vilan@

Over Vilan van de Loo

Deze auteur heeft nog geen informatie verstrekt.
So far Vilan van de Loo has created 368 blog entries.

Stoomcursus LIVE – online workshop

Stoomcursus LIVE: online workshop. Er zijn mensen die willen weten: ‘zeg even hoe het moet, een verhaal op papier zetten’. Een beetje ongeduldig. Een beetje zin in tempo. Want dat verhaal zit in hun hoofd en het wil eruit, eruit, vandaag nog!
Of gisteren!

Workshop

Dus ik dacht: dat kan. Tempo maken.
Maar dan doe ik het wel goed in een stevige workshop waarin ook tempo zit. Dat u leert: zo kan ik aan de slag. Daarvoor heb ik een stoomcursus bedacht. Die is voortgekomen uit een video-reeks van een hele poos geleden. Dat was kijken en dan, ja wat dan? Zoiets kan beter.
Daarom ga ik een workshop geven en die heet Stoomcursus LIVE. Wegens ik ben er dan live bij. De workshop bestaat uit twee delen:
Dag 1 Het Plan
Dag 2 De Uitvoering
En het is gratis, voordat u het vraagt.

Doe mee

Ik voel me een beetje zweven deze voorzomer, en dat komt natuurlijk doordat de Tong Tong Fair is afgelast. En daarmee ook mijn lezingen, interviews, signeersessies van mijn nieuwe boek De Atjeh-generaal en een helehoop gezelligheid. U had er misschien ook al zo naar uitgekeken.
Dus we moeten iets met de tijd doen.
Iets nuttigs, zeg ik als protestants meisje.
En als u al langer dacht van ik moet toch eens wat opschrijven, dan kan deze stoomworkshop uw startpunt zijn.

Vraag: Wat gaat u leren?
Antwoord: Hoe u in drie tot zes maanden uw verhaal op papier zet (en dat is snel)

Dag 1: Het Plan

Maandag 3 juni; aanvang 0900 uur.
Zomaar gaan zitten schrijven is vragen om teleurstellingen. Het gaat even goed en dan weet u niet meer hoe u verder moet. Dan komt er weer niks van terecht.
Een plan houdt u op koers.
En dan vooral een plan van aanpak. Ik leg uit hoe u begint, hoe u structuur aanbrengt, hoe u tot schrijven komt en aan het schrijven blijft, wat te doen als familieleden u onder druk gaan zetten en of u ja dan nee naar de archieven moet.
U leert ook hoe u moet beslissen wanneer het af moet zijn en hoe u dat voor elkaar krijgt. Ik bespreek met u welke mogelijkheden er zijn om er een boek van te maken, van iets alleen voor de familie tot en met uitgeven bij een echte uitgeverij.
Dus u leert een plan te maken waarmee u uw verhaal op papier kunt zetten. Het plan laat u zien: zo kunt u het realiseren (en dat gaat u doen ook).

Voorbereiding: neem een besluit over welk verhaal u wilt schrijven. De familiegeschiedenis? Allright. Maar dan niet ook uw eigen levensverhaal. Dat is er een deel van. Een biografie van uw moeder of grootvader? Prima. U heeft een besluit genomen als u deze zin kunt afmaken: Ik wil het verhaal op papier zetten van…

Dag 2: De Uitvoering

Dinsdag 4 juni; aanvang 0900 uur.
Een plan bewijst zijn kracht in de uitvoering. Dat komt ten dele aan op uw inzet. En het komt ten dele aan op weten wat u moet doe en daarvoor heeft u wat techniek nodig. Die krijgt u van mij. Techniek en schrijftips, uit mijn eigen praktijk. U leert onder meer:
– zo vermengt u historische context met het verhaal zelf (zonder dat u geschiedenisles geeft)
– zo houdt u het verhaal interessant en boeiend voor lezers
– zo schrijft u gemakkelijk en met plezier

Voorbereiding: kijk in uw binnenste zelf en voel waar uw weerstand zit, uw onzekerheid, uw twijfel over het schrijven zelf. Daar zit een belangrijk obstakel dat weggenomen moet worden. Want dan schrijft u gemakkelijker. Maak dan de volgende zin af: Ik wil het liefste schrijftips hebben over …

Mijn keuken

Het is een kijkje in mijn keuken. Figuurlijk dan, hè. Want ik ben geen keukenprinses. Mijn beste gerecht is broccoli uit water en het recept is: zacht= klaar. Dan neem ik wat appelmoes en ziezo, de voedzame avondmaaltijd is gereed.
Mijn schrijfkeuken is veel groter en uitgebreider. Logisch. Ik heb nu meer dan 30 boeken geschreven, inclusief een proefschrift, en voor elk boek heb ik steeds een andere aanpak nodig. Daar heb ik plezier in. Moeilijke boeken: heerlijk.
Dus waar u ook over nadenkt, ik denk graag met u mee.
(En ik schrik niet van emoties)

Hoe gaat zoiets

Stoomcursus LIVE is een workshop in de vorm van een webinar. U bent dan niet in beeld voor de camera, maar u kunt mij wel zien. En in de chat kunt u wat typen, dat maakt het interactief.
Van mijn vorige webinar heb ik geleerd, dat ik meer moet automatiseren, zodat iedereen de mail met de goede link naar het webinar krijgt. Dus dat ga ik doen.
Ik kijk er nu al naar uit want ik weet dat steeds meer mensen graag hun herinneringen of verhalen door willen geven. Vaak hoor ik dat ze de enige in de familie zijn die van alles weten. Dat is nogal een verantwoordelijkheid.
Die kan ik met deze workshop hopelijk minder zwaar maken om te dragen. Weten hoe het moet maakt alles gemakkelijker.

Schrijven is doen

Als ik aan een boek werk, kijk ik veel te vaak naar buiten. Uitstelgedrag. Ik herken het bij mezelf. Er kan zo gemakkelijk iets tussen droom en daad komen. Een dag is snel voorbij en hup, dan is het weer avond.
Maar we hebben niet eindeloos de tijd, ik bedoel, u en ik zijn niet ontsterfelijk. Ik herinner me nog die ene uitvaart van een geliefde oom, en het geluid van het plofje zand dat op zijn kist viel. Het was voor mij een waarschuwing om goed met mijn dagen om te gaan.
Dat vraag ik ook aan u. En daarmee bedoel ik: als u wilt meedoen aan de workshop, dan wilt u echt aan de slag. En u heeft er zin in. En u bent ook van plan ervan te genieten.
U wilt vooral weten: hoe pak ik het aan?
Daar heeft u straks mij voor.
Dag 1: Het Plan
Dag 2: De Uitvoering

Is het iets voor u?

  •  u heeft al langer een verhaal in uw hoofd en u bent best druk, dus als u snel en goed kunt horen wat u moet doen, helemaal fijn, dit is voor u
  • het is ook voor u wanneer u al een paar keer bent begonnen en weer bent opgehouden omdat het gewoon niet ging dus u heeft nieuwe moed en inspiratie nodig en een beetje meer weten wat u doet en waarom

Voor wie is het niet?

  • u denkt komt tijd komt raad er is altijd een volgende dag
  • u vindt dat u moet maar u heeft geen zin

Dus het is aan u om af te wegen of de workshop Stoomcursus LIVE voor u belangrijk kan zijn. Ik ga in ieder geval mijn best doen en ik hoop dat u erbij wil zijn.

Stoomcursus LIVE
Wat: Stoomcursus LIVE: online workshop
Wanneer:
Maandag 3 juni 2024: Het Plan
Dinsdag 4 juni 2024: De Uitvoering
Hoe laat: 0900-0945 uur zowel maandag en dinsdag, enige uitloop mogelijk
Waar: online, na opgave komt de technische informatie tijdig naar u toe
Kosten: gratis
Opgeven: via het onderstaande formulier voor nader contact. Ik mail u dan terug en dan weten u en ik het komt in orde.

Ja, ik doe mee met de Stoomcursus LIVE - ochtend

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Attentie. Er is nu ook een avond-editie. Aanvand 19.30 uur, dezelfde dagen.
Opgeven kan via het onderstaande formulier. (Zo kan ik het uit elkaar houden)

Ja, ik doe mee met de Stoomcursus LIVE - avond

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Wat kon een doekoen eigenlijk?

doekoen

Doekoen van Kandangan, nabij Loemadjang, circa 1925 (KITLV 36274)

Een doekoen, dat was de persoon waarmee het koloniale bewind geen weg wist. De doekoen was een autoriteit en vormde daarmee een bedreiging voor dat gezag. Want de doekoen bezat kennis en kunde, van een terrein waar dit koloniale gezag weinig tot niets van begreep. En de doekoen was overal aanwezig en nergens te vinden, ook dat nog.

Geen winkel in de Bragastraat van Bandoeng met een uithangbord.
Geen adres, nergens niet.
En elk Europees gezin wist: ze zijn er, doekoens, zij weten van ons.

Doekoen

In de vooroorlogse Indische romans kom ik regelmatig een doekoen tegen. Maar ik begreep pas meer, toen ik het mooie proefschrift van Liesbeth Hesselink las: Genezers op de koloniale markt. (2009) Vooral de periode rond 1850 interesseert me, want dat is voor de grote instroom van Hollandse vrouwen. Dus dan is er een andere fase.

Wat kon een doekoen?

  • genezen met obat
  • geneeskundige diensten bij bevallingen
  • hulp bij vergiftigen
  • bewerken

Een doekoen was man of vrouw, werd opgeleid door een familielid of een mentor en bezat kennis op een of meerdere gebieden van het bovenstaande lijstje. Hesselink noemt de doekoens baji, verloskundigen, als aparte groep binnen de doekoens. En zij waren met velen, schrijft Hesselink:

  • Voor het aantal doekoens in 1850 tastten we in het duister; in 1884 waren volgens het Koloniaal verslag ruim 11.000 doekoens op Java en Madoera werkzaam.

Dat is inderdaad veel maar de nood was dan ook hoog, en de veelzijdigheid van de doekoen was vaak nodig. Niet iedereen kon of wilde immers naar een westerse arts. Hesselink beschrijft hoe een doekoen te werk ging:

  • De werkwijze van de doekoens was gericht op het herstellen van de harmonie, meestal met behulp van een combinatie van magische en empirische kennis.
  • Allereerst stelden zij een diagnose, hetzij met behulp van allerlei berekeningen, hetzij door meditatie, hetzij door analyse van de symptomen.
  • Vervolgens probeerden zij de kwade geest die het evenwicht had verstoord en daarmee de ziekte had veroorzaakt, te verjagen. Zo moesten bijvoorbeeld bij hoofd-, oor-, of kiespijn op zaterdag gebeden worden opgezegd aan Sambang onder het branden van wierook.
  • Daarbij moest men een pinangnoot in de hand houden, tegen welke noot driemaal dezelfde zin moest worden herhaald.
  • De daarna weggeworpen noot werd verondersteld de ziekte mee te nemen. Bij reumatiek en gewrichtspijnen moest men zich eveneens tot Sambang richten en wierook branden, maar nu op maandag. Ook de tekst van het gebed was anders.
  • Wanneer de diagnose had uitgewezen dat de ziekte werd toegeschreven aan afwezigheid van of gebrek aan zielestof, trachtte de doekoen deze aan te vullen met die van andere mensen, planten of dieren. Zij deden dit door zieke lichaamsdelen of voorwerpen te bespuwen of bestrijken hetzij met zuiver speeksel, hetzij met gekauwde kruiden; uiteraard gebeurde dit onder het uitspreken van bezweringsformules.
  • Menselijke afscheidingen als speeksel en urine bevatten immers zielestof van de persoon in kwestie.

Het is een interessante analyse, maar er is nog dat andere: de vrees die het westerse gezag voelde voor het ‘bewerken’. Die vrees was gegrond. Alleen al omdat grote delen van de inheemse bevolking daarin geloofden, dus dan heb je als koloniaal gezag een probleem: er is iets ongrijpbaars.

Van Hien

Toen ik in Indonesië was, voelde ik het meteen: hier is de lucht anders. Er kan meer. Hoe, wist ik niet. Zoiets willen uitleggen is werken met de ratio. Diep-diep voelen is andere kennis.

Een indrukwekkend voorbeeld van bewerken kwam ik tegen in het boek van H.A. van Hien De Javaansche geestenwereld en de betrekking die tusschen de geesten en de zinnelijke wereld bestaat, verduidelijkt door petangan’s bij de Javanen en Soendaneezen in gebruik.  (deel 2 1896 ). Van Hien heeft overigens voor zijn kennis een hoge prijs betaald, las ik in de Java Post: ‘Hij had de doekoens geheimhouding beloofd, en die gelofte verbroken door alles wat hij van hen gehoord had te publiceren. Zelfs de Javaanse Geheime Leer had hij geopenbaard. […] Of het nu toeval was of niet, een straf van de doekoens of van de Javaanse geesten waarover hij had geschreven, feit is dat Van Hien ‘verdween’.
Nu komt een stuk van Van Hien over bewerken en inderdaad, veel kennis:

  • Iemand is verliefd op een meisje, doch zij wil van den verliefde niets weten. Nu gaat de man naar een doekoen Goena-goena ; gewoonlijk zijn dit vrouwen. Men betitelt ze wel eens met den naam van Oengah-oengahi, d.i. koppelaarster.
  • Zulk een doekoen tracht dan met het meisje in aanraking te komen en haar langs geheimen weg, gewoonlijk door middel van vrouwelijke bedienden of huisgenooten, een poeder toe te dienen van de Djaka-toewa, een kleine tor, die alvorens gedood, gedroogd en fijngestampt te worden, met ketjoeboeng bladeren gevoed is.
  • Is dit gelukt, dan plaatst de doekoen den eerstvolgenden Maandag- of Donderdagavond een Goena-goena voor de deur van de woning, waarin zich het meisje bevindt; deze Goena-goena bestaat uit twee uitgeknipte poppen, voorstellende het meisje en den man, die haar verlangt, welke poppen in den grond begraven worden. Op dien dag heeft zij door tusschenkomst van een bediende of huisgenoot eenig hoofdhaar van het meisje weten machtig te worden, dat gezamenlijk met de hoofdharen van den verliefden man, bewierookt met Stanggi en omwonden met Kanangabloemen in het hoofdkussen van het meisje verborgen wordt.
  • Door de toediening van den Djaka-toewa is het meisje in een toestand gebracht, waarin zij weinig meer beseft, “Broewet”, ofschoon haar wezen niets veranderd is en zij is dan genegen alles te doen, wat men van haar verlangt.
  • De doekoen heeft nu niets meer te doen dan te trachten haar toe te spreken, bij welke gelegenheid zij ongemerkt een der ontbloote deelen van het lichaam  aanraakt met minjak doejoeng, d.i. de tranen van de zeemeermin, en haar verzoekt bij den verliefden man te komen, waarbij zij haar geleide aanbiedt. Meestal gelukt dit en wordt het meisje door de doekoen in de armen van den verliefden man gevoerd.
  • Indien het de doekoen volstrekt onmogelijk is door tusschenkomst van bedienden of huisgenooten in aanraking met het meisje te komen, dan wordt de waschvrouw te hulp geroepen en verlangt de doekoen van haar een kleedingstuk in leen, dat door het verlangde meisje gedragen is, welk kleedingstuk alsdan door tooverformulieren betooverd wordt, zoodat het meisje even gewillig wordt, ja zonder verdere middelen soms van zelf naar den verliefden man komt.

Zo zijn er meer voorbeelden, met handelingen die je niet na kunt doen omdat er een zekere kracht voor nodig is, een kracht die niet van deze wereld is.
Ik vraag me daarom wel af, welke spirituele prijs de doekoen betaalde voor het niet positief inzetten van deze kracht. Wat gebeurt er dan met je ziel? Dat is een moeilijke en belangrijke vraag.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

 

Vakschool voor meisjes in Bandoeng

vakschoolDe vakschool voor meisjes in Bandoeng opende in 1923 de deuren. Een teken aan de moderne wand. De nieuwe generatie meisjes hadden nieuwe vooruitzichten. Ze konden zelfstandige vrouwen worden, betrekkingen vervullen, economisch zelfvoorzienend zijn. De eerste generatie die stemrecht bezat, kort haar droeg, zelf beslissingen nam.

Oei.
Voor veel mensen was zoiets een stap te ver. Waar bleef dat mooie ideaal van huisvrouw en moeder willen zijn, en daaraan genoeg hebben?

Tussenstap

Een tussenstap bood deze vakschool, waar meisjes een opleiding ontvingen tot huisvrouw. Dat was mede onder invloed uit Nederland een serieus vak. De huisvrouw had recht op respect. Zij was een vakvrouw.
Dat vond de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen, opgericht in 1912. In Indië ontstond deze vereniging pas later. En wat had een vakvrouw nodig? Scholing. Er kwam steeds meer technologie in het huishouden, in Amerika waren er al stofzuigers en electrieke wasmachines. Een huisvrouw moest kunnen organiseren en – ingeval van personeel – kunnen delegeren. Zij was, zoals het nog niet heette, immers een domestic manager.

De Roemer Visscher Vereeniging, een zustervereniging van Tesselschade-Arbeid Adelt, ondersteunde het belang van vakonderwijs. In 1927 schreef De Sumatra post:

  • Uit de nadere toelichtingen van de Roemer Visscher Vereeniging is het onze Commissie gebleken, dat er zeer zeker behoefte bestaat aan een vakschool voor meisjes.
  • Reeds bij den aanvang zal op ± 25 leerlingen kunnen worden gerekend, terwijl aangenomen mag worden dat ook in de toekomst de school goed bezet zal blijven.
  • Het ligt in de bedoeling der Vereeniging de school voor alle landaarden open te stellen.

Dus de Vakschool in Bandoeng kwam als geroepen, zouden we denken. Maar, zo schreef in 1926 het tijdschrift Indië. Geïllustreerd Tijdschrift voor Nederland en koloniën, de ontvangst was moeilijk. En dat was lastig, want de uit Nederland afkomstige mejuffrouw A.C.J. Maas (oud-directrice van de Vakschool voor meisjes te ‘s-Gravenhage) en mejuffrouw A.M.J. Maas, lerares in de fraaie en nuttige handwerken) hadden alles zelf voorgefinancierd. Hulp kwam er niet, hoewel:

  • De enige steun die de dames ondervonden was van mevrouw M.S.I. van der Weyden-van Heutsz en van den heer en mevrouw Spanjaard, die een soort van commissie van bijstand voor de nieuwe school vormde.
  • Door bemiddeling van mevrouw van der Weyden wist men de beschikking te krijgen over de lokalen der pas gesloten gouvernementsschool en in deze begonnen de dames Maas drie jaar geleden haar werk.
  • Over de moeilijkheden de teleurstellingen, de zwarigheden die zij te bekampen en te overwinnen hadden, zal ik hier niet uitweiden.
  • Grote persoonlijke, zowel als financiële offers eisten de school van haar leraressen, doch haar moed en toewijding wist de zaak niet alleen in gang te houden doch deze zoo te doen bloeien dat in juli 1926 het schooljaar begonnen werd met 44 leerlingen voor de dagschool en 23 voor de namiddags cursus.

Mathilde

Die naam herkende ik: mevrouw M.S.I. van der Weyden-van Heutsz. Mathilde was de dochter van de oud gouverneur-generaal J.B. van Heutsz. Ook hij had zich ingezet voor onderwijs aan meisjes; na zijn GG-tijd vooral in Nederland door hier lezingen te houden over het belang aan inheemse meisjes. Een invloedrijke naam, nog steeds, ook al woonde de voormalige GG anno 1923 om gezondheidsredenen in Zwitserland.
Dus dat Mathilde, ook nog eens getrouwd met een hoge militair, haar naam verbond aan deze vakschool, dat betekende iets. Ze gaat “bemiddelen”, staat in het artikel. Ik leg dat uit als druk uitoefenen. Die “commissie van bijstand” waar ze in optrad, betekent ongetwijfeld ook dwingend advies geven; zij was wel een dochter van haar vader.
En ziet, de vakschool kwam tot bloei.
Nog niet helemaal, wist het tijdschrift. De twee lokalen waren vol maar… er was geen internaat aan de school verbonden. De dames Maas kregen veel aanvragen van ouders die hun dochter om die reden alsnog elders onderbrachten en daar zat iets in:

  • Hoe kan men huisbestier en huisonderhoud leren als er geen huis om te bestieren en geen huis om te onderhouden aanwezig is?

Mogelijk zag ook Mathilde dat bezwaar. Want het jaar na dit tobberige artikel, blijkt er ook iets anders plaats te vinden in datzelfde Bandoeng. Ik citeer Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië over de werkzaamheden van het altijd indrukwekkende Indo-Europees Verbond (I.E.V.):

  • Het I. E. V dat telkenjare zijn werkzaamheden op sociaal terrein uitbreidt, opent met 1 Juli a.s. te Bandoeng een vakschool voor meisjes.
  • Deze school die aan het Pieters-park komt, stelt zich ten doel om aan jonge meisjes eene algemeen practische opleiding te geven en haar te bekwamen in verschillende vakken van vrouwelijken handenarbeid, waardoor zij in staat zullen zijn om, zoo noodig, in eigen levensonderhoud te voorzien en tevens gevormd worden tot handige en bekwame huisvrouwen.
  • Het leer-programma omvat: Huishoudkunde, koken en waschbehandeling.
  • Het linnen-, costuum- en hoedenvak.
  • Opleiding voor het Staatsexamen in nuttige en fraaie handwerken en voor het examen ter verkrijging van het Ned. Indische Bonds-getuigschrift voor costuumnaaister.
  • De cursus duurt twee jaren.
  • […] Het te openen internaat voor meisjes zal worden ondergebracht in het verdiepingshuis op het kruispunt van Sumatra- en Atjehstraat en zal plaats bieden aan een 25-tal leerlingen.
  • Om subsidie werd reeds verzocht.
  • Voor mevr. Van der Weyden-Van Heutsz die zoowel voor de vakschool als voor het internaat ijverde, is dit zeker een groote voldoening voor haar toegewijd en volijverig streven.
vakschool

Advertentie in De Koerier, 1927. Met woonadres, privacy was toen iets anders.

Dat is even andere spekkoek. Een vakschool, niet meer alleen gericht op het huishouden, maar vooral op zelf geld kunnen verdienen. Samenwerken met een Indische emancipatievereniging. Mathilde van der Weijden-van Heutsz wilde het en kon het.

Dergelijke krantenartikelen stemmen tot nadenken over vrouwen als Mathilde van Heutsz die min of meer achter de schermen werkten, in verenigingen en organisaties, of geheel individueel en zo Indië in de moderne tijd brachten, helemaal waar het de toekomst betrof van jonge meisjes, de nieuwe generatie die kansen moest krijgen. Al die vrouwen samen vormden een invloedrijk en informeel netwerk. Hun namen zijn te vinden in kranten en almanakken.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
    over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

De boekpresentatie van de Atjeh-generaal (video)

Atjeh-generaalDe boekpresentatie van de Atjeh-generaal was meer dan ik had durven hopen. Alleen aardige mensen, mannen van het Xe Bataljon KNIL, een cadeau van de commandant Bronbeek en toen ik thuis kwam, bleek de filmopname ook nog eens gelukt te zijn.
Dus die kan ik met u delen.

De opname

Op de filmopname staat wat ik zei bij de lancering van de biografie en ook de reactie van de officiële Eerste Lezer van het Eerste Exemplaar, dat is de commandant van het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek kolonel Van Kuyck. Een man die geen microfoon nodig heeft om een volle winkel toe te spreken. Hij gaf me een cadeau: de Bronbeek-penning voor dit en de vorige boeken over het koloniaal militair verleden.

Speech

Zelf een speech geven op de presentatie van je eigen boek is best een ding. Want wat te zeggen? De inhoud navertellen is saai. Iedereen bedanken die in de afgelopen periode een bemoedigend woordje sprak gaat evenmin. Ik besloot dus iets te zeggen over Van Daalen zelf, en ook over de tijd waarin wij nu leven, vergeleken met de zijne. Het staat op de film, maar als u liever leest, dan komen hier enkele stukjes eruit, een beetje ingekort en bewerkt.

Beroemdste Indo

Dit is het verbijsterende verhaal van een man die een Indische achtergrond had en die toch in de koloniale tijd top-posities wist te bereiken:

  •  hij was de eerste Indische militair en civiele gouverneur van Atjeh en de eerste Indische commandant van het KNIL
  • hij behaalde de hoogste militaire rang, die was alleen weggelegd voor een kleine elitegroep
  • daarbij was hij de grote favoriet van Koningin Wilhelmina
    Al met al: hij was de beroemdste Indo van zijn generatie, de kranten schreven veel en vaak over hem.

Ik zou zeggen: een boek met een nieuw verhaal als dit, dat moet welkom zijn. Maar ik hoorde bezwaren.

Hoe kan dat? Waar komen die vandaan?
Nog voordat het boek in de winkels lag kreeg ik mails en reacties op de inhoud van dit boek. Dat gebeurt wel vaker. Maar deze keer was het anders. De mails waren anders,
de opmerkingen op social media waren anders, er klonken bezwaren en zijn die terecht?
Het eerste bezwaar dat ik hoorde is:
“Je mag geen Indië zeggen dat is koloniaal, je moet zeggen vroeg-Indonesië dat is beter.”
Ik dacht het niet.
Want: wanneer we het verleden willen begrijpen, moeten we de woorden uit dat verleden begrijpen.
Dus: dan moeten we terug gaan naar de tijd van toen, met de woorden die toen gebruikt werden.
Ik schrijf daarom Indie: want zo heette Indie toen.
En daarbij komt iets anders: wie vroeg-Indonesië zegt, gumt daarmee ook een beetje het bestaan van Indie uit en daarmee de Indische cultuur. Is dat de bedoeling? Ik hoop het niet.

Populair en belangrijk

Dan een ander bezwaar wat ik hoorde tegen een boek als dit: wat mag en wat niet mag als het over het koloniale verleden van Nederland gaat.
U heeft het waarschijnlijk ook gezien: als het over Indië gaat, dan is de top drie van populaire onderwerpen:

  1. Militair geweld tijdens de dekolonisatie
  2. De njai dan wel de voormoeder
  3. en de doorwerking van het koloniaal verleden op de generaties van nu.

Populaire en belangrijke onderwerpen. En dan kom ik aanzetten met een biografie van een gewelddadige militair uit de vooroorlogse oude tijd. Kan dat nog wel?
Mijn mening is deze: we moeten eerst de koloniale tijd begrijpen en dan pas kunnen we begrijpen wat de erfenis ervan is.
Begrijpen van de top 3 kan ook met deze biografie:

  1. Militair geweld? Check, geen dekolonisatue maar kolonisatie.
  2. Njai? Check. De vader van Van Daalen had een njai, zij heete Sie Koetis. Uit hun verhouding werd Van Daalens halfbroer Arhur van Daalen geboren, de latere veelgeprezen politie-commissararis van Medan.
  3. en doorwerking in verschillende generaties? Check. Dat is een dynamiek die in de oude tijd begon: van Daalen werd geboren als telg in een belangrijke militaire familie, zijn grootvader gaf al les aan de Koninklijke Militaire Academie, al in de beginjaren. Zoiets moeten we weten: wat betekende de koloniale tijd in de generaties van een familie, welk erfgoed ontstond er toen? Daar geeft dit boek een antwoord op.

Nu per vandaag (zei ik gisteren) is het boek officieel uit mijn handen en reist naar u: de lezers. En hoe u hem beoordeelt, en met welke normen en waarden, dat laat ik over aan u.

Ja en toen had de commandant van Bronbeek nog het een en ander te zeggen. Mooie en pragmatische woorden. Even doorzappen naar het slotstuk en dan hoort u hem.

Video

Het boek: De Atjeh-generaal. Het militaire leven van Frits van Daalen, 1863-1930. Aanwezig of te bestellen in de plaatselijke boekwinkel.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Frits van Daalen: de biografie is er

van DaalenFrits van Daalen (1863-1930) had geen biografie. Nu wel. Het boek ligt sinds een paar dagen in de winkel, ik liep er zelfs langs toen ik een ander boek kocht, maar het is er pas officieel met een boekpresentatie.

Dat is een beetje gek, vind ik ook. En toch heeft dat iets leuks. Ik zit in een soort niemandsland: het boek is er niet en het boek is er wel.
Zo is de hele week, tot de dag van de presentatie aanbreekt.

Op die presentatie gaat iemand mij de moeilijkste vraag stellen die er dan bestaat en de vraag is: “Ben je er tevreden over?”
Dat weet ik niet. Nooit. Vraag het over een jaar nog eens, dan kan ik misschien een antwoord geven. Nu staat het te dicht bij me. En ik weet ook: geen enkel boek is volmaakt, het kan altijd beter.
Maar op enig moment moet er een streep onder, anders wordt het een levenswerk van twintig jaar onderzoek en dertig jaar herschrijven. Ik ben happy met de Engelse traditie: voortbouwen op elkaars werk, elke biografie geeft een eigen visie, een eigen beeld, en alleen door te blijven lezen kan een mens zich een mening vormen.

Van Daalen

Aan dit boek heb ik met een toenemende verbijstering gewerkt, want in het leven van Frits van Daalen was er nogal wat waarvan ik dacht: hoe kan het? Voorbeelden:

  • Hij groeide op in een destijds belangrijke militaire familie in Indië. Vader, ooms, mannen met aanzien. Dan vallen die mannen van het voetstuk. Glorie en verguizing, nog voordat hij 15 jaar was, hoe kan het?
    Daar zit al genoeg drama voor een boek, maar het is allemaal hoofdstuk 1.
    (En dan was er nog een broer die niet wilde deugen)
  • Van Daalen leerde van zijn vader dat ongeacht wat er gebeurt, je persoonlijke eer intact moet blijven. Daarom ging hij in 1908 naar Nederland, om daar de Minister van Koloniën te spreken. Er was een dermate groot conflict gaande, dat de regering dreigde te vallen.
    Ik bedoel, kunt u zo ruziemaken? Hij wel.
  • Door ingrijpen van het lot werd Van Daalen in 1910 alsnog commandant van het Oost-Indische Leger. Eerst was hij hiervoor gepasseerd. Je denkt: kan niet. Maar kan. Ik vond stukken terug van geheime vergaderingen. Daar heb ik heerlijk uit kunnen citeren.

En dan vooral:

  • Van Daalen was een Indische jongen en daar zijn regelmatig opmerkingen over gemaakt. Nooit door hemzelf. Hij was gesloten – maar zeer gevoelig.
    In de roomblanke koloniale tijd werd hij militair en civiel gouverneur van Atjeh en ook nog eens commandant van het leger. Een grote uitzondering, en de redenen ervoor geef ik in de biografie. Daarin staat ook, wat destijds als een karakterfout werd gezien: hij hielp andere Indische jongens op weg.

Dus u voelt al een beetje wat voor soort biografie het is: persoonlijk maar ook eentje die de tijd van toen tekent. Dat was mijn verlangen: om hem te leren kennen en ook te leren begrijpen. Als mens.

Hoe gaat het

Ik kreeg in de mail hoe zoiets nou gaat, een boekpresentatie. Het is elke keer anders, maar dit is het plan nu. Allereerst: het is in boekwinkel De Vries en Van Stockum, in de Passage in Den Haag. De deur gaat dan dicht wegens het is na sluitingstijd.
Dan begint de inloop: gewoon gemakkelijk binnenwandelen.
Vermoedelijk zijn de leden van het Xe Bataljon KNIL er al, in uniform uit de jaren 1930. De klewangs moeten we er zelf bijdenken, want wapens mogen niet in een winkel.
Om 1830uur begint het wegens dan hou ik een speech, een soort lezing waarin ik het een en ander zeg.
Ik ga het Eerste Exemplaar uitreiken aan iemand. Wie, dat is nog geheim.

Daarna is het informele deel, met hapjes en wat te drinken. U kunt een boek laten signeren (of niet). U kunt wat over uw familie aan mij vertellen (heel graag). U kunt ook helemaal niks zeggen als u verlegen bent.

Er zijn inmiddels heel wat aanmeldingen, maar ik zeg: er is plaats zolang er plaats is. Wilt u erbij zijn, laat het even weten via dit formulier, dan zet ik u op de lijst.
U bent van harte welkom.

Waar: De Vries Van Stockum, Den Haag, Passage 11
Wanneer: Vrijdag 12 april 2024 | Start 18:30 uur, inloop vanaf 18:00 uur (dan ben ik er natuurlijk al)

Er is plaats zolang er plaats is:

Leuk, ik kom graag

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

DETA jongens werden ze genoemd

DETA-jongens, de uiitdrukking klinkt zo onschuldig. Maar dat was het niet. Jaren geleden was ik op een bijeenkomst waar ik de jongens, inmiddels mannen op leeftijd, ontmoette. DETA betekent:  Dienst Economische en Technische Aangelegenheden. We gaan naar Nieuw-Guinea. Dit artikel verscheen een hele tijd geleden in Moesson.  Ik plaats het weer, in de hoop dat er verhalen en herinneringen van de toenmalige DETA-jongens boven water komen.

“Gezond en vrolijk”, zegt Guus Sahetapy herhaaldelijk, als een van zijn honderden broers vraagt hoe het met hem gaat. Hij staat bij de ingang van de grote zaal waar de DETA-jongens elkaar ontmoeten. “We zijn broers, allemaal”, zei hij eerder tegen me. “We kennen elkaar langer dan we onze familie kennen, wij delen een lotsverbondenheid.” Die gaat lang terug, naar de jaren dat Guus met zijn broers op Nieuw-Guinea woonde en werkte. Nu is hij alweer 75, maar vandaag is hij weer de jongen die van Java vertrok.

Door de ogen van Guus kijk ik om me heen. Al die jongens, niet veel verschillend in leeftijd. Destijds gingen ze weg van Indonesië, na een lange tijd van oorlog en Bersiap. Ze tekenden een contract met DETA, om te beginnen voor een jaar. Een pop vijftig per dag verdienden ze, kost en inwoning inbegrepen. Op de foto’s in de bijzaal staan ze allemaal: de armen over elkaar, lachend in de lens. Maar ik zie ook meisjes, zittend op de rand van het zwembad. Guus legt uit: “Er waren ook ambtenarengezinnen uitgezonden. Die meisjes groeiden daar op. Die gingen dan wel zwemmen maar dan lette de vader altijd goed op. Het was daar niet zo ontspannen en vrij.”
De reünie is uitverkocht. Er is veel, erg veel belangstelling, vertelt Ankie Davies van de organisatie, juist nu de jaren gaan tellen voor deze generatie. Maar afscheid nemen is ook beseffen wie er nog wel zijn, en dat zijn vertellers zoals Guus: “Ik weet alles nog, alles.”

Bioscoop

“Ik was net 16 toen ik ging, twee oudere broers gingen mee. Wij wilden wèg uit het land. Toen ik kwam was ik een kind dat meteen volwassen moet worden. Maar ik had geen heimwee naar mijn ouders, dat kwam, er was geen toezicht, je mocht alles, je was daar vrijgevochten. Je werkte hard hoor. Huizen bouwen, goten graven, wegen en waterleidingen aanleggen, alles deden wij DETA-jongens. Na een jaar kon je blijven werken. Dat heb ik gedaan.”
“Ik was 28 toen ik Nieuw-Guina verliet. Na 12 jaar ging ik weg, dat was in 1962. We moesten. In Nederland kwam ik in een contractpension in Bennekom, later in Velp. Ik voelde me goed, ik had gespaard, en ik was nooit thuis want ik ging overal logeren. Het was alleen, je gaat van een warm land naar een koud land. De Hollandse meisjes… dat was een openbaring. Op Nieuw-Guinea noemden ze ons ‘tuig van Laban’, ze trokken hun neus voor ons op, maar hier, je kon gewoon met een meisje praten en als ze je aardig vond, ging ze met je naar de bioscoop. Ik heb mijn schade ingehaald. Daar heb ik enorm van genoten. Later werd ik wel ongelukkig, toen ik ging werken. Als je licht van huid was, kreeg je meer kansen. Er was nog steeds die koloniale mentaliteit.”
Guus Sahetapy vertelt verder. Zijn gezin. Zijn vele reizen, ook naar Nieuw-Guinea met zijn oudste zoon. En dat hij eigenlijk nergens thuishoort, niet daar, niet hier, en ook al niet op de Molukken waar zijn vader geboren is. Alleen vandaag is hij thuis, tussen al die andere DETA-jongens.

De zaal is inmiddels tjokvol, en iedereen wacht tot de band gaat spelen. Het programma loopt tot ver na middernacht. Heerlijke catering, bingo, foto’s en films, wat een organisatie zit hier achter. Om één uur ’s nachts is er alweer dansen met muziek, en dat is nadat de nieuwe jarigen om 12 uur precies zijn toegezongen. Wat een feest, wat een geschiedenis.

In de beeldbank van het Nationaal Archief vond ik wat foto’s uit 1960. De uitleg: “Op 22 november 1960 vertrok de “Grote Beer” uit Hollandia. Nu waren de passagiers particulieren, kleine zelfsandigen, ex “lokale krachten” en een groep ex-DETA-jongens, die op Gouvernementsvoorschot de reis naar Nederland aanvaardden, om elders een toekomst op te bouwen. Familie en vele vrienden deden de vertrekkenden uitgeleide.”

Weer woorden van afscheid. Weer ergens anders een nieuwe toekomst op zien te bouwen. En hoe, daarop had niemand een goed antwoord.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe de paardenjongen in huis kwam

paardenjongenDe paardenjongen was soms een jongen, soms een man. Hij zorgde voor het paard van de officier en daardoor ook een beetje voor de officier. Hij was dus de militaire paardenoppasser.

Dat kon goed gaan, zo’n contact. Misschien verliep het zelfs harmonieus, want er bestond een zekere wederzijdse afhankelijkheid tussen de officier en de paardenjongen. Dan moet je elkaar kennen en idealiter vertrouwen.
Maar iets als geldgebrek maakt veel lelijk, en dat gebeurde ook hier.
In de oude Indische pers vond ik heel wat klachten van officieren – aan hoor en wederhoor deed men niet zo – en rekenvoorbeelden.

Fourage

De Locomotief van 1905 gaf aandacht aan de ‘gegronde klachten’ van de offcieren van het 8e bataljon, die ‘overhaast’ naar Celebes moesten. Wij denken: beroepsmilitairen krijgen wat zij nodig hebben van de legerleiding. De krant kende de realiteit:

  • Laat ons even narekenen wat een officier, die bereden is, moet betalen.
  • Hij krijgt f 20 paardenfourage; een paardenjongen kost hier f 20 en het dier eet voor f 20; hij moet dus f 20 minstens bijpassen.
  • De onbereden officier heeft twee koelies meêgenomen die hem op f 30 minstens komen te staan en hij teert dus zooals de zaken nu geregeld zijn, f 30 ’s maands in, de bereden officier, die ook koelies heeft, dus f 50 ’s maands.

Hier staat: zelf personeel betalen en als je twintig pop krijgt, moet je veertig pop uitgeven. En dan heb je ook nog kosten aan je koelies. Dat kwam dus allemaal voor eigen rekening. Officier zijn kon dus een dure zaak worden, er werd daarbij verwacht dat je je stand ophield.
In deze tijd zijn er ook discussies over het ja dan nee toelaten van inheemse officieren en op welke voorwaarden, en hoe kunnen zij dan in gelijke mate hun stand ophouden en wat is die stand dan. Kwesties van prestige wogen toen zwaarder dan we ons nu kunnen voorstellen.

Rekenen

Hoe dan ook, officieren moesten rekenen: wat ze moesten en konden betalen. Een paardenjongen moest te vertrouwen zijn, hij droeg verantwoordelijkheid: een zadel te los geplaatst kon dodelijke gevolgen hebben. Het was dus geen functie waar dwangarbeiders konden worden ingezet. O, was er maar een boek over ‘Mijn leven als paardenjongen’, dat zou wat zijn.
Het vele geklaag en gereken is ten deele de geëxporteerde Hollandse cultuur van mopperen, en ten dele het ervaren van de onredelijkheid: wel de taken en verwachtingen krijgen, maar niet het bijbehorende budget.
Juist in deze tijd, het begin van de twintigste eeuw, kom ik dergelijk ‘gegronde klachten’ , zoals De Locomotief dat noemde, nogal tegen.
Het is pas 1905, onder gouverneur-generaal Van Heutsz moeten ook de zogeheten Buitengewesten onder het Nederlands koloniaal gezag worden gebracht. Dat gaat met militaire expedities. Maar ook met Hollandse zuinigheid.

In 1910 publiceerde ‘Huzaar’ een kwaadaardig stuk over paardenjongens in het Indisch Militair Tijdschrift. Huzaar klaagt en in wat hij zegt is merkbaar dat de paardenjongen bepaald niet machteloos was, hij kan gaan saboteren:

  • Het gouvernement dwingt ons in dienst te nemen ter verzorging onze paarden, een vrije Inlander, een inlander dus waarover men niet het minste gezag kan uitoefenen die net zoveel kan luieren als hij feitelijk zelf verkiest en zijn baas een kool stooft zoo dit in zijn kraam te pas komt.
  • Wie onzer heeft niet eens het genoegen gehad te staan wachten op zijn paard, terwijl het Escadron al bezig was uit te rukken.
  • Het Escadron verdwijnt; nog geen paard te zien. Men vliegt naar huis om daar te ontdekken dat meneer de paardenjongen in geen velden of wegen te bekennen is en beide paarden elkaar al glimlachend aankijken bij het idee een kalm dagje te hebben.

In huis

Dan geeft Huzaar een voorbeeld uit zijn eigen leven. Hij moest op meerdaagse ofening naar Meester Cornelis en wat dan te doen met zijn twee paardenjongens: ofwel laten overkomen, ofwel laten thuisblijven. Huzaar vindt: ‘In beide gevallen een dure grap.’ Laten overkomen was ‘voor eigen rekening’ en dan moest hij ze ook verplicht toeslagen uitkeren. Dan maar thuis laten?

  • Laat ik mijn paardenjongen thuis, dan werkt hij een beetje in den tuin, doet boodschapjes voor mevrouw en wrijft een beetje aan het achter gebleven harnachement.
  • Hij maakt het zich extra gemakkelijk, ja feitelijk heeft hij vacantie.
  • Op ’t eind van de maand krijgt hij evenwel ’t zelfde loon, dat gaat nu eenmaal niet anders.

En bij deze passage zat ik rechtop. Want hier staat dat deze man of jongen in de Europese huishouding mocht komen. Daar waren de bedienden in het huiselijk domein ook. Alleen al de herinneringen aan de baboe kunnen bibliotheken vullen. De kebon figureert ook in romans. Er zijn ook verhalen over ‘kettingberen’, dwangarbeiders.
Maar waar zijn de herinneringen aan de paardenjongen, die ‘Vrije Inlanders’, die zich volgens de klaende officieren niets liet zeggen, die binnen de grenzen van zijn werk zelfs in staat was tot sabotage?
Denken over Indië is nooit af en voorbij. Steeds dient zich nieuwe informatie aan, waarmee de oude tijd op een andere of diepere manier te begijpen is.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Beata van Helsdingen-Schoevers en de Italiaanse teint

Beata van Helsdingen-Schoevers (1886-1920) was journaliste, declamatrice en columniste voor  verschillende dagbladen in Indië, geboren en getogen en daar ook op jonge leeftijd gestorven. Zij was bekend en beroemd in haar tijd.

Indisch uiterlijk

Kort na de kennismaking schreef haar aanstaande Jacques van Helsdingen aan zijn vader: ‘Béa heeft een Indisch uiterlijk, al is het nog de vraag of zij Indisch bloed in zich heeft.’ Die vraag heeft hij haar vermoedelijk nooit gesteld. Want zij wilde niet Indisch zijn, niet zo gezien worden en dat Indisch uiterlijk heette een Italiaanse teint. Dat was 1908.  Jacques zelf was minder in de ontkenning. In een andere brief, uit 1907,  had hij geschreven in antwoord op diens wens dat de zoon een Hollandse vrouw zou trouwen:

Toch beseft u ook heel goed, dat het Indische leven in alle opzichten lager staat dan het leven in Europa. Waarom zou u anders graag zien dat uw zoons zoo mogelijk pur sang Hol. vrouwen trouwen? Alle ‘halfcasts’, waartoe wij in Engelsche oogen zeker behooren, hoe gering ook het percentage Inlandsch bloed is, dat door onze aderen stroomt, hebben dat verlangen. Intuïtief voelen zij, dat zij een weinig lager staan dan de beste exemplaren van het zuivere onvermengde ras en daarom bestaat hun streven om weer tot het oorspronkelijke ras terugtekeeren.

Het is dan 1907, we zitten diep in de koloniale tijd. De opvattingen zijn anders dan wij nu wensen en wenselijk vinden. De woorden en termen ook. En juist dan is het belangrijk om er kennis van te nemen, om de tijd van toen te begrijpen. Als ik in een oude roman lees over iemand met een Italiaanse teint, dan weet ik nu: aha, Indisch. Een code-woord, nodig om verhalen te doorgronden.

Werk

beataIk las dus de columns van Van Helsdingen-Schoevers met belangstelling, toen ik aan haar levensverhaal werkte. Ze schrijft over enorm veel onderwerpen, zoals:

  • de gedichten van Raden Mas Noto Soeroto
  • haar idee voor een maatschappelijke dienstplicht
  • ouder worden
  • de adel van de brandkast, waarmee ze vooral Hollandse mensen bedoelde die in Indië fortuin komen maken
  • de Eerste Wereldoorlog
  • Kunstkringen in Indië
  • het belang van fietsen
  • kinderopvoeding in Indië en wat als ze dan naar Nederland gaan

Eigenlijk is haar werk een spiegel van de Europese maatschappij in Indië. De biografie en de bloemlezing zijn nog steeds te koop, soms bij Boekwinkeltjes.nl en ook bij het KITLV, klik en kijk naar de bestelprocedure

Beata van Helsdingen-SchoeversHoed met vrouw

Deze foto is vermoedelijk in 1910 genomen. Ze is met haar echtgenoot Jacques in Den Haag, waar hij de bestuursacademie volgt. Zelf neemt ze declamatieles. Dat trof me en ik dacht: misschien heeft ze hier, in Nederland,  ontdekt dat ze een accenthad, dat ze toch niet zo Italiaans was als ze vond.  In Den Haag was toen ook het Indische aanwezig. Men kende en herkende elkaar,  met een enkel oogopslag. Op straat moet ze een verschijning zijn geweest, want al droegen de dames toen hoeden… zo groot en zo aanwezig, dat deden weinigen haar na.

De reden dat ik dit alles over Beata van Helsdingen-Schoevers schrijf, is om  degenen te bemoedigen die denken: “Waarom zou ik hierover schrijven, daar heeft toch niemand belangstelling voor.” Nee, omdat ze het nog niet kunnen lezen. Een boek of een levensverhaal krijgt pas lezers, als het af is. Dus moet u het eerst schrijven. Zo ging het ook met mij.

Want toen ik met haar biografie begon, wisten alleen de nazaten nog dat zij eens een bekende journaliste was geweest. Ik was haar via verwijzingen en voetnoten op het spoor gekomen. Uiteindelijk mocht ik het familiearchief bestuderen. Daar lag een kapitaal aan persoonlijke brieven, openhartige kattebelletjes en boodschappenlijstjes. Het was een tijdrovende klus om dat archief te ordenen en te gebruiken, en al die maanden had haast niemand interesse voor mijn biografie. Daarna moest ik nog gaan schrijven, dat duurde ook weer maanden. De belangstelling? Nul.

“Over wie schrijf je?”
“Wie?”
“Nooit van gehoord.” (dat dan op onverschillige toon)

Was ik ontmoedigd? Soms. Maar tegenwind maakt ook sterk. En ik ben iemand die idealistisch en praktisch tegelijkertijd is. Dus ik dacht: straks is het boek er, en wat doet het met mij als niemand het wil lezen? Antwoord: helemaal niks, want ik schrijf voor de eeuwigheid. Over honderd jaar, als ik er niet meer ben, is mijn boek er nog wel. Dus ik ging door. En het boek verscheen.

Nu heeft Beata van Helsdingen-Schoevers een eigen Wikipedia-pagina: klik en kijk.  Iemand heeft die gemaakt, ik niet. Af en toe kom ik haar tegen in een ander boek. Mijn boek was een steen in de vijver: in het water komen steeds grotere kringen. Ik kon het, u kunt het ook. Misschien bent u degene die het familievrhaal opschrijft, en dan gaat iemand anders, mogelijk twee, drie generaties verderop, een levensverhaal schrijven van een van die familieleden uit uw boek. Weer: het effect van een steen in de vijver.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Indo of Indisch, dat is de vraag

indoIndo is een gewoon woord, inmiddels. Het lijkt wel of steeds minder mensen ‘Indisch’ zeggen of, ‘Een Indische achtergrond’ of ‘Indische Nederlander’.

Over deze woorden dacht ik na en ook over hoe ze kunnen veranderen, omdat ik zonder het bewust te willen, een onzedelijke roman had gelezen. In 1931 publiceerde Caesar Kijdsmeir jr de roman Wrakhout. Geen opwekkende titel. Eerder had hij Goena Goena (circa 1930) gepubliceerd en daarvoor De groote debacle (1929). Caesar Kijdsmeir jr was het pseudoniem van Albert Zimmerman, de hoofdredacteur van het populaire weekblad d’Oriënt. Geen Indische man, is mijn indruk, ondanks die naam Kijdsmeir.
Een commerciële gouden greep, natuurlijk. Het weekblad was een goed merk, wat daarmee verbonden was, verkocht vanzelf.
Ik was daardoor ook nieuwsgierig.

Animeermeisje

In Wrakhout is zowat elk personage menselijk wrakhout, aangespoeld op het strand des levens. En toch deprimeert het boek niet. Dat komt omdat er een tijdbeeld in zit, van mensen die het elk op een eigen manier moeilijk hebben in de heersende crisis. Dat moedeloze ervan raakte me. Het gevoel van waarvoor-zou-ik-nog.
Al op de eerste pagina’s leren we Jopie kennen, een animeermeisje. Dus: gezelschap biedend aan heren in ruil voor commissie op de drank door deze heren besteld.
Jopie krijgt gezelschap van Fred en Henk die haar zien, achter de bar, op de jaarbeurs in het mondaine Bandoeng:

  • Fred lachte en keek naar het pittige, kleine Indomeisje, dat nonchalant op de barkruk hing, achter de breede bar en dat speelde met het voetje van het champagne-glas, de spitse, smalle vingers met de watblauwige, niet-pleizierige nagels om het dunne steeltje. […]
  • ’t Type, dat uitgesproken Indisch-Europeesch is, met roetzwarte, groote oogen met iets heel teers en bewogens in de zachte welving der oogleden en de soepele gepenseelde lijn der zwarte wenkbrauwen, de huid van het wonderlijk geel, dat niet bruin is en niet blank en dat men koelit langsep noemt.
  • Een vinnig gebogen neusje met ronde, zachte neusvleugels, nerveus en beschaafd.

Jopie is getrouwd met een man die haar in de gaten houdt, haar beschermt. Er moeten immers geen gekke dingen gebeuren als de heren drank op hebben. Deze Willem Dreseler is “een zeer donkere Indo met de zware snor en in elkaar gegroeide wenkbrauwen”.

Hier zien we:

  • Indomeisje
  • Indisch-Europees
  • Indo

Niet zoals wij

Even een stap vooruit in het verhaal. Fred heeft van Jopie extra diensten gekregen, in de nacht (u begrijpt…). Hij krijgt een brief van Jopies moeder, en daarin staat dat er nu getrouwd moet worden. Een fragment daaruit:

  • Jopie is een lief goed meisje en haar vader zou zich in zijn graf omdraaien wanneer hij wist dat zij zwanger is en niet eens getrouwd.
  • Haar vader was een nette man en ik ben altijd in eer en deugd getrouwd geweest met hem.
  • Jopie is geboren toen wij twee jaren getrouwd waren en John toen wij drie jaren getrouwd waren en mijn man was toen bij de Staatsspoor. Later toen hij dood was is John officier geworden en Jopie is tegen mijn wil getrouwd met die rare Dresseler, wiens moeder een Inlandsche vrouw was.
  • Hij is een Indo, niet zooals wij, Indische menschen.
  • Dat wil ik U wel even vertellen, dat wij altijd Indische menschen zijn geweest, zoodat U niet hoeft neer te zien op Jopie, omdat zij een Indisch meisje is.
  • Mijn vader en moeder en die hun vader en moeder en die hun vader en moeder en zoo altijd door zijn altijd Indische menschen geweest zonder baboe’s of Inlandsche vrouwen, zooals in Dresseler zijn familie.

Bij elkaar dus:

  • Indomeisje
  • Indisch-Europees
  • Indo
  • Indisch meisje
  • Indische menschen

En het grote verschil begreep in die tijd iedereen door de zin: “Hij is een Indo, niet zooals wij, Indische menschen.”
Hoe dan?
Wat dan?
Zoiets gaat verloren in de tijd, vrees ik.
De gevoelswaarde, bedoel ik. Positief is het bepaald niet, zoveel is wel duidelijk.

Indo

Deli-Courant, 1933

Uit de krant

Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië publiceerde in 1933 een recensie van deze ‘Indische zedenroman’. Die was niet bepaald gunstig. Andere kranten jubelden evenmin. Wel werd de schrijver geprezen om de vlotte pen, maar inhoudelijk was er veel mis, volgens de krant:

  • Wat wij op dit boek tegen hebben, is, dat de schrijver het leven niet in al zijn nuanceringen ziet. Hij ziet slechts het naargeestige.
  • […] Wrakhout wordt door den schrijver een Indische zeden-roman genoemd. Doch hiervoor is het verhaal te eenzijdig, wordt er te veel gezegd over één categorie menschen, die mogelijk een op twintig wel in Indië voorkomt, maar allerminst een maatstaf is voor het leven en doen in ons Indië.
  • Ook „Indische” zedenroman achten wij als aanduiding niet juist. Want de sfeer, die voor een „Indische” roman noodig is, krijgts men niet door een drama te laten afspelen in een hotelletje op Naripan in Bandoeng, door een tenger meisje van „wah zèg” te laten spreken, door een bediende “tida toean” in plaats van „neen mijnheer” te laten antwoorden, enz.

Kortweg, het kon wel zo zijn, maar het was niet zo. Maar “een op twintig”, ik vind dat genoeg voor een zedenroman. En helemaal als het gaat om woorden met een lading van emotie. Elke generatie benoemt het Indische anders, nu op Instagram en in seniorenhomes. Vroeger weer anders.
Dat is het spannende van over vroeger schrijven: het eigen vanzelfsprekende moet plaats maken voor het vanzelfsprekende van toen, van daar.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

“Nu weet mijn zoon meer van de familie”

familieHet familieverhaal dat Rita van der Werff schreef, doet het goed, wat zeg ik, het verhaal doet het uitstekend. Ze begon te schrijven met een voorzichtig idee wat vast te leggen voor haar zoon, die weinig wist van de familieverhalen.

Indische familie

Geleidelijk groeide de belangstelling.
De familie wilde het lezen.
Vrienden en kennissen ook.
Dus Rita bestelde bij de internetuitgever een tweede druk, ze organiseerde een boekpresentatie en zo kwam er nog meer belangstelling.
Die belangstelling begrijp ik heel goed. Het is een geweldig verhaal, levendig geschreven en er zitten prachtige familiefoto’s bij. Destijds hebben Rita en ik samen schrijfcoaching gedaan en zo kon ik de wording van het boek meebeleven. Ik sprak haar deze week over haar boek Zeg Mientje, zijn er op Manado veel mooie meisjes? Verloren verhalen van een Indische familie.

– Waarom ben je aan dit boek begonnen?

Ik begon te denken van: straks ben ik de enige die overblijft. Mijn ouders zijn overleden, mijn ooms en tantes bijna allemaal ook. En ik ben het oudste kleinkind en de oudste dochter. Toen besloot ik wat op te schrijven, vooral voor mijn zoon. Hij is 36 jaar en heeft veel natuurlijk niet meegemaakt. Gewoon, wat aantekeningen, dat was de bedoeling. Gaandeweg groeide dat uit tot meer, toen de familie belangstelling kreeg.
Er was ook iets anders. Toen mijn moeder nog leefde vroeg ik haar vaak om iets te vertellen. Dan zei ze: “Schrijf jij dat maar op. Het is wel goed voor later, wat ik jou vertel.” Ze besefte dat ze aan het dementeren was en dat iets doorgeven nu nog kon.
Op het moment dat ze naar een verzorgingstehuis moest, hielp ik met de verhuizing. In de slaapkamerkast vond ik een doos vol officiële documenten, brieven en foto’s.
Het waren meer dan 200 brieven die mijn vader en moeder in Indië uitgewisseld hebben, mijn moeder woonde toen op Manado. Het waren ook liefdesbrieven.

– Is dat moeilijk om die persoonlijk brieven te lezen?

Die heb ik natuurlijk niet in haar bijzijn gelezen. Pas een jaar of wat nadat ze overleden was, begon ik ermee. Gelukkig had ik nog twee oudere tantes, die me ook advies gaven. En in het archief heb ik heel wat kunnen uitzoeken.

– Hoe waren de reacties toen het boek verscheen?
Mijn zoon zei dat hij het een paar keer had moeten lezen om te begrijpen. Want hij wist niet wat er allemaal in de familie was gebeurd, of hij had wel eens wat gehoord op een verjaardag, maar niet onthouden. En nu kon hij het hele verhaal lezen. Dat komt binnen, en dat kon hij beter begrijpen.
Ik geloof dat iedereen in de familie het boek gelezen heeft, maar niet iedereen kon er wat over zeggen. Dat snap ik, want er staan ook moeilijke stukken in. En het is wennen dat op papier te zien. Maar ik ben blij dat ik het gedaan heb.

familie

– Het is nu een heel groot familiedocument geworden. En heeft dat ook voor jou zelf iets veranderd? Dat je je anders voelt over jouw plaats in de familie?

Van sommige gebeurtenissen ben ik erg geschrokken. Mijn nicht heeft documentatie van Pelita over haar vader, en dat mocht ik inzien. Hij vertelt daarin over zijn leven tijdens de oorlog en ook hoe hij als kind zijn moeder heeft moeten helpen bij een bevalling. De achtergrond ervan staat in het boek. Ik ben zelf moeder dus dat raakte me.

– Ben je nu tevreden?

Ja, maar… ik denk erover om een tweede boek te maken. Met daarin de brieven van mijn ouders. Die zijn te mooi om niets mee te doen. Bovendien heb ik nu ontdekt dat schrijven leuk is en dat ik er plezier in heb.

– Wat kun je zeggen over mijn schrijfcoaching tegen andere mensen?

Je hebt me heel goed gecoacht en geadviseerd.
Ik had in het begin geen idee hoe ik een boek zou moeten schrijven. Maar het schrijven van een familieboek wil ik wel heel graag doen. Maar hoe dan? Welke stijl? Op welke wijze krijg ik de lezer nieuwsgierig zodat deze de verhalen verder gaat lezen? En hoe verwerk ik foto’s en documentatie en eventueel interviews?
In de loop van de tijd heb ik al veel verhalen over mijn familie opgeschreven. En gaandeweg komen er meer, want er schiet van alles door mijn hoofd en voor mijn gevoel moet ik het opschrijven. Vilan adviseert mij om gewoon door te gaan met schrijven. Voorlopig geen volgorde aan te houden. Het chronologieën komt later wel volgens haar. Dat heeft mij zeker gerustgesteld. Maar toch is er een moment geweest dat ik het niet meer ziet zitten. Een soort van verzadiging. Gelukkig heb ik geregeld contact met Vilan en ze heeft mij weer hoop en vertrouwen gegeven om toch verder te gaan met het schrijven van mijn familieboek.
Vilan is ook deskundige in de Indische letterkunde, dat scheelt weer uitleg van mij. Ze heeft mij ook nadere informatie en of toelichting gegeven dat nodig is voor de verwerking van mijn verhaal. Ik ben heel blij en tevreden met het resultaat van mijn familieboek “Zeg Mientje zijn er op Manado veel mooie meisjes?”. En dank Vilan voor haar coaching!

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant