtige diensten, die gehad hebt, bewezen.

Het nieuws van den dag voor Nederlandsch- Indië, 18 oktober 1918

Willem Assé heeft nu een onvolledig pensioen, misschien dat hij daarom weer gaat werken. Hij verhuist naar Djokjakarta:

  •  Tot eindelijk het Residentie kantoor zijn vaste werkplaats werd, waar hij dienst deed als Chef van de Contrôle der Sultanskassen.
  • Die betrekking heeft hij tot aan zijn dood 14 oktober jongstleden vervuld.
  • Zijn karakter en zijn werkkracht hebben vriend en tegenstander steeds eerbied afgedwongen en dat hij zeer bemind was, bleek wel op de dag zijner begrafenis, waarbij alle autoriteiten van de Sultanstad, alsmede de Kroonprins van Djokjakarta, de Prins Pakoe Alam en talrijke Javaanse edellieden, als zij de laatste eer bewezen.
  • In Assé is een voortreffelijk land, dienaar en een hoogstaand mens heengegaan, die toch allen, die hem van nabij gekend hebben, niet licht vergeten zal worden.

Op zoek

Het was die laatste uitdrukking “niet licht vergeten” waarmee ik op zoek ging in de oude Indische kranten. Het resultaat was nul. Wel trof ik een familiebericht aan.
Niet veel.
Treurig weinig.
Want wat een bijzondere man moet hij geweest zijn. Een rots in de branding voor velen. En daarbij een inspirerend voorbeeld voor veel Indische jongens, die verder wilden komen in het leven. Het kón, liet Willem Assé zien. Al had het wel een prijs.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan heeft u structuur nodig en kennis van de historie. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan zo’n verhaal? Praat dan met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Het is 1918 en er is weer een kind geroofd

Weekblad voor Indië, december 1918

1918 is geen gelukkig jaar, nergens niet. De Eerste Wereldoorlog woedt door, de Spaanse Griep staat om de hoek en wat Indië betreft, de toekomst is meer dan onzeker.
Want oorlog en het moederland, juist nu Indië iets van een nieuw elan heeft gevonden, want nou ja, in oorlogstijd bleek de kolonie heel wat eigen staying power te bezitten.

Zo’n jaar dus.

Kinderhandel

Op zoek naar de weerklank van grote gebeurtenissen, bleef ik in de oude Indische kranten artikelen lezen over kinderroof, in oktober vielen al woorden over ‘gewetenlooze sujetten’ die uit roven gaan. Het gaat hier om tien kinderen, onder andere uit Toeloeng – Agoeng, bestemd voor China, zo schreef een krant: “De kinderen worden daar verkocht aan kinderlooze ouders.”

Het bleek een netwerk van kinderhandel te zijn. Het Soerabaiasch Handelsblad noemt de aanpak en de prijzen:

  • De bewuste Chinees aldaar, die de kinderen van hun ouders weglokt, heeft een medeplichtige vrouw, die één der kinderen voor de somma van zestig centen aan genoemden Chinees liet.
  • Deze verkoopt ze, volgens zijn bewering, voor f 5 in Soerabaia, waar verder voor hun doorzending naar China wordt zorg gedragen.
  • In China worden enorme prijzen voor deze kinderen betaald, we hoorden bedragen van f 1.000 en meer noemen, al naar gelang van den ouderdom van de koopwaar.

Ja, alle waar naar zijn geld, voor dat soort opmerkingen was de krant dan ook een handelsblad.

Hier en daar klonken ferme woorden van verontwaardiging, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de zakelijke kant van de kinderhandel net iets interessanter werd gevonden dan het menselijke aspect. Dat was vast anders geweest als het Europese kindertjes waren geweest.

In december was het weer raak met de kinderroof. Wederom – of nog steeds – is de rover Chinees. Het Weekblad voor Indië wist er alles van en plaatste zelfs een foto van de rover met twee kinderen, ik bedoel koopwaar, in de woorden van het Soerabaiasch Handelsblad.

Het kind vertelt

Het begon eenvoudig. Tjin Kin Thaij, afkomstig van Muntok, arriveerde met gezelschap te Palembang: “mede nemende één Chin. vrouw, één Inl. vrouw, en een Chin. kind van— 10 jaar oud.’”
De politieopziener Smith wist: hier is iets mee. Hij liet het kind naar het politie-kantoor komen, waar het zeer welsprekend zijn verhaal deed. Dat neem ik over:

  • Mijn naam is Bang Moek Siri, oud 10 jaar, mijn vader is reeds overleden, maar mijn moeder leeft nog, en woont te Pangkal-Pinang.
  • Ik ging op een zekeren morgen naar de passer, en ontmoette den Chinees die mij hier bracht, hoe hij heet, weet ik niet.
  • Deze vroeg mij met hem mede te rijden in een auto naar Muntok, en vertelde mij een hoop goede dingen van Muntok en van Palembang, en zoo doende ben ik met hem mede gegaan, zonder medeweten van mijne arme moeder, die nu zeker dag en nacht naar mij zoekt.
  • Na hier zoowat vijf dagen vertoefd te hebben, bracht de Chinees mij naar een landgenoot in de kebon, en moest ik daar gaan werken en voor altijd blijven.
  • Eerst nu wist ik dat ik verkocht was en wel voor f 500—; 24 uren ben ik in de kebon gebleven, doch het beviel mij daar niet, ik liep toen terug naar het huis van den Chinees, die mij hier bracht.
  • Deze dwingt mij iederen dag naar de kebon terug te gaan, en slaat mij dan ook iederen dag, omdat ik niet terug wil.

Deel van een advertentie voor de Royal-Bioscope. Deli-Courant, 9 oktober 1918.

Een landgenoot in de tuin, dus. De politieman zet Tjin Kin Thaij meteen gevangen en gaat op verder onderzoek. En hij vindt wat:

  • Den volgenden dag hoorde de politieopziener Smith, dat meergenoemde Chinees zoo wat 4 maanden geleden ook te Palembang is geweest en een Chin. kind van 4 jaar oud voor f260— had verkocht aan den Chinees Liauw Tin Kok van kampong 8 Ilir.
  • Ook dit verhaal kwam in onderzoek het kind van 4 jaar oud werd met den vader (kooper) in verhoor genomen en deze verklaarde het kind van Tjin Kin had gekocht te hebben voor f 260.

Van het tweede kind ontbreekt helaas het verhaal. Wel bekende Tjin Kin Thaij dat hij schuldig was. Na twee dagen liegen, schrijft het Weekblad voor Indië dan, alsof dat het ergste was. Bij het artikel stond de foto die ik hierboven opneem.

Gek is dat, hoe je oog er opeens op blijft hangen, dat woord: kinderroof. En wat een lucratieve handel, met die prijzen. En wat een verdriet moet dat zijn geweest, die kinderloze ouders in China die dan maar een kind kopen, wetend dat ze daarmee andere ouders een diep verdriet bezorgen. En hoe dan het kind, later, denkend waar hoor ik thuis.

Praat met mij

Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan heeft u structuur nodig en kennis van de historie. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan zo’n verhaal? Praat dan met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

“Ik zocht al zo lang naar het Indische” (interview)

Links: Ciel in de bevrijde stad Soerabaja, kort na de evacuatie uit het kamp in Malang; rechts haar achterkleinzoon Jari.

Jari Broer (29) schreef een boek over zijn Indische overgrootmoeder Ciel van der Sluys. Het is haar levensverhaal, vanaf het opgroeien op een suikeronderneming tot en met de oorlog en het moeten wortelen in Nederland.
Hij heeft zijn overgrootmoeder nooit gekend; de familie was afhoudend in het vertellen, maar er was iets in hem dat zei: het moet, ik moet het doen. Met Jari heb ik een tijdje persoonlijke schrijfcoaching gedaan, dus ik ben blij dat zijn boek er is, en het is ook goed.  Een gesprek.

  •  Ik vraag meteen Hollands-direct: waarom schreef je haar levensverhaal?

Ik heb haar nooit gekend. Ze was elf jaar voordat ik geboren werd overleden. Toch vond ik haar interessant. Ik denk deels omdat ik een beetje op haar lijk, qua uiterlijk, misschien ook qua innerlijk. Dat durf ik niet met zekerheid te zeggen. En in de familie circuleerden veel verhalen over haar. Ik vond het interessant om te achterhalen wat ervan klopte.
Ik dacht: wat is nu waar? Daar heb ik tot op zekere hoogte een antwoord op gevonden. Er blijven natuurlijk altijd losse eindjes, maar er is niemand meer aan wie ik iets kan vragen. En er is te weinig van mijn overgrootmoeder zelf bewaard gebleven.

  •  Hoe kan dat? Waarom heeft niemand in de familie iets over haar verteld?

Mijn vader heeft het zover dat hij het kon, wel iets verteld. Haar andere kleinkinderen hebben niet allemaal de meest positieve herinneringen aan hun grootmoeder. Ze werden door haar overal in gecorrigeerd, zoals de manier waarop ze Nederlands spraken. Maar er is nogal wat onmin in de familie, dus dat maakte het lastiger. Mijn drie ooms hielden de boot af. Ze wilden er niets van weten. Ze vonden dat ik alleen ellende oprakelde.

  • En toch ben je doorgegaan.

Ik vond dat dat moest. Dat Indisch zwijgen moet een keer stoppen. Het duurde me te lang. Ook de schone schijn ophouden; want de waarheid over het verleden mag ook gezegd worden. En als die gezegd wordt, kan er een verwerking op gang komen, dat hoop ik.

  • Maar hadden je ooms een punt? Ik bedoel, was je bezig alleen maar ellende op te rakelen?

Nee. Gaandeweg kreeg ik meer sympathie voor haar. Dat heb ik laten zien en ook waarom. Het is geen negatief verhaal. Ik beschouw Ciel nu als mijn derde oma.

  • Een derde oma. Het klinkt alsof je meer bij de familie bent gaan horen.

Uhm… ik vind het fijn dat door dit onderzoek andere familieleden ik heb leren kennen, zoals een neef van mijn vader en neven en nichten van mijn grootmoeder. Die tak was positief. Ik mocht op bezoek om te praten en naar oude foto’s te kijken en dan was het meteen gezellig, ook door de Indische maaltijd. Die middagen waren gewoon perfect. Het kleine Indische, daar zocht ik al zo lang naar.

Het Indische

  • Ben je dan niet met het Indische opgevoed?

Dochter Jops en moeder Ciel poseren in de voortuin van hun huis aan de Kedongsarie 56 in Soerabaja.

Bij mij thuis was wel ruimte voor het Indische. Mijn moeder hield dat via het eten bijvoorbeeld in stand. Daarnaast stonden bij ons thuis ook wat kleine snuisterijen uit Indonesië en spulletjes die nog van Ciel waren geweest. Bij mijn vader thuis was die ruimte er haast niet. Daar gold ‘soedah, laat maar’. Mijn vader is Indisch en opgevoed met een Rotterdamse vader, dus het Rotterdamse telde. Het Indische niet. Plus ja, soedah, laat maar, dat is voorbij. Dat is geweest. Bij mij thuis wilden ze eigenlijk niets meer horen over dat Indische.

  • Maar jij wel?

Ik wel. Ik vond dat interessant. Ik hou van mijn Indisch zijn. Voor mij is dat sowieso gezelligheid. Dat je tegen een wildvreemde oom of tante kunt zeggen: “Lekker eten.” Dat is het positieve. Maar het negatieve voor mij is dat zwijgen. Wanneer ik te veel vraag, komt er bij de ander een soort blokkade en dan, ja, hoe zal ik zeggen, dan stopt het gesprek zo’n beetje. Ik moet echt de juiste persoon zien te vinden om iets over het Indische aan te vragen.

  • Misschien ben jij daar Hollands in geworden, dat je doortastend en direct vragen stelt.

Ja, misschien. Op dat gebied ben ik wel Hollands, al heb ik door de tijd heen geleerd om een Indische tact te ontwikkelen. Dus iets niet rechtstreeks vragen, maar stapsgewijs opbouwen in de hoop dat er op een gegeven moment antwoord komt. En ja, je kunt bij Indische mensen wel merken tot waar ze willen gaan en waar het voor hen ophoudt.

  • Dat merk jij.

Ja, tegenwoordig wel.

  • En is dat ook zo bij jou?

Jari en de blije familie: het boek is er.

Ik zal tegen de meeste mensen niet iets persoonlijks zeggen. Nee, ik ben altijd op dat gebied een beetje afhoudend. Ik heb geleerd niet te veel te zeggen, want het kan later tegen je gebruikt worden. Dus ik ben wat stil. Toen ik op mijn werk in Wereldhuis in Boxtel, op de afdeling voor mensen uit de overzeese gebiedsdelen, vertelde dat ik dit boek geschreven had, waren mijn collega’s verbaasd. Wel was er een collega die zei: “Oh, maar nu begrijp ik wel waarom jij zoveel praat met de Indische bewoners.” Zij begreep toen dat het voor mij meer betekende dan gewoon een praatje, dat het diepgang had.

  • Ben je je door al die ervaringen Indischer gaan voelen?

Ik denk het wel. Maar ik ben mezelf ook beter gaan begrijpen. Het rustige en afwachtende dat ik heb, zie ik terug in mijn familie als Indisch zijnde. Ze zullen nooit zomaar op de voorgrond treden.

  • Bescheidenheid?

Ja, eigenlijk wel, ja. Soms te bescheiden.

  • Bescheiden zijn in de Hollandse cultuur is lastig.

Zeker. Want als ik bij mijn Hollandse familie ben, vinden ze me te stil. Ze kennen dat Indisch-bescheiden niet.

  • Tot slot. Hoe vond je familie het toen je het boek over je overgrootmoeder af had?

Mijn vader was ontroerd. Hij vond het heel mooi. Mijn tante gaf me ook een kaartje waar ze het een en ander op geschreven had en daar zette ze onder “een trotse tante.” Dat deed me wat.

bestelinformatie: klik hier en kijk

Praat met mij

Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan heeft u structuur nodig en kennis van de historie. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan zo’n verhaal? Praat dan met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe maakt u Javaansche poffertjes?

Javaansche poffertjes – let op de sch – is een oud recept. Of nou ja oud, wat heet, ik kwam het tegen in het kookboek Militair, gepubliceerd in ‘Batavia, 1946/’47’, zoals er onder aan de inleiding staat.

Beladen jaartallen.

Op de tijdlijn van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) staat:

  • 17 augustus 1945 Proclamatie van de Republiek Indonesië
  • 17 februari 1946 Eerste oorlogsvrijwilligers arriveren op Java
  • 14 augustus 1946 Oprichting van het Korps Militaire Politie
  • september 1946 Vertrek van 1 Divisie ‘7 september’ naar Indonesië
  • juli 1947 Aankomst van 2 Divisie ‘Palmboom’ in Indonesië
  • 21 juli 1947 De Eerste Politionele Actie

Militaire koks

In deze tijd verschijnt dit kookboek. De titel: Militair. Het is samengesteld door J.L. Stegman, reserve-kapitein v.d.s. Hoofd van het ‘Kantoor bereiding’. In zijn inleiding vertelt hij dat zijn kookboek ook voorlichting wil geven over nieuwe ingrediënten in de tropen. Die opmerking maakt duidelijk dat het kookboek vooral bedoeld is voor de nieuwkomers in de Oost. Zoals hij zelf zegt:

  • Het doel van dit Kookboek is, de militaire koks aan de hand van de mogelijkheden, die begrensd zijn door het te verstrekken rantsoen, een zoo groot mogelijke vakkennis bij te brengen met het oog op het bereiden van zoo smakelijk mogelijke maaltijden bestemd voor het K.N.I.L.
  • Het militaire kookboek is een handleiding voor den kok in het leger en moet hem een trouwe leidsman zijn voor de uitoefening van zijn taak.
  • Er is rekening gehouden met de mogelijkheden die Indië biedt en met de verstrekkingen die door het leger worden gedaan

Praktische opmerkingen. Rantsoenen betekent: een beperking in wat er is, en hoeveel er is. Ja, de tijden zijn er bepaald naar. Woekeren met wat je hebt.

Dat het kookboek veelal voor de troepen uit Nederland bedoeld lijkt, zag ik ook toen ik door de inhoudsopgave bladerde. Het is nogal Hollands, met bijvoorbeeld een uitgebreid hoofdstuk 8 vol van allerlei massieve stamppot-mogelijkheden, met aardappels in de hoofdrol. Daar staat weer een hoofdstuk 15 tegenover waarin de militaire kok 12 gerechten met sambal leert maken, op basis van maar liefst drie verschillende soorten sambal, te weten badjak, oelik en goreng oedang.

Javaansche poffertjes

Hoe verder ik kom in het kookboek, hoe Indischer het wordt. Vooral het voorlaatste hoofstuk stemde me hoopvol: Indische nagerechten, zeven recepten, te beginnen met de Javaansche poffertjes.
De wat?

Ik neem het recept over.

Serab (Javaansche poffertjes)

1 klapper
3 eieren
2 theekopjes tarwemeel
100 gram goela djawa

  • Een hele klapper raspen en hiervan santen maken, ongeveer 4 1/5 splitglas. Dit een poosje laten staan, en dan de dikke santen er af scheppen voor de saus. Klop 2 eieren goed uit en vermeng ze met +/- 150 gram tarwemeel of rijstemeel en met 3 theekopjes van de dunne verwarmde santen.
  • Voor het bakken wordt het liefst een aarden wadjan gebruikt. Deze wordt aan de binnenkant telkens, wanneer er een poffertje wordt gebakken, met wat uitgeperste klapper ingewreven, dan even dichtgedekt met een aarden deksel, het deksel wordt er dan afgenomen en een lepel beslag erin gegoten.
  • Het deksel wordt er dan weer opgezet.
  • Na een poosje kijkt men of er al een bruin randje aan het poffertje is en of de oppervlakte gaatjes vertoont. Is dit het geval, dan steekt men het er met een ijzeren schepje uit. Zo worden alle poffertjes gebakken.
  • Voor de saus wordt de dikke santen verwarmd met de goela djawa gezeefd en op het vuur vermengd met een goed geklutst ei.

Nadenken

Een recept dat tot nadenken stemt.
Voor wie werd dit gemaakt? Voor 4 personen, zoals elk recept in het kookboek.
Kan alleen in een keuken.
Tijdsintensief nagerecht lijkt me.
Misschien alleen voor officieren.
Of zou je het ook in massa kunnen maken.
Nou…
En hoezo: Javaansch? Sumatraansche poffertjes zijn er niet. Batakse evenmin.

Marc Tierolf

Ik raakte wat verknoopt in mijn denken en vroeg meester-kok Marc Tierolf om advies. U kent hem van OmaMiet.nl  en zijn kookboeken, zoals recent Het Kookschrift van de Indische Tantes. En ik vroeg, wat is dit nou en wat is hier Javaans aan?

Marc: Uiteraard het gebruik van de klapper en de Goela Djawa. Ook de manier waarop ze gemaakt worden in de aardewerk wadjans. Ik heb het recept van de Serabi ook in het kookschrift van de Indische tantes staan. Bijna op dezelfde manier gemaakt.
Het kookboek noemt het ook Serabi, maar dat zijn kleine pannenkoekjes. Ze worden gemaakt van rijstemeel maar kan ook van meel/bloem. De onderkant is heerlijk en iets krokant en rokerig, de binnenkant is fluweel zacht. Wij eten het met een sausje van santen (kokosmelk) met Goela Djawa.

Foto van Marc: dit maakt hij.

Ik vroeg ook nog naar het gebruik van de klapper. Ja, u moet weten, ik kan niks in de keuken. Alleen eten.

Marc: Een kokosnoot is makkelijk te verkrijgen bij de AH of Jumbo. Je slaat hem doormidden, laat het vocht eruit lopen en dan haal je de dikke laag kokos eruit. Dan rasp je de kokos, je weekt de geraspte kokos in wat warm water en dan knijp je de kokos uit, eventueel in een kaasdoek. Dan heb je dikke santen/kokosmelk. Uiteraard kun je ook een pakje santen gebruiken, het bovenstaande is erg arbeidsintensief, maar wel lekkerder.

Nog één vraag. Hoeveel poffertjes hou je hier nou aan over? (denkend aan al die militairen)

Marc: dat hangt er helemaal vanaf hoe groot je de serabi maakt maar een stuk of 10 moet wel te doen zijn.

Na het gesprek stuurde Marc zijn recept en ook een foto van het eindresultaat, tenminste van wat dan de bedoeling is.  Klik hier voor het recept. Het ziet er goed uit, onhaalbaar ook voor iemand als ik, en ik vraag me nog wel af, wie er in werkelijkheid ooit Javaansche poffertjes heeft gegeten, en dat in oorlogstijd.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan heeft u structuur nodig en kennis van de historie. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan zo’n verhaal? Praat dan met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe begin ik? En wat doe ik erna? (gratis online workshop)

Gratis online workshop voor beginners en gevorderden die graag hun familieverhaal op papier willen zetten,
om zelf blij van te worden en
om de familie het mooiste cadeau ooit te geven.

Eigenlijk is daarmee alles gezegd.
Maar nog niet genoeg.

Ik weet dat er veel familieverhalen nog niet op schrift staan. Hoe kan dat, terwijl u en ik in alles voelen hoe belangrijk dat is?

Hoe begin ik?

Twijfel. Onzekerheid. Die ene grote hobbel niet kunnen nemen want ja, hoe begin je zoiets?
Dat is op zich een goede vraag. Vooral wanneer u degene bent die op de een of andere manier weet dat het op u neerkomt om het verhaal door te geven:

  •  u loopt er al langer mee rond
  •  u heeft het een en ander verzameld
  •  in de familie stellen ze u al vragen alsof u alles al weet
  •  en dan is er dat gevoel, het innerlijk weten, dat dit uw taak is (en graag bij leven)

Alleen, ja, hoe? HOE?
Ik heb liever dat u die vraag stelt, dan dat u op dinsdag gaat zitten tikken, op woensdag helemaal vastloopt en op donderdag gefrustreerd bent en de boel weer eens uitstelt.
Van uitstel komt afstel. En wroeging.
Daar staat tegenover: een goed begin is het halve werk.

Wanneer u een goed familieverhaal wilt schrijven, dan moet dat verhaal aan drie voorwaarden voldoen:

  1. er zit structuur in
  2. er zit historische kennis van Indië in
  3. er zit een menselijk verhaal in

Voldoet uw verhaal niet aan de voorwaarden, dan heeft u een en-toen en-toen en-toen opstel. Dat is saai. En zonde van uw verhaal.
Dus dat moet anders.
En dat kan ook.
Met mijn hulp.

Het is te leren

Een familieverhaal schrijven valt te leren. Wanneer u weet hoe u het moet aanpakken, dan heeft u de kennis ervoor in huis. Daarna is het een kwestie van doen. Van tijd vrijmaken om te schrijven, wat aanvullend onderzoek te doen, uit het raam te kijken en dan verder te schrijven, of te schaven aan hetgeen u geschreven heeft.
Zo doe ik het. En die aanpak heeft geleid tot inmiddels meer dan 30 boeken. Dus dan mag ik zeggen: die aanpak werkt.

En precies die aanpak ga ik in de online workshop met u delen.

Zo gaat dat

Iedereen die een verhaal wil opschrijven, kijkt vroeger of later naar buiten en denkt: “Ja maar, hoe…” En die zin krijgt op verschillende manieren een vervolg. Hoe-vragen zijn goede vragen, ze hebben iets optimistisch. Hoe… nou zo.
In de workshop ga ik antwoorden geven op de vijf hoe-vragen die ik het vaakste hoor en die, eerlijk is eerlijk, ook belangrijk zijn. Met die antwoorden en de praktische tips die u krijgt, kunt u aan de slag.
Kom naar de workshop als u wilt leren wat het antwoord is op deze hoe-vragen:

  1. Hoe begin ik?
  2. Hoe kom ik aan structuur?
  3. Hoeveel tijd kost het schrijven?
  4. Hoe vind ik betrouwbare historische informatie?
  5. Hoe maak ik er een boek van?

Als bonus-vraag neem ik mee: Hoe ga ik om met de familie? Dus hoe te interviewen en hoe om te gaan met weerstand en moeilijke reacties.
Erna weet u dus hoe u begint, wat structuur is, u kunt een inschatting maken over de tijd die u eraan kunt of wilt besteden, u heeft iets geleerd over vindplaatsen en hoe u van een document in de computer tot een boek komt. Dus al met al een handleiding hoe van A naar B en dan naar Z te komen.
U krijgt praktische tips, want ik ben een praktisch mens.
U hoort me niet over het dragen van speciale schrijfsokken.
U gaat erna aan de slag.
Want actie leidt tot resultaat.

U begint dan met het doel voor ogen en dat is:
straks staat mijn familiegeschiedenis op papier,
voor mezelf,
voor de familie,
voor de jongere guppies die van niks weten.

Stelt u zich de boekpresentatie voor: die gezichten.
En hoe dat voelt.

Doet u mee?

De meeste mensen weten niet van zichzelf dat ze het best kunnen: een verhaal op papier zetten. Maar ze kunnen wel een email sturen. Ze schrijven mails met fatsoenlijke zinnen en die mails gaan ergens over. En een familieverhaal is een mail x 100 of meer of minder. Dus aan het kunnen-schrijven ligt het niet.
Het is een kwestie van weten hoe het moet, en dan van even ademhalen en innerlijk moed vatten en dan is het een kwestie van doen. Vooral mensen met een Indische achtergrond hebben het vertellers-DNA in zich, en dat hoeft alleen maar de ruimte te krijgen.
Verhalen opschrijven is belangrijk. Wie schrijft, die blijft.

Voor wie is zeker weten deze workshop

Hierboven zei ik dat het voor beginners en gevorderden is.  Daarmee bedoel ik: u wilt een verhaal van uzelf of van de familie op papier zetten, maar u bent nog niet echt begonnen. Of wel en u voelt, het moet anders maar ja hoe. (Weer een goede Hoe-vraag). Of u bent halverwege en u voelt aarzeling en twijfel.
Als uw verhaal al bij de drukker ligt, dan heeft u niks aan de workshop. Daar ben ik eerlijk over.

Wat is een familieverhaal?

  • Een verhaal van uzelf, omdat uw leven bewaard mag worden. Daar komt vanzelf wat familie in.
  • Of van generaties uit de familie, zodat de kinderen weten waar ze vandaan komen en op wie ze lijken.
  • Of van uw vader of moeder of overgrootmoeder of van al uw broers of van iemand die u altijd al bewonderde en dacht daar moet een boek over komen.
  • Dus een verhaal waarvan u denkt: hoe pak ik het aan? Heeft u de goede  know how, dan was u immers gisteren al begonnen.

Schrijven en vertellen

Wat ik steeds meer merk, is dat veel mensen het verhaal goed in hun hoofd hebben en het heerlijk kunnen vertellen. Geweldige anekdotes, moeilijke ervaringen, noem maar noem maar, dat ik denk hoe-kan-het (Ja, alweer een Hoe-vraag). Maar dan komt het schrijven.
De ene doet het met wat sturing van mij.
De ander gaat een beetje op slot. Dan komt er een soort opstel. Waar is dat geweldige verhaal nou gebleven? Als u beter kunt vertellen dan schrijven, heb ik ook een paar tips. Dus wanhoop niet. We vullen elkaar immers aan: u heeft het verhaal, en ik heb de know how om zoiets op papier te krijgen, en die heeft u straks ook.
Degenen die al een tijdje de Indische Schrijfschool volgen, weten: deze workshop was er ook september 2024. Klopt. En dit is de editie 2025, dus nuttig voor degenen die er toen al bij waren en een kans voor degenen die het niet lukte, want drukdrukdruk. En het kan ook een eerste kennismaking zijn met een workshop online. De schrijfschool bloeit, zeg ik met vreugde.

Wanneer wel meedoen:

  • U heeft een verhaal in uw hoofd maar niet op papier en u denkt maar HOE moet dat toch?
  • U bent zelfstandig ingesteld dus als u weet hoe het moet, nou dan kunt u ook vaart gaan maken
  • U voelt van binnen dat u een soort stok achter de deur nodig hebt, iets meer dan inspiratie

Wanneer niet meedoen:

  • U denkt iemand anders in de familie kan het ook opschrijven, u ziet nog wel
  • U vindt dat u moet schrijven maar eigenlijk heeft u er geen zin in
  • U heeft kroepoek over en u vindt het leuk om naar mij te kijken en kroepoek te eten/li>

Dus het is aan u om af te wegen of de workshop voor u belangrijk kan zijn. Ik ga in ieder geval mijn best doen en ik hoop dat u gemotiveerd bent om erbij te zijn.

Reserveer uw plaats

Hoe begin ik? En wat doe ik daarna? Gratis online workshop voor beginners en gevorderden die graag hun familieverhaal op papier willen zetten,
om zichzelf en de familie blij te maken

Wanneer: maandag 2 juni 2025 om 0930 uur; ook om 20.00 uur
Waar: online, na opgave komt de technische informatie zo snel mogelijk naar u toe
Kosten: gratis
Opgeven: via het onderstaande formulier.  Daarna komt er een bedankt-webpagina, dan is de mail bij mij gekomen. Ik mail u dan terug en dan weten u en ik: het komt in orde.
Er is beperkt plaats, vol is dus vol.

Bonus: na het bijwonen van de workshop krijgt u een Plan Van Aanpak voor uw familieverhaal cadeau. In de workshop leg ik uit hoe dat de basis is voor het opzetten en afmaken van uw verhaal. Zo gaat het lukken.

Attentie: nu ook 20.00 uur editie. Geeft u aan ochtend of avond?

Ja, ik doe graag mee met de workshop Hoe Begin Ik?

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Het eerste tuberculose sanatorium is heden open (1919)

Van links naar rechts: luitenant ter zee C.L.M. Bijl de Vroe, adjudant van de gouverneur-generaal, onbekend, Jhr. L. de Stuers, resident van de Preanger regentschappen, J.P. van Limburg Stirum, onbekend, mevrouw C.M.R. van Limburg Stirum-van Sminia, W.P. Hillen, assistent-resident van de afdeling Bandoeng, onbekend. (KITLV 4514)

Het eerste tuberculose sanatorium in Indië opende op zaterdagochtend 6 september 1919, bedoeld voor ‘alle landaarden’ en toen was het al meteen te klein, tenminste dat schreef het Weekblad voor Indië.

Vereeniging

Stapje terug.
We zijn te Patjet, in de Preanger.
In de afgelopen drie jaar is er veel werk verzet door de Centrale Vereeniging voor de bestrijding der tuberculose. De gebouwen. Het draagvlak. Samenwerken. Geld inzamelen – want dit is particuliere liefdadigheid. En dan is dit ook de tijd geweest van de Eerste Wereldoorlog waarna de Spaanse Griep rond raasde.
Ja, dan kan zoiets lang duren.
Misschien was het nog kort te noemen, gezien deze toestanden. Wat aanzienlijk geholpen moet hebben, was de inzet van hooggeplaatste personen:

  • de beschermvrouwe van de Centrale Vereeniging was de echtgenote van de Gouverneur-Generaal, mevrouw van C.M.R. van Limburg Stirum-van Sminia. Dat zij gravin was, heeft in het standsbewuste Indië ongetwijfeld deuren geopend
  •  ook betrokken was generaal H.N.A. Swart, voormalig gouverneur van Atjeh en nu lid van de Raad van Indië
  • het Weekblad voor Indië schrijft ook “werd nog het woord gevoerd door de raden ajoe van Tjandjoer, die namens haar landgenooten dank bracht voor alles wat de vereeniging heeft gedaan. Zij wees met nadruk op de talrijke slachtoffers, welke de ziekte in Indië maakt, ook onder de adellijke Inlanders.” Natuurlijk staat juist haar toespraak nergens afgedrukt.
  •  het sanatorium werd onder andere gesponsord door:
    de heeren Han
    De Nijs Bik
    den luitenant Chinees te Tjiandjoer
    jhr de Graeff
    voorts door de firma’s Gen Whery, Hagemeyer, Mühlnickel, Akiz, de Bandoengsche Caoutchouchfabriek, Lindeteves, de marmerfabriek Marmoyo, de Internationale, Tels en Co, Onderlinge Hulp, Chotirmall e.a.

Bedrijven en mensen, allemaal bekende namen van weleer, die graag in verband werden gebracht met deze goede zaak. Plus, het was een uitbreiding van het netwerk. Je was opeens dichtbij de GG.

Mevrouw

Dat de tuberculoseclub als beschermvrouwe de echtgenote van de GG had, leek me logisch gezien haar positie. Maar door de toespraak van generaal Swart ontdekte ik dat mevrouw zich wel degelijk had ingespannen:

  •  ‘Voor Patjet is u nooit iets te veel geweest.’ zei de generaal.
  • Mevrouw had gezorgd voor de meubilering en ‘alles wat daaraan verbonden’ is, nam het initiatief voor een ‘linnen en naaifonds’;
  • ze had destijds zelfs ‘den stoot’ gegeven waardoor de vereniging was opgericht;
  • wat de generaal niet hardop hoefde te zeggen, wist iedereen: mevrouw nam de invloed van haar echtgenoot de GG mee en haar eigen persoonlijke netwerk;
  • en om dit alles kreeg mevrouw allereerst het woord en daarbij de sleutel om het sanataorim officieel te openen.

Tosari

Of het nu werkelijk het allereerste sanatorium voor tuberculose-patiënten was, weet ik niet heel zeker. In Tosari bijvoorbeeld werden deze patiënten al verpleegd. En het Weekblad rept over een huis. Mogelijk was het de eerste zoals voorgesteld: specialistisch opgezet. En niemand sprak de echtgenote van een GG tegen.
In haar toespraak memoreerde mevrouw het begin van de centrale vereeniging voor de tuberculose bestrijding in Indië, nadat zij – inderdaad – had gezien hoe nodig deze kon zijn:

  • Er is toen naar Nederland geschreven en wel in het bizonder aan H. M. de Koningin-Moeder om zoo degelijk financieele hulp te verleenen. Het antwoord van H. M. was vol belangstelling en sympathie voor onze zaak, maar door de droeve oorlogsomstandigheden kon er niet voor financieele hulp worden gezorgd.
  • Wel zegde de Nederlandsche Centrale Vereeniging alle hulp en steun toe en H. M. zelve schonk een ruime bijdrage voor het fonds, welke ook de eerste bijdrage is geweest.

Patjet bij de opening. Drie gebouwen en grond. (Weekblad voor Indië)

Het is zo fijn als je koningin-moeder Emma achter je hebt staan.
Want dan heb je ten eerste de steun van het hof en ten tweede die van de Nederlandse TBC-club en ten derde de steun van zowat heel Nederland. Destijds kende iedereen wel iemand die TBC had, ook de koningin-moeder. Haar zusje Sophie was er indertijd aan overleden.
Voor Emma betekende het een levenslange toewijding aan de bestrijding van deze infectieziekte: klinieken kwamen vooral door haar tot stand, ze liet de ‘Emmacollecte’ houden en ze werd de beschermvrouwe van het Tuberculosefonds.
De gift aan de Indische TBC-club zal dus aanzienlijk zijn geweest.

Nodig was het ook, want het Weekblad voor Indië noemt de kosten, voor die tijd een flink bedrag: 45.000 gulden en dan was alles nog zo sober mogelijk ingericht. Al bij de opening bleek dat er veel meer geld nodig zou zijn:

  • Het pas-geopende sanatatorium is open voor alle klassen en rangen der Indische samenleving. En zoo is het duidelijk, dat deze inrichting thans reeds te klein, veel te klein is. Reeds werden een vijftigtal aanvragen ontvangen. […]
  • Er moeten een paar zalen worden bijgebouwd voor de onvermogenden voor hen, die geen cent te missen hebben, die niets kunnen betalen.

Dat betekende weer geld inzamelen. De gebouwen stonden er nu wel, maar de zorg voor patiënten kostte geld ook al verdienden verpleegsters geen riant salaris. De zorg kon ook lang duren; genezing van tbc moest in deze tijd komen van rust, goed eten, beweging en luchten. En dan maar wachten en hopen.

Verpleegsters

In de toespraak van generaal Swart noemt hij de verpleegsters bij naam:

  • de zusters Hoynck van Papendrecht, Krul en Van der Linde van het tijdelijk sanatorium te Sindanglaga
  • en zuster Krul en juffrouw Smits van Patjet

Dat waren werkende vrouwen, moderne vrouwen. Zelfstandig. Maar wel in een dienstbaar beroep, wat nog steeds vrouwelijk werd geacht te zijn. En ook moedige vrouwen, want tuberculose was besmettelijk en een bacil kon zomaar overspringen.
Zij deden het dagelijks werk. Het bestuur bestond geheel uit mannen. Ik neem mijn hoedje af voor deze verpleegsters, en ook voor mevrouw Van Limburg Stirum. Wat zou ik graag meer van hun dagelijks leven willen weten.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Oom Tjoh, de bekende Indische humorist

Nieuwe Courant, april 1947. Oom Tjoh treedt nog altijd op.

Oom Tjoh, wie kende hem niet, dacht ik toen ik over hem las. In 1937 trad hij op tijdens een ‘vroolijken avond’ in het bondsgebouw van de Katholiek Socialen Bond, op Embong Malang te Soerabaja. Zijn optreden werd in het Soerabaijasch Handelsblad als volgt aangekondigd:

  • De bekende Indische humorist Oom Tjoh komt dan voor den dag met een serie bekende en nieuwe liedjes, waarom gebruld kan worden.

Dan heb je ten eerste een behoorlijke bekendheid en ten tweede een vertrouwd repertoire en ten derde iedereen wil dat meemaken. De krant: ‘Plaatsbespreken wordt ten zeerste aanbevolen.’ Het moet een geweldige avond zijn geweest, waar de krant gelukkig een verslag van gaf. Oom Tjoh werd betiteld als de ‘Indische Speenhoff’, verwijzend naar de immens populaire Hollandse dichter en caberetier Speenhoff. Over Oom Tjoh, die J. Stijger bleek te heten:

  • Hij begon met een korte medcdeeling dit men in geen geval dezen avond kunst moest verwachten, geen kunst met een groote K, en geen kunst, met een kleine k.
  • Het eenige wat ik mij voorstel, aldus de heer Stijger, is mijn auditorium eenigen tijd prettig bezig te houden. En dit is hem volkomen gelukt.
  • Al heel spoedig bleek, dat zijn refreintjes zich in lndië een even groot burgerrecht hebben verworven als “Jan Oliebol” van Louis Davids en „De ijscoman” Waar Davids zich dikwijls hinderlijk en hopeloos veel oriënteert op „den man uit de Jordaan,” zonder zich in te laten met eigen rasgenooten, zingt de heer Stijger van eigen land en eigen volk met een aanvoeling, die voor Indië uniek kan worden genoemd.
  • Hij had dan ook gisteravond oogenblikkelijk voeling gekregen bij zijn publiek.
  • Wonderlijk juist weet hij dikwijls te typeeren en al zijn zijn liedjes wat eentonig van aard en nog al zeer vaak van een weinig varieerende wijs: Oom Tjoh doet het ‘m en hij doet het goed.
  • Hij heeft zich dan ook niet te veel aangemeten met zich den Indischen Speenhoff te noemen, zijn liedjes ademen de sawah de goenoeng en de zon.
  • Hij is een kind van Indië.
  • Heel den avond bijna is de lach niet van de lucht geweest en al zullen enkelen misschien niet volop van het meer sentimenteele „serieuze genre” hebben kunnen genieten, het grootste deel van het publiek heeft een wel zeer amusanten avond meegemaakt.

Indisch

Het kan haast niet anders, of Oom Tjoh was Indisch. Dat woord ‘rasgenooten’, het ‘eigen volk’ en dan ‘een kind van Indië’ zijn. En vooral: er werd om hem gelachen.
En dat anno 1937.
Nog maar enkele toneelgeneraties geleden was het toneelstuk ‘Totok en Indo’ (1915) van de Hollandse auteur Jan Fabricius in Indië kritisch ontvangen. Er werd gespot met een Indische man. Dat leidde tot een schandaal, zoals ik eerder schreef.
Wat een Hollandse man niet mag zeggen, mocht oom Tjoh wel.
Gevoeligheden.

Oostersch

Die gevoeligheden stonden ook in een andere recensie van datzelfde optreden, in de Koerier:

  • Zijn liedjes slaan in, vooral bij het Indische publiek en al heel spoedig bleek hij volkomen contact te hebben. Er werd vlot en luid meegezongen, het grootste bewijs voor zijn eigen werk. „Ik kom geen Kunst brengen”, had de humorist bij den aanvang gezegd, „zelfs geen kunst met een kleine k.”
  • Maar er zat toch wel degelijk een element van kleinkunst in, kleinkunst waar Indië erg karig in is bedeeld en waarvan de goede (en slechte!!!) Hollandsche producten als afgezaagde radio-nümmers niet meer gewenscht en gewild worden.
  • Oom Tjoh’s liedjes hebben, vooral zijn serieuze liedjes, een sentimenteele tendens die wij Westerlingen over het algemeen niet mogen, maar die hun oorsprong vinden in Oostersch sentiment.
  • Zijn meer humoristisch getinte nummers echter lijken ons, vooral gezien het auditorium dat hij bereiken wil, uitnemend geslaagd. Een Indische Davids met zijn zakelijke korte geestigheid zal hij dan ook niet zijn, maar een Speenhoff onvoorwaardelijk.
  • Eén ding echter moge Oom Tjoh ter harte nemen. Een weinig meer afwisseling kan niet anders dan zijn program ten goede komen. Een vertelling of met als aanvulling het nummertje muziek dat nu in de pauze werd gegeven ware wenschelijk en ook, al zal dit niet wel bereikbaar zijn, gevarieerd cabaret.
  • Intusschen heeft de K. S. B. een werkelijk genoeglijken avond gehad, getuige het uitbundige applaus en het dikwijls nog uitbundiger schateren.

Pisang

Ik vond een specifieke aanwijzing voor het repertoire van oom Tjoh toen ik in een oude Moesson (1998) een ingezonden brief las van Han Veldhuijzen. Hij geeft mooie details:

  • Rond 1936/1937 trad oom Tjòh op voor voor Bandoengse Radio Vereniging. Zichzelf op een gitaar begeleidend zong hij liedjes als ‘Op een dag ik stelen pisang’ en vertelde hij Indische mopjes. Grote clou was het taalgebruik. Snedig en hilarisch. Hoewel de ontvangst in Soerabaia niet altijd even helder was, luisterden we graag naar die grappige ‘oom’ uit Bandoeng.
  • Voor mij als twaalfjarige was het een openbaring dat op de radio de taal van de straat ongegeneeerd werd gesproken en gezongen. Helaas kwam hier gauw een einde aan. Naar ik jaren later in het kamp hoorde, was de omroepleiding gezwicht voor heftige protesten uit de Indische samenleving. Oom Tjòh’s optreden zou beledigend zijn en bovendien slecht voor het beeld van de Indo.

Ten eerste: de optredens. Die kwam ik ook tegen, zoals in 1936 op de zendingsbazaar vann het Christelijk Militair Tehuis aan den Matramanweg 77, Batavia: ‘Vervolgens zal de bekende „Oom Tjoh uit Bandoeng” (de heer J. Stijger) den avond opvroolijken met zijn leutige en ernstige voordrachten.’
Ten tweede of beter ten eerste: dat lied. Die titel: ‘Op een dag ik stelen pisang’. De humor daarin is – zoals altijd met goede humor- met wat pijn vermengd: de gebrekkige grammatica ervan, wijzend op een geringe opleiding. Ja, dat was inderdaad ‘slecht voor het beeld van de Indo’, die mede dankzij het Indo-Europees Verbond aan een emancipatie bezig was. Daar hoorden positieve liedjes bij, zonder grapjes van dien aard.
Indo of Indisch is in de jaren 1930 een beladen woordkeuze, en hoe beladen hangt af wie het tegen wie zegt. (Dat is eigenlijk nog steeds zo.) In de roman Wrakhout (1931) van Caesar Kijdsmeir jr zegt een Indische moeder afkeurend: “Hij is een Indo, niet zooals wij, Indische menschen.” 

Al met al voelde ik een grote nieuwsgierigheid. Maar ‘Op een dag ik stelen pisang’ stond niet op YouTube en elders evenmin.
De informatie over Oom Tjoh hield zowat op. Wel was er in 1947 nog een overlijdensbericht. Zonder leeftijd, zonder namen van nazaten.

Hoeveel Indische humoristen kent u nou uit de vooroorlogse tijd?
Ik één.

Maar wie was oom Tjoh?

Update: Op een dag ik stelen pisang

Op een dah ik stelen pisang
ik melorot van de boom
ik diburu met kelewang
maar ik mentiet
naar si om Piet
Ik glij uit de boom, wordt achternagezeten met een kelewang maar ik ren (om te verschuilen) naar oom Piet.  Het is petjoh, en vooralsnog mis ik de melodie.

Praat met mij

Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Eten uit de tangsi: een recept

Wat eten we vandaag in de tangsi? Dat ligt er maar net aan wie “we” is. In het kookboek van Lin Scholte vond ik een antwoord op die vraag, waardoor weer nieuwe vragen ontstonden.

Kookboek

Dat kookboek heet Lekker koken van Sabang tot Merauke. Oude en nieuwe recepten uit de Wonderlijke Tropenkeuken (1972).
Toen ik indertijd de romans van Lin Scholte bundelde, zat dit kookboek er niet bij. Want het was geen roman. Maar wel zit dit kookboek vol verhalen, waardoor je meteen ook wilt koken, als je tenminste een zekere basiskennis bezit.

Dit boek was bepaald niet bedoeld voor de doorsnee Hollandse huisvrouw (m/v). Wist die wat een tampatje was, hoe je moest uleken?
Ik bedoel.

In 1898 verscheen de tweede druk, daar is de foto bovenaan van.

Tangsi

Lin Scholte neemt ons mee naar een tangsi nabij Soerabaja, waar haar grootouders Tumirah en Wagiman met de kinderen wonen. Een van die kinderen is Djemini. Zij zal later de moeder van Lin Scholte worden. Djemini is in dit verhaal zo’n zeven jaar oud en ze heeft belangstelling voor de buren, de familie Bidin. Dat komt omdat ze zo lekker eten:

  • Namelijk sajur asem met pèpèsan teri.
  • Iedere avond zodra de Bidins zich aan onbescheiden blikken onttrokken door de afscheidingen rond hun tampatje dicht te trekken, zette de kleine Djemini zich op haar post. Te weten: op het bovenbed van hun tampatje onder het voorwendsel dat ze zoet ging spelen.
  • Ze zag hoe de eet-tikar op de vloer van Bidins tampatje werd uitgerold, waarna de familie zich er in een kring op neerzette.
  • De ivoorwitte rijst bolde boven de rand van de emaille vergiet, toen deze op de tikar werd neergezet.
  • Daarnaast stond de ijzeren eetketel waarin de sajur asem sampte.
  • De wasem sloeg eraf toen Wah Bidin het deksel van de ketel lichtte.
  • Terwijl dochter Ginem de borden zachtjes kletterend neerzette, ontpakte Pah Bidin de bunkus pèpèsan teri.
  • De eerste verschroeide bladen van het pisangblad knisterden stug bij die handeling.
  • De één na de ander van de familie Bidin schepte zich een bord vol reist met sajur asem en nam om beurten een brok van de pèpèsan.
  • Weldra at de familie.
  • Dejmini zág en hóórde ze eten.
  • De geuren drongen haar onweerstaanbaar in de neus. Ze watertandde en keek ze haast elke hap uit de mond.
  • Onverstoorbaar bleef de familie Bidin; bijna zwijgend, met schijnbaar niet te verzadigen gusto.

Gusto, dan eet je met smaak en enthousiasme. Die mededeling alleen al wekte bij mij een verlangen te weten naar wat eten de Bidins en zou ik dat ook kunnen eten? Maar het verhaal is nig niet uit, Lin Scholte vertelt:

  • Als het als na het eten de boel was afgeruimd, zette Wah Bidin zich neer in haar hoekje en voerde een karweitje uit, dat Djemini haar strijk en zet elke avond al had zien doen.
  • Op een grote tampah (bambu-wan) had ze een berg asem. Iedere peul ontdeed ze van de schil en [ze] peuterde geduldig elke pit uit de kleverige vrucht. Had ze op die manier een bepaald aantal ontpit, dan vormde ze daaruit een vaste prop; zo groot als een flinke ping-pongbal.
  • De balletjes asem begonnen de bakul te vullen; laag naar laag tot de inhoud boven de rand torende. Eerst dan ruimde Wah Bidin de rommel op die ze had gemaakt en borg de bakul zuinig weg.
  • Djemini wist het: de volgende morgen vroeg zou Wah Bidin die asem op de pasar verkopen. Van de opbrengst die circa 12 à 15 cent bedroeg, besteedde ze de aankoop van ingrediënten voor hun dagelijkse sajoer asem met pèpèsan teri.

Recept

Ja, staat u al in de keuken?
Ik niet, want ik ben nog aan het uitzoeken wat is wat. Misschien zijn er wel meer die wel willen eten, maar eerst meer moeten weten.
Van Sajur Asem zoals door de Bidins gegeten, geeft Lin Scholte het recept:

Sajur asem (Purwokerto)

Benodigheden
1 bosje katjang pandang (vervang door boontjes)
½ ons rauwe pinda
1 labu siam
½ ons daon melindjo (vervang door raapstelen)
1 eetlepel olie

Bumbu:
1 middelgrote ui
2 teentjes knoflook
3 rode lomboks
6 kemirinoten
2 schijfjes laos
2 bladen salam
1 duimkoot asem (zonder pit, zonder schilfers)
2 theelepels gula djawa
1 eetlepel zout (afgestr.)
½ theelepel trassi

Bereiding
Breng 6 glazen water aan de kook.
Maak intussen de groenten schoon; schil en snijdt de labo siam in stukken.
Was alle groenten af, laat ze uitlekken.
Ulek alle bumbu ingrediënten fijn uitgezonderd de laos en salambladen.
Fruit alle bumbu in de olie op en voeg ze bij het kokende water.
Hierna de groenten erbij om gaar te worden.
Proeven op smaak; deze moet fris rins zijn.

Voor mijn persoon roept dit vragen op:
1 Zijn alle ingrediënten te koop in een goede toko?
2 Wat maakt dit recept bijzonder?
3 Hoe maken we pèpèsan teri?

Reacties graag hieronder, dan delen we onze kennis.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Anak Kompenie – over het kazerneconcubinaat

anak kompenie

De Javaanse Djemini, de Hollandse Piet Scholte. Op schoot hun dochter Lin Scholte.

Anak kompenie, er zijn nog mensen die meteen weten: wat is wat. Een kind van de kompenie, zoals het KNIL vaak ook werd genoemd. En de titel van een opmerkelijk verhaal over die kinderen, over de mannen en de vrouwen die in de tangsi leefden.

Dit jaar is dat verhaal Anak Kompenie 60 jaar oud.
Het boek verscheen in 1965.

KNIL

De Indische schrijfster Lin Scholte (1921-1997) had het net zo goed nu kunnen publiceren, gezien ten eerste de tijdgeest die gekant is tegen het KNIL en ten tweede de magere kennis van het vooroorlogse Indië.
Het lijkt soms wel of iedereen toen een dader of een slachtoffer was. Het een of het ander, meer mogelijkheden zijn er niet.

Maar wie breder durft te kijken, kan ook meer zien.
In Anak Kompenie vertelde Lin Scholte over het tangsi-leven, de wereld van de KNIl-militairen in de tangsi, de vrouwen en de kinderen die daar leefden.
Zij was in de tangsi opgegroeid, evenals haar Javaanse moeder Djemini. Haar vader, de Hollander Piet Scholte, woonde daar ook. Djemini werd zijn muntji blanda. Daarmee zitten we in het kazerne-concubinaat: anders dan de njai.

Djemini woonde in verschillende tangsi’s, als jong meisje, twee keer als muntji en ook nog eens twee keer als echtgenote. Daarover moet ze aan haar dochter Lin hebben verteld. Want het hoe en waarom staat in haar boeken. Ook meer over Tumirah, de moeder van Djemini. Wat als je dochter muntji blanda wordt? Ik was verrast dat te lezen.

Tangsi

Door Lin Scholte ben ik gaan lezen over het tangsi-leven. Elke tangsi was weer anders, maar toch leken ze op elkaar:

  • er waren boedjangs en getrouwde mannen/vrouwen
  • er was een vrouwenloods
  • op de slaapzaal hing vaak een zedelijkheidsgordijn, zo was er toch wat privacy bij zekere intieme bezigheden
  • reglementen bepaalden de dagindeling
  • er werd een eigen taal gesproken, het kazerne-Maleis
  • grote tangsi’s hadden een schooltje

En vooral: de tangsi was een gemeenschap, vertelt Lin Scholte:

  • Er werd getrouwd en gerouwd, kinderen geboren en besneden met de onvermijdelijke selamatans, waarvoor eerst toestemming diende te worden gevraagd.
  • De meeste zonen volgden hun vaders voorbeeld en ’tekenden’ voor de ‘kompenie’ zodra ze er de leeftijd voor hadden; de dochters trouwden ‘in’ de tangsi van hun ouders of in die van hun echtgenoten bij een ander onderdeel.

In die geheel eigen samenleving waren ook vrouwen die met een man leefden, ongetrouwd. Dus: in concubinaat. Militairen van verschillende etniciteiten, Hollands, Javaans, noem maar noem maar. Dat kon in liefde zijn, een verstands-verhouding of een verkeerde machtsverhouding. In dat laatste zit een factor dader-slachtoffer.

Muntji

Maar niet bij Djemini. Tot twee keer toe besloot ze muntji te worden, in de wetenschap dat ze altijd kon besluiten weer weg te gaan. Ze geloofde eigenlijk helemaal niet meer in relaties, schrijft Lin Scholte:

  • wat ze om zich heen zag aan verbintenissen van haar eigen bangsa, leek geen haar ideaal.
  • Zo de mannen hun vrouwen niet sloegen dan verwaarloosden ze het gezin voor het ‘main-dadu’ – dobbelspel – , of ze hadden in de kampong wel een bini-muda – jonge vrouw- , waardoor het huwelijk vroeg of laat spaak liep.
  • Maar haar was ook niet ontgaan, dat de verbintenis van een munti met een ‘wong-londo’ evenmin rooskleurig was.
  • De blanda-man hield doorgaans veel van de ‘vierkante pot’, en was vaker ‘mabok’ dan hun muntji lief was.
  • Bovendien sloegen ze de vrouwen evengoed als de mannen van haar eigen ras het deden.
  • Tenslotte gingen de blanda’s vroeg of laat toch terug naar hun land en lieten hun muntji’s ziten.
  • Met of zonder kinderen.

Njai

Zo leren we de tangsi-wereld en het kazerne-concubinaat kennen: door de ogen van deze Javaanse vrouw, en ook door de ogen van haar Indische dochter.
Over die wereld ben ik meer gaan lezen. In soldatenlectuur staan weer hele andere passages, van hun muntji als een meubel aan een ander overdoen tot aan militairen die helemaal bij haar onder de plak zitten.
Hoe meer ik lees, hoe breder het beeld wordt.

Een njai leefde veelal meer in isolement en maakte vermoedelijk een grotere kans op soerat lepas; maar kon zijn misschien gemakkelijker zelf weggaan. Als ze ergens heen kon. Een vrouw in de tangsi had daar meestal haar familie en haar familienaam hoog te houden.

En dan was er ook de politiek. Als Djemini in 1903 wordt geboren, zijn er hevige discussies over het kazerneconcubinaat. Opvallend is het verschil tussden de militaire visie uit Indië (voor) en de politieke visie uit Den Haag (tegen). Uiteindelijk werd het kazerneconcubinaat van hogerhand verboden.

Kennis-lezing

Hoe was het nou, in de tangsi, en hoe werkte dat concubinaat daar? Zijn er cijfers bekend? Op dat soort vragen zoek ik nu antwoorden en ik ben aardig op weg.
Mijn plannetje is om straks een online kennis-lezing te geven, met historische beelden. Misschien heeft u wel een militaire voorvader of een tangsi-voormoeder, en u denkt: ja, hoe dan. Of u werkt aan een familieverhaal en u voelt, ik moet toch meer leren over de oude tijd. Dan is het hopelijk interessant voor u om erbij te zijn.
Ik ga aan de hand van Anak Kompenie meer vertellen over het kazerne-concubinaat, in de periode 1900-1925.

Want wat gaat u begrijpen:

Het waargebeurde verhaal over hoe Djemini in de tangsi opgroeide van meisje tot jonge vrouw, en hoe zij kwam tot twee keer muntji worden en tot twee huwelijken,
en wat haar moeder Tumirah daarvan vond

En daarbij hoort de historische achtergrond van het vooroorlogse Indië:

  • de samenstelling van het KNIL
  • wat hield dat toen in: kazerne-concubinaat
  • wie leefden zo
  • hoe zag het er in de tangsi uit
  • hoe verliep een gewone dag in de tangsi
  • wat weten we over de vrouwen en over de kinderen
  • het verband met Pa van der Steur (Malang) en de Militaire Pupillenschool (Gombong)
  • wanneer, waarom en hoe het kazerne-concubinaat werd afgeschaft en wat er voor en tegen was

Djemini en Piet, een gelukkig paar. (familie-archief)

Voor welke familieverhaalschrijvers is dit:

  • u werkt aan een verhaal met Indië en u heeft historische context nodig
  • u heeft een militaire voorvader en u wilt de wereld van het KNIL beter leren kennen
  • u heeft een voormoeder in de tangsi
  • u denkt wat weet ik eigenlijk van Indië en u komt maar niet tot lezen

Anak Kompenie – kennislezing kazerne-concubinaat
Waar: online
Kosten: nul
Wanneer en hoe laat: donderdag 8 mei 2025 om 0930uur, 1100u en 20.00u

Attentie:  Opgeven voor de lezingen is nu niet meer mogelijk. Wel kunt u zich opgeven voor eventuele volgende lezingen.

Hoe opgeven:

formulier invullen, dan komt uw aanmelding bij mij in de mailbus en ik mail dan terug.

Ik ben graag bij de kennis-lezing over het KNIL

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Het is 1922 en Marie Thomas is eindelijk arts

(beeld: by Unknown author – https://nationalgeographic.grid.id/read/132561490/marie-thomas-dokter-wanita-indonesia-pertama-yang-kini-jarang-dikenal?page=all, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=122963561)

Marie Thomas was de eerste vrouwelijke arts in Indië. Over haar las ik artikelen van Liesbeth Hesselink en eerlijk waar, ik verlangde meteen naar een grote biografie.

STOVIA

Zal ik het nog een keer zeggen?
Allright. En dan beter.
Haar naam: Marie E. Thomas (1896-1966), geboren in de Minahassa.
De eerste vrouwelijke arts van Indië, in 1912 de eerste vrouwelijke leerling aan de School Tot Opleiding Van Indische Artsen (STOVIA).
In 1922 studeerde ze af.

Het merkwaardige is dat iedereen wel de naam kent van Aletta Jacobs, inderdaad, de eerste vrouwelijke arts van Nederland. Dus hopelijk helpt dit stukje vandaag ook een beetje tegen het vergeten. Namen blijven noemen, verhalen blijven vertellen, dat is het bewaren.

De apotheek van Charlotte Jacobs, opening in 1890.

Fonds

In 1912 werden de meeste meisjes en jonge vrouwen verpleegster. De doktersjas was voor de man. Dat veranderde al een beetje in 1912, toen Marie Thomas zich inschreef. Zo’n 200 jonge mannen en dan een meisje.
Wat zullen ze naar haar hebben gekeken.
Vaak als een vrouw iets groots doet, staat er een andere vrouw achter haar. In dit geval was dat Charlotte Jacobs, de zuster van Aletta. Charlotte was apothekaresse en in het bezit van enige fondsen. Studeren kost geld. Met andere vrouwen had Charlotte Jacobs een studiefonds opgericht: de Vereeniging tot vorming van een Studiefonds voor Opleiding van Vrouwelijke Inlandsche Artsen (SOVIA). Daaruit kon het een en ander bekostigd worden.

De tijd was er wel en niet rijp voor. Er was een tekort aan westers geschoolde artsen, reden waarom de STOVIA ook vrouwen toeliet.
Maar ja, in de medische wereld was het ongeveer zo als in het Oost-Indische leger. Het was ondenkbaar dat een inheems officier het commando zou voeren over Europeanen. Evenzogoed was het ondenkbaar dat een inheemse vrouw zoals Marie Thomas Europese mannen zou behandelen (“Kleedt u zich maar uit”), ook al vanwege haar vrouw-zijn.
Vooruitgang, ja. Binnen zekere grenzen.

In 1922, na tien jaar studie, doet Marie Thomas met anderen examen. Het Bataviaasch nieuwsblad meldt in april de uitslag:

  • Voor bet examen Indisch arts slaagden E.J. Karamoy (Menado), Maride Thomas (Menado) J.M. Leimena (Ambon) Mohamad Joesoef (Loeboek Sikaping), en Goelam (Fort de Koek) terwijl 6 candidaten moesten worden afgewezen.
  • De heer Karamov won den gebruikelijken Sereprijs (gouden horloge).
  • Als bijzonderheid bij dit examen dient vermeld te worden, dat mej. Maride Thomas, een Menadoneesch meisje, de eerste vrouwelijke Indische arts is.

Het viel dus op. Een maand later schrijft de Preanger-bode:

  • De Stovia-leerlingen hebben een fuif gehad— aldus weet men ons uit Weltevreden te berichten.
  • Zulks ter eere van het laatstgehouden eindexamen, waarbij van de 12 candidaten slechts vijf succes hadden, doch onder welke vijf zich bevond de eerste vrouwelijke arts welke door Stovia werd afgeleverd.
  • Het is mejuffrouw M. E. Thomas, een Menadoneesch meisje.
  • Zij slaagde zeer goed.
  • Namens den bond van Nederlandsch Indische artsen en namens de leerlingen werden haar geschenken aangeboden.

Het viel niet alleen op, maar het werd ook aangemoedigd. In een ander artikel schreef de krant dat Marie heel wat zou kunnen vertellen over de ondervonden tegenstand, maar dat niet wilde. Ze werd geprezen als baanbreekster. Veel navolging vond Marie Thomas evenwel niet; de cijfers van de aanmeldingen bleven laag. Misschien was de aard en mate van die tegenstand bekend.

Aan het werk

Maar dr. M. Thomas ging aan het werk, vooral op het gebied van de verloskunde. Ze trouwde met een arts. Het echtpaar woonde in Padang en Weltevreden. Later richtte ze een vroedvrouwenschool op.

Dat Marie Thomas in 1966 overleed, stemt hoopvol over een nalatenschap, over vondsten van brieven, van misschien wel dozen vol van een generatie of wat geleden die al die tijd op zolder hebben gestaan. Zou er nog wat zijn, hier en daar?

Praat met mij

Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant