Semarang

Nooit meer hoesten dankzij mevrouw Kloppenburg

Een jonge mevrouw Kloppenburg, omringd door haar kinderen. Zij draagt rouwkledij, want haar oudste meisje was overleden door een verkeerde diagnose van een westerse arts. Mede daarom bestudeerde mevrouw Kloppenburg planten en kruiden.

Hoesten put de mens uit, dat is nu zo en dat was vroeger ook zo. Wij hebben apotheken en supermarkten vol chemische middelen, maar vroeger, wat moest je?
Zelf wat maken.
Men neme… en dan het recept van vooral een Indische icoon als mevrouw Kloppenburg volgen. Dan ging het over. Dat weet ik van gesprekken over vroegere familieleden, die ik overal kon voeren toen mijn biografie van mevrouw Kloppenburg was verschenen. Plus daarbij een herdruk van haar receptenboek en de bijbehorende platenatlas, met afbeeldingen van de gebruikte planten en kruiden.

Vrieskist

Honderd procent Indisch erfgoed.
Toen een vanzelfsprekendheid, want iedereen wist wat is wat.
En nu?
Jaren geleden keek ik in een diepvrieskist die in Toko Semarang (Den Haag) stond. Ik zag een duisternis met vreemde vormen. En ik wist: wie hierin de weg weet, heeft belangrijke kennis.
Maar ook die toko moderniseerde en of de diepvrieskist er nog staat, durf ik niet te gaan onderzoeken. Dat is omdat ik mijn herinnering wil behouden.

Ik keek in de tweede druk van Indische planten en haar geneeskracht (1907) en vond negen recepten tegen hoest.
Hieronder geef ik ze allemaal. En ik ben benieuwd: kunt u ze maken, zijn alle ingrediënten in Nederland bekend en te koop?
Zelf kom ik niet ver.

Hoest I

Voor hoest is het binnenste van ’t blad van de Lidah Boeaja uitstekend. Men neemt daarvan voor ’t naar bed gaan en ’s morgens ook, een dessertlepel vermengd met stroop. Voor kleine kinderen is een theelepel voldoende.
Tegen hevige hoestbuien zijn jonge bladeren (de poepoes) van de Waroe-Lengis, gekookt met klontjes, verzachtend en lossen de slijm op. Men zegt dat deze bladeren erg verkoelend werken.

Hoest II

De vrucht van de Paré-Weloet wordt gebruikt als middel tegen hoest. Het binnenste deel van de vrucht en een paar korreltjes anijs (adas) worden met klontjes gekookt bij wijze van stroop, echter zonder toevoeging van water en den patiënt ingegeven.

Hoest III

Voor hoest levert de knol van de Widara-oepas, gekookt met klontjes Kandij-suiker, een uitstekend geneesmiddel; eerst wordt de knol geraspt en gezeefd of aan dunnen reepjes gesneden, en verder met klontjes dik gekookt.
Van dezen knol is honderd gram met één ons klontjes gekookt, voldoende voor twee dagen.
Sneller werkt het echter als de knol geraspt is en er wordt dan wat klontjes-stroop bij gevoegd en uitgewrongen door een fijn doekje. Als het gekookt is, kan men het evenwel bewaren, maar rauw gebruikt, helpt het spoediger.

Hoest IV

Mevrouw Kloppenburg op het achtererf van haar huis, Bodjongweg 80 te Semarang. Ooit heb ik daar ook gestaan, uit verlangen dichter bij haar te zijn.

De bladeren van de Djinten of Koetjing, gekookt met een stukje Zoethout, eenige korrels Ketoembar en klontjes-suiker is een hoestdrankje.
Een ander middel tegen den hoest is de Patjé. Men wringt dan per dag drie rijpe vruchten uit en vermengt deze naar smaak met gesmolten Arèn-suiker of kandijklontjes.
Let wel op, dat men om hoestdrankjes te maken, altijd Arèn-suiker gebruikt en geen Goela-teboe of Klappersuiker neemt, alle drie soorten zien er bruin uit, de smaak is evenwel verschillend. Slechts de Arèn-suiker kan men voor geneesmiddel tegen den hoest gebruiken,  de andere soorten verergeren de hoest door dat ze kriebeling in de keel bezorgen.

Hoest V

De Saga-plant is een klimop. De bladeren werken verkoelend en zuiverend, hebben veel weg van Tamarinde bladeren, zijn echter slapper en smaken zoetig net als zoethout. Het zaad gelijkt veel op peulen. Als de zaadpeul droog is, bevinden zich in de peul roode zaadjes met zwarte kopjes. De bladeren van de Saga worden veel tegen hoest gebruikt, daar deze dikwijls ontstaat door hitte in het lichaam.
Men neemt dan een handvol daon Saga, één rood berguitje (brambang goenoeng) drie korrels anijs (adas) en een klein stukje Poelosarie-hout, dit alles wordt met eenige stukjes klontjes-suiker in een Pisang-blad gepakt en gestoomd, een kwartier lang, daarna wordt alles door een fijn doekje gedaan en vóór het kind gaat slapen ingegeven.

Hoest VI

Nog een middel voor hoest bij kleine kinderen is het gebruik van de bloemen van de Rlimbing Woeloeh gemengd met eeuige korrels anijs (adas) en klontjessuiker. Doe een handvol bloemen, een paar anijskorrels en klontjes naar smaak met bijvoeging van een half bitterglaasje water, in een puddingvorm die goed gesloten kan worden. Men moet dat een uur stoomen, dan door een doek gieten en het ’s morgens op de nuchtere maag en ’s avonds vóór het naar bed gaan te drinken
geven.

Hoest VII

Voor hoest bij oud en jong is het volgende uitstekend. Neem het sap van de Djeroek-nipis, Sirih-kalk en een weinig Kajoepoetih-olie, hiermede wordt de borst en rug goed ingewreven. Om den hals doet men een natte, goed uitgewrongen doek en daar overheen een wollen doek of imitatieleer. Dit doet men vóór men naar bed gaat en met dien omslag gaat men slapen. Voor volwassen menschen is flink hard wrijven op borst en rug met Kajoepoetih-olie dikwijls voldoende.
Ook de Poko-blaadjes worden gebruikt tegen kou-vatten; als thee getrokken met klontjes of gekookt met tankwee, dat is gekonfijte chineesche Meloen, is dit een middel tegen hoest, door kou-vatten opgedaan.

Met haar man Herman Kloppenburg. Hij verbood zijn echtgenote geld te verdienen met haar praktijk als kruidengeneeskundige, maar… hij gaf haar wel de ruimte daarvoor.

Hoest VIII

Menschen en kinderen, die een droge hoest hebben, kunnen twee ons Assem-bladeren en twee ons daon Saga en een stukje zoethout van een halve vingerlengte gekookt met drie splitglazen water en tot twee verkookt, drinken als men dorst heeft. Echter dan geen ander water.

Hoest IX (droge)

Voor droge hoest is uitstekend daon Gagan, ongeveer een handvol opkoken met wat klontjes en dit innemen.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Krankzinnig in Indië, arme mevrouw B.

Hotel Bellevue te Buitenzorg circa 1915 (KITLV 90246)

Stel, je bent een Europese vrouw en ze zeggen dat je krankzinnig bent en dat je naar een inrichting moet, wie weet voor altijd.
En stel nou eens, je bent niet krankzinnig. In een oude Indische krant uit 1912 las ik over het drama van mevrouw B., afkomstig uit Batavia, logerend in het deftige Hotel Bellevue te Buitenzorg. Drie weken logeert ze er al, na een vierdaags verblijf in het gesticht. Heerlijk, om daar bij te komen.

Klikspaan

Het verhaal gaat verder. Mevrouw B. laat zich sherry en alcohol brengen. Mocht niet van het gesticht en iemand klikt. Zulke mensen heb je overal.
De geneesheer van het gesticht, dr. Schülein, begeeft zich naar het hotel, en daar ontspoort het, schrijft de Nieuwe Vorstenlanden:

  • Hij begaf zich naar de kamer van Mevrouw B., verzocht haar mede te gaan naar het gesticht en speelde vreeselijk tegen haar op tot grooten last van de hotelgasten.
  • „Je moet opgesloten worden en je moet mee, anders zullen we geweld gebruiken”, zeide hij.
  • De gérant moest tusschen beiden komen, toen de dokter de vrouw bedreigde, haar te zullen vastbinden.
  • Daarop dreigde de dokter haar te zullen injecteeren.
  • Tegen 7 uur kwam de huurauto, waarin de vrouw naar het gesticht zou vervoerd worden. De bedreigingen werden nog scherper, de verontwaardiging der gasten steeg.
  • De vrouw smeekte te mogen blijven, ze zou kalm zijn, niets drinken, ze zwoer het op het graf harer ouders. Eindelijk vroeg ze zich te mogen verkleeden, ze was in sarong en kimono. Dit werd toegestaan. De deur werd gesloten.
  • De dokter, de Heer G, de gérant en een paar gasten bleven voor.
  • Toen hoorden ze een slag aan de andere zijde van het gebouw, de vrouw was uit het venster gesprongen.
  • Groote consternatie, men ging zoeken, eerst naar het beneden ’t hotel liggende zwembad, doch de gérant zei dat ze daar niet kon zijn, daar het bad gesloten was.
  • Mevrouw B. was gevlucht door den gang naast het hotel, den grooten weg op.
  • Daar zag ze een sado en [ze] reed naar den assistent-resident om bescherming te zoeken, daar werd ze in de auto gewerkt; de verhuurder van de auto was zoo verontwaardigd over de wijze waarop tegen de vrouw was opgetreden, dat hij uitstapte en weigerde te chauffeeren.

Mevrouw B. wilde niet, maar ze moest, het ging met geweld.
Misschien wist mevrouw B. wat haar te wachten stond.
Kassian, arme mevrouw.

Boeloe

In het vooroorlogse Indië krijgt een Europese vrouw eerder de diagnose krankzinnig dan het stempel van crimineel.
Toen was dat logisch.
Een Europese vrouw gold als innerlijk hoogstaand, beschaafd, iemand met een goede invloed, als vanzelf geschikt om een goede moeder te worden. Dus als ze daarvan afwijkend gedrag vertoonde, had ze eerder zorg nodig dan gevangenisstraf.
Een vrouwelijke misdadiger, Europees welteverstaan, dat kwam officieel zo weinig voor dat er lang niet eens serieuze gevangenissen voor haar waren. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd in Semarang de centrale vrouwengevangenis Boeloe; voor de inheemse bevolkingsgroep. In 1911 kwam er een apart gebouw dat plaats bood aan vijf Europese vrouwelijke gevangenen. Zo lief en onschuldig waren Europese vrouwen, dat vijf plaatsen genoeg was. (Gelooft u het?)

Prestige

Een krankzinnige vrouw, en zij die zo beschouwd werd, was een belastende aanwezigheid: voor het Europees prestige en voor de familie. Het beste was dan ook, haar uit de samenleving te verwijderen:

  • bijvoorbeeld door haar op te sturen naar familie in Nederland
  • er waren altijd wel huizen die tegen betaling zorg verleende; eigenlijk een soort huiselijke gevangenis maar zo heette dat natuurlijk nooit
  • er waren plaatsen in sanatoria, zoals Tosari, met verschillende gradaties van strengheid in de verpleging
  • en dan waren er de krankzinnigengestichten

Die gestichten fascineren me. Ze zijn een schaduwwereld van de Europese koloniale maatschappij.

Nuttig werk

Bataviaasch nieuwsblad, 27 juli 1912.

Het gesticht te Buitenzorg, waar mevrouw B. heen moest, was in 1882 geopend. In het Koloniaal verslag lees ik:

  • Het personeel van het Buitenzorgsche gesticht bestond op 31 December 1882 – toen het getal patiënten door de opneming van nieuwe lijders (na aftrekking van de ontslagenen en overledenen) geklommen was tot 93 (waaronder 19 Europeanen),
  • — uit 2 geneesheeren, 1 huismeester, 1 opzichter van de mannen-afdeeling, 1 idem van de landbouw-kolonie, tevens adsistent bij de mannenafdeeling, 1 opzichteres van de vrouwen-afdeeling, 1 machinist tevens smidsbaas, 2 klerken, 15 Europeesche mannelijke en 4 Europeesche vrouwelijke bedienden en
  • eindelijk 40 mannelijke en 10 vrouwelijke inlandsche bedienden.

Die landbouw-kolonie was een werkverschaffingsproject, alleen bestemd voor, zoals het Koloniaal Verslag dat formuleerde: ‘rustige en niet gevaarlijke inlandsche patiënten.’ Die mochten schoffelen. Dat wil zeggen, de mannen. En niet voor de ontspanning, het Koloniaal Verslag van 1893 noteert de opbrengst: ’62 000 K.G. padi en 1402 K.G. Liberia-koffie’.
De vrouwen werden huishoudelijk beziggehouden. Ook nuttig.

Tien jaar later signaleerde het Koloniaal verslag gebrek aan plaatsruimte:

  • Ofschoon reeds 12 Europeesche vrouwen en 2 mannen, allen van de 3de klasse, in het centrale gesticht te Buitenzorg boven de formatie waren opgenomen, moesten nog 3 Europeesche lijders der 3de klasse, in afwachting van opneming, in een gewoon ziekengesticht verpleegd worden.
  • Voor Europeesche vrouwen kon geen plaats meer worden gemaakt.

Dat je meteen denkt: wat is er aan de hand, neemt de krankzinnigheid zo toe? Even wat cijfers, weer een stapje verder in de tijd. In 1900 zaten er in dit ‘centraalgesticht’:

136 Europeanen mannen
46 Europeanen vrouw
157 Inlanders mannen
108 Inlanders vrouwen
26 Vreemde oosterlingen mannen
13 Vreemde oosterlingen vrouwen

Veel mannen. En dan die opmerkelijke minderheid van Europese vrouwen.

Diagnose

Ik vroeg me af wat de diagnoses uit die tijd waren en iets daarvan vond ik in Het tweede verslag over over het Gouvernements krankzinnigengesticht te Lawang, van 1906 tot en met 1912. Dat was het tweede gesticht, geopend in 1902.
In 1912 zijn er 10 Indo-Europese vrouwen opgenomen, naast een Japanse. De meest gestelde diagnose is dan amentia, dat is zinneloosheid, waanzin. De diagnose is gesteld bij deze groep vrouwen ‘zonder beroep’, ze waren waarschijnlijk echtgenote en/of moeder. Of ongetrouwd. Tweede diagnose Insania Hysterica, en ook hier weer: vrouwen zonder beroep. Daar zit het misschien in.
Afhankelijke vrouwen dus, van hun echtgenoot of de familie.
Vrouwen die misschien zelf wat van hun leven wilde maken, goedschiks of kwaadschiks, en dat kan goed gaan en helaas ook verkeerd, zoals ik vermoed dat het geval was met deze onbekende mevrouw B. die dacht heerlijk uit logeren te gaan in het deftige hotel Bellevue te Buitenzorg, een een glaasje te drinken. En weer voel ik, kassian, arme mevrouw.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ter ere van het prinsesje: de Juliana-boom in Semarang (1909)

‘Hulde aan het koningskind’, ergens in Indië, 1909. Kan dit Semarang zijn? Met een wel heel jonge waringin op de voorgrond. (uitsnede KITLV 27454)

Het prinsesje dat op 30 april 1909 ter wereld kwam heette Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina. Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië publiceerde een eerste impressie: ‘Hoogwaardigheids-bekleeders, die van de inschrijving in de registers getuigen waren, beschrijven de jonge Prinses als een er gezond uitziend mooi kind, met frissche roode wangetjes.’

Feest!

Krokodillenstad

Soerabaia was evenwel in de war, berichtte dezelfde krant:

  • In no time was de Krokodillenstad in feestgewaad; van alle gebouwen, behalve die van het. Gouvernement, en van de meeste woningen in de Europeesche, Chineesche en Arabische wijken werden Neerland’s driekleur en de Oranjewimpel uitgestoken.
  • Ook de kampongs vlagden en in allerijl werden hier en daar allerlei versieringen van groen, bloemen, enz. aangebracht.
  • Er ontstond een fameuse drukte op straat, want vele kantoren en fabrieken liepen uit, men dacht niet meer aan werken.
  • Een ieder tooide zich met driekleurige strikjes of Oranje cocardes; auto’s, wagens en dos a dos voerden ook vlaggen en wimpels; auto’s, met trompetters er in die al door toeterden, doorkruisten de straat, gaande een paar den kant van Grissee, Lammongan en Sedajoe en een paar dien van Sidhoardjo, Modjokertoh, Djombang uit om der bevolking dier streken kond te doen van de heugelijke gebeurtenis.
  • Alle scholen liepen ook uit, de kinderen juichten en jubelden met de ouden van da§en en zongen nationale liederen, dames en heeren in verschillende costumes en met vlaggen en bouquetten in de hand vlogen in auto’s door de boven- en benedenstad, een groote rood, wit en blauw geschilderde en vlaggen en groen versierde verhuiswagen voorde een 70tal pretmakende jongens en meisjes rond; kortom ’t was op straat, vooral in de buurt van Pasir Besar een en al leven e.n drukte en met groote moeite kon men zich door het gedrang van die duizenden menschen heen werken.
  • In de Concordia, de Simpangsche Club en de andere sociëteiten liep het vol evenals in het taartjespaleis van Grimm. In de restauratie van Hellendoorn en in de Eerste Indische Bierhal en menig glas werd daar geledigd op de gezondheid van de Koningin, de Koningin-moeder, Prins Hendrik en van het Prinsesje.
  • Het Oranje-huis was nu immers weer een telg rijk, die eenmaal regeeren zou over Nederland én zijn schoone koloniën.

Hoezo dan toch verwarring? Want: ‘de Gouvernements kantoren, fabrieken, enz. staken maar geen vlaggen uit, ook de kanonschoten bleven uit, ambtenaren en ofbeieren mengden zich niet in de feestvreugde, wat zou er wel gaande zijn?’
Ja, dat kwam door de bureaucratie. Er was nog geen hele serieuze melding in de vorm van een regeringstelegram binnengekomen. Dus dan is er officieel niets aan de hand. En toch werden de dag eerna hier en daar banken en kantoren gesloten. Een waagstuk.

Wilhelmina met haar dochter Juliana, Het leven, 1909.

Familienamen

De vreugde moet overstelpend groot zijn geweest, als we de krant mogen geloven. Mensen die weer durfden te geloven in het voortbestaan van het geliefde vorstenhuis. Het ging door. En Nederland bleef daardoor Nederland en Indië bleef daardoor Indië.
De namen van het prinsesje kon anno 1909 iedereen thuisbrengen.

  • Juliana, vernoemd naar Juliana van Stolberg, de moeder van Willem van Oranje
  • Louise, naar Louise de Coligny, de echtgenote van Willem van Oranje
  • Emma, haar grootmoeder van moederskant
  • Marie, haar grootmoeder van vaderskant Marie van Schwarzburg-Rudolstadt
  • Wilhelmina, naar haar eigen moeder

Die mooie vernoemingen, de verbinding met de voorgaande generaties, dat is thuis zijn in de familie. Met de vernoemingen kwamen de verhalen los over de vernoemden.
Een familie is meer dan een stamboom.
Namen en verhalen, een familie waarin het jonge prinsesje een eigen plaats had.
Met die verhalen was de Europese samenleving verknoopt; dat lieten de Oranje-feesten ter ere van Juliana goed zien. De Locomotief berichtte er zo uitvoerig over, dat ik alleen korte stukjes overneem voor het beeld.

Magelang

  • De eerste der drie feestdagen werd hedenmorgen geopend met het houden van eene groote parade welke door veel belangstellenden werd bijgewoond.
  • Alle burgerautoriteiten waren aanwezig, alsmede de Chineesche officieren en de regent met groot gevolg van Inlandsche hoofden. De parade werd gecommandeerd door overste Doorman en geïnspecteerd door kolonel Van Diermen.
  • Na afloop van het paradeeren liet de kolonel zijne bijzondere tevredenheid betuigen over de houding der troepen. Aan alle gestrafte militairen werd kwijtschelding der straffen verleend.

Batavia

  • Maar de groote attractie van Zaterdagavond was toch de algemeene verlichting.
  • En die was in de buurten dan, waar zich ons straatleven concentreert, werkelijk algemeen.
  • Op Noord- en Rijswijk had men er zeer veel werk van gemaakt; ook de toegangen tot de gouvernements gebouwen waren goed verlicht, voor het departement van Justitie was zelfs in artistieke licht-krullen aan de feestvreugde uiting gegeven.

Tjilatjap

  • In een oogwenk was alles algemeen bekend, het werd levendig op de straten, bevolking en militairen alles dooreen, gingen in optocht al joelende en vreugdekreten uitende langs de verschillende wijken, terwijl intusschen van de woningen de driekleur werd uitgestoken en men aanstalten maakte lampions en vetpotjes voor de illuminatie in gereedheid te brengen.

Semarang

In den loop van den ochtend vond in den Stadstuin eene eigenaardige plechtigheid plaats. Gelijk wij reeds mededeelden heeft de patih van Semarang, Raden Merto Admodjo, een herinneringsboom in den tuin doen plaatsen, een jonge waringin.
Deze „Juliana-boom” nu, op den dag der geboorte van prinses Juliana geplant, werd hedenochtend door den regent van Semarang, R. M. A. Poerbo Adiningrat, opgedragen aan het bestuur van den Stadstuin en de ingezetenen van Semarang. Alle Inlandsche ambtenaren en beambten woonden de plechtigheid bij. De regent, den heer Priester toesprekende, zeide:
Mijnheer de voorzitter van den Semarangscben Stadstuin!

(tekst gaat natuurlijk verder onder de foto)
De hele foto. Wat een bijeenkomst. ‘Als vertegenwoordiger der Inlandsche maatschappij heb ik de eer bij gelegenheid van de heugelijke gebeurtenis der geboorte van Prinses Juliana, welke de Inlandsche ingezetenen op ’t zeerst heeft verblijd u, als voorzitter van den Semarangschen Stadstuin, dezen waringin aan te bieden als blijvend aandenken aan het feit dat het voortbestaan van het Oranje-huis is gewaarborgd.
De groote deelneming der Javanen zal u ervan hebben overtuigd dat de voorspoedige bevalling van H. M. onze geëerbiedigde Koningin ons allen met blijdschap heeft vervuld. Er is geen kampong waar geen vreugde heerscht. Overal zien we eerebogen opgericht, overal wappert de Hollandsche driekleur, overal zijn de huizen desavonds eenvoudig maar feestelijk geïllumineerd en op vele plaatsen weerklinken de tonen der gamelan.
Zooals u weet is ’t een oud gebruik bij de Inlanders om bij zeer belangrijke gebeurtenissen een waringin te planten. Ook bij deze gebeurtenis willen ze uitdrukking geven aan den wensch, dat het der koninklijke familie in alle opzichten naar wensch ga, dat vooral de pasgeborene prinses in voorspoed moge opgroeien.
Mijnheer de voorzitter, op verzoek van de bevolking draag ik u dezen jongen waringin op en spreek de hoop uit dat deze boom een voortdurend teeken blijve van onze gehechtheid aan het Huis van Oranje-Nassau.
“Leve de Koningin! Leve de Prins! Leve de Prinses!” Na deze opdracht sprak de hoofd-penghoeloe een gebed uit, waarop de heer Priester den boom met een enkel woord aanvaardde.
Na elk dezer toespraken klonk het Wilhelmus.

Wat een dag, wat een golven van vreugde- en zou die waringin er nog staan? Msschien is de gehechtheid verminderd na alles wat er in de oorlog is gebeurd.
Maar dat was erna.
Anno 1909 golfde de vreugde, iedereen kende de moeder Wilhelmina, de vader Hendrik, de grootmoeder Emma, een familie waar je bij wilde horen, en dat kon, gemakkelijk, een oranje strik, een parade, een boom in de stadstuin, allemaal tekenen van verbinding, van samen zijn, van misschien ook wel deel uitmaken van de grotere familie. Zoiets gaat vanzelf als je de namen en de verhalen kent.

Praat met mij

Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

100 jaar geleden: medium mevrouw Akkeringa in Indië

Theosofische Loge te Bandoeng (KITLV 11853), circa 1920. In dit gebouw gaf mevrouw een lezing.

100 jaar geleden, in 1925, trok een siddering door Indië, want men wist, men hoorde, men las het in de kranten dat de bekende mevrouw E.A. Akkeringa-Kromme, psychometrisch medium, op tournee zou gaan. Zij wilde lezingen geven. Zij zou seances houden. Iedereen wilde erheen, natuurlijk, want haar naam was bekend van een eerdere tournee.
Al op 7 januari was bekend dat mevrouw Akkeringa in de Theosofische Loge te Bandoeng een lezing zou houden (toegankelijk voor leden en belangstellenden) en dat ze voornemens was Semarang en Deli te bezoeken.

De Locomotief dook er meteen in, wetend hiermee vele gretige lezers te trekken. In februari gaf mevrouw twee lezingen met seance. Aan degenen die het nog niet wisten, legde de krant uit wat dat nu was, een psychometrisch medium:

  • een helderziend medium, dat wanneer het in contact gebracht wordt met willekeurige voorwerpen, mededeelingen kan doen aangaande de menschen, die deze voorwerpen bezeten hebben.

Semarang

De krant bracht een bezoek aan mevrouw zelf, logerend in Hotel Tjandi. Daarvan kwam een reportage waarin zij – vermoedelijk op verzoek – niet rechtstreeks werd geciteerd. Bij alles wat ze deed en tot stand bracht, bleef mevrouw bescheiden op de achtergrond. Foto’s zijn dan ook niet of nauwelijks bekend. Dit vertelde de Locomotief na het gesprek:

  • Mevrouw Akkeringa wil ons geestelijke waarden brengen; zij wil zich vooral niet beschouwd zien als iemand die wonderen verrichten komt, doch zij wil de hoorders op de lezing, die zij zich voornam hier te geven, een blik geven in andere werelden dan die, waarin men allen leeft.
  • Wanneer zij met menschen in aanraking komt, geschiedt het bijna steeds dat zij naast dezen geesten waarneemt, geestverschijningen van afgestorvenen, zoo noemt zij ze. Deze geestverschijningen zijn het, waarop zij ons onder meer wil wijzen.
  • […] Deze geestverschijningen overigens zijn niet vaag en onbestemd, neen, zij merkt aan hen veel uiterljjke bizonderheden, die zij eveneens onder woorden brengt en de aanwezigen herkennen uit de beschrijving niet zelden gestorven verwanten.
  • In wezen beschouwt mevrouw Akkeringa haar mededeelingen aan de menschen van een religieuze strekking.
  • De seance, die zij aan een lezing verbindt, heeft slechts ten doel de hoorders te overtuigen van de waarheid harer woorden.

Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië, 2 februari 1925.

Verdere reclame was hierna uiteraard niet meer nodig. Iedereen had wel een voorwerp dat misschien iets kon onthullen, en menigeen verlangde naar contact met een dierbare, vragen te kunnen stellen wellicht, iets te horen hoe het nu was.
Loslaten is moeilijk.
Ik was zelf ook gegaan.

De seance

De Locomotief bleef mevrouw Akkeringa volgen. Daar hoorde ook een verslag van de avond bij. De krant had een reporter naar de avond gestuurd. Er was ‘buitengewoon groote belangstelling’ voor de lezing en de bijbehorende seance. Mevrouw nam in de zaal waar dat er ‘verschillende Intelligenties’ aanwezig waren, ‘de materialisaties van afgestorvenen’, legde de krant uit. Met als toelichting:

  • onder andere een oude dame, in het grijs gekleed die den indruk maakte alsof zij aan benauwdheden was heengegaan. Zij had een opgezet, eenigszlns bol gezicht, naar spreekster meedeelde, en duidelijk hoorde zij den naam Anna uitspreken. Den leeftijd kon zij bepalen op 62 of 63 jaar. Een dame in de zaal herkende in de beschrijving haar moeder.
  • Dan zag zij een jongen man, in militaire uniform, de pet stond wat scheef, hij maakte een onverschilligen indruk, het gezicht beschreef zij als langwerpig, het haar blond. Leeftijd 25 a 26 jaar. Zij hoorde den naam Wim zeggen. Een heer uit de aanwezigen stond op en zeide dat de beschrijving overeenkwam met een op dien leef tijd gestorven vriend van hem.
  • Nog beschreef mevrouw Akkeringa onder opgave van nauwkeurige gegevens vier andere intelligenties, die niet herkend werden.

De zaal moet ademloos geluisterd hebben. Zij zagen alleen elkaar, maar mevrouw daar, zij zag méér en wie? Dat moest je afwachten.
Was het dan toch zo, dat er een andere wereld was, dat iemand waar je van hield gewoon bij je kon blijven? Leverde mevrouw hier gewoon het bewijs?

Een hangertje aan een halsketting

De Locomotief, 5 februari 1925.

Toen kwamen de ‘psychometrische experimenten’. Mevrouw Akkeringa kreeg een voorwerp en vertelde wat in haar opwelde. De Locomotief: ‘Veel werd onmiddellijk door den bezitter als juist toegegeven, veel bleef onbekend.’ En soms, had de krant eraan toe kunnen voegen, was het ook onthullend en schokkend. Dat was zeker toen mevrouw een hangertje aan een halsketting in haar hand kreeg. De reporter van de Locomotief moet de vingers blauw hebben geschreven, gezien het uitgebreide en woordelijke verslag:

  • Die het draagt leeft nog?
  • Neen.
  • Maar dit moet door iemand gedragen zijn, die nog leeft. Hoeft uw vrouw het gedragen?
  • Ja.
  • Zij is ongeveer drie jaar dood.
  • Iets langer, merkt de bezitter op.
  • Goed, maar die het het laatst gedragen heeft leeft nog, dat weet ik heel zeker. Wie is er bij u in huis, die uw huishouden doet? Kan die het niet gedragen hebben?
  • (Dame naast bezitter knikt van ja).
  • Maar het moet ook nog door een derde gedragen zijn. Kent u een vrouw, ik zie haar, wier haar hoog is opgemaakt, zij heeft wat hoogroode wangen… Wie kan dat zijn?
  • Dat zou de pleegzuster kunnen zijn die mijn vrouw vepleegde, luidt het antwoord.
  • Uw vrouw had een buiklijden, is dat niet zoo?
  • Ja.
  • Zij heeft het lang voor u verborgen gehouden. Ik zie haar terwijl ge op kantoor waart moe en pijnlijk liggen en tegen dat ge terugkomt, opstaan en zich flink houden. Zij heeft een strenge opvoeding gehad niet in een gesticht, maar toch in een plaats, waar strenge orde heerschte. Daar leerde ze zich beheerschen tot zij niet meer kon en moest gaan liggen. Er kwam iemand bij u in huis, waarvan uw vrouw zeer geschrokken moet zijn. Ik zie zelfs afpersing, zij moet geld geven, doch geeft niet toe. Wie kan dat zijn?
  • (Dat weet ik niet)
  • Heeft de pleegzuster dit kettinkje aangehad? Is zij in uw huis geweest, nadat uw vrouw stierf?
  • Ja… wel eens.
  • Vraagt u maar na. Twee menschen moeten het gedragen. Ik zie meer, vertel dit hier liever niet. Komt u maar eens bij mij, als u meer weten wil…

Spiritistisch Onderzoek

Zo was mevrouw Akkeringa dus ook: wetend wanneer ze discreet moest zijn. Ze trad weliswaar in de openbaarheid, sprak over geesten, leek toegang te hebben tot een wereld die voor anderen onzichtbaar was en toch: ze liet zich niet op haar gave voorstaan. Ze trad niet in discussie met de onvermijdelijke vragenstellers of dit wel waar kon zijn. Ze bood haar kennis en inzichten aan, ter lering, aan het publiek en aan organisaties zoals de Bataviasche Spiritistische Vereeniging.
In juli van datzelfde 1925 was ze als erelid aanwezig op de vergadering van de Nederlandsch-Indische Vereeniging tot Voortzetting van het Spiritistisch Onderzoek, die toen zestig leden ontving. Een vereniging met ambitie, als zustervereniging verbonden met Harmonia (Den Haag) waar mevrouw Akkeringa lid van was.

Harmonia bestaat overigens nog steeds, gevestigd in Den Haag. Ze houden bijeenkomsten en seances. 
Misschien ga ik er een keer heen. Als ik durf.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

De schermkampioen Hirschi kwam uit Gombong

Gombong‘De heer Hirschi, meester in het schermen’ staat bij de grote foto. Het Weekblad voor Indië publiceerde een jubelend artikel over Frederik Willem Hirschi (1896-1926), officier bij het Oost-Indische Leger en en een begaafd schermer.
Waar hij kwam, won hij prijzen. Een schermer van hoge klasse.

Eerder schreef het Indisch Militair Tijdschrift over hem. In het artikel ‘Het derde wapenfeest van den N.I. Officiers-Schermbond 15-20 December 1913’ , gehouden in Bandoeng: ‘Het feest slaagde uitmuntend’. Dat kwam ook door deze Hirschi, die door inzet en karakter liet zien wat, en ik citeer ”de goede invloed [is] van het schermen op eerlijkheid en ridderlijkheid. Het bestuur meende door eene openlijke erkenning deze richting te moeten aanmoedigen en kende den Eur. sergeant Hirschi een extraprijs toe voor zijn net, eerlijk en fair schermen.’

Hirschi ging dus aldoor-aldoor in de sport, en dat het Weekblad voor Indië hem zo voor het voetlicht haalde had te maken met ten eerste zijn grote sportieve prestaties en ten tweede het feit dat hij afkomstig was uit het militaire pupillen-internaat Gombong.
De volgorde kan ook andersom zijn.
Eerst komt het gejubel over de man. Daarna Gombong.

Schermbond

In maart 1917 kwam Frederik Willem Hirschi dus mooi in de pers terecht, met foto en complimenten, dit naar aanleiding van zijn optreden tijdens de schermwedstrijden, uitgeschreven door de Nederlands-Indische Officiers Schermbond, dus de N.I.O.S. Het Weekblad voor Indië schreef:

  • Op deze wedstrijd was de heer Hirshi wederom de winner van de prijzen, maar ditmaal heeft hij het er zo schitterend afgebracht dat een vereeuwiging van zijn beeltenis de moeite waard is.
  • Hij was bij ieder wapenfeest van de N.I.O.S. een der winners. Gedurende de zeven wapenfeesten die de N.I.O.S. heeft gehouden heeft Hirschi er vijf ereprijzen behaald. De andere prijzen 1en, 2en, 3en, 4en en 5e prijs haalde hij bij ieder wapenfeest. Ook het korps waarbij hij dient, heeft een paar prijzen verdiend doordat hij in het korps vertegenwoordigde met twee anderen. Hij bezit 7 medailles ongerekend de prijzen in andere vorm, zoals horloges enzovoort.
  • Ook in het schieten behoort hij tot één der beste schutters. Een bewijs daarvan is dat het 5e Bataljon, het korps waarbij hij dient en dat hij bij de leger schietwedstrijden vertegenwoordigde, ook met anderen, tot twee malen achter elkaar den wisselbeker heeft verdiend. Aan de gehouden schietwedstrijden nam hij geen deel, waardoor een ander bataljon met een zilveren beker ging strijken.
  • Hersi is scherm- en gymnastiek onderwijzer. Hij geeft lessen aan de ingezetenen van Semarang. Jammer dat de sport in schermen en gymnastiek te weinig beoefend wordt hoe ver men het kan brengen heeft Hirschi bewezen door met 3 eereprijzen (hoogste prijzen), dat wil zeggen, 3 ereprijzen van het sabel-geweer- en degenschermen te gaan strijken.
  • Aan de jaarlijks te houden korpswedstrijden neemt hij nooit deel, wat te begrijpen is dat hij anders al de prijzen zou halen.

Gombong

Zo’n man dus. Eerlijk, betrouwbaar, enorm begaafd, overal prijzen winnen, dat je denkt: hij had best naar de Olympische Spelen gekund namens Nederland.
Maar er was dus nog iets: Gombong. Het Weekblad meldde daarover:

  • Hirshi is een oud pupil van Gombong, waar hij zijn opleiding heeft genoten. Jammer dus dat het Korps niet meer bestaat.
  • De van daar afkomstige militairen die in het leger zijn ingedeeld, hebben grotendeels een goede positie verworven.
  • Er zijn voorbeelden te over dat Gombong goede krachten heeft afgeleverd en vele, vooral Indische ouders betreuren het dat voor hun zonen een instelling als Gombong op het ogenblik niet meer open staat.

Gombong, dat was een internaat, vooral voor Indische jongens. In 1912 werd het opgeheven. Internaat klinkt luxe. Dat was het niet. De jongens hadden onderdak, voeding, opleiding, militaire training en de verplichting een aantal jaren in het leger te dienen.
Hoe kwam Hirschi daar terecht?
De stamkaarten van de pupillen staan online bij het Nationaal Archief. Ze maken in mij het verlangen los er veel meer over te weten.

Stamkaart

Over de prijswinnende officier Hirsch zegt de stamkaart:

  • Vader Friedrich
  • moeder Senen (Jav. vrouw)
  • geboren Kedong Kebo, 28 juni 1886
  • 1896 bij korps pupillen
  • 1903 bij leger ingedeeld

GombongHier staat:

    • Hij is geboren in de plaats waar het Internaat zat voor de verhuizing naar Gombong (sterrenbeeld kreeft, dat is mijn toelichting hoor)
    • Hij was drie jaar toen hij hier gebracht werd
    • Zijn moeder was een Javaanse vrouw, zij heette Senen

Kassian, drie jaar en dan daarheen moeten. Niks bij je ouders blijven.

Ouders

Over zijn vader Friedrich Hirsch – ook militair- kom ik in de oude kranten het een en ander tegen. Hij was getrouwd, maar niet met Senen. Mogelijk wilde hij zijn zoon in een Europees-militaire omgeving laten grootbrengen. Of de moeder er nog was, of ze inspraak had, is onbekend.
Dus daar groeide hij op. In 1903 kwam hij bij het Oost-Indische leger en daar ontwikkelde hij zich tot een talentvol schermer, gezien en gelauwerd door de Indische pers.
In 1911 verlooft hij zich te Batavia met M.Knorr, hopelijk kregen ze kinderen en kleinkinderen die nog veel weten en alles bewaard hebben.

En dan is het 1917, middenin de Eerste Wereldoorlog. In Indië beginnen verschillende bevolkingsgroepen van zich te laten horen. Het koloniale bewind is niet meer zo vanzelfsprekend. Wat je tekort komt aan wapenkracht, moet je compenseren aan moreel gezag. En dan komt een sympathieke talentvolle Indische officier uitstekend van pas.

Ik ben toch blij dat ik Frederik Willem Hirschi nu een beetje ken. Goed karakter. Rechte rug. Knappe man ook. Enig minpuntje van het artikel: de namen van de andere mannen ontbreken op de foto. Misschien ook oud-pupillen, ik zou het zo graag willen weten.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt
gratis ebook

Over de voormalige landgenoten in Indonesië

landgenoten

Deze dagen denk ik met reden aan de voormalige landgenoten in Indonesië. “Zij konden toch kiezen?” Die vraag hoorde ik het vaak toen ik aan dit boek voor HALIN werkte. Over degenen die bij en na de onafhankelijkheid in het nieuwe Indonesië bleven. Kiezen, dacht ik dan, maar hoe vrij is die keuze?

Het lijkt of het kassian met de ouderen daar in golven gaat. Soms is er een televisieprogramma en dan weten we het allemaal weer.  Er zijn meer stichtingen dan HALIN die zich om hun lot bekommeren, en al werken ze op een eigen manier, ze hebben gemeen dat er altijd geld tekort is. Dat gaat vanzelf, als je voor de ouderen daar zorgt. Er is tekort aan alles. Niet iedereen heeft kinderen die voor je kunnen zorgen.

Kiezen

Wie minderjarig was, mocht niet kiezen. Dat deden je ouders voor je. Dus wat zij wilden, gebeurden. Geen vrije keuze. Er waren mensen die de zorg hadden voor hun vader of moeder die niet weg wilde of durfde. Wat weegt zwaarder in zo’n situatie: de zorg die je voelt, of verkassen naar een ander land? Of je hebt simpelweg niet alle papieren die de Nederlandse regering eist, voordat je naar Nederland mag. Die eisen waren aanzienlijk, ook al werden ze steeds minder hoog.

Nee, echt kiezen was het niet.

Ja, voor een aantal wel. En er zijn er ook, die het uitstekend hebben gedaan als nieuwe Indonesiërs. Maar het gaat nu over die anderen. Ik lees regelmatig dat er weer een boek over de dekoloniatie is verschenen, dat er weer een toneelstuk op de planken komt van de derde of vierde generatie die op zoek gaat naar de roots. Dan denk ik aan deze ouderen. Ze zitten vol met woorden, uitdrukkingen, ervaringen – meer dan de jongere generatie zich kan voorstellen. Deze generatie noemt zich onbevangen ‘Indo’, daar zullen deze ouderen heel voorzichtig mee zijn.

Terug

Deze dagen is er het nieuws van de teruggave van onder andere de zogeheten Lombok-schat; kostbaarheden op Lombok door het KNIL mee naar Nederland genomen. Een hele discussie over eigenaarschap hoort erbij. Over zorgplicht. Over de koloniale tijd. En ik weet dat hiervan een echo klinkt in het dagelijks leven van deze ouderen. Toen ik er was, hoorde ik het zelf: als er iets moeilijks in Nederland is,  gaan deze ouderen voorzichtiger over straat. Degenen met een Nederlandse naam helemaal.

Betaaldag

landgenotenVoor mijn HALIN-boek reisde ik naar Indonesië. In Bandoeng woonde ik een zogeheten betaaldag bij. In een bijgebouw van een kerk was dat. Iedereen op stoelen aan de kant. Dan een welkomstwoord van de contactpersoon. Daarna werd iedereen bij naam genoemd. Opstaan, naar voren, het geld voor de steun van die maand in ontvangst nemen.

Toen ik de zeer oude mevrouw van de grote foto boven zag, voelde ik dat kassian weer van binnen, het kassian dat pijn doet omdat je zo graag wil dat iets anders is dan het is en je weet, het is zoals het is.

Ik vroeg naar haar leeftijd. Ze was pas ergens in de 60 jaar. Dan weet je: een moeilijk leven.

Er waren ook ouderen met kinderen en kleinkinderen. Dat stemde me tot nadenken over het doorgeven van het Indische, dat wij hier in Nederland zo belangrijk vinden. Is het dat daar ook? Minder, lijkt het. De kinderen weten wel iets van dat vader of moeder in ‘de Nederlandse tijd’ leefden, de kleinkinderen al minder. Wat ik hoorde over de kleinkinderen was dat ze zich overwegend Indonesisch voelen. Vanzelfsprekend thuis in hun eigen land, al zijn ze misschien in hun uiterlijk toch iets anders dan de anderen.  Kunnen blijven in het land waar je familie woonde, vinden zij vanzelfsprekend – maar misschien is het wel een luxe.

Levensverhalen

De verhalen van de Warna Negara’s raakten me toen en raken me nog steeds. Al die ouderen daar, er zijn er nog zo veel, en ze komen zo op leeftijd met alle gevolgen van dien. Het is zo’n belangrijke generatie, aangeraakt door oorlog en Bersiap, de ouderen daar en de ouderen hier hebben verhalen om over te huilen. Maar vooral om naar te luisteren. Ik hoop dat er ook daar een derde generatie opstaat die op zoek gaat naar de verhalen uit de familie.

Praktische schrijftip

Moeilijke herinneringen liggen meestal verborgen onder een deken van verdriet of geen-weg-mee-weten. Toch zijn het vaak juist die herinneringen, waar de volgende generaties iets aan hebben. Zij moeten begrijpen wat het onvoorstelbare is geweest. Misschien kunt u feiten noteren: wat gebeurde er wanneer. Dat is toch iets. En mogelijk kunt u later wat meer schrijven. Wilt u hier eens met mij over van gedachten wisselen? Maak dan een afspraak voor een gratis overleg-gesprek via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (Opent in een nieuw venster.)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

De vier zusters Ursulinen reizen naar Indië

zusters ursulinenJe hebt dus: de zusters Ursulinen, vrouwen die generaties meisjes hebben opgevoed naar westers model. Ik hoor van die meisjes en hun nazaten verschillende verhalen, positief en beladen met wrok, tot in de kleindochters en achterkleindochters toe.

Wat is er in die kloosters gebeurd?
De zusters Ursulinen fascineren me al jaren. Vooral de eerste generaties, die nog het zware habijt droegen in de tropen.
En dan de grote onbekenden van de generaties: de vrouwen die moeder-overste werden.
Min of meer de manager met zowel taken in het klooster, ten opzichte van het moederhuis in Nederland en dan dit alles – echt, alles – moeten verantwoorden aan de hoogste Overste.

Niet klagen maar dragen,
en bidden om kracht.

Wie waren die eerste vrouwen toch? Daar valt nauwelijks nog achter te komen. Bij intrede kreeg of koos de vrouw een zusternaam, en haar wereldse naam legde ze af.
Ja, je gaat niet in een klooster om beroemd te worden. Kijk eens naar deze foto, uit de periode 1900-1910:

zusters ursulinen

We zien oudere generaties zusters, en ook jongere, die vermoedelijk daar zijn ingetreden. Middelste rij in het midden zie ik misschien een niet-Hollands gezicht. De foto komt uit een jubileumboek van de Ursulinen. Namen staan er niet bij.

Mère Stanislas

Die eerste generaties dus. Ik vond een oud reisverhaal – echt gebeurd – van mère Stanislas. Zij schrijft dat op23 augustus 1872 vanuit het moederhuis te Venray (Limburg) vier zusters vertrokken naar Indië, met begeleiding van een pastoor Palinckx. Ze scheepten in, wetende:

  • misschien sterf ik onderweg, aan boord heersen vreselijke zieken
  • misschien zie ik Venray nooit meer terug
  • misschien kan ik niet wennen in de tropen

Een inleiding bij het reisboek legt de titel ‘mère uit:

  • De Zusters waren vier in getal, alle vier koorzusters, en daar deze allen in de Orde’der Ursulinen den titel van Mères dragen, heetten zij de Mères Marie Renelde, Marie Stanislas, Marie Bernardine en Marie Agathe.

Ze gingen. De belofte van gehoorzaamheid is gericht op doen. En de zusters Ursulinen waren er ook van overtuigd dat ze iets goeds kwamen brengen aan hun medemensen overzee: onderwijs, opvoeding, het evangelie dat zielen zou redden.
Dan wil je je wel inzetten.

Liefste zusjes

Het reisdagboek is bedoeld om de onderlinge zusterbanden vast te houden, legt Mère Stanislas uit. Ze richt zich dan ook tot: “Beminde Révérende Mère en liefste Zusjes”.
Toen was ik al om.
En ik ben protestants.
Misschien ben ik daarom gevoeliger voor de innigheid die in het katholieke zit. Het is ook een mooi geloof met wierook, glas in lood, heiligen en biechten met vergiffenis.
Wij hebben harde banken en de predestinatie. Toch anders.

Terug naar de zeereis.
De zusters vertrokken uit Den Helder om daar aan boord te gaan van de Conrad.

  • Wel hadden wij er ons veel van voorgesteld, wel hadden wij er ons een groot denkbeeld van gevormd, doch zoo schoon als het er in werkelijkheid was, hadden wij het ons niet kunnen verbeelden.
  • De zalen onder en boven zijn allerprachtigst, alles is er even rijk, alles tot gemak en genoegen der passagiers ingerigt. Niets ontbreekt er in de kajuiten en hutten, alles is er even zindelijk.

Dan weet je: deze vrouwen waren nog nooit op een schip gegaan.

Kolonialen

De eerste nacht was wennen, en toen lag de Conrad dus nog in de haven. Mère Stanislas vertelt:

  • Wij sliepen met ons vieren in eene hut die niet te ruim was en zich daarbij nog in den vervelendsten hoek der boot bevond. De soldaten hadden hunne rustplaats boven, juist boven de onze en niettegenstaande wij onze ooren voor hun vloeken en geraas trachtten te sluiten, liet dit ons toch geen oogenblik rust.
  • Daar voegde zich nog bij het akelig getier der dieren. Nu was ’t het geblaat der schapen, dan het gekwaak der ganzen, dan wederom het gekakel der kippen of het geknor der varkens, dat ons gedurig deed ontwaken. De eerste nacht in onze nieuwe woonplaats schonk ons dus zeer weinig rust.
  • Bij al het gewoel en het leven dat ons omringde, mengde zich nog de treurige gedachte, dat wij den volgenden morgen ons dierbaar Vaderland en onze geliefde Zusters moesten verlaten.

Soldaten naar de Oost: de kolonialen die voor Indië hadden getekend. Dronken aan boord gaan was geen uitzondering.
Dan hou je toch je hart vast voor deze vrouwen. Zo weinig levenservaring, nu al heimwee, dat kan niet goed gaan.

Blijmoedig

Op zee vinden de zusters een plaats in de scheeps-samenleving. Ze zorgen voor kinderen, voor zieken, ze bidden veel, er is een kapel, een bibliotheek met gepaste lectuur, een stereoscoop, ze genieten van het eten en het uitzicht- een vorm van vrijheid die nieuw geweest moet zijn.
Wanneer ze van boord gaan, bezoeken ze ziekenhuizen en kloosters.
Het valt op hoe blijmoedig de zusters alles opnemen. Deze hele vreemde wereld nemen ze aan zoals die is. Niks achterdocht of kwaadaardige opmerkingen over andere etniciteiten.
En niks klagen. Denk aan de vrouwen in zware habijten:

  • Het is hier in de Roode zee vreeselijk, ja ik durf bijna zeggen onverdragelijk warm. Men had er ons veel van voorspeld, men had ons gezegd, dat er dikwijls dames op het dek flaauw vielen en niet zelden passagiers onder die drukkende hitte bezweken. Wel hadden wij ons er het ergste van voorgesteld, maar toch zóó hadden wij het niet kunnen denken.
  • Zij alleen, die deze reis gemaakt hebben, weten er mee te spreken. Er is vandaag 95 graden warmte op het dek en 115 in de machinekamer.
    Als men ’s morgens een half uur aangekleed is, is alles reeds door en door nat en al ons goed zit vol ijzerroest van haken en spelden. Wij zitten den geheelen dag door op het dek in een luijerstoel en kunnen bepaald niets doen, zelfs is het ons te veel een woord te zeggen. Wij schrikken om voor de maaltijden naar beneden te gaan. Aanhoudend hebben wij een waaijer in de hand en een fleschje eau de Cologne naast ons.
  • Toch zitten wij te schudden van het lagchen en zeggen tegen elkander: ‘Zóó moesten we ons nu eens voor Venray laten photograferen’.
  • De arme stokers hebben in die hitte zoo goed hun best gedaan als anders; wij hebben 64 mijlen afgelegd. Van de twee- en -twintig die daar den geheelen dag in de hitte voor die vuurovens gestaan hebben, zijn er drie flaauw gevallen.

Zusters met humor dus. Pluspuntje bij het emigreren. Het is dan 12 september 1872. Vijf dagen later sterft de scheepsarts, het is onduidelijk waaraan. Hij krijgt een zeemansgraf.

Batavia en Semarang

Pas op 3 oktober komen de zusters aan in Batavia. De eerste indrukken zijn positief:

Voor ons, die nooit in eenig oostersch land geweest waren, die uit Europa ineens naar Indië waren overgebragt, werd eene geheel nieuwe toekomst geopend. […]
Zagen wij dien vreemdsoortigen bouw der huizen, dat bonte gewemel van mannen en vrouwen van allerlei natiën, die verschillende kleederdragten, dat drukke gewoel, waarmede al dat volk zich hier te voet, te paard of in rijtuigen bewoog, of beschouwden wij die palmen, bananen en dadels, die breed getakte sycomoren, die fel gele en roode bloemen in de tuinen, onze oogen wisten niet, waar te rusten, alles trok ze even sterk aan en vervulde ons met bewondering en verbazing.

  • Dan die fraaije, onveranderlijk blaauwe hemel, dat heerlijke ochtend en avondrood , dat met gloeijende kleuren het landschap overgoot, dat zonlicht, dat het helle wit of lichte geel der huizen zoo fel deed uitkomen, dan ‘ s avonds dat prachtige geflonker der sterren en dat heldere maanlicht, dat alle kunstmatige verlichting deed verbleeken, dat alles trof ons diep en kon ons niet genoeg Gods wonderwerken doen bewonderen.

zusters ursulinenNog een puntje dus, naast humor: de overtuiging dat ook deze culturen tot de schepping behoorden. Maar ja, het onderwijs van de Ursulinen was wel helemaal westers.
Het reisdagboek eindigt hier min of meer. Begrijpelijk en ook jammer. Want hier begint het pas, getuige de brieven die er nog bij gevoegd zijn. De zusters blijven in Noordwijk en Weltevreden, waar ook les gegeven wordt. Mère Stanislas reist door naar de Ursulinen in Semarang en schrijft:

  • Er zijn in het geheel 18 Zusters, en behalve het externaat van omtrent 100 kinderen, is er ook een weeshuis van 300 meisjes, waar zij dag en nacht de zorg over hebben; dus hebben zij ook hare handjes nog al vol. Het gebouw is groot en prachtig, en zeer goed ingerigt.

Ja, hallo!! Dan denk ik: Wie zijn die 100 kinderen, wie zijn die meisjes, wie betaalde dat luxe gebouw? En die 18 zusters, wie waren zij? Zo kom ik van de ene vraag op de andere, de wereld van de Zusters Ursulinen blijft boeiend. Op deze foto een gang uit het klooster te Noordwijk. O, daar eens te kunnen lopen…

Schrijftips
Hoe kent u de zusters Ursulinen? Wanneer er meisjes van uw familie ‘bij de zusters’ zijn geweest, heeft dat vrijwel altijd indruk gemaakt. Onderwijs en persoonlijke vorming waren belangrijk. Schrijven over de familie betekent ook nadenken over de historische context. Onderzoek doen kan daarbij horen. Wilt u eens vrijblijvend daarover van gedachten wisselen, maak dan via mijn digitale kalender een afspraak voor een telefoongesprek. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (Er opent dan een nieuwe webpagina)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Over de beroemdste Indische schrijfster uit de negentiende eeuw

Op de foto: Melati van Java (1853-1927), de eerste Indische schrijfster van bestsellers. Haar romans bleven nogal eens een kwart eeuw in omloop. Deze foto is rond 1871 genomen, toen ze pas in Nederland was aangekomen.

Een foto vol betekenissen.
Dat is vrijwel altijd het geval met oude Indische foto’s. Die zijn veel meer dan een kiekje. Op deze foto is het levensverhaal van de schrijfster zichtbaar, voor wie het kan zien.

Indisch meisje

Melati van Java is het pseudoniem dat de uitgever bedacht. Zelf vond Marie Sloot de auteursnaam ‘Melati’ voldoende want: dat is de Indische jasmijn, schreef ze, die alleen op Java bloeit.
Dus nog eens ‘van Java’ erbij was dubbelop.
Toch gebeurde het.
Dan zijn we al in 1874 bij de verschijning van haar debuutroman De jonkvrouwe van Groenerode, waarin de hoofdrol is weggelegd voor een Indische jonge vrouw. Het was een uitzonderlijk positieve tekening, zo heel anders dan de herenromans over Indische meisjes en vrouwen schreven.
Melati schreef:

  • Eugenie de Lody zit op een voetenbankje zoo dicht mogelijk bij ’t kolommetje; haar boek is op den grond gevallen en met de oogen naar ’t plafond gericht, schijnt ze te droomen.
  • Zij telt achttien jaar en heeft al ’t schoone en frissche der levenslente; hoe eenvoudig het zwart wollen kleed ook is, dat slechts een hagelwit kantje om den hals tot eenige afwisseling heeft, zij draagt het met een eigenaardige bevalligheid.
  • Hare groote blauwe oogen zijn zoo helder en diep als de schoone hemel van haar geboorteland; het haar, dat in twee lange vlechten tot op hare knieën valt, schijnt ravenzwart, maar als het licht der kleine petroleumlamp ze beschijnt, vertoonen zij een fraaie, kastanjebruine kleur.
  • Waarlijk, de laatste erfdochter der Lody’s behoeft niet voor de schoonste vrouwen van haar oud geslacht onder te doen.

Een rolmodel. Zo kon een Indisch meisje dus ook zijn: mooi van buiten, mooi van binnen.

Even een stap terug.

Marie Sloot groeide op in Indië, vooral in haar geboorteplaats Semarang. Ze was vooral hecht met haar moeder Louise Sloot-van Haastert en haar grootmoeder Sajia. Van haar moeder kreeg ze huisonderwijs, al bracht ze ook enige tijd door bij de Zusters Ursulinen.
Het meisje was creatief en intelligent. Al vroeg leerde ze lezen en schrijven, en dat leidde snel tot het produceren van verhalen in schriften. Die las ze voor aan haar zusje Christine en haar broer Nico.
Die reisden mee naar Nederland. Haar vader, de Twent Carel Sloot, wilde terug naar Nederland. En de huwelijkswetten waren toen zo, dat de rest van het gezin hem moest gehoorzamen. Zin of geen zin.
Niemand had zin.
Misschien ging daarom haar grootmoeder Sajia mee- ook om bij haar dochter te kunnen blijven.

In Nederland duurde het slechts enkele maanden, voordat Sajia stierf.
Twee jaar later stierf Louise, de moeder van de schrijfster.
Toen was Marie als oudste kind degene die zich Indië zou willen blijven herinneren. Zij was de bewaarster van het famuliegeheugen.

Indië komt terug in haar Indische romans, net als die hechte moeder-dochter relatie. Vooral vanwege haar Indische romans werd ze aan het einde van de negentiende eeuw toegelaten tot de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, als een van de eerste vrouwen. Een eervol moment.
Maar door de opkomst van een nieuwe literaire mode raakte ze in de vergetelheid. De laatste jaren wint ze langzaam weer aan bekendheid.
Maar nu die foto.

Wat zie ik?

In de eerste tijd in Nederland is deze foto gemaakt. Toen ik de biografie van Melati schreef, heb ik er lang naar gekeken en wel als volgt:

  • de foto zwaar inscannen
  • de foto tonen over het hele scherm van uw computer
  • achteruit leunen in uw stoel en ernaar staren
  •  dan vraagt u aan zichzelf: wat zie ik eigenijk?

Dus u gaat opsommen. Dat is de eerste fase.
Ik somde op:

  •  ze heeft heur haar in vlechten
  •  ze kijkt strak
  •  ze maakt een mollige indruk
  •  ze heeft een donkere teint
  • wat een merkwaardige jurk eigenlijk
  •  ik zie een duur kruis, misschien zitten daar wel diamanten in

Wat betekent het?

Nu komt de tweede fase van het begrijpend kijken. Daarin vraagt u aan uzelf: wat betekende het toen, wat ik hier zie?
Dan heeft u wat kennis nodig van de historische context.
Ik wist dat rond 1871 het schoonheidsideaal voor jonge vrouwen vooral van de afdeling blank en blond was. Dus ze was: anders. Dat doet iets met je.
Het strakke kijken kan daarmee te maken hebben: misschien wilde ze helemaal niet op de foto. En ik zag ook aan de vorm van haar bovenlip, dat ze vermoedelijk wat vooruitstekende tanden had.
Weer anders.

Die mooie vlechten. Die jurk- en ik wist door de lijnen die ik zag: ze draagt een corset. Dat was destijds fatsoenlijk. Vrije losse reformjurken waarin je kon fietsen kwamen pas later op.
Voor zo’n kapsel en het aantrekken van een corset heb je een ander nodig. Zou haar zusje haar geholpen hebben, of waren er bedienden?
Nieuw vragen waarmee ik verder onderzoek kon doen.

Dat kruis. Waardevol. En het liet me zien dat ze openlijk katholiek was. Toen, in die tijd, vormden de katholieken een minderheid in Nederland. Misschien dat het gezin Sloot daarom snel na aankomst in Nederland naar Roermond in Limburg verhuisde.
Juist dat openlijke bleek een voordeel te zijn.
Marie Sloot publiceerde ook katholieke romans, die de wind in de rug kregen door de katholieke emancipatie van die tijd.
Dat had wel een prijs. Marie werd als jonge vrouw raar aangekeken in Roermond: een katholieke vrouw die publiceerde, kon dat wel?
Ja, weer was ze anders.

Dus door de foto, en kennis van de tijd, ontdekte ik: ze is steeds anders. Waar ze ook woont, wat ze ook doet, ze is nooit gewoon. Zo kreeg ik door de foto een manier van kijken naar haar leven en romans aangereikt. Marie Sloot had de moed zichzelf te zijn.
Toen mijn biografie verscheen, moest daarom deze foto op de voorkant.

Schrijftips
Heeft u ook een oude Indische foto die deel uitmaakt van uw verhaal? Voer dan het tweestappen-plan uit zoals ik dat hierboven beschreef. Ik hoop dat er bij u vragen opborrelen over wat u ziet. Dat u denkt: hoe kan dit of dat nou? Wat betekent het een en het ander? Daar denk ik graag samen met u over na en ook over het verhaal dat u schrijft. Als u dat wat lijkt, boek dan een gratis overleg-gesprek via mijn digitale agenda: klik hier en kijk hoe dat gaat. (er opent een nieuwe pagina)

Waarom een levensverhaal ook een dieper verhaal heeft

levensverhaalZe was en is een legende: de kruidengeneeskundige mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh (1862- 1948). Kort na de oorlog stierf ze, maar tot op de dag van vandaag hebben mensen baat bij haar kennis van kruiden, planten, wortels- en wat er nog meer aan geneeskrachtigs komt uit de Indonesische natuur. De foto is uit 1906.

Ik schreef haar biografie, en nog altijd intrigeert ze me.
Er zit een verhaal achter haar verhaal.
Dat begin ik geleidelijk te begrijpen.
Eigenlijk is dat ook het geval met elk levensverhaal met een Indische achtergrond. Je hebt:

  •  de feiten
  •  de betekenis die de mensen het toen gaven
  •  de context, die we nu kunnen zien en duiden

Indische vrouw

Mevrouw Kloppenburg was uitmuntend in haar eigen publiciteit. Die was bepaald geen luxe. Want: in de koloniale tijd was weinig ruimte voor een Indische vrouw die medische kennis bezat, een eigen praktijk leidde, boeken publiceerde en dit alles met succes volbracht zonder enige westerse opleiding in de medicijnen.
In de regel was een arts toen een witte man in een witte jas. Een autoriteit.
Dus geen Indische vrouw zoals mevrouw, die door haar moeder was opgeleid.

Moeder

De moeder heette Albertina van Spreeuwenburg. Door haar huwelijk met Carel Versteegh werd zij het hoofd van de huishouding op de onderneming Soekamangli (Java). Njonja besar. De grote mevrouw.
Of iemand haar daarop heeft voorbereid, betwijfel ik.
Ze ontdekte dat de bevolking die werkzaam was op de onderneming, bij haar kwam met ziekten en kwalen. Wat te doen? Via haar man kende ze een westerse arts en aan hem zond ze bodes per paard met een leitje, waarop ze de symptomen had beschreven. Per kerend leitje kreeg ze advies.
Daarbij moet ze een levendige interesse hebben gehad in plantengeneeskunde.
Dus haar kennis groeide.

Geschrapt

Dat is al een bijzonder mooi verhaal, verteld door haar dochter. Wat hierin ontbreekt is: hoe ontdekte ze die geneeskrachtige kruiden? Vast niet door experimenteren. Vermoedelijk door omgang met de inheemse bevolking. Dat paste niet zo goed in het koloniale verhaal. Dus werd het geschrapt.
In het verhaal van de dochter zelf, staan al iets meer bronnen.
In het kort gaat dit zo.

De dochter groeit op tot jonge vrouw, trouwt met Herman Kloppenburg en krijgt kinderen. Dan wordt Tina, het oudste meisje, ziek. Mevrouw Kloppenburg haalt er een westerse arts bij. De man stelt een verkeerde diagnose en Tina sterft. Dat is 1899.
Mevrouw Kloppenburg is radeloos van verdriet en schuldgevoel.
Dan stort ze zich op aanraden van haar moeder op de studie van de plantengeneeskunde. Het is wat we nu zingeving noemen. Geef aan anderen wat je zelf nodig had. Daar zit de troost.
Er kwamen patiënten en boeken. Vooral van Indische planten en haar geneeskracht (1907) verschenen in de loop der jaren verschillende edities, al dan niet met een platenatlas waarin afbeeldingen stonden van de te gebruiken planten. Met de twee boeken kon iedereen zelf medicijnen maken. Maar wie zelf naar mevrouw Kloppenburg kon, deed dat. Ze woonde het langste in Semarang, Bodjongweg 80.
Ik was er in 2008 en keek naar het huis. Haar achterkleinzoon Fred had me verteld wat-waar was, als kleine jongen liep hij er rond. En ik wist er door hem ook de weg.
Mevrouw Kloppenburg was toen dichtbij me.

Maar hoe legitimeerde mevrouw nu haar succes? Ik bedoel: in die tijd.

  • Het was liefdewerk, want ze vroeg geen geld aan haar patiënten
    Dus ze manifesteerde zich niet als arts, wat ze eigenlijk wel was. En daarbij, haar echtgenoot Herman wilde niet dat zijn vrouw geld verdiende, want in het huwelijk moest alleen de man kostwinner zijn en dat was hij.
  •  God wilde het, dus niemand kon ertegen zijn
    Mevrouw was overtuigd katholiek en verhaalde nogal eens over dromen waarin ze boodschappen en raadgevingen ontving. Zo werd duidelijk dat de Heilige Geest aan haar zijde stond.
  • Ze trad op als Europese vrouw van stand, het Indische aspect negeerde ze
    Dit had te maken met de verhollandsing van de koloniale maatschappij; naarmate er meer vrouwen uit Nederland arriveerde, werd het belangrijker om Hollands te zijn. Taal, gedrag en uiterlijk werden daarop gericht. Mevrouw Kloppenburg voedde haar kinderen streng op. Iets dat ook maar zweemde naar het Indische, werd verboden. Haar jongste dochter vertelde me dat aan tafel geen “staltaal” mocht worden gesproken – wat een woord.
  •  Ook schreef ze nogal dwingend van toon in haar boeken, ze liet weinig ruimte over voor discussie. Ze was een ijzeren vuist in een fluwelen handschoen.

Kettingganger

Een goed voorbeeld van dit alles staat in haar boek Eene nabetrachting (1940).
Hier volgt de dramatische geschiedenis van een kettingganger – een dwangarbeider, in de woorden van mevrouw zelf:

  • Kapokboom
  • Hieronder het verhaal hoe ik er toe gekomen ben om de jonge blaadjes van dezen boom tegen darmverwondingen en daaruit voortvloeiende darmbloedingen te gebruiken.
    Wij woonden indertijd te Padang en bij het huis hoorde een erf, zoo groot, dat de kebon het onderhoud daarvan niet kon bijhouden en wij tot het destijds daar gebruikelijke middel overgingen om tegen f 0,40 kettinggangers – dat zijn veroordeelden – uit de gevangenis te betrekken. Terwijl ik door den tuin wandelde, zag ik op eens één dezer kettinggangers neervallen en dichterbij gekomen bemerkte ik dat hij in een plas bloed lag.
  • Eén der andere veroordeelden nam gauw wat jonge topblaadjes van een kapokboom, kneusde deze met wat water zacht en goot het vocht in den mond van zijn gezel. Deze viel daarop in een rustige slaap tot een uur of drie en om 4 uur – de tijd dat de kettinggangers naar de gevangenis moesten terugkeeren – ging hij alsof er niets gebeurd was met zijn kornuiten mee naar de gevangenis.
  • Dit geval wekte in zoo’n mate mijn belangstelling op, dat ik door mijn man liet informeren hoe het verder met den patiënt gegaan was en wie toch die medegevangene was, die hem die jonge kapokblaadjes had toegediend. De patiënt was geheel genezen en deed gewoon zijn werk en zijn medegevangenen, die hem zoo goed geholpen had, bleek een ter dood veroordeelde hadji uit Tjilegon te zijn, wiens doodstraf wegens deelname aan het uitmoorden der Europeanen aldaar veranderd was in levenslange gevangenisstraf. In Tjilegon (Bantam) en omgeving was hij een bekend doekoen (dessa geneesheer; wonderdokter) geweest. Ook te Padang in de gevangenis was de man nog stug tegen blanda’s en haatte alles wat Europeaan was.
  • Hoe dankbaar ben ik echter dat ik door tusschenkomst van dezen massa-moordenaar in het bezit gekomen ben van een middel tegen darmbloedingen, waarmede ik vele mijner medemenschen het leven heb mogen redden. Is het niet een tol, die deze dweepzieke hadji betalen moest, voor de menschenlevens waarvan hij, gedreven door geloofswaan, een einde maakte?
  • Toeval, zullen enkelen, misschien velen zeggen, doch ik wil hierin weer liever zien de bestiering van den almachtigen God. Ik voor mij geloof niet aan het toeval, tenminste niet als aan eene gebeurlijkheid tengevolge van feitenwillekeur, doch zie in alles liever de doelbewuste leiding van den Schepper, ook al vermogen wij het doel zijner handelen niet te zien of te begrijpen. Geen toeval, maar een ingrijpen van God, in wiens handen wij slechts de nietige werktuigen zijn.

Dat schreef mevrouw Kloppenburg.
Het staat er bijna terloops: een kettingganger. Dat was een dwangarbeider, een veroordeeld man die dwangarbeid kreeg opgelegd. Een koloniale term is ook: kettingbeer. De mening van nu daarover staat haaks op de beleving van toen.
Maar in de interpretatie van mevrouw Kloppenburg moest het zo zijn, want hij was nu anderen weer tot zegen.
De ervaring leidde tot vermeldingen in haar kruidenboek:

Recept

D y s e n t e r i e III.
De jonge bladeren van den Randoe of Kapokboom, die overal in de warmte groeit, (hoe kouder het klimaat is, hoe schraler de kapok). De jonge bladeren bezigt men om de hevigste dysenterie te stoppen; men neemt er een goede handvol van vermengd met wat zout en een weinig water, de bladeren worden heel fijn gekneusd en uitgewrongen en met bijvoeging van een portglas water
door een fijnen doek gedaan. Men perst het sap uit en geeft het den lijder 2 maal daags te drinken ’s morgens op de nuchtere maag en ’s middags om 4 uur; als men het ’s morgens drinkt, dan ’s avonds te voren klaarmaken en in den dauw zetten. Bij gebruik van Randoe of Kapokbladeren mag men geen Katès en geen Ananas gebruiken.

Dysenterie is een zware vorm van diarree, met een risico op uitdroging, verzwakking en de dood. En in het tropische klimaat kan het snel gaan, dus dan wil je wel zelf iets kunnen maken. Ook al is het afkomstig van een massa-moordenaar. Of juist, zoals mevrouw Kloppenburg vindt.

Schrijftips
U ziet het, in een levensverhaal zitten meerdere lagen. Om die te zien, moet u wat afstand nemen en denken: wat mis ik, is er een deel van het verhaal dat ontbreekt, hoe zat het in de tijd van toen?
Ik hoop dat u ouderen in de familie hebt die verhalen kunnen vertellen. Dan is het tijd voor een interview om gewone en ongewone vragen te gaan stellen. Daar help ik u graag bij, evenals bij het schrijven van een levensverhaal. Wilt u van vrijblijvend gedachten wisselen in een telefoongesprek, klik hier om een dag en uur te boeken. (u komt dan op een nieuwe pagina) Ik ben benieuwd naar uw verhaal.

Hoe ik aan oud geld uit Indië kwam

oud geld uit Indie
Natúúrlijk wilde ik in Semarang winkelen. Ik had net het oude huis van mevrouw Kloppenburg gezien, Bodjongweg 80 destijds, en dat had wat met me gedaan.

Wat?
Emotie. De vreugde van het weten dat mevrouw Kloppenburg daar echt gewoond had, en hoe dichtbij ze voelde toen ik mijn hand op het huis legde. Daar had ze gewoond met man en kinderen, daar had ze mensen behandeld met haar kruidenkennis. Het was haar huis, en toch ook zag ik dat de tijden veranderd waren. Verleden en heden, aan de Bodjongweg in Semarang.

Tegelijkertijd was er ontroering in me. Ik voelde tranen komen. Ook verdriet. Want ik wist van haar latere jaren, de oorlog, de Japanners, de steun die ze van de bevolking kreeg, en dan haar hele erge ziek zijn, mager worden en dan de laatste dagen.
Maar ik was wel nabij mevrouw Kloppenburg. Ik wilde voor altijd hier blijven  en ook meteen weggaan. Maar ja, wat je ook doet, je neemt toch jezelf mee, al die gedachten en gevoelens.
“Misschien later,” zei ik tegen mezelf. Een veilige gedachte.

Bodjongweg

Aan de overkant van de Bodjongweg had ik een rommelwinkeltje gezien. Oud, stoffig, ietwat verwaarloosd van uiterlijk,  waardoor ik meteen wist daar moet ik heen.
Het rook er muf. Oude boeken ruiken ook zo. Lekker.
De man die de winkel beheerde was aan alles gewend geraakt, hij zat er te zitten en als er iemand binnenkwam, taxeerde hij even hoe kapitaalkrachtig de klant was. Dus daar kwam ik en wat zag hij? Niet veel, vrees ik.

Over de aanblik die ik bood heb ik weinig illusie. Ik moet er wat verwilderd hebben uitgezien, wegens het feit dat ik net had staan te huilen bij mevrouw Kloppenburg.
Ik zag verhit hebben geoogd, want nou ja het klimaat, ondanks de verstandige kleren van katoen die ik speciaal had gekocht.
Ook moeten mijn ogen een beetje te wijd open hebben gestaan wegens de belofte van een oude winkel, toch is dat het eerste teken van krankzinnigheid.

In de winkel keek ik eens hier en ik keek eens daar, en daar stond het opeens. Een houten, ja wat eigenlijk geweest? Mogelijk een wierookhouder.
Erin zat een stapeltje biljetten uit de oude tijden.
Geld en geen geld.
Een tastbaar verleden dat ik tegenwoordig alleen op websites te koop zie.

Wilhelmina

Natuurlijk kocht ik het oude geld. De prijs kan ik me niet meer herinneren. Wel dat het meereisde in mijn koffer en hier veilig aankwam. Sindsdien staat het op een boekenplank in mijn huiskamer.
Ik doe er niks mee.  Toch is het een dierbaar bezit.

Wilhelmina.
Die uitdrukking: ‘Nederlandsch-Indische gouvernementsch gulden’.
Dat het ooit een wettig betaalmiddel was.
De rupia, in 1950 het wettige betaalmiddel.
Tastbare geschiedenis. Al die veranderingen zitten in dat papier geborgen.

Schrijftips

Heeft u zoiets thuis ook?  Spullen van vroeger of herinneringen aan wat er geweest is. Daarmee kunt u aan de slag, als u wilt gaan schrijven:

1 Waar liggen de spullen van vroeger? En als alles weg is, wat zou u nog zo heel graag hebben behouden?
2 Wie heeft ze in handen gehad?
3 Wat was vroeger het gewone alledaagse waarvan u zegt dat zou ik graag weer eens hebben?
U ziet, gaan schrijven kan ook eenvoudig en gemakkelijk zijn. U neemt een voorwerp en noteert wat u ervan weet en wat u erbij voelt en denkt. Misschien kunt u een levensverhaal of een familieverhaal schrijven aan de hand van 12 voorwerpen. Ja, zo kan het ook. We kunnen eens vrijblijvend samen overleggen hoe het schrijven voor u er in de praktijk uit kan zien.  Maak dan een afspraak voor een telefoongesprek en stuur me een mailtje. Een telefoontje is altijd gezellig. Kijk eens naar mijn digitale agenda en klik hier.

Ga naar de bovenkant