Semarang

De schermkampioen Hirschi kwam uit Gombong

Gombong‘De heer Hirschi, meester in het schermen’ staat bij de grote foto. Het Weekblad voor Indië publiceerde een jubelend artikel over Frederik Willem Hirschi (1896-1926), officier bij het Oost-Indische Leger en en een begaafd schermer.
Waar hij kwam, won hij prijzen. Een schermer van hoge klasse.

Eerder schreef het Indisch Militair Tijdschrift over hem. In het artikel ‘Het derde wapenfeest van den N.I. Officiers-Schermbond 15-20 December 1913’ , gehouden in Bandoeng: ‘Het feest slaagde uitmuntend’. Dat kwam ook door deze Hirschi, die door inzet en karakter liet zien wat, en ik citeer ”de goede invloed [is] van het schermen op eerlijkheid en ridderlijkheid. Het bestuur meende door eene openlijke erkenning deze richting te moeten aanmoedigen en kende den Eur. sergeant Hirschi een extraprijs toe voor zijn net, eerlijk en fair schermen.’

Hirschi ging dus aldoor-aldoor in de sport, en dat het Weekblad voor Indië hem zo voor het voetlicht haalde had te maken met ten eerste zijn grote sportieve prestaties en ten tweede het feit dat hij afkomstig was uit het militaire pupillen-internaat Gombong.
De volgorde kan ook andersom zijn.
Eerst komt het gejubel over de man. Daarna Gombong.

Schermbond

In maart 1917 kwam Frederik Willem Hirschi dus mooi in de pers terecht, met foto en complimenten, dit naar aanleiding van zijn optreden tijdens de schermwedstrijden, uitgeschreven door de Nederlands-Indische Officiers Schermbond, dus de N.I.O.S. Het Weekblad voor Indië schreef:

  • Op deze wedstrijd was de heer Hirshi wederom de winner van de prijzen, maar ditmaal heeft hij het er zo schitterend afgebracht dat een vereeuwiging van zijn beeltenis de moeite waard is.
  • Hij was bij ieder wapenfeest van de N.I.O.S. een der winners. Gedurende de zeven wapenfeesten die de N.I.O.S. heeft gehouden heeft Hirschi er vijf ereprijzen behaald. De andere prijzen 1en, 2en, 3en, 4en en 5e prijs haalde hij bij ieder wapenfeest. Ook het korps waarbij hij dient, heeft een paar prijzen verdiend doordat hij in het korps vertegenwoordigde met twee anderen. Hij bezit 7 medailles ongerekend de prijzen in andere vorm, zoals horloges enzovoort.
  • Ook in het schieten behoort hij tot één der beste schutters. Een bewijs daarvan is dat het 5e Bataljon, het korps waarbij hij dient en dat hij bij de leger schietwedstrijden vertegenwoordigde, ook met anderen, tot twee malen achter elkaar den wisselbeker heeft verdiend. Aan de gehouden schietwedstrijden nam hij geen deel, waardoor een ander bataljon met een zilveren beker ging strijken.
  • Hersi is scherm- en gymnastiek onderwijzer. Hij geeft lessen aan de ingezetenen van Semarang. Jammer dat de sport in schermen en gymnastiek te weinig beoefend wordt hoe ver men het kan brengen heeft Hirschi bewezen door met 3 eereprijzen (hoogste prijzen), dat wil zeggen, 3 ereprijzen van het sabel-geweer- en degenschermen te gaan strijken.
  • Aan de jaarlijks te houden korpswedstrijden neemt hij nooit deel, wat te begrijpen is dat hij anders al de prijzen zou halen.

Gombong

Zo’n man dus. Eerlijk, betrouwbaar, enorm begaafd, overal prijzen winnen, dat je denkt: hij had best naar de Olympische Spelen gekund namens Nederland.
Maar er was dus nog iets: Gombong. Het Weekblad meldde daarover:

  • Hirshi is een oud pupil van Gombong, waar hij zijn opleiding heeft genoten. Jammer dus dat het Korps niet meer bestaat.
  • De van daar afkomstige militairen die in het leger zijn ingedeeld, hebben grotendeels een goede positie verworven.
  • Er zijn voorbeelden te over dat Gombong goede krachten heeft afgeleverd en vele, vooral Indische ouders betreuren het dat voor hun zonen een instelling als Gombong op het ogenblik niet meer open staat.

Gombong, dat was een internaat, vooral voor Indische jongens. In 1912 werd het opgeheven. Internaat klinkt luxe. Dat was het niet. De jongens hadden onderdak, voeding, opleiding, militaire training en de verplichting een aantal jaren in het leger te dienen.
Hoe kwam Hirschi daar terecht?
De stamkaarten van de pupillen staan online bij het Nationaal Archief. Ze maken in mij het verlangen los er veel meer over te weten.

Stamkaart

Over de prijswinnende officier Hirsch zegt de stamkaart:

  • Vader Friedrich
  • moeder Senen (Jav. vrouw)
  • geboren Kedong Kebo, 28 juni 1886
  • 1896 bij korps pupillen
  • 1903 bij leger ingedeeld

GombongHier staat:

    • Hij is geboren in de plaats waar het Internaat zat voor de verhuizing naar Gombong (sterrenbeeld kreeft, dat is mijn toelichting hoor)
    • Hij was drie jaar toen hij hier gebracht werd
    • Zijn moeder was een Javaanse vrouw, zij heette Senen

Kassian, drie jaar en dan daarheen moeten. Niks bij je ouders blijven.

Ouders

Over zijn vader Friedrich Hirsch – ook militair- kom ik in de oude kranten het een en ander tegen. Hij was getrouwd, maar niet met Senen. Mogelijk wilde hij zijn zoon in een Europees-militaire omgeving laten grootbrengen. Of de moeder er nog was, of ze inspraak had, is onbekend.
Dus daar groeide hij op. In 1903 kwam hij bij het Oost-Indische leger en daar ontwikkelde hij zich tot een talentvol schermer, gezien en gelauwerd door de Indische pers.
In 1911 verlooft hij zich te Batavia met M.Knorr, hopelijk kregen ze kinderen en kleinkinderen die nog veel weten en alles bewaard hebben.

En dan is het 1917, middenin de Eerste Wereldoorlog. In Indië beginnen verschillende bevolkingsgroepen van zich te laten horen. Het koloniale bewind is niet meer zo vanzelfsprekend. Wat je tekort komt aan wapenkracht, moet je compenseren aan moreel gezag. En dan komt een sympathieke talentvolle Indische officier uitstekend van pas.

Ik ben toch blij dat ik Frederik Willem Hirschi nu een beetje ken. Goed karakter. Rechte rug. Knappe man ook. Enig minpuntje van het artikel: de namen van de andere mannen ontbreken op de foto. Misschien ook oud-pupillen, ik zou het zo graag willen weten.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt
gratis ebook

Over de voormalige landgenoten in Indonesië

landgenoten

Deze dagen denk ik met reden aan de voormalige landgenoten in Indonesië. “Zij konden toch kiezen?” Die vraag hoorde ik het vaak toen ik aan dit boek voor HALIN werkte. Over degenen die bij en na de onafhankelijkheid in het nieuwe Indonesië bleven. Kiezen, dacht ik dan, maar hoe vrij is die keuze?

Het lijkt of het kassian met de ouderen daar in golven gaat. Soms is er een televisieprogramma en dan weten we het allemaal weer.  Er zijn meer stichtingen dan HALIN die zich om hun lot bekommeren, en al werken ze op een eigen manier, ze hebben gemeen dat er altijd geld tekort is. Dat gaat vanzelf, als je voor de ouderen daar zorgt. Er is tekort aan alles. Niet iedereen heeft kinderen die voor je kunnen zorgen.

Kiezen

Wie minderjarig was, mocht niet kiezen. Dat deden je ouders voor je. Dus wat zij wilden, gebeurden. Geen vrije keuze. Er waren mensen die de zorg hadden voor hun vader of moeder die niet weg wilde of durfde. Wat weegt zwaarder in zo’n situatie: de zorg die je voelt, of verkassen naar een ander land? Of je hebt simpelweg niet alle papieren die de Nederlandse regering eist, voordat je naar Nederland mag. Die eisen waren aanzienlijk, ook al werden ze steeds minder hoog.

Nee, echt kiezen was het niet.

Ja, voor een aantal wel. En er zijn er ook, die het uitstekend hebben gedaan als nieuwe Indonesiërs. Maar het gaat nu over die anderen. Ik lees regelmatig dat er weer een boek over de dekoloniatie is verschenen, dat er weer een toneelstuk op de planken komt van de derde of vierde generatie die op zoek gaat naar de roots. Dan denk ik aan deze ouderen. Ze zitten vol met woorden, uitdrukkingen, ervaringen – meer dan de jongere generatie zich kan voorstellen. Deze generatie noemt zich onbevangen ‘Indo’, daar zullen deze ouderen heel voorzichtig mee zijn.

Terug

Deze dagen is er het nieuws van de teruggave van onder andere de zogeheten Lombok-schat; kostbaarheden op Lombok door het KNIL mee naar Nederland genomen. Een hele discussie over eigenaarschap hoort erbij. Over zorgplicht. Over de koloniale tijd. En ik weet dat hiervan een echo klinkt in het dagelijks leven van deze ouderen. Toen ik er was, hoorde ik het zelf: als er iets moeilijks in Nederland is,  gaan deze ouderen voorzichtiger over straat. Degenen met een Nederlandse naam helemaal.

Betaaldag

landgenotenVoor mijn HALIN-boek reisde ik naar Indonesië. In Bandoeng woonde ik een zogeheten betaaldag bij. In een bijgebouw van een kerk was dat. Iedereen op stoelen aan de kant. Dan een welkomstwoord van de contactpersoon. Daarna werd iedereen bij naam genoemd. Opstaan, naar voren, het geld voor de steun van die maand in ontvangst nemen.

Toen ik de zeer oude mevrouw van de grote foto boven zag, voelde ik dat kassian weer van binnen, het kassian dat pijn doet omdat je zo graag wil dat iets anders is dan het is en je weet, het is zoals het is.

Ik vroeg naar haar leeftijd. Ze was pas ergens in de 60 jaar. Dan weet je: een moeilijk leven.

Er waren ook ouderen met kinderen en kleinkinderen. Dat stemde me tot nadenken over het doorgeven van het Indische, dat wij hier in Nederland zo belangrijk vinden. Is het dat daar ook? Minder, lijkt het. De kinderen weten wel iets van dat vader of moeder in ‘de Nederlandse tijd’ leefden, de kleinkinderen al minder. Wat ik hoorde over de kleinkinderen was dat ze zich overwegend Indonesisch voelen. Vanzelfsprekend thuis in hun eigen land, al zijn ze misschien in hun uiterlijk toch iets anders dan de anderen.  Kunnen blijven in het land waar je familie woonde, vinden zij vanzelfsprekend – maar misschien is het wel een luxe.

Levensverhalen

De verhalen van de Warna Negara’s raakten me toen en raken me nog steeds. Al die ouderen daar, er zijn er nog zo veel, en ze komen zo op leeftijd met alle gevolgen van dien. Het is zo’n belangrijke generatie, aangeraakt door oorlog en Bersiap, de ouderen daar en de ouderen hier hebben verhalen om over te huilen. Maar vooral om naar te luisteren. Ik hoop dat er ook daar een derde generatie opstaat die op zoek gaat naar de verhalen uit de familie.

Praktische schrijftip

Moeilijke herinneringen liggen meestal verborgen onder een deken van verdriet of geen-weg-mee-weten. Toch zijn het vaak juist die herinneringen, waar de volgende generaties iets aan hebben. Zij moeten begrijpen wat het onvoorstelbare is geweest. Misschien kunt u feiten noteren: wat gebeurde er wanneer. Dat is toch iets. En mogelijk kunt u later wat meer schrijven. Wilt u hier eens met mij over van gedachten wisselen? Maak dan een afspraak voor een gratis overleg-gesprek via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (Opent in een nieuw venster.)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

De vier zusters Ursulinen reizen naar Indië

zusters ursulinenJe hebt dus: de zusters Ursulinen, vrouwen die generaties meisjes hebben opgevoed naar westers model. Ik hoor van die meisjes en hun nazaten verschillende verhalen, positief en beladen met wrok, tot in de kleindochters en achterkleindochters toe.

Wat is er in die kloosters gebeurd?
De zusters Ursulinen fascineren me al jaren. Vooral de eerste generaties, die nog het zware habijt droegen in de tropen.
En dan de grote onbekenden van de generaties: de vrouwen die moeder-overste werden.
Min of meer de manager met zowel taken in het klooster, ten opzichte van het moederhuis in Nederland en dan dit alles – echt, alles – moeten verantwoorden aan de hoogste Overste.

Niet klagen maar dragen,
en bidden om kracht.

Wie waren die eerste vrouwen toch? Daar valt nauwelijks nog achter te komen. Bij intrede kreeg of koos de vrouw een zusternaam, en haar wereldse naam legde ze af.
Ja, je gaat niet in een klooster om beroemd te worden. Kijk eens naar deze foto, uit de periode 1900-1910:

zusters ursulinen

We zien oudere generaties zusters, en ook jongere, die vermoedelijk daar zijn ingetreden. Middelste rij in het midden zie ik misschien een niet-Hollands gezicht. De foto komt uit een jubileumboek van de Ursulinen. Namen staan er niet bij.

Mère Stanislas

Die eerste generaties dus. Ik vond een oud reisverhaal – echt gebeurd – van mère Stanislas. Zij schrijft dat op23 augustus 1872 vanuit het moederhuis te Venray (Limburg) vier zusters vertrokken naar Indië, met begeleiding van een pastoor Palinckx. Ze scheepten in, wetende:

  • misschien sterf ik onderweg, aan boord heersen vreselijke zieken
  • misschien zie ik Venray nooit meer terug
  • misschien kan ik niet wennen in de tropen

Een inleiding bij het reisboek legt de titel ‘mère uit:

  • De Zusters waren vier in getal, alle vier koorzusters, en daar deze allen in de Orde’der Ursulinen den titel van Mères dragen, heetten zij de Mères Marie Renelde, Marie Stanislas, Marie Bernardine en Marie Agathe.

Ze gingen. De belofte van gehoorzaamheid is gericht op doen. En de zusters Ursulinen waren er ook van overtuigd dat ze iets goeds kwamen brengen aan hun medemensen overzee: onderwijs, opvoeding, het evangelie dat zielen zou redden.
Dan wil je je wel inzetten.

Liefste zusjes

Het reisdagboek is bedoeld om de onderlinge zusterbanden vast te houden, legt Mère Stanislas uit. Ze richt zich dan ook tot: “Beminde Révérende Mère en liefste Zusjes”.
Toen was ik al om.
En ik ben protestants.
Misschien ben ik daarom gevoeliger voor de innigheid die in het katholieke zit. Het is ook een mooi geloof met wierook, glas in lood, heiligen en biechten met vergiffenis.
Wij hebben harde banken en de predestinatie. Toch anders.

Terug naar de zeereis.
De zusters vertrokken uit Den Helder om daar aan boord te gaan van de Conrad.

  • Wel hadden wij er ons veel van voorgesteld, wel hadden wij er ons een groot denkbeeld van gevormd, doch zoo schoon als het er in werkelijkheid was, hadden wij het ons niet kunnen verbeelden.
  • De zalen onder en boven zijn allerprachtigst, alles is er even rijk, alles tot gemak en genoegen der passagiers ingerigt. Niets ontbreekt er in de kajuiten en hutten, alles is er even zindelijk.

Dan weet je: deze vrouwen waren nog nooit op een schip gegaan.

Kolonialen

De eerste nacht was wennen, en toen lag de Conrad dus nog in de haven. Mère Stanislas vertelt:

  • Wij sliepen met ons vieren in eene hut die niet te ruim was en zich daarbij nog in den vervelendsten hoek der boot bevond. De soldaten hadden hunne rustplaats boven, juist boven de onze en niettegenstaande wij onze ooren voor hun vloeken en geraas trachtten te sluiten, liet dit ons toch geen oogenblik rust.
  • Daar voegde zich nog bij het akelig getier der dieren. Nu was ’t het geblaat der schapen, dan het gekwaak der ganzen, dan wederom het gekakel der kippen of het geknor der varkens, dat ons gedurig deed ontwaken. De eerste nacht in onze nieuwe woonplaats schonk ons dus zeer weinig rust.
  • Bij al het gewoel en het leven dat ons omringde, mengde zich nog de treurige gedachte, dat wij den volgenden morgen ons dierbaar Vaderland en onze geliefde Zusters moesten verlaten.

Soldaten naar de Oost: de kolonialen die voor Indië hadden getekend. Dronken aan boord gaan was geen uitzondering.
Dan hou je toch je hart vast voor deze vrouwen. Zo weinig levenservaring, nu al heimwee, dat kan niet goed gaan.

Blijmoedig

Op zee vinden de zusters een plaats in de scheeps-samenleving. Ze zorgen voor kinderen, voor zieken, ze bidden veel, er is een kapel, een bibliotheek met gepaste lectuur, een stereoscoop, ze genieten van het eten en het uitzicht- een vorm van vrijheid die nieuw geweest moet zijn.
Wanneer ze van boord gaan, bezoeken ze ziekenhuizen en kloosters.
Het valt op hoe blijmoedig de zusters alles opnemen. Deze hele vreemde wereld nemen ze aan zoals die is. Niks achterdocht of kwaadaardige opmerkingen over andere etniciteiten.
En niks klagen. Denk aan de vrouwen in zware habijten:

  • Het is hier in de Roode zee vreeselijk, ja ik durf bijna zeggen onverdragelijk warm. Men had er ons veel van voorspeld, men had ons gezegd, dat er dikwijls dames op het dek flaauw vielen en niet zelden passagiers onder die drukkende hitte bezweken. Wel hadden wij ons er het ergste van voorgesteld, maar toch zóó hadden wij het niet kunnen denken.
  • Zij alleen, die deze reis gemaakt hebben, weten er mee te spreken. Er is vandaag 95 graden warmte op het dek en 115 in de machinekamer.
    Als men ’s morgens een half uur aangekleed is, is alles reeds door en door nat en al ons goed zit vol ijzerroest van haken en spelden. Wij zitten den geheelen dag door op het dek in een luijerstoel en kunnen bepaald niets doen, zelfs is het ons te veel een woord te zeggen. Wij schrikken om voor de maaltijden naar beneden te gaan. Aanhoudend hebben wij een waaijer in de hand en een fleschje eau de Cologne naast ons.
  • Toch zitten wij te schudden van het lagchen en zeggen tegen elkander: ‘Zóó moesten we ons nu eens voor Venray laten photograferen’.
  • De arme stokers hebben in die hitte zoo goed hun best gedaan als anders; wij hebben 64 mijlen afgelegd. Van de twee- en -twintig die daar den geheelen dag in de hitte voor die vuurovens gestaan hebben, zijn er drie flaauw gevallen.

Zusters met humor dus. Pluspuntje bij het emigreren. Het is dan 12 september 1872. Vijf dagen later sterft de scheepsarts, het is onduidelijk waaraan. Hij krijgt een zeemansgraf.

Batavia en Semarang

Pas op 3 oktober komen de zusters aan in Batavia. De eerste indrukken zijn positief:

Voor ons, die nooit in eenig oostersch land geweest waren, die uit Europa ineens naar Indië waren overgebragt, werd eene geheel nieuwe toekomst geopend. […]
Zagen wij dien vreemdsoortigen bouw der huizen, dat bonte gewemel van mannen en vrouwen van allerlei natiën, die verschillende kleederdragten, dat drukke gewoel, waarmede al dat volk zich hier te voet, te paard of in rijtuigen bewoog, of beschouwden wij die palmen, bananen en dadels, die breed getakte sycomoren, die fel gele en roode bloemen in de tuinen, onze oogen wisten niet, waar te rusten, alles trok ze even sterk aan en vervulde ons met bewondering en verbazing.

  • Dan die fraaije, onveranderlijk blaauwe hemel, dat heerlijke ochtend en avondrood , dat met gloeijende kleuren het landschap overgoot, dat zonlicht, dat het helle wit of lichte geel der huizen zoo fel deed uitkomen, dan ‘ s avonds dat prachtige geflonker der sterren en dat heldere maanlicht, dat alle kunstmatige verlichting deed verbleeken, dat alles trof ons diep en kon ons niet genoeg Gods wonderwerken doen bewonderen.

zusters ursulinenNog een puntje dus, naast humor: de overtuiging dat ook deze culturen tot de schepping behoorden. Maar ja, het onderwijs van de Ursulinen was wel helemaal westers.
Het reisdagboek eindigt hier min of meer. Begrijpelijk en ook jammer. Want hier begint het pas, getuige de brieven die er nog bij gevoegd zijn. De zusters blijven in Noordwijk en Weltevreden, waar ook les gegeven wordt. Mère Stanislas reist door naar de Ursulinen in Semarang en schrijft:

  • Er zijn in het geheel 18 Zusters, en behalve het externaat van omtrent 100 kinderen, is er ook een weeshuis van 300 meisjes, waar zij dag en nacht de zorg over hebben; dus hebben zij ook hare handjes nog al vol. Het gebouw is groot en prachtig, en zeer goed ingerigt.

Ja, hallo!! Dan denk ik: Wie zijn die 100 kinderen, wie zijn die meisjes, wie betaalde dat luxe gebouw? En die 18 zusters, wie waren zij? Zo kom ik van de ene vraag op de andere, de wereld van de Zusters Ursulinen blijft boeiend. Op deze foto een gang uit het klooster te Noordwijk. O, daar eens te kunnen lopen…

Schrijftips
Hoe kent u de zusters Ursulinen? Wanneer er meisjes van uw familie ‘bij de zusters’ zijn geweest, heeft dat vrijwel altijd indruk gemaakt. Onderwijs en persoonlijke vorming waren belangrijk. Schrijven over de familie betekent ook nadenken over de historische context. Onderzoek doen kan daarbij horen. Wilt u eens vrijblijvend daarover van gedachten wisselen, maak dan via mijn digitale kalender een afspraak voor een telefoongesprek. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (Er opent dan een nieuwe webpagina)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Over de beroemdste Indische schrijfster uit de negentiende eeuw

Op de foto: Melati van Java (1853-1927), de eerste Indische schrijfster van bestsellers. Haar romans bleven nogal eens een kwart eeuw in omloop. Deze foto is rond 1871 genomen, toen ze pas in Nederland was aangekomen.

Een foto vol betekenissen.
Dat is vrijwel altijd het geval met oude Indische foto’s. Die zijn veel meer dan een kiekje. Op deze foto is het levensverhaal van de schrijfster zichtbaar, voor wie het kan zien.

Indisch meisje

Melati van Java is het pseudoniem dat de uitgever bedacht. Zelf vond Marie Sloot de auteursnaam ‘Melati’ voldoende want: dat is de Indische jasmijn, schreef ze, die alleen op Java bloeit.
Dus nog eens ‘van Java’ erbij was dubbelop.
Toch gebeurde het.
Dan zijn we al in 1874 bij de verschijning van haar debuutroman De jonkvrouwe van Groenerode, waarin de hoofdrol is weggelegd voor een Indische jonge vrouw. Het was een uitzonderlijk positieve tekening, zo heel anders dan de herenromans over Indische meisjes en vrouwen schreven.
Melati schreef:

  • Eugenie de Lody zit op een voetenbankje zoo dicht mogelijk bij ’t kolommetje; haar boek is op den grond gevallen en met de oogen naar ’t plafond gericht, schijnt ze te droomen.
  • Zij telt achttien jaar en heeft al ’t schoone en frissche der levenslente; hoe eenvoudig het zwart wollen kleed ook is, dat slechts een hagelwit kantje om den hals tot eenige afwisseling heeft, zij draagt het met een eigenaardige bevalligheid.
  • Hare groote blauwe oogen zijn zoo helder en diep als de schoone hemel van haar geboorteland; het haar, dat in twee lange vlechten tot op hare knieën valt, schijnt ravenzwart, maar als het licht der kleine petroleumlamp ze beschijnt, vertoonen zij een fraaie, kastanjebruine kleur.
  • Waarlijk, de laatste erfdochter der Lody’s behoeft niet voor de schoonste vrouwen van haar oud geslacht onder te doen.

Een rolmodel. Zo kon een Indisch meisje dus ook zijn: mooi van buiten, mooi van binnen.

Even een stap terug.

Marie Sloot groeide op in Indië, vooral in haar geboorteplaats Semarang. Ze was vooral hecht met haar moeder Louise Sloot-van Haastert en haar grootmoeder Sajia. Van haar moeder kreeg ze huisonderwijs, al bracht ze ook enige tijd door bij de Zusters Ursulinen.
Het meisje was creatief en intelligent. Al vroeg leerde ze lezen en schrijven, en dat leidde snel tot het produceren van verhalen in schriften. Die las ze voor aan haar zusje Christine en haar broer Nico.
Die reisden mee naar Nederland. Haar vader, de Twent Carel Sloot, wilde terug naar Nederland. En de huwelijkswetten waren toen zo, dat de rest van het gezin hem moest gehoorzamen. Zin of geen zin.
Niemand had zin.
Misschien ging daarom haar grootmoeder Sajia mee- ook om bij haar dochter te kunnen blijven.

In Nederland duurde het slechts enkele maanden, voordat Sajia stierf.
Twee jaar later stierf Louise, de moeder van de schrijfster.
Toen was Marie als oudste kind degene die zich Indië zou willen blijven herinneren. Zij was de bewaarster van het famuliegeheugen.

Indië komt terug in haar Indische romans, net als die hechte moeder-dochter relatie. Vooral vanwege haar Indische romans werd ze aan het einde van de negentiende eeuw toegelaten tot de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, als een van de eerste vrouwen. Een eervol moment.
Maar door de opkomst van een nieuwe literaire mode raakte ze in de vergetelheid. De laatste jaren wint ze langzaam weer aan bekendheid.
Maar nu die foto.

Wat zie ik?

In de eerste tijd in Nederland is deze foto gemaakt. Toen ik de biografie van Melati schreef, heb ik er lang naar gekeken en wel als volgt:

  • de foto zwaar inscannen
  • de foto tonen over het hele scherm van uw computer
  • achteruit leunen in uw stoel en ernaar staren
  •  dan vraagt u aan zichzelf: wat zie ik eigenijk?

Dus u gaat opsommen. Dat is de eerste fase.
Ik somde op:

  •  ze heeft heur haar in vlechten
  •  ze kijkt strak
  •  ze maakt een mollige indruk
  •  ze heeft een donkere teint
  • wat een merkwaardige jurk eigenlijk
  •  ik zie een duur kruis, misschien zitten daar wel diamanten in

Wat betekent het?

Nu komt de tweede fase van het begrijpend kijken. Daarin vraagt u aan uzelf: wat betekende het toen, wat ik hier zie?
Dan heeft u wat kennis nodig van de historische context.
Ik wist dat rond 1871 het schoonheidsideaal voor jonge vrouwen vooral van de afdeling blank en blond was. Dus ze was: anders. Dat doet iets met je.
Het strakke kijken kan daarmee te maken hebben: misschien wilde ze helemaal niet op de foto. En ik zag ook aan de vorm van haar bovenlip, dat ze vermoedelijk wat vooruitstekende tanden had.
Weer anders.

Die mooie vlechten. Die jurk- en ik wist door de lijnen die ik zag: ze draagt een corset. Dat was destijds fatsoenlijk. Vrije losse reformjurken waarin je kon fietsen kwamen pas later op.
Voor zo’n kapsel en het aantrekken van een corset heb je een ander nodig. Zou haar zusje haar geholpen hebben, of waren er bedienden?
Nieuw vragen waarmee ik verder onderzoek kon doen.

Dat kruis. Waardevol. En het liet me zien dat ze openlijk katholiek was. Toen, in die tijd, vormden de katholieken een minderheid in Nederland. Misschien dat het gezin Sloot daarom snel na aankomst in Nederland naar Roermond in Limburg verhuisde.
Juist dat openlijke bleek een voordeel te zijn.
Marie Sloot publiceerde ook katholieke romans, die de wind in de rug kregen door de katholieke emancipatie van die tijd.
Dat had wel een prijs. Marie werd als jonge vrouw raar aangekeken in Roermond: een katholieke vrouw die publiceerde, kon dat wel?
Ja, weer was ze anders.

Dus door de foto, en kennis van de tijd, ontdekte ik: ze is steeds anders. Waar ze ook woont, wat ze ook doet, ze is nooit gewoon. Zo kreeg ik door de foto een manier van kijken naar haar leven en romans aangereikt. Marie Sloot had de moed zichzelf te zijn.
Toen mijn biografie verscheen, moest daarom deze foto op de voorkant.

Schrijftips
Heeft u ook een oude Indische foto die deel uitmaakt van uw verhaal? Voer dan het tweestappen-plan uit zoals ik dat hierboven beschreef. Ik hoop dat er bij u vragen opborrelen over wat u ziet. Dat u denkt: hoe kan dit of dat nou? Wat betekent het een en het ander? Daar denk ik graag samen met u over na en ook over het verhaal dat u schrijft. Als u dat wat lijkt, boek dan een gratis overleg-gesprek via mijn digitale agenda: klik hier en kijk hoe dat gaat. (er opent een nieuwe pagina)

Waarom een levensverhaal ook een dieper verhaal heeft

levensverhaalZe was en is een legende: de kruidengeneeskundige mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh (1862- 1948). Kort na de oorlog stierf ze, maar tot op de dag van vandaag hebben mensen baat bij haar kennis van kruiden, planten, wortels- en wat er nog meer aan geneeskrachtigs komt uit de Indonesische natuur. De foto is uit 1906.

Ik schreef haar biografie, en nog altijd intrigeert ze me.
Er zit een verhaal achter haar verhaal.
Dat begin ik geleidelijk te begrijpen.
Eigenlijk is dat ook het geval met elk levensverhaal met een Indische achtergrond. Je hebt:

  •  de feiten
  •  de betekenis die de mensen het toen gaven
  •  de context, die we nu kunnen zien en duiden

Indische vrouw

Mevrouw Kloppenburg was uitmuntend in haar eigen publiciteit. Die was bepaald geen luxe. Want: in de koloniale tijd was weinig ruimte voor een Indische vrouw die medische kennis bezat, een eigen praktijk leidde, boeken publiceerde en dit alles met succes volbracht zonder enige westerse opleiding in de medicijnen.
In de regel was een arts toen een witte man in een witte jas. Een autoriteit.
Dus geen Indische vrouw zoals mevrouw, die door haar moeder was opgeleid.

Moeder

De moeder heette Albertina van Spreeuwenburg. Door haar huwelijk met Carel Versteegh werd zij het hoofd van de huishouding op de onderneming Soekamangli (Java). Njonja besar. De grote mevrouw.
Of iemand haar daarop heeft voorbereid, betwijfel ik.
Ze ontdekte dat de bevolking die werkzaam was op de onderneming, bij haar kwam met ziekten en kwalen. Wat te doen? Via haar man kende ze een westerse arts en aan hem zond ze bodes per paard met een leitje, waarop ze de symptomen had beschreven. Per kerend leitje kreeg ze advies.
Daarbij moet ze een levendige interesse hebben gehad in plantengeneeskunde.
Dus haar kennis groeide.

Geschrapt

Dat is al een bijzonder mooi verhaal, verteld door haar dochter. Wat hierin ontbreekt is: hoe ontdekte ze die geneeskrachtige kruiden? Vast niet door experimenteren. Vermoedelijk door omgang met de inheemse bevolking. Dat paste niet zo goed in het koloniale verhaal. Dus werd het geschrapt.
In het verhaal van de dochter zelf, staan al iets meer bronnen.
In het kort gaat dit zo.

De dochter groeit op tot jonge vrouw, trouwt met Herman Kloppenburg en krijgt kinderen. Dan wordt Tina, het oudste meisje, ziek. Mevrouw Kloppenburg haalt er een westerse arts bij. De man stelt een verkeerde diagnose en Tina sterft. Dat is 1899.
Mevrouw Kloppenburg is radeloos van verdriet en schuldgevoel.
Dan stort ze zich op aanraden van haar moeder op de studie van de plantengeneeskunde. Het is wat we nu zingeving noemen. Geef aan anderen wat je zelf nodig had. Daar zit de troost.
Er kwamen patiënten en boeken. Vooral van Indische planten en haar geneeskracht (1907) verschenen in de loop der jaren verschillende edities, al dan niet met een platenatlas waarin afbeeldingen stonden van de te gebruiken planten. Met de twee boeken kon iedereen zelf medicijnen maken. Maar wie zelf naar mevrouw Kloppenburg kon, deed dat. Ze woonde het langste in Semarang, Bodjongweg 80.
Ik was er in 2008 en keek naar het huis. Haar achterkleinzoon Fred had me verteld wat-waar was, als kleine jongen liep hij er rond. En ik wist er door hem ook de weg.
Mevrouw Kloppenburg was toen dichtbij me.

Maar hoe legitimeerde mevrouw nu haar succes? Ik bedoel: in die tijd.

  • Het was liefdewerk, want ze vroeg geen geld aan haar patiënten
    Dus ze manifesteerde zich niet als arts, wat ze eigenlijk wel was. En daarbij, haar echtgenoot Herman wilde niet dat zijn vrouw geld verdiende, want in het huwelijk moest alleen de man kostwinner zijn en dat was hij.
  •  God wilde het, dus niemand kon ertegen zijn
    Mevrouw was overtuigd katholiek en verhaalde nogal eens over dromen waarin ze boodschappen en raadgevingen ontving. Zo werd duidelijk dat de Heilige Geest aan haar zijde stond.
  • Ze trad op als Europese vrouw van stand, het Indische aspect negeerde ze
    Dit had te maken met de verhollandsing van de koloniale maatschappij; naarmate er meer vrouwen uit Nederland arriveerde, werd het belangrijker om Hollands te zijn. Taal, gedrag en uiterlijk werden daarop gericht. Mevrouw Kloppenburg voedde haar kinderen streng op. Iets dat ook maar zweemde naar het Indische, werd verboden. Haar jongste dochter vertelde me dat aan tafel geen “staltaal” mocht worden gesproken – wat een woord.
  •  Ook schreef ze nogal dwingend van toon in haar boeken, ze liet weinig ruimte over voor discussie. Ze was een ijzeren vuist in een fluwelen handschoen.

Kettingganger

Een goed voorbeeld van dit alles staat in haar boek Eene nabetrachting (1940).
Hier volgt de dramatische geschiedenis van een kettingganger – een dwangarbeider, in de woorden van mevrouw zelf:

  • Kapokboom
  • Hieronder het verhaal hoe ik er toe gekomen ben om de jonge blaadjes van dezen boom tegen darmverwondingen en daaruit voortvloeiende darmbloedingen te gebruiken.
    Wij woonden indertijd te Padang en bij het huis hoorde een erf, zoo groot, dat de kebon het onderhoud daarvan niet kon bijhouden en wij tot het destijds daar gebruikelijke middel overgingen om tegen f 0,40 kettinggangers – dat zijn veroordeelden – uit de gevangenis te betrekken. Terwijl ik door den tuin wandelde, zag ik op eens één dezer kettinggangers neervallen en dichterbij gekomen bemerkte ik dat hij in een plas bloed lag.
  • Eén der andere veroordeelden nam gauw wat jonge topblaadjes van een kapokboom, kneusde deze met wat water zacht en goot het vocht in den mond van zijn gezel. Deze viel daarop in een rustige slaap tot een uur of drie en om 4 uur – de tijd dat de kettinggangers naar de gevangenis moesten terugkeeren – ging hij alsof er niets gebeurd was met zijn kornuiten mee naar de gevangenis.
  • Dit geval wekte in zoo’n mate mijn belangstelling op, dat ik door mijn man liet informeren hoe het verder met den patiënt gegaan was en wie toch die medegevangene was, die hem die jonge kapokblaadjes had toegediend. De patiënt was geheel genezen en deed gewoon zijn werk en zijn medegevangenen, die hem zoo goed geholpen had, bleek een ter dood veroordeelde hadji uit Tjilegon te zijn, wiens doodstraf wegens deelname aan het uitmoorden der Europeanen aldaar veranderd was in levenslange gevangenisstraf. In Tjilegon (Bantam) en omgeving was hij een bekend doekoen (dessa geneesheer; wonderdokter) geweest. Ook te Padang in de gevangenis was de man nog stug tegen blanda’s en haatte alles wat Europeaan was.
  • Hoe dankbaar ben ik echter dat ik door tusschenkomst van dezen massa-moordenaar in het bezit gekomen ben van een middel tegen darmbloedingen, waarmede ik vele mijner medemenschen het leven heb mogen redden. Is het niet een tol, die deze dweepzieke hadji betalen moest, voor de menschenlevens waarvan hij, gedreven door geloofswaan, een einde maakte?
  • Toeval, zullen enkelen, misschien velen zeggen, doch ik wil hierin weer liever zien de bestiering van den almachtigen God. Ik voor mij geloof niet aan het toeval, tenminste niet als aan eene gebeurlijkheid tengevolge van feitenwillekeur, doch zie in alles liever de doelbewuste leiding van den Schepper, ook al vermogen wij het doel zijner handelen niet te zien of te begrijpen. Geen toeval, maar een ingrijpen van God, in wiens handen wij slechts de nietige werktuigen zijn.

Dat schreef mevrouw Kloppenburg.
Het staat er bijna terloops: een kettingganger. Dat was een dwangarbeider, een veroordeeld man die dwangarbeid kreeg opgelegd. Een koloniale term is ook: kettingbeer. De mening van nu daarover staat haaks op de beleving van toen.
Maar in de interpretatie van mevrouw Kloppenburg moest het zo zijn, want hij was nu anderen weer tot zegen.
De ervaring leidde tot vermeldingen in haar kruidenboek:

Recept

D y s e n t e r i e III.
De jonge bladeren van den Randoe of Kapokboom, die overal in de warmte groeit, (hoe kouder het klimaat is, hoe schraler de kapok). De jonge bladeren bezigt men om de hevigste dysenterie te stoppen; men neemt er een goede handvol van vermengd met wat zout en een weinig water, de bladeren worden heel fijn gekneusd en uitgewrongen en met bijvoeging van een portglas water
door een fijnen doek gedaan. Men perst het sap uit en geeft het den lijder 2 maal daags te drinken ’s morgens op de nuchtere maag en ’s middags om 4 uur; als men het ’s morgens drinkt, dan ’s avonds te voren klaarmaken en in den dauw zetten. Bij gebruik van Randoe of Kapokbladeren mag men geen Katès en geen Ananas gebruiken.

Dysenterie is een zware vorm van diarree, met een risico op uitdroging, verzwakking en de dood. En in het tropische klimaat kan het snel gaan, dus dan wil je wel zelf iets kunnen maken. Ook al is het afkomstig van een massa-moordenaar. Of juist, zoals mevrouw Kloppenburg vindt.

Schrijftips
U ziet het, in een levensverhaal zitten meerdere lagen. Om die te zien, moet u wat afstand nemen en denken: wat mis ik, is er een deel van het verhaal dat ontbreekt, hoe zat het in de tijd van toen?
Ik hoop dat u ouderen in de familie hebt die verhalen kunnen vertellen. Dan is het tijd voor een interview om gewone en ongewone vragen te gaan stellen. Daar help ik u graag bij, evenals bij het schrijven van een levensverhaal. Wilt u van vrijblijvend gedachten wisselen in een telefoongesprek, klik hier om een dag en uur te boeken. (u komt dan op een nieuwe pagina) Ik ben benieuwd naar uw verhaal.

Hoe ik aan oud geld uit Indië kwam

oud geld uit Indie
Natúúrlijk wilde ik in Semarang winkelen. Ik had net het oude huis van mevrouw Kloppenburg gezien, Bodjongweg 80 destijds, en dat had wat met me gedaan.

Wat?
Emotie. De vreugde van het weten dat mevrouw Kloppenburg daar echt gewoond had, en hoe dichtbij ze voelde toen ik mijn hand op het huis legde. Daar had ze gewoond met man en kinderen, daar had ze mensen behandeld met haar kruidenkennis. Het was haar huis, en toch ook zag ik dat de tijden veranderd waren. Verleden en heden, aan de Bodjongweg in Semarang.

Tegelijkertijd was er ontroering in me. Ik voelde tranen komen. Ook verdriet. Want ik wist van haar latere jaren, de oorlog, de Japanners, de steun die ze van de bevolking kreeg, en dan haar hele erge ziek zijn, mager worden en dan de laatste dagen.
Maar ik was wel nabij mevrouw Kloppenburg. Ik wilde voor altijd hier blijven  en ook meteen weggaan. Maar ja, wat je ook doet, je neemt toch jezelf mee, al die gedachten en gevoelens.
“Misschien later,” zei ik tegen mezelf. Een veilige gedachte.

Bodjongweg

Aan de overkant van de Bodjongweg had ik een rommelwinkeltje gezien. Oud, stoffig, ietwat verwaarloosd van uiterlijk,  waardoor ik meteen wist daar moet ik heen.
Het rook er muf. Oude boeken ruiken ook zo. Lekker.
De man die de winkel beheerde was aan alles gewend geraakt, hij zat er te zitten en als er iemand binnenkwam, taxeerde hij even hoe kapitaalkrachtig de klant was. Dus daar kwam ik en wat zag hij? Niet veel, vrees ik.

Over de aanblik die ik bood heb ik weinig illusie. Ik moet er wat verwilderd hebben uitgezien, wegens het feit dat ik net had staan te huilen bij mevrouw Kloppenburg.
Ik zag verhit hebben geoogd, want nou ja het klimaat, ondanks de verstandige kleren van katoen die ik speciaal had gekocht.
Ook moeten mijn ogen een beetje te wijd open hebben gestaan wegens de belofte van een oude winkel, toch is dat het eerste teken van krankzinnigheid.

In de winkel keek ik eens hier en ik keek eens daar, en daar stond het opeens. Een houten, ja wat eigenlijk geweest? Mogelijk een wierookhouder.
Erin zat een stapeltje biljetten uit de oude tijden.
Geld en geen geld.
Een tastbaar verleden dat ik tegenwoordig alleen op websites te koop zie.

Wilhelmina

Natuurlijk kocht ik het oude geld. De prijs kan ik me niet meer herinneren. Wel dat het meereisde in mijn koffer en hier veilig aankwam. Sindsdien staat het op een boekenplank in mijn huiskamer.
Ik doe er niks mee.  Toch is het een dierbaar bezit.

Wilhelmina.
Die uitdrukking: ‘Nederlandsch-Indische gouvernementsch gulden’.
Dat het ooit een wettig betaalmiddel was.
De rupia, in 1950 het wettige betaalmiddel.
Tastbare geschiedenis. Al die veranderingen zitten in dat papier geborgen.

Schrijftips

Heeft u zoiets thuis ook?  Spullen van vroeger of herinneringen aan wat er geweest is. Daarmee kunt u aan de slag, als u wilt gaan schrijven:

1 Waar liggen de spullen van vroeger? En als alles weg is, wat zou u nog zo heel graag hebben behouden?
2 Wie heeft ze in handen gehad?
3 Wat was vroeger het gewone alledaagse waarvan u zegt dat zou ik graag weer eens hebben?
U ziet, gaan schrijven kan ook eenvoudig en gemakkelijk zijn. U neemt een voorwerp en noteert wat u ervan weet en wat u erbij voelt en denkt. Misschien kunt u een levensverhaal of een familieverhaal schrijven aan de hand van 12 voorwerpen. Ja, zo kan het ook. We kunnen eens vrijblijvend samen overleggen hoe het schrijven voor u er in de praktijk uit kan zien.  Maak dan een afspraak voor een telefoongesprek en stuur me een mailtje. Een telefoontje is altijd gezellig. Kijk eens naar mijn digitale agenda en klik hier.

Waarom er Hulp Aan Landgenoten in Indië kwam

Hulp aan landgenoten

Op 15 augustus voel ik een klem om mijn hart. Want ja, eindelijk toen en daar kwam de Japanse capitulatie. Maar daarmee begon ook die andere tijd, vol oorlog na de oorlog en met alles dat dit meebracht.

Hulp

In de chaos en ellende probeerden mensen elkaar ook te helpen.
In 1955 werd de stichting HALIN opgericht: Hulp Aan Landgenoten in Indië – zoals HALIN toen heette. Later werd het wat het nu is: Indonesië.
Nu nog?
Ja, nog steeds.

Want ook daar, net als hier, zijn generaties door de oorlog geraakt. Dan ook hun kinderen. Hoeveel generaties tel je mee als het gaat om daardoor geraakt te zijn, dat is ook daar een vraag.
HALIN stuurde me een hele tijd terug naar Indonesië om de ouderen daar te interviewen voor mijn boek Familie gebleven.
Het boek is uitverkocht, alleen nog antiquarisch te verkrijgen.

Gesprekken

Veel van die ontmoetingen herinner ik me nog. Het waren intense gesprekken over de tijd van vroeger en de oorlog, en waarom zij in Indonesië waren gebleven, waarom ze Warga Negara werden. Ik hoorde onder meer:

  •  Ik was minderjarig dus mijn ouders namen voor mij de beslissing
  • Mijn broer had mij nodig om voor hem te zorgen, er was niemand anders
  •  In mijn hart blijf ik Nederlands
  • Ik wilde mijn kleinkinderen zien opgroeien

Dus blijven, dat was niet altijd een vrije of gemakkelijke keus.
Netzomin als naar Nederland gaan – met de administratie die de overheid eiste, de voorwaarden die gesteld werden en dan, hoe het leven hier was na de overtocht.
Wat een tijd.

Semarang

In Semarang ontmoette ik Mary Overzier. Ze staat op de foto bovenaan, met een kleinzoon. Mary was een drukbezette vrouw, met haar werk in een winkel, met haar zorg voor de familie. Ze was bedacht op hun veiligheid en daarom sprak ze geen Nederlands met de kleinkinderen. Toch haar eigen taal. Zij wisten wel dat hun oma een beetje anders was dan de andere oma’s- iets met Orang Blanda.
Destijds was ze minderjarig geweest en haar vader had besloten: wij blijven hier. En over Nederland waren de berichten niet zo gunstig. Mary Overzier:

“Ik heb nooit een aanvraag ingediend om als spijtoptant naar Nederland te gaan. Je moest op de eerste plaats gezond zijn. Mijn vader had een maagzweer en last van malaria, opgelopen tijdens diensttijd als militair in Borneo. Mijn moeder had last van reuma. Voorts moest je familie in Nederland hebben die je kost en inwoning moesten geven. Mijn vader vertelde dat zijn vrienden in Nederland het ook afraadden. Volgens die vrienden was het voor “ons Indo’s” moeilijk omdat er een onderscheid werd gemaakt tussen volbloed en halfbloed Nederlander.
Verder hadden mijn ouders mijn steun nodig. Daarom was ik hier zelf, toen ik 17 jaar was, aan het werk gegaan bij de firma Van Dorp. En de verhalen van mijn vader over de houding in Nederland schrokken mij af om een aanvraag te doen om naar Nederland te gaan.”

Ja, zo kan het gaan. Blijven of vertrekken, het was alletwee moeilijk. Ook daar denk ik dus aan als het 15 augustus is.

Herinneringen

De stichting HALIN bestaat nog steeds. Ook bij degenen die steun krijgen van HALIN zijn in de afgelopen jaren moeilijkheden geweest. Corona. Alzheimer – ouder worden kan met gebreken komen. En soms keren de herinneringen aan de oorlogstijd weer terug.

Over de oorlog vertelde iedereen me toen ik in Indonesië was. Dat kwam omdat ik een boek maakte en ze wisten: mijn verhaal kan ik zo doorgeven. Het kwam ook omdat ik weer weg zou gaan – zo werden de kinderen immers niet belast.
“Vertellen maakt mijn hart leeg,” zei een oudere Indische man een keer tegen me.
Dus als u het kunt, vertellen en opschrijven, doen. Want de generaties die nu opgroeien, hebben u nodig om de verhalen van en uit Indie te leren kennen en vooral te leren begrijpen.

Hoe ik aan dit steentje uit Semarang kwam (video)

Op een gelukkige dag in mijn leven ontmoette ik Oom Fred, een kleinzoon van mevrouw Kloppenburg-Versteegh. Hij leek op haar, dus ik was meteen aan hem gehecht. Zo gaat dat, als je een levensverhaal over iemand schrijft.

Oom Fred was destijds bij zijn grootmoeder thuis geweest, dus in het grote huis aan de Bodjongweg in Semarang. Hij wist het nog. Hoe het er rook. Het geluid van de stappen op de tegels. Welke kamer waar was. Misschien vond hij het raar dat ik het zo graag wilde weten en ik eigenlijk ook wel, want voor mijn boek over mevrouw Kloppenburg was een beetje informatie al genoeg geweest.

Waarom ik bleef vragen, begreep ik pas later.

Soms doe je iets en je weet niet precies waarom of hoe, en dan later opeens heb je er veel aan.

Dus ik hoorde Oom Fred eindeloos uit. En hij bleef vertellen.

Toen mijn boek over mevrouw Kloppenburg verscheen, overhandigde ik aan hem het eerste exemplaar.

Jaren later was ik in Indonesië en ik kwam ook in Semarang.

(tekst loopt door onder video)

Is dat niet vreemd? Opeens weet je waarom iets veel eerder gebeurde. En voordat u het vraagt: het huis heb ik niet gekocht, het was ver boven mijb budget, wegens dat het op een goede locatie stond.
De verleiding voelde ik wel.

De laatste tijd denk ik meer dan anders aan mevrouw Kloppenburg.
Aan haar leven.
Hoe ze was.

Van Oom Fred heb ik al jaren niets gehoord en hij kon uitstekend mailen, dus ik vermoed dat hij naar de hemel is vertrokken. Maar wat hij me in leven vertelde, heb ik onthouden.
Voor hem was het een herinnering, zoals hij er zoveel had.
Voor mij was het belangrijk, voor het boek en ook om later, in Semarang, dichter bij het verleden te kunnen komen.

Zo helpen we elk op een eigen manier om Indië te bewaren.

Heeft u ook herinneringen waarvan u weet: die zijn belangrijk voor een volgende generatie?

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Een familiegeheim: de kleindochter van mevrouw Kloppenburg

Kloppenburg

“Mijn vader was een bon vivant,” zei de oude mevrouw. “En de oudste zoon. Zijn moeder zag veel door de vingers. Maar ik was anders.” Toen zweeg ze.

Ik voelde een koude wind over mijn rug waaien.
Ging dit echt over… was dit…

Het geheim

Ja. Dit was een familiegeheim.
Deze oude mevrouw was de kleindochter van de beroemde en alom beminde Indische kruidengeneeskundige mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh. Na jaren zette ze vraagtekens bij het aura van zorgzaamheid dat om mevrouw Kloppenburg hing.
Ik kende haar uit de verhalen als een liefdevolle persoon, die altijd klaar stond voor haar medemens. Maar ik had ook al iets gehoord over een andere kant.

Dwingen

Zorgzaamheid kan iets dwingends hebben.
Van “voor je eigen bestwil” bestaan verschillende varianten, ook door en voor volwassenen.

Albert

De oude mevrouw vertelde dat mevrouw Kloppenburg graag alles bepaalde. Dat wist ik al een beetje via de geschiedenis van een andere zoon, Albert. Hij werd verliefd op een meisje en zijn moeder stak een stokje voor de verkering. Albert bleef de rest van zijn leven vrijgezel, kassian.

Al vergeten

Maar bij deze oude mevrouw ging de dwingende zorg verder. Toen ze niet de weg insloeg die haar grootmoeder voor haar aanwees, werd ze geleideijk uit de familie verwijderd. “Niet over haar praten” veranderde in anderhalve generatie in “niet meer weten dat ze er is.” En toen leek het net of de oude mevrouw nooit bestaan had.

Zo gaat dat met familiegeheimen.
Ze sluipen er geleidelijk in.
Eerste fase: Iets of iemand wordt een geheim.
Tweede fase: Over zwijgen.
Derde fase: Al vergeten.

Omgaan met familiegeheimen

Elke fase heeft een eigen gevoeligheid. Die bestaat uit de emoties van degenen die baat hebben bij het geheim en van degenen die erdoor pijn lijden. Wat er hier gebeurde? Ik informeerde een ander oud familielid en hij nam contact op met de oude mevrouw, om namens iedereen voor de geleden pijn excuus vragen. Hij had niks gedaan, maar zijn hart was groot genoeg om dit te kunnen doen.

Workshop familiegeschiedenis

Erken de emoties, daar begint het omgaan met een familiegeheim mee. Voorzichtig aan. Ik vertel er meer over in mijn workshop ‘De 3 manieren om uw familiegeschiedenis op te schrijven’. Daarna weet u wat u aanmoet met een familiegeheim. En zit zoiets niet in uw familie? Dan bent u misschien nog niet op de hoogte.

Workshop

Workshop:

zondagavond 7 maart 20.00 uur
maandagochtend 8 maart 10.00 uur
maandagavond 8 maart 20.00 uur

Update: de workshops zijn geweest, dus inschrijven gaat niet meer.

Rudy Hartung: een eerbetoon, en over Oma Clara

oma Clara

Aan Indische mannen en vrouwen
Aan Indische jongens en meisjes
Aan Hollanders of andere Europeanen
Aan kinderen, van deze Hollanders en Europeanen
Aan de oma’s Tjangs
Aan de Njai’s
Aan de Indische stammoeders
Aan hen allemaal…
Die op een Kerkhof
Of ergens, op een onbekend plekje
Of ergens, op een plekje in een donker bos
Of ergens, in de diepte van de zee
Van het voormalig Nederlands Indië
Van Tempo Doeloe
Een laatste rustplaats hebben gevonden

Verhaal over het graf van mijn oma Clara (1883-1945)

Mijn bronnen over het leven van oma Clara, komen van mijn beide tantes: Tante Troel en tante Martha. De twee oudere zusters van pap. Tante Martha was weduwe. Tante Troel was ongetrouwd. Zij hebben vaak over hun vroeger leven in Semarang gesproken. En over oma Clara verteld. Vooral tante Troel kon heel geestig en leuk vertellen. Mijn oudere nicht Wanda, dochter van tante Martha, had ook haar herinneringen aan oma Clara. Wanda die ongehuwd was heeft in Nederland altijd bij/met tante Martha in huis gewoond. Moes, zo noemde Wanda haar moeder altijd. Ook haar broer Kees noemde tante Martha altijd “moes”. Het klonk altijd erg lief. Tot aan mijn vertrek naar Indonesië, heb ik met mijn familie van pap, in Amersfoort, altijd een bijzonder fijne band gehad. Hieronder een foto van tante Troel. Samen met een paar collega’s op het kantoor Prauwenveer in Semarang. En een foto van tante Troel met pap.

 

oma Clara

Oma Clara met haar ouders

oma Clara

Tante Troel met collega’s

 

oma Clara

Tante Troel met pap

 

Oma Clara is op 28 september 1883, in Semarang geboren. Oma Clara was enig kind van haar Javaanse moeder en haar Duitse vader met Urban als zijn achternaam. Dankzij verhalen, verteld door tante Martha en tante Troel, heb ik over oma Clara een bepaald beeld gevormd. Het beeld van een kordate vrouw. Die actief is geweest op humanitair gebied. Die in de Boeloe vrouwengevangenis van Semarang heeft gewerkt. Met allerlei bezigheden. Vooral afgestemd op sociale activiteiten samen met de gedetineerde vrouwen. Oma Clara was ook muzikaal. Tante Troel vertelde dat zij goed kon piano spelen. Ik heb één herinnering aan oma Clara. Een herinnering toen ik zo’n jaar of vier was. Het was tijdens de Japanse bezettingsjaren. Toen wij samen, hand in hand, van de pasar naar huis terugliepen. En dat ik met een klapper spaarpot in mijn hand naar huis terugliep. Een cadeau van oma Clara. Op de pasar gekocht.

oma clara

Oma Clara met haar ouders en haar drie kinderen. Met een bediende die achter tante Martha en tante Troel staat (Foto ca 1909)

 

Oma Clara is op Kerkhof Kobong begraven. Oma Clara was een buitenkamper. Zij overlijdt op 7 mei 1945. Oma Clara was suikerpatient. Gedurende die moeilijke jaren was er een tekort aan insuline ontstaan. Net als vele andere Indische Nederlanders uit Semarang, werd Oma Clara op het Christelijk Kerkhof Kobong begraven. Kort voor hun vertrek naar Nederland hebben tante Martha, tante Troel en ook mijn pap en mam, het graf van oma Clara voor het laatst bezocht. Het was hun allerlaatste afscheid van oma Clara. Voor mam en pap was dat afscheid met Augustus 1955.

Brieven

Plotseling aandacht voor oma Clara. Het is 1996. Ik was voor een lange vakantie naar Nederland gekomen. Pap moest in een verzorgingstehuis worden opgenomen. Er kwamen toen drie brieven van pap ter sprake. Het waren brieven van jaar 1976. Brieven die pap steeds had bewaard. Zus Carla laat mij de brieven lezen. Het gaat over de begraafplaats Kobong. Over het graf van oma Clara. Vroeger had ik nauwelijks iets over deze begraafplaats Kobong gehoord. Maar wist wel dat oma Clara op Kobong was begraven. Alleen, ik had mij erover nooit druk gemaakt. Maar door deze brieven had ik plotseling mijn volle aandacht voor oma Clara. Mijn andere oma Anna, van mam’s kant, is naar Nederland gekomen. Oma Anna ligt in Apeldoorn begraven. Op een Katholieke begraafplaats. De begraafplaats waar nu ook mijn mam en pap hun laatste rustplaats hebben gevonden.

Brieven over het graf van oma Clara. Het is 1976 toen Pap aan het Ministerie Buitenlandse Zaken een brief schreef. Hij schreef dat hij zich veel zorgen maakte over het graf van oma Clara in Semarang. Op het Kerkhof Kobong. Het was ook namens zijn beide zusters, tante Martha en tante Troel. Pap vroeg om informatie over de toestand van het Christelijk Kerkhof Kobong in Semarang. Het was naar aanleiding van een artikel in de Telegraaf over dit Kerkhof Kobong. En dat de begraafplaats Kobong zou worden ontruimd. Het Ministerie van BUZA reageert met een brief. En bevestigt dat er plannen zijn voor het overbrengen van de stoffelijke resten van deze begraafplaats Kobong. En dat nabestaanden tot maart 1977, in de gelegenheid worden gesteld, om actie te ondernemen. Verder in die brief, informatie over de procedure hoe te handelen voor nabestaanden. En over de onkosten voor nabestaanden, om de stoffelijke resten van het graf naar een nieuwe begraafplaats over te brengen.

 

De vervolgbrief

Maar kort daarop kwam een 2e vervolgbrief van Ministerie van BUZA. Met een héél ander verhaal.
Met een heel geruststellend bericht! Dat het graf van oma Clara, onder Nis Z. 196, niet zou worden ontruimd. En dat de Nis er verzorgd uitziet. En dat volgens de betrokken autoriteiten, het graf niet zal worden ontruimd. Het was informatie van de Consulair Correspondente in Semarang. Ongetwijfeld is die laatste brief een geruststelling geweest. Voor pap, tante Martha en tante Troel. Het graf van oma Clara zou niet worden ontruimd. Vandaar dat de familie geen verdere actie heeft ondernomen, om oma Clara te laten verhuizen.
Een gevoel van onrust. Het was alsof ik werd gedwongen, om die brieven te lezen. Brieven van 20 jaar geleden. Pap had de brieven steeds zorgvuldig bewaard. Tijdens het lezen overviel mij het gevoel, dat het geen toeval kon zijn. Dat deze brieven boven water zijn gekomen. Het had meteen mijn volle aandacht. Tegelijk ook een gevoel van onrust. Immers het waren brieven van zo’n 20 jaar geleden. En het graf van oma Clara zou misschien allang zijn ontruimd? Het was1996 toen ik die brieven las. Pap was een oude man van bijna 90 jaar. En inmiddels in een verpleeghuis opgenomen. Ik nam mij voor om het direct te onderzoeken, zodra ik weer terug in Indonesië zou zijn. Ik gaf mij zelf weinig kans. Ik dacht: “Kobong bestaat vast niet meer.” Ik besprak het met Carla. Zij begreep het goed en zegt “Ja, dat moet je zeker doen Ruud” De brieven gingen met mij mee. Ik woonde toen in het bergplaatsje Bandungan. Niet zo ver van Semarang.

Naar Semarang

Zou oma Clara hebben gewacht? Samen met Par ben ik naar Semarang gegaan.
Naar het Kerkhof Kobong. En toen ik daar aankwam zag ik tot mijn grote opluchting dat het open was!
Kobong bestond nog! Het was gewoon open! Open voor bezoek! Maar wel bleek dat er géén nieuwe begravingen meer plaatsvonden. Zag ook dat er nog heel veel graven waren. Maar zou het graf van oma Clara er nog zijn? Op het kantoortje van het Kerkhof heb ik wat uitgelegd. Ik liet de brieven zien.
De brief met het nis nummer van het graf van oma Clara. Meteen werden boeken uit het archief gehaald. En na wat bladeren in één van die boeken, vond men de gegevens, over het graf van oma Clara.
En toen bleek dat het graf niet was ontruimd. Wat een geweldige opluchting ! Ik was er stil van. Het was ook zo spannend. Over die onzekerheid of haar graf nog bestond. Het was mijn eerste keer dat ik het graf van oma Clara bezocht. Ik werd naar de plek gebracht. Er waren geen grafstenen te zien, alleen paaltjes met een code. Het moet een eenvoudig graf zijn geweest.

Mijn “allereerste kennismaking” met oma Clara, ik sta voor het graf van oma Clara. Ik maak met oma Clara kennis. En begon met haar wat te praten. In gedachten natuurlijk. Heb haar de groeten gedaan van pap. En dat ik héél blij was dat ik nu voor haar graf stond. Had al zoveel over haar gehoord. Van tante Martha en tante Troel. En dat ik mij eigenlijk ook heel gelukkig voelde. Omdat zij allemaal weer met elkaar zijn verenigd. Oma Clara met tante Martha en met tante Troel. Ook met nicht Wanda en neef Kees. En ja ook met mam. Zij allemaal samen, daar ergens boven… in de hemel….met z’n allen. Ik leg oma Clara ook uit dat ik pas uit Nederland was gekomen. Ik vertelde wat over pap. Hoewel hij al heel oud was, je toch goed met hem kon praten. Maar hij had last met die ziekte van Parkinson. En had hij geen controle meer over het bewegen van zijn armen. Maar naar omstandigheden ging het goed met pap. En toen legde ik oma Clara uit wat verder de bedoeling was. Dat zij moest verhuizen. Naar een nieuwe rustplaats. Ook in Semarang. En dat zij zich geen zorgen hoefde te maken, want het moet een mooie begraafplaats zijn. En oma Clara ? Zij luisterde….

Veilig plekje

Terwijl ik daar voor het graf stond, gingen mijn gedachten, in een flits, even terug naar mijn laatste afscheid van pap. Het was kort geleden. Pap was net opgenomen in een verzorgingstehuis. Maar Pap was volkomen helder van geest. Hij begreep dat het voor ons beiden, onze allerlaatste ontmoeting was.
Ik had pap omhelsd. Mijn lieve pap. Mijn laatste ontmoeting met pap. Mijn laatste afscheid van pap.
Oma Clara heeft geluisterd. En zij was het er helemaal mee eens. Om te verhuizen naar een nieuw en veilig plekje. Een veilige begraafplaats, hoog gelegen op de heuvels van Zuid Semarang.

Het blijft een heel bijzonder moment uit mijn leven. Met mijn enig kind’s herinnering van vroeger aan haar. Over die klapper spaarpot, die ik van haar kreeg. Heb altijd ook het bijzonder fijn gevoel behouden over mijn lieve pap. Dat hij die drie brieven steeds heeft bewaard. Zou oma Clara al die tijd hebben gewacht?
Voorbereidingen van de verhuizing. Ik heb het grootste respect voor alle instanties van deze begraafplaats Kobong. Over hun zorgvuldigheid en discipline voor het bewaren van al die oude archieven van dit kerkhof. Maar ik kreeg wel het advies, om niet te lang te wachten met het overplaatsen. Want alle graven moesten worden ontruimd. Er bleken nog veel graven niet te zijn ontruimd. Want men wachtte nog steeds op familie en nabestaanden. Maar het plan tot volledige ontruiming stond vast. Het was duidelijke taal. Ik heb toen meteen opdracht gegeven voor overplaatsing van oma Clara. Ik heb haar naam laten omzetten naar Clara Hartung – Urban. Dus zonder de naam Zimmerman. Het is om praktische redenen. Voor de verdere administratieve afhandeling van de verhuizing was dat beter. Want ik ben een Hartung én een kleinzoon van oma Clara. Er moest nog wat geregeld worden. Met de administratieve afhandeling voor de nieuwe begraafplaats. Verder een steen bestellen met tekst, een grafzerk bestellen die niet zo groot hoefde te zijn. En nog wat meer. Maar alles liep lekker vlot.

oma clara

Kedung Mundu

Uw land

Oma Clara ‘verhuist’ naar Kedung Mundu. Het dal van Mundu bomen. En toen, een paar maanden later, met augustus 1996, ben ik op een vroege ochtend, samen met Par naar Semarang gegaan. Voor de overplaatsing van oma Clara. Naar de nieuwe begraafplaats. Wij waren getuigen bij de opgraving van de botjes van oma Clara. Ik heb haar schedel nog even vastgehouden. Heb mijn hand op ‘haar hoofd’ geplaatst. Een herinnering, die diep in mijn hart is bewaard. Haar stoffelijke resten werden toen keurig in een kleine begraafkist gelegd. De mensen van de opgraving, vertelden mij, dat oma Clara een tamelijk grote vrouw moet zijn geweest. Zij zagen het aan de lengte van enkele botten. Het is tot verhouding met Javaanse vrouwen die wat kortere botten hebben. En toen werd ‘oma Clara’, heel officieel, in een speciale dienstauto, met sirene en zwaailicht aan, naar haar nieuwe rustplaats gebracht. Een klein graf dat ik voor 30 jaar heb gepacht. Het is tot en met 2026.
Oma Clara en haar Nieuw Land. Op de grafsteen staat : GEEF MIJ UW LAND! AMEN Met die tekst is door de steenhouwer een kleine vergissing gemaakt. Ik had als tekst opgeschreven GEEF MIJ UW HAND! Maar de steenhouwer had er een LAND van gemaakt. Want die goede man dacht echt, dat ik mij met het woord HAND had vergist. Want voor hem, was het woord LAND duidelijk. HAND vond hij maar raar. Het had geen zin om uit te leggen dat het de tekst van een gedicht betrof : “Geef mij Uw Hand en kom dicht bij mij staan.” Maar ik had er vrede mee. Het is een goed passende tekst, voor oma Clara.
Zij heeft het nieuwe LAND gevonden.

oma clara
Nawoord

Kort nadat oma Clara was verhuisd, overlijdt pap, op 22 januari 1997. En zo was ook pap, weer met oma Clara samen. Samen met mijn mam, samen met tante Martha en tante Troel en Wanda en met Kees. En met veel andere familie. In het Nieuwe Land.

Opmerking: Inmiddels zijn alle stoffelijke resten van begraafplaats Kobong naar de nieuwe Christelijke begraafplaats Kedung Mundu overgeplaatst Ze liggen op een aparte plek van deze begraafplaats.
De Christelijke Begraafplaats Kobong van Semarang bestaat niet meer.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

 

Ga naar de bovenkant