Semarang

Rudy Hartung: Mag ik met u kennis maken?

Rudy Hartung

‘Rudy, zou je een keer wat meer over jezelf willen vertellen?’ mailde ik. Dat wilde Rudy. Maar er kwam een piepklein stukje, terwijl u en ik weten: Rudy heeft veel meer te zeggen over zijn leven en wie hij is en hoe het allemaal zo gekomen is. Dat zit hier en daar in zijn verhalen.  Als u die net zo graag leest als ik, heb ik goed nieuws. Rudy heeft toegezegd vaker wat te schrijven. Daar kijken we allemaal naar uit.

 

Ik ben Rudy Hartung. Ik woon op Midden Java. Dicht langs de Zuid kust van Midden Java.
In de desa Loano. Op zo’n zes kilometer van de stad Purworejo.
Samen met een heel lief Javaans gezinnetje.
Het zijn: Par en zijn vrouw Warni. En hun zoon Hanif.
Ik ben een Indo.
Oftewel een Indo Europeaan.
Oftewel een Indische Nederlander.
Ik ben in Semarang geboren (1940).
Met mijn ouders en samen met mijn zusters en broers, ben ik in 1955 naar Nederland gekomen.

Het is in 1992 dat ik naar Midden Java ben teruggekeerd.
Deze keer niet voor een vakantie. Ik was al vaker voor een vakantie op Java geweest.
Maar nu was het mijn bedoeling om op Midden Java te gaan wonen.
En nu woon ik permanent in Loano – Purworejo.
Hier op Midden Java zal ik mijn laatste rustplaats vinden.
Op Java, mijn geboortegrond. Tanah Airku….
Vanuit Loano mijn hartelijke groet.

Rudy


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Rudy Hartung over Oma Clara uit Semarang

Semarang

Rudy Hartung stuurde me weer een prachtig verhaal over zijn familie. Heerlijk, zoveel te weten. Ik mocht het publiceren. Hier komt het.


Oma Clara is de moeder van pap. Oma Clara werd op 28 september 1883, in Semarang geboren. Zij overlijdt tijdens de Japanse bezetting op 7 mei 1945. Zij was toen nog geen 62 jaar. Haar vader, met de familienaam Urban, komt uit het voormalige Pruisen.
Hij is daar geboren. Hij was een Pruisische militair. Zo rond de beginperiode van 1800 is overgrootvader Urban
naar het voormalig Nederlands Indië vertrokken. Voor het Indische avontuur.
Bij tante Martha heb ik vaak in oude fotoalbums gebladerd. Met foto’s van zijn familie daar in Pruisen.
Zijn familie zou uit adelijke kringen komen. Over zijn voornamen van overgrootvader Urban is mij niets bekend.
Ik denk dat mijn beide tantes het zich niet meer konden herinneren.

Mammi en Pappi

Opa Urban ontmoet een lieve Javaanse vrouw uit Semarang. Het was voor hen beiden liefde op eerste gezicht. Opa Urban heeft haar ouders benaderd en toestemming gevraagd of hij met hun dochter mocht trouwen. En zoals het hier op Java gebruikelijk is, heeft hij toen een bruidsschat aan haar ouders gegeven.
En een gouden sieraad voor onze Javaanse overgrootmoeder. Haar meisjesnaam is onbekend.
Tante Martha en tante Troel konden het zich niet met zekerheid herinneren. Ik kom daar straks op terug.

Misschien heeft opa Urban haar altijd mammi genoemd. Of misschien “Mutti” ? Want hij was een Duitser. En zij zal hem pappi hebben genoemd. Dat was op z’n Indisch. Zo ging dat toen.
Oma Clara was hun enige dochter en enig kind.
De geboorte datum en overlijdensdatum van mijn overgrootouders, zijn niet bekend. Beide overgrootouders zijn in Semarang begraven, niet zo ver weg van de Boeloe straat. Het Kerkhof is nog altijd in gebruik. Het is de buurt van het vroegere CBZ* ziekenhuis
Nu heet het Rumah Sakit Kariadi. Mijn zusters Vonny, Edith en ik zijn in dat ziekenhuis geboren.

Semarang

1910. Pap op schoot van oma Urban. Tante Troel links en tante Martha midden, met hun pop op schoot.

*Centraal Burger Ziekenhuis

Familiefoto

Hier de familiefoto van oma Clara met haar ouders
Samen met haar ouders en haar drie kinderen, tante Troel, tante Martha en pap.
De familiefoto is in de tuin gemaakt van het huis van haar vader. Het was toen aan de Boeloe straat
in Semarang. Oma Clara staat naast haar vader.
Haar beide dochters, tante Martha en tante Troel zitten in het midden.
Allebei met hun pop op schoot. Pap (3-4) jaar zit op schoot van zijn Javaanse oma. En met een Javaanse
vrouwelijke bediende, achter tante Martha en tante Troel.

Arabische afkomst

Is onze overgrootmoeder van Javaans Arabische afkomst?
Tante Troel kon zich nog goed een paar broers van haar oma herinneren. Zij woonden ook in Semarang.
Vaak werd oom Bin Hassan genoemd. Tante Troel kon toen niet uitleggen wat Bin betekent. Bin is het Arabisch woord voor zoon. En voor een dochter wordt het Binti.
Dus de moeder van oma Clara, heette: Binti Hassan. En zij was een dochter van een zekere meneer Hassan. Hassan is een veel voorkomende Arabische familie naam. Vandaar dat de moeder van oma Clara, van gemengd Javaans- Arabische afkomst was. Wij van de Hartung’s hebben dan ook een klein beetje Arabisch bloed. Toen ik Par de familiefoto van oma Clara liet zien en hem vroeg of de moeder van oma Clara iets Arabisch had, zei Par meteen: “Ja dat klopt oom.”
Vond ik best knap van Par dat hij het kon zien van die foto.

Opa Hartung

Het huwelijk van oma Clara met opa Hartung. Begin 1900 trouwt oma Clara met opa Hartung. In Semarang.
Zijn volledige namen waren: George Rudolf Herman Hartung. Het is onbekend, waar opa Hartung was geboren,
wie zijn ouders waren, en of hij broers en zusters had. De achternaam Hartung duidt op een Duitse familienaam.
Het is een veel voorkomende familienaam in Duitsland. Na het huwelijk, verhuist oma Clara met opa Hartung
naar Bandung. Tante Martha (31-3-1903 ), en tante Troel (14-3-1904) zijn beiden in Bandung geboren.
Maar oma Clara heeft niet zo lang in Bandung gewoond. Zij komt in het jaar 1906 weer terug naar Semarang.
Met tante Martha en tante Troel, die nog 2 jonge meisjes waren van 2 en 3 jaar. Maar zonder opa Hartung.
En zij was in verwachting van pap. Pap werd op 23 november 1906 in Semarang geboren.

Opmerking
Over mijn familienaam Hartung. Het is heel waarschijnlijk dat opa Hartung Indisch was. En dat hij in Nederlands-Indië was geboren. En familie in Nederlands Indië had ? Of ook in Pruisen? In Nederland zijn er andere Indische families met deze familienaam Hartung. Maar die wij niet kennen.

Wat is er met opa Hartung gebeurd?
Ongetwijfeld zal oma Clara met haar ouders over opa Hartung hebben gesproken. Maar met haar kinderen heeft zij nooit erover gesproken. Ook niet toen zij al volwassen waren. Over wat er was gebeurd. Was opa Hartung overleden? Was hij verongelukt? Waren zij van elkaar gescheiden?
Was hij zomaar vertrokken?
Zowel tante Martha en tante Troel wisten het niet, wat er met opa Hartung was gebeurd. En pap heeft er nooit over gesproken.
Het antwoord op al deze vragen, heeft oma Clara als een geheim in haar graf meegenomen.
Het waren andere tijden, denk ik maar zo.

Voornamen

Maar de voornamen van opa Hartung zijn wel in onze familie opgenomen. Eerst bij pap, toen hij in 1906
in Semarang werd geboren. Hij werd Eduard George Hartung genoemd. En wat later bij mij, toen ik in 1940
werd geboren: Want ik kreeg zijn naam Rudolf mee. Mijn andere voornaam, Bertram komt van de vader
van mam’s kant. En óók zus Edith (1942) kreeg een voornaam mee van opa Hartung: Georgina.
Hoe het ook zij, er was respect voor onze opa Hartung. Zus Vonny kreeg voor die tijd, een heel moderne
meisjes naam Yvonne. En Von: “Jij hebt echt een hele mooie naam!!!”

Muzikaal

Tante Troel vertelt over oma Clara: “Onze moeder had een heel goede band met haar ouders. Ja vooral met haar vader.” Oma Clara , kreeg een goede opvoeding, heeft de MULO gedaan. Was actief op gebied van humanitaire bezigheden. Ook toen zij een gezin had, heeft zij zich altijd georiënteerd op allerlei culturele bezigheden. Zij was ook heel muzikaal. Zij hield van muziek. Vooral van klassiek.
Zij heeft pianoles gehad. En speelde klassiek op de piano.
“Zij kon zo lief spelen”, vertelde tante Troel over haar moeder. Ook Tante Troel speelde goed piano. Zij had pianoles gehad en speelde meestal klassiek. En altijd met bladmuziek. Laat ik pap niet vergeten.  Oók pap speelde goed piano. Meer van populaire genre. “Hij had geen geduld voor piano lessen. En kon geen noten lezen,” zei tante Troel. Pap speelde altijd uit zijn hoofd.
Edith die ook pianoles heeft gehad kon uitleggen dat Pap altijd in ‘Fis’ speelde.
Het blijkt hieruit dat pap toch wel enige pianolessen heeft gehad.

Boeloe Banjirkanaal

Zwemmen in het Boeloe banjirkanaal. Pap had zo zijn eigen jeugdherinneringen van de Boeloestraat.
Hij heeft vaak over het zwemmen verteld in het banjirkanaal. En over de waterglijbaan. Hun huis lag dicht
bij het banjirkanaal. Het banjirkanaal met die waterglijbaan werd dikwijls door pap en zijn vriendjes bezocht.
Vooral met de regentijd. En ‘s middags na school, ging hij vaak samen met een paar vriendjes in het kanaal
zwemmen. Vlak bij die stuwdam en glijbaan. Ook nu is het voor de jeugd een leuke speelplaats.
Om je door het stromend water op die glijbaan naar beneden te laten glijden.

Pap vertelt
Over de strenge baboe van vriendje Miel. Op een middag ging pap met vrienden zwemmen, glijden en duiken
daar bij de stuwdam van het banjirkanaal. En niemand had zin om naar huis te gaan.
Maar toen zagen zij de baboe van vriendje Miel aankomen.

Van Miel was bekend dat hij een heel strenge moeder had.
“Al van uit de verte zagen wij haar komen aanlopen,” vertelde pap.
En wij tegen Miel: “Miel jij gaat maar even onder water ja, en jij blijft daar even onder ja!
En wij zeggen wel tegen jouw baboe dat jij niet bij ons bent!” Dus Miel hapte nog flink wat extra lucht naar binnen
en dook toen onder. In het diepere water bij de sluis van het banjirkanaal.
De baboe komt aanstappen. Zij blijft daar staan, vlák bij de sluis van het kanaal. Vlák bij het diepere water,
waar Miel onder water zat. En zij roept heel streng naar ons: “Wáár is sinyo Miel !!”
Wij allemaal in koor: “Sinyo Miel ‘ister’ niet mbah!!” De baboe vertrouwt het niet helemaal.
Zij blijft maar wat rondhangen. Bij de sluis van het banjirkanaal. De baboe wou maar niet weg!

Stuwdam

Stuwdam Boeloe banjirkanaal met glijbaan (foto 2019)

Stuwdam Boeloe banjirkanaal met glijbaan (foto 2019)

Wij allemaal een beetje zenuwachtig. Het moet niet langer duren.
Het had misschien al zo’n minuut geduurd of zo. Maar de baboe wóu maar niet weg !
Alsof de baboe wist dat zij werd bedonderd. En ja hoor, even later komt het hoofd van Miel proestend boven water.
Miel kan het niet langer uithouden! En zijn baboe roept meteen: “Adoeh … jij Miel. Dáár ben jij ja !
Adoeh jij nakal ja, Ayo… eruit, ayo tjepet !!” Miel klimt uit het kanaal. Hij durft niets te zeggen.
De baboe gaf Miel nog een flink standje. En toen ging Miel, aan de hand van zijn strenge baboe naar huis.
Die Miel toch … Pap kon altijd heel smakelijk lachen, als hij dit verhaal aan ons vertelde, over het zwemmen
in het Banjirkanaal.

Op Java wordt veel gevliegerd. Met gewone vliegers. In allerlei vormen, vaak met staarten.
Maar ook kent men hier het vliegervechten. Het is een luchtgevecht tussen 2 vechtvliegers.
De vechtvlieger heeft geen staart. En je hebt speciaal vecht-vliegerstouw nodig.

Wat is vecht-vliegerstouw? Het is touw waarop een heel dun laagje glaspoeder is aangebracht. Dus behoorlijk scherp aan je handen. Vecht-vliegerstouw wordt altijd zelf gemaakt.
Hier het recept : Fijn gestampt glas vermengen met vloeibaar hars. En dat alles op je vliegertouw insmeren.
Dan alles goed drogen. Zo krijg je glasdraad of glastouw. Waarmee je het draad van een andere vlieger
kan doorsnijden. Succes !

Pap vertelt een verhaal over een vlieger gevecht.
Op een dag roept Johan naar ons: “Hè, Ed en Miel, jullie even luisteren ja. Morgenmiddag, jullie móéten mij helpen ja! Ik heb een Javaan uitgedaagd!”
“Oh ja? Ga je vechten?”, vroegen wij. “Nee, niet echt vechten natuurlijk! Maar ik ga vechten tegen zijn vlieger!
Van die Javaan.”

Johan legt uit.
“Jullie zijn mijn helpers ja! En jullie helpen mij ja! met het touw, okay ja ! Als ik ‘vier’ roep dan moeten jullie
gauw het touw losrollen van het blik. Want mijn vlieger moet een beetje verder omhoog. En als ik ‘rol’ roep,
dan moet jullie het touw gauw om het blik rollen. Want ik trek mijn vlieger weer naar beneden. Okay ja!”

gevechtsvlieger

Wij vonden Johan, die wat ouder was, best aardig. Af en toe was hij wel een beetje stoer en bazig naar ons.
En wij beloofden hem te zullen helpen. Met dat gevecht tegen die Javaan.
Maar wij zouden Johan deze keer een beetje pesten.

De volgende dag begon het vechten. Johan en de Javaanse jongen lieten hun vliegers op.
De wind stond heel gunstig. Al gauw schommelden hun vliegers hoog in de lucht.

Druk met vieren en rollen.
Johan gaat meteen in de aanval. Laat zijn vlieger naar beneden duiken. Op het touw van de Javaan.
Hij wil de Javaan snel verslaan. “Vier!” roept hij. Wij rollen het touw van het blik los.
Johan roept weer “Rol”, en hij trekt zijn vlieger naar beneden. Wij rollen het touw weer om het blik.
En dat spelletje van ‘vier en rol’ ging nog even door. Maar nog steeds geen goed resultaat voor Johan.

De Javaanse vlieger hing nog steeds strak in de lucht. De Javaan lacht een beetje naar ons…
Wij lachen terug natuurlijk… En Johan: “Wat staan jullie toch te lachen! Opletten ja!”

Wij kijken elkaar aan: “Ayo, zo meteen Ja?” Miel haalt een pakje te voorschijn. Er zit iets in verpakt.
En Johan roept weer: “Jullie nu goed opletten ja. Zo meteen ik pak hem! Goed vieren ja!”
En hij begint te schreeuwen : “Ayo vier! Ayo vier! Ayo vier, vier…vier….snel vieren, nog meer, nog meer,
ayo vlugger!!…. Niet zo langzaam toch!!”

Het pakje van Miel. Wij druk met vieren. En toen Miel maakt het pakje open.
Hij houdt dat spul ervan in het glastouw. En het gaat zo door naar de handen van Johan.
Die blijft maar roepen: “Ayo ayo dóórgaan dóórgaan….vier…snel…..snel. Vieren!!
Ayo vier snel, vlugger jullie … Ayoooo! Niet zo sloom jullie twee !!”

Wij ook dóórgaan met het glastouw in dat spul te houden. Johan blijft maar roepen: “Ayooo ayooo….
dóórgaan, dóórgaan vier… snel snel! Vieren…ayooo! Vier… vlug. Niet zo lángzaam toch!”

En toen plotseling schreeuwt Johan : “Adoeh, adoeh!, Wat is dat!” En Johan laat dan plotseling zijn handen
los van het touw. Met een vies gezicht schudt hij zijn handen. Hij schreeuwt “Verdraaid het stinkt!. Adoeh, bau !
Het ruikt naar poep!!” En hij ruikt weer aan zijn handen: “Adoeh hondenpoep!!”

Johan kijkt naar ons. Wij lachen ons rot. Toen Johan daar steeds maar aan zijn handen ruikt…hahahahaha.
Ook de Javaan had de grootste lol en lacht zich rot. De vlieger van Johan is al gevallen. Het gevecht wordt gestaakt.

Ja en toen moesten wij natuurlijk bekennen dat wij een hondendrol in het papier hadden verpakt.
En dat met het vieren, het glastouw door die hondendrol ging. Johan, zijn gezicht wordt eerst rood,
ook een beetje boos, maar moest toen ook met ons meelachen! Johan roept: “Ayo…zwemmen!”
En Johan rent naar het banjirkanaal. Hij houdt zijn handen voor hem uit. Wij hollen achter hem aan.
En de Javaan ook. Even later zwommen wij, samen met de Javaan, lekker in het Banjirkanaal.
Wij hebben nog vaak Johan gepest.

Voetbal

Broer Peter vertelt over pap en Go Ahead. Pap is in hart en nieren, altijd een sportman geweest.
In zijn jonge jaren was hij vreselijk goed met voetballen. In Semarang heeft hij altijd voor GO AHEAD gespeeld.
Voor vele jaren in het eerste elftal. Mam heeft vaak op de tribune gezeten. En riep altijd fanatiek naar pap:
“Ayo Ed snel snel!!” Pap werd altijd opgesteld in het Bondselftal van Semarang.
“Ik passeer ze allemaal”, hoor ik pap nog vertellen. Zie het krantenbericht en foto op de volgende bladzijde,
over pap opgesteld in het eerste elftal.

voetbal

Het Bondselftal dat tegen Bep Bakhuis speelde. Op de foto staat pap 2e van links.
En Koos Michels 4e van links
Natuurlijk was pap heel trots toen hij in het Nederlands Indisch Elftal werd opgesteld
en tegen de legendarische Bep Bakhuis heeft moeten spelen. Volgens mij hebben ze wel verloren.
Maar goed, je kunt niet altijd winnen.

Met heel veel dank aan Eric Michels, ook een Semaranger van mijn generatie, die mij de foto van
het Bondselftal toestuurde. Zijn vader Koos Michels, staat 4e van links, ook een ‘Semaranger’,
was keeper bij MOT, de andere voetbalclub uit Semarang. Zijn vader was een geweldige keeper!
En een echte sportman. Zo vertelt Eric Michels over zijn vader.

Pap werd de pingelaar genoemd. De techniek waarmee je de bal, met schijnbewegingen, langs
je tegenstander probeert te tikken. De bal liet hij niet los. Hij was verliefd op de bal!
Zo zou je het kunnen het omschijven. En hij passeerde veel tegenstanders.
En mam fanatiek naar pap: “ Ayooo… ayooo Ed… ayooo Ed… ayooo Ed…ayooo!”
Zo vertelt broer Peter.

Pap was ook goed met tennissen. Met het verstrijken van zijn actieve voetbaljaren is pap met tennissen doorgegaan.
Ook met tennissen had hij succes. Hij had tennis les gehad van een Indonesische collega, die heel goed speelde.
Hij speelde met een Dunlop, zo’n oud model uit de jaren 1950. Helemaal van hout.
Na kantoortijd speelde hij op de club van de BPM. Zij hadden daar baanverlichting. Dat moet wel want
na zes uur ‘avonds is het hier al donker. Hij deed vaak mee met tennistournooien in Semarang.
Met nicht Ilse de Rooy heeft hij een mixed dubbel gespeeld in Bandungan. Als ik mij goed herinner,
hadden zij de 1e of 2e prijs gewonnen. Pap had een mooie en heel sierlijke slag bij tennissen.

Een beetje als van Federer. Alsof hij een ballet-danser was op de tennisbaan.
En ook op de tennisbaan was pap heel snel. Hij kon daarom veel dropshots halen.
Toen hij pas in Nederland was, heeft hij wel eens samen met neef Kees Gereke gespeeld,
die toen ook goed tenniste.

Pa en Ma

Pa en ma Heijting dansen op Petrus Boemel.
Petrus Boemel is een wals melodie, die pap vaak speelde toen mam en pap nog aan de Chopinlaan woonden. De ouders van Atty waren op bezoek bij mam en pap. Het was erg gezellig. Mam had natuurlijk heerlijk Indisch gekookt. Wij hebben gesmuld.
Even later werd het nog gezelliger toen pap achter zijn hammondorgel ging zitten.
En ja natuurlijk. Al snel kwam pap met ‘zijn Petrus Boemel’ aanzetten.
Ma en pa Heijting, beiden verwoede dansers, konden niet stil blijven zitten.
“Kom op Greet!” riep pa Heijting.
En even later maakten zij een zwierige wals door de kamer.
Op Petrus Boemel! Een onvergetelijke leuke herinnering!

Verlovingsfoto mam en pap (1936)

 

Ik sluit mijn verhaal af met beelden van andere heel sportieve Hartung’s: het zijn broer Peter en zus Carla. Beiden staan in Apeldoorn bekend over hun sportiviteit en over hun tennisprestaties.
Peter, die vroeger op hoog niveau tennis heeft gespeeld, werd vroeger door pap gecoached.

Peter en Carla zijn beiden nu senioren en spelen competitie in Apeldoorn.
Carla zowat elk jaar kampioen met haar team!! Nu pas weer met mei 2019.
En haar team staat zelfs op een iets hoger nivo dan het team van Peter!!
En tegen Peter!! Jouw team zal toch wel wat meer aan jullie conditie moeten doen!! Van harte gefeliciteerd Carla!
En jullie alle twee, nog vele sportieve tennis jaren toegewenst!

 

 

 

 

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Over de Roemer Visscher Vereeniging in Indië

Afdeling Batavia in Des Indes, 1937

Afdeling Batavia in Des Indes, 1937

Hoe zat het eigenlijk met de vrouwenbeweging in Indië? Vrij goed. Na 1900 kwamen er steeds meer vrouwen die hun eigen geld verdienden. Een nieuwe, zelfstandige generatie, die steun kreeg.

Charlotte

Na 1900 komt de vrouwenbeweging in Nederland op. Die krijgt veel aandacht, terwijl er in Indië net zo goed veel gebeurde. Voorbeeld. We horen altijd over Aletta Jacobs als eerste vrouwelijke arts van Nederland. Maar waarom horen we minder over haar jongere zuster Charlotte Jacobs, de eerste apothecaresse van Indië?

Steun

In Indië bestond sinds 1905 de Roemer Visscher Vereeniging, opgericht in Soerabaja, met als doel het ondersteunen van vrouwen en meisjes die financieel zelfstandig wilden zijn. In de praktijk zou de Vereeniging veel Indische vrouwen ondersteunen.
Er was veel behoefte aan de steun die de Vereeniging bood, zoals:

  • praktische en financiële hulp bij het vinden van een opleiding of cursus
  • stimuleren van vakopleidingen voor vrouwen: vakvrouwen waren een nieuw verschijnsel
  • tehuizen waar alleenstaande vrouwen goedkoop konden wonen of logeren
  • verkoop van handenarbeid en handwerken, alleen door vrouwen gemaakt

Een dergelijke vereniging bestond niet: voor en door vrouwen. Gericht op de financiële zelfstandigheid van vrouwen. Ze hoefden dan niet meer te trouwen met een kostwinner, maar konden zelfstandig zijn en blijven. Dat was een revolutie. Want destijd werd huwelijk en moederschap gezien als de enige echt vrouwelijke bestemming. (Al kon je ook in het klooster gaan)

Uitbreiden

Binnen de korste keren moest de Vereeniging uitbreiden. Er kwamen afdelingen in Batavia, Bandoeng, Medan, Semarang, Palembang, Soerabaja, Madioen, Makassar, Malang, Solo en Buitenzorg. Wanneer er lokaal te weinig bestuursleden werden gevonden, dan kwam er een afdeling.

De afdeling Soerabaja begon een Voorlichting- en Bemiddeling Bureau, een soort arbeidsburo. Andere afdelingen zetten dit ook op. Soerabaja had ook tehuis Plampitan, voor schoolgaande en werkende meisjes en vrouwen.

Ouderwets

Je zou zeggen: dat is een revolutie. Die Roemer Visscher Vereeniging kreeg vast veel weerstand. Dat is het mooie. Juist niet. De bestuursters waren vooral afkomstig uit de zogeheten betere kringen. Beschaafde vrouwen, heette dat toen. En wat je zag in de publiciteit was handwerkverkoop en zorgzaamheid. Dus die beeldvorming was geruststellend ouderwets.

Bataviaasch Nieuwsblad, december 1912

Nieuwe beroepen

Dat vrouwen nieuwe of veelgevraagde beroepen leerden, stond wel in de notulen te lezen. Typelessen en steno bijvoorbeeld waren extreem nuttig gezien de opkomst van de grote kantoren in de steden. Handwerken werd op een hoog niveau gedaan, een mengvorm van ambacht en kunst. Dat handwerk werd goed verkocht, en daarvan hadden vrouwen ook inkomen. In Medan was er een vakschool waar vrouwen onder meer costuumnaaien leerden.

De oorlog maakte ook de werkzaamheden van de Vereeniging moeilijk. Maar niet altijd onmogelijk: de afdeling Batavia lukte het om de hele bezettingstijd door te werken en zo vrouwen blijvend te helpen, vooral met handwerkverkoop. Maar moeilijk was het wel.

Eind jaren 1950 werd besloten tot opheffing van de Roemer Visscher Vereeniging.

Groot netwerk

Het stemt toch tot nadenken. Zo’n vrouwenvereniging die in de loop van ongeveer een halve eeuw honderden, misschien wel duizenden vrouwen heeft geholpen met zelf geld verdienen. En hoe gaat het: als je zelf geholpen bent, ben je sneller geneigd om anderen ook te helpen, omdat je weet hoe welkom het is.

Dus al met al: wat een formidabel groot netwerk moet dat zijn geweest in Indië. Fascinerend, die vrouwenbeweging daar.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje hieronder te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Wanneer de wandeling door Semarang heel kort duurt (video)

Semarang

Smabers in Semarang (foto Hein Buitenweg)

Over Semarang valt veel te schrijven, boeken vol, zeker weten. Maar Hein Buitenweg schreef een klein boek, met foto’s. Waarom zo klein?

Persoonlijk

Ik vermoed vanwege het persoonlijke karakter ervan. Hij gaat terug naar zijn jeugdjaren in de stad en schrijft zo, aan de hand van foto’s, op wat hij zich herinnert. Nog veel. Ik ben in 2008 in Semarang geweest en herinner me vooral dat ik het oude huis van mevrouw Kloppenburg bezocht, en dat er aan de overkant (Bodjongweg 80) een rommelwinkel zat waar ik wat oud Indisch geld kocht. Dus daar kan ik verder weinig over schrijven. Behalve misschien, dat ik iets geks voelde. Diep-diep in mij wist ik opeens: ‘Hier hoor ik thuis’. Raar, hè?

Tempo Doeloe

Wandelen door Semarang is een heel persoonlijk boek. We lopen met mee met Hein Buitenweg, langs de oude winkels en societeiten. Het is ver voor de oorlog. De straten ogen ruimtelijk, de huizen zijn groot, de Europeanen voelen zich veilig. Tempo doeloe is deze tijd, en die uitdrukking lijkt tegenwoordig taboe te zijn. Maar van Hein en van mij mag het. Ik vind dat hele koloniale stelsel slecht en tegelijkertijd ervaar ik een diep verlangen om te weten hoe het was, toen en daar, ook ver voor de oorlog. Indië was meer dan oorlog. Voor die tijd begint is er een andere, vol cultuur en mensen. Dat moeten we onthouden.

Over tempo doeloe zeg ik ook iets in de video:

(tekst loopt door onder de video)

Wanneer u het ook wilt lezen: vaak koop ik iets bij www.boekwinkeltjes.nl

Bemoedigen

Ik hoop u met dit stukje te bemoedigen bij het schrijven van uw herinneringen, juist als u het gevoel heeft dat u misschien niet zo veel meer weet.

Zo’n dun boekje als Wandelen door Semarang helpt ons bij het onthouden van het verleden. Heel goed zelfs. Dus ik bedoel te zeggen, dat de waarde van een boek, van een levensverhaal niet afhangt van de dikte. Wanneer u denkt, ik wil wel wat schrijven maar ik weet nog zo weinig, dan is weinig misschien genoeg. En al veel. Misschien heeft u ook wat foto’s, of krantenknipsels, of een fotoboek dat u helpt bij het herinneren. Dat kan best. Het gaat er om wat u wèl weet, daar zitten andere mensen op te wachten, in deze en volgende generaties.
(En ik wil het ook dolgraag lezen.)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan hier door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Rudy Hartung: Onze laatste jaren in Semarang, 1951-1955

Semarang

Heuvelschool 1951-1952, 5e en 3e klas. Ik zit op de voorste rij 7e van links. Onze onderwijzeres heette mevrouw Schallies.

Rudy Hartung schrijft over zijn jeugd en hij weet nog veel van toen. Gelukkig had hij ook foto’s. Voor de familie heeft hij er een boek van gemaakt. Ik mocht het vijfde hoofdstuk publiceren. Terima Kasih, Rudy!  Het is een heerlijk en een lang hoofdstuk.

 


 

Wat vooraf ging

Terug gekomen in Semarang, moesten mam en pap het belangrijkste besluit voor hun toekomst nemen. In Indonesië blijven en met het gezin de Indonesische nationaliteit aannemen. Of te kiezen om naar Nederland te vertrekken.
Pap heeft niet lang daarover hoeven na te denken. Wij gaan naar Nederland. Het hoefde niet meteen, want hij kon nog een paar jaar bij de BPM blijven om zijn pensioen nog wat verder te kunnen opbouwen. Later in Nederland zou het zijn SHELL pensioen worden. Peter, Carla en John waren nog heel jong. Zij zullen, denk ik, zich heel weinig kunnen herinneren over onze laatste jaren daar in Semarang.

Op de scholen werd het onderwijs in de Nederlandse taal niet meer toegestaan. Er was een overbruggingsperiode ingevoerd. In Semarang konden wij tot ons vertrek (1955) speciale Nederlandse scholen bezoeken. Ook werd de Indonesische taal als les ingevoerd.

Hereniging met de familie van mam

Semarang, 1952

Gedurende die laatste jaren in Semarang, heb ik voor het eerst met de Kribben’s familie uit Surabaya kennis gemaakt. Zij kwamen naar Semarang. Het was een soort van reünie van de Kribbens. Het waren oom Sjuul Kribben met tante Noy en dochter Liek. En tante Zus Kribben met oom Ros.
Alleen oom Ed Kribben en tante Eef, die ook in Surabaya woonden, kwamen toen niet naar Semarang Pas veel later hoorde ik over de breuk die tussen tante Eef en tante Ton was ontstaan, gedurende de jaren van de Japanse bezetting.
Oom Sjuul had toen al besloten om met zijn gezin voorgoed in Indonesië te blijven. Hij had een goede baan bij de ANIEM. En na zijn pensioen zou hij naar een koele bergstreek vlak bij Malang verhuizen. Het was tegelijk ons afscheid van oom Sjuul, tante Noy en Liek. Al mijn andere tantes Kribbens, zoals tante Dé, tante Troel en ook tante Bet met oma Kribben, waren intussen al naar Nederland vertrokken. Ik kende tante Dé en tante Troel nog niet.

“Ik heb daar niets te zoeken in het koude kikkerland van Nederland” vertelde oom Sjuul mij, toen ik met hem, veel later, kennismaakte in Nonggojajar.

Hereniging met de familie van pap

Tante Martha en haar beide kinderen Kees en Wanda waren intussen, zo eind 1945 begin 1946, naar Nederland vertrokken. Alleen Tante Troel zat nog in Semarang. Ik heb met tante Troel in Semarang voor het eerst kennis gemaakt. Toen wij van Padang terugkwamen. Zij woonde aan de Andongweg. Zij was directie- secretaresse op het kantoor Prauwenveer in Semarang. Ook zij had besloten om naar Nederland te vertrekken. Een paar jaar voor ons, vertrok tante Troel naar Nederland. In 1955, toen wij in Nederland kwamen, heb ik voor het eerst met tante Martha, Wanda en Kees kennis gemaakt.

Terug in Semarang

Gedurende deze laatste jaren in Semarang, zullen mam en pap zich ongetwijfeld vaak hebben afgevraagd, hoe het daar zou zijn in Nederland. En hoe hun verder leven daar zou verlopen, verweg van hun geboorteland. Zij waren stellig ervan overtuigd dat zij met ons, in Nederland een betere toekomst zouden hebben. Er moet een keuze worden gemaakt. Zoals alle Indische Nederlanders, heeft pap, zowel op sociaal en politiek gebied, zich altijd voor 100% op Nederland afgestemd. Op een samenleving gebaseerd op ‘westerse normen en waarden.’ Hij heeft zich goed gerealiseerd, dat het Nederlands Indië niet meer bestond. Zijn Indië was Indonesië geworden. Het was daarom, zowel voor pap als mam, vanzelfsprekend, om naar Nederland te verhuizen. Pap kon op een heel fijne werkperiode terugblikken bij de BPM. En op de gelukkige jaren samen met mam. En beiden konden op hun jeugdjaren terugblikkken, van het Nederlands-Indië van ver vóór de oorlog.
Maar ongetwijfeld zullen mam en pap, diep in hun hart, de pijn hebben gevoeld. Over het vooruitzicht dat zij weldra hun geboorteland voorgoed moesten achterlaten. Hun Java waar zij hun jeugd hebben doorgebracht. Maar zij hebben voor Nederland gekozen. Hun verdere toekomst lag daar in Nederland. Een Nederland dat zij alleen kenden, van wat zij op school erover hadden geleerd. Over de Nederlandse Vaderlandse Geschiedenis of de Aardrijkskunde van Nederland met haar 11 provincies. Maar over de geschiedenis of cultuur van Indonesië, daar werd op de Nederlandse scholen in voormalig Nederlands Indië niets over geleerd. Zo was het toen in die tijd.

Gedurende onze laatste paar jaren in Semarang hebben wij op Tjandi Baru gewoond. Wij hebben daar altijd in huurwoningen gewoond. Eerst voor een korte tijd aan de Merapiweg no 13. Waar oma Frank woonde. En ook juffrouw Lien. Het huis is verbouwd en het is een prachtige woning. Carla wordt in 1951 geboren wat later in 1953 is John geboren. Beiden in het St.Elizabeth Ziekenhuis.
Dit ziekenhuis wordt als het beste ziekenhuis van Semarang beschouwd.

Oma Frank had haar hond Molly, die graag glijbaantje speelde op een grashelling in de voortuin. Zij ging op haar buik liggen en gleed zo met haar voorpoten vooruitgestrekt, de heuvel af. Zo’n leuke hond was Molly. Zij leek op Mitsy. Maar Molly had een wat rossige vacht en zij was veel dikker.

Een buurman had een grote kooi met enkele pythons. Mam vond het maar eng. Er was natuurlijk best wat risico dat een python zou ontsnappen. Python is overigens geen giftige slang. Het is wurgsang!!! Dus toch wel uitkijken als je er eentje tegenkomt.

Semarang

Merapiweg 13

Merapiweg 13, Semarang (2019)

Daar aan de Merapiweg ook geleerd om nóóit meer op vogels te jagen. Ik had een katapult en ik schoot toen een mus naar beneden. En ik had toen meteen zoveel spijt erover. “Nooit meer zoiets doen Rudy”, zei mijn geweten. Dus die katapult heb ik nooit meer voor vogels gebruikt. Alleen om op een fles te mikken. Of om een mangga uit de boom te schieten.

Een wijze les van pap. Op een middag kwam ik thuis met een grote tros pisang’s. In de sawah’s achter het huis gevonden. En dacht “Hééé lekkere pisangs” De tros toen naar huis gesleept. Maar zo tegen eind van de middag, kwam een Javaanse boer naar ons huis. En wou pap spreken. Hij vroeg of er misschien iemand bij ons een tros pisangs van de sawah naar huis had meegenomen. Hij had het spoor gevolgd van de pisangtros, die ik naar huis had gesleept. Het was pap meteen duidelijk wat er aan de hand was. Eerst zijn excuses aangeboden over het gedrag van zoon Rudy. En toen gevraagd wat de kosten waren van de pisang’s.
Pap zal de Javaan een ruime vergoeding hebben gegeven voor de bananen. Zodat de man geen financiële schade had. En zij hebben daarna elkaar de hand geschud. En het probleem was daarmee opgelost. Pap heeft het volkomen correct afgehandeld. Op een goede manier heeft hij het met de Javaanse boer in orde had gemaakt.

Pap heeft mij even apart gesproken en uitgelegd dat het een goede les voor mij moest zijn. Om nooit iets ongevraagd, zoals pisang of cassava of wat maar ook, uit de sawah’s te halen. Of het moet je worden gegeven. Zoniet dan moet je ervoor betalen. Want je benadeelt iemand. Er is niets gratis in de wereld.

Sinds ik op Java woon, besef ik dat pap goed op de hoogte was, hoe je met de Javaanse bevolking moest omgaan.Het wederzijdse respect dat je voor elkaar moet hebben. En vooral je verontschuldigen als je iets verkeerds heb gedaan.

 

Sunarioweg 11, Semarang

SemarangNa een half jaar of zo zijn wij naar de Sunario weg 11 verhuisd. Het is dezelfde buurt van de Merapiweg. Wij konden van de familie Strausz het huis overnemen, die naar Nederland zou vertrekken. Wij namen ook hun 2 honden Flip en Flap over. Zo was het toen, het was vanzelfsprekend. Het huis waar wij gewoond hebben, staat er nog steeds in oorspronkelijke vorm zoals toen! Het huis staat te koop. Het zal zeker verbouwd worden. Het huis van onze buren de familie Young staat er niet meer. Er komt een nieuw huis te staan.

Aan de Sunario weg hadden we familie Young als buren. Wij hadden leuke contacten met de familie Young en de kinderen Tjali, Mary, Jany en hun jongste broer Freddy. Zij zaten ook op de Heuvelschool. Maar Freddy was natuurlijk nog erg klein. En onze “buren” aan de andere kant waren de geesten van een Moslim begraafplaats. Aan de overkant woonde de familie Sneeuwjacht. Met hun 2 zoons, die de leeftijd van Peter hadden. En weer wat verder, naast de familie Young, woonde het gezin Ossenbrugge. Alle buren waren Indische Nederlanders. Allemaal ook met het plan om Indonesië te verlaten. De familie Sneeuwjacht zou naar Australie emigreren.

Achter het huis, is een diep dal gelegen. En waar beneden een kali stroomt. Aan de overkant van die kali gaat het weer omhoog, naar een kleine desa. De desa waar onze bediendes woonden. De hellingen in dat dal waren vol begroeid met pisang, ketela, singkong, papaya en katjang. En van achter het huis, kijk je uit op de berg Ungaran.

De familie Young

Mevrouw Young was een Javaanse vrouw. Zij was een prinses van één van kraton’s op Midden Java. Zij kwam uit een goed Javaans milieu. Er stond ook een piano bij hun in huis. En mevrouw Young speelde piano, klassiek muziek! . In Semarang had de familie Young een busbedrijf. Tjali en Jany heb ik later ontmoet tijdens een Heuvelschool reünie. Oudste dochter Mary is naar Amerika geëmigreerd. Zowel Tjali als Mary zijn beiden overleden.

In die tijd had ik veel last van puistjes op mijn gezicht. “Oh Ruud dat is akné,” zegt buurvrouw Young. Dus jeugdpuistjes. “Kom maar langs, dan behandel ik jou wel met Oevéé”, zegt zij. En gratis hoor! “Wat is dat mevrouw Young, Oevéé?” vraag ik. Oh even kijken Ruud. Mevrouw Young studeerde toen voor schoonheidsspecialiste. En buurvrouw Young bladert in de gebruiksaanwijzingen van de Oevéé. “Oh Ruud, hier staat het. Ultraviolet stralen!” Dus ik was haar proefkonijn voor Oevéé bestraling. En toen heeft zij mij regelmatig met Oevéé bestraling behandeld. Totdat ik van al mijn puistjes was verlost. Zo’n leuke herinnering aan buurvrouw Young, een prinses van een Kraton. Later heb ik mevrouw Young nog eens bezocht, toen zij in Amersfoort woonde.

Teruggekeerd naar Indonesië, heb ik met Tjali (Charles) Young heel goede contacten gehad. Tjali was onderwijzer in Amsterdam. Maar hij besloot dat beroep op te geven. Hij had genoeg van de brutale jeugd. En hij opende in Noordholland een groot tuincentrum. Toen hij besloot om met bamboe produkten uit te breiden, heeft hij met mij contact gezocht. Jarenlang heb ik voor Tjalie de inkopen gedaan, voor bamboe-stammen en bamboe- tuinhuisjes.

Heuvelschool

Semarang

Derde klas Heuvelschool, Semarang 1951-1952

Met een reünie Heuvelschool bij neef Paul de Rooy, heb ik Tjali en Jany en Edmé, Nel, Paulien en nog andere oud Semarangers ontmoet. Zoals Hans van der Linden. Die geweldig goed kon tennissen. Wij verloren allemaal van hem! Vroeger in Semarang

Gedurende de lange schoolvakanties gingen Paul en ik vaak met oom Hein mee. Voor een dagtocht. Naar plaatsen zoals Tegal, Pekalongan, Kudus, of Rembang. Allemaal plaatsen aan de Noordkust van Midden Java. Oom Hein werkte voor de Internatio Semarang. Hij was hoofd van de inkoop afdeling. En moest voor zijn werk regelmatig zijn Chinese contactpersonen bezoeken, bij wie hij de inkopen deed voor allerlei Indonesische kruiden. Het was altijd erg gezellig. Een heel mooie herinnering aan oom Hein is dat hij tijdens het rijden graag zong. Paul en ik probeerden mee te zingen. Of wij neurieden zo’n beetje mee. Maar het was natuurlijk ook bedoeld om oom Hein wakker te houden.

Semarang

5e en 3e klas. Ik zit op de voorste rij 7e van links. Onze onderwijzeres heette mevrouw Schallies. Tjali helemaal rechts achterste rij. Mary precies in het midden achterste rij.

Met Ilse, Joyce en Paul heb ik altijd ontzettend gezellige jaren beleefd. Gedurende die jaren daar in Semarang , trok ik veel met hen op. En heb daar ontzettend veel fijne herinneringen aan overgehouden.

Ballenjongens

Op de tennisbaan naast het huis aan Tjandi Baru, waar oom Hein en tante Ton woonden, hebben wij met Ilse, Joyce en Paul, héél veel uren op de tennisbaan doorgebracht! Wat waren wij fanatiek. Wij speelden meestal zo vroeg als mogelijk in de middag. Zolang tante Ton, oom Hein en hun buren het echtpaar de Jong, nog hun middagrust hielden, konden wij lekker spelen. Maar wat later, na hun middagrust kwamen de ‘oudjes’ naar buiten. En jawel. Met hun tennisracket in de hand. En met ‘weg zwaaiende’ gebaren, werd het ons duidelijk gemaakt, dat wij van de baan af moesten

Semarang
Paul en ik waren meestal de ballenjongens. Het was best vermoeiend, om al die misgeslagen ballen van de ‘oudjes’ op te halen. Maar nog erger was het, als er een bal over het hek van de tennisbaan was geslagen. En dát gebeurde regelmatig. De bal die ergens in de voortuin moest liggen moest natuurlijk steeds worden opgehaald. Maar nóg vervelender was het, als de ‘oudjes’ de bal in de tuin mikten, van de buren. In de tuin van de Chinese familie Khoe. Want dan moest er écht naar de bal worden gezocht. Tussen al die bomen en struiken, in de tuin van de familie Khoe.
Best vermoeiend was dat voor Paul en mij. Dus wij af en toe, even uitrusten onder een boom. Of soms soeten, wie die bal uit de tuin van de familie Khoe moest zoeken. Maar vaak gingen wij samen zoeken.

Wij zijn voor een weekend bij de familie Wennekes in Salatiga geweest. Van Salatiga is het niet zover naar het bergplaatsje Kopeng. Het is een kleine desa gelegen op de berghellingen van de Merbabu. En waar je kunt zwemmen of wandelen. Wij zwommen in het ijskoude water van het zwembad.

Ik kom regelmatig in Salatiga. Het is voor een bezoek aan mijn tandarts mw.Wiwik. Ontzettend aardig mens. Ben al meer dan 20 jaar haar patient. Ik logeer dan voor een paar dagen in Salatiga. In het busje tussen Magelang en Salatiga is het altijd erg gezellig druk. Altijd vol met vriendelijke en heel nieuwsgierige vrouwen. Met hun manden vol met groenten voor de pasar. Sommigen komen met lege manden. Zij gaan weer naar huis. Ook een enkele keer met een heel vriendelijke djamu verkoopster, die mij altijd een glas koenjit drank (curcuma) aanbeveelt. En met zo’n tocht, op de berghelling van de Merbabu, tussen Magelang en Salatiga kom je langs Kopeng en langs nog veel andere desa’s.

Toko Oen

Semarang

Toko Oen

Vanuit Solo, in de richting bergen, gaat er een weg naar het bekende bergplaatsje Tawangmangu. Wij hebben daar eens een vakantie gehouden. Om van de koele lucht te genieten. Paul is met ons meegeweest. Je kunt er paardrijden, zwemmen of wandelen. Het is nog altijd een bekende vakantie plaats. Als je van Tawangmangu doorrijdt en van de andere kant van de berg naar beneden rijdt, dan kom je bij het bergplaatsje Sarangan. Oók een heel bekende vakantieplaats. Vooral bekend door het meer en de waterval. Vroeger had het de naam ‘Klein Zwitserland’

Toko Oen van Semarang. Aan de Bodjongweg. Waar je heerlijke ijs kunt eten. Met zo’n 30 soorten ijs. Aardbeien ijs, chocolade ijs of mocca ijs en nog veel andere soorten Italiaans ijs. Toko Oen is nog altijd het bekende en druk bezochte restaurant in Semarang voor Europese gerechten. Zoals wienerschnitzel, biefstuk, spaghetti en zelfs bitterballen. En van die heerlijke cocoskoeken en schuimpjes in kleuren. Wel erg zoet!

Voorbereidingen vertrek Nederland

Pap is gedurende de laatste jaren in Semarang behoorlijk druk geweest. Met allerlei voorbereidingen voor het vertrek naar Nederland. Er moest een vendutie worden gehouden voor de verkoop van onze meubels. Ook moest een grote jati houten kist worden besteld. Voor al onze spulletjes. Natuurlijk moesten ook de oelekan en de wadjans van mam mee! En pap druk met allerlei reisdocumenten. Zoals paspoorten. Want mam en pap hadden immers nog geen paspoorten? Wij waren nog niet eerder in het buitenland geweest. In die tijd ging je niet even met vakantie naar Nederland of naar het buitenland! Maar er was een Nederlandse Consul in Semarang. En pap hoefde niet helemaal naar de Ambassade in Jakarta toe.

Een poosje voor ons vertrek, is de kist vol met onze spulletjes,
per boot naar Nederland gestuurd. Naar het adres van oom Sjaak Zijlstra. Wij zouden de kist wat later volgen.
Het was al bekend dat Apeldoorn onze woonplaats zou worden. Omdat oma Anna Kribben en tante Bet daar woonden. Bij tante Troel Zijlstra en oom Sjaak.(Aan de Strauszlaan)

Bijzondere kist van Jatihout

Pap heeft die kist, aan meneer Punt gegeven. De aannemer die ons huis aan Chopinlaan had gebouwd. Vele jaren later sprak pap met meneer Punt. Meneer Punt vertelt dat hij heel verbaasd was over de houdbaarheid van dat hout. Hij had de planken van de kist als vloer in zijn tuin gelegd. Tot zijn verbazing was het hout na al die jaren, nog steeds niet vermolmd of door houtworm aangetast! Pap heeft meneer Punt uitgelegd dat jati hout één van de hardste houtsoorten is. Het wordt ook ijzerhout genoemd. Het is te hard om door houtworm te worden op gegeten.
Ik had gemengde gevoelens. Ik vond het aan de ene kant heel spannend om naar Nederland te gaan. Maar vond het ook niet leuk om alles achter te laten. Ik had geen flauw idee wat voor een stad “Aapeldoorn” was. Ik dacht in mijn onnozelheid dat er apen in de bossen van “Aapeldoorn” zaten. En gek toen veel later bleek, dat het toch wel iets klopte. Met de Apenheuvel van Berg en Bos.

Onze laatste schooljaren

Terug van Padang werd ik in de 5e klas geplaatst. Met een flinke achterstand, opgelopen in Padang. En ik bleef prompt zitten. Dus een jaar overdoen. In de zesde klas ging het beter. Bij meneer Sluiters. Toen naar de MULO. Ook Vonny heeft na de zesde klas op die MULO gezeten. !e en 2e klas. Het was er best gezellig. Veel lol gehad met onze klasgenoten. Ik denk aan Annelies Loemij, Guus van Huut, de twee broers Arthur en Edward Houwert en Jan Krancher. Van Jan Krancher weet ik dat hij naar California is geëmigreerd. Er zijn veel Indische families naar California vertrokken, omdat zij Nederland toch te koud vonden.
Afscheid van Semarang. Mam en pap zullen vast en zeker verdrietig zijn geweest over het komende afscheid van Semarang
en van Java. Maar ongetwijfeld waren hun gedachten ook al bij Nederland Waar zij nog nooit eerder waren geweest. Hun vertrek uit Indonesië is voor hen beiden een voorgoed afscheid van hun geboorteland geworden. Mam en pap zijn nooit meer naar hun geboorteland teruggekeerd. Ik heb mam en pap, in de jaren 70, wel eens gevraagd, om eens een keer met ons mee te gaan, naar Java.
Maar zij zagen het niet zitten. Blijkbaar hadden zij er geen behoefte meer aan. Het was een afgesloten deel van hun leven. Maar zij vonden het altijd leuk als zij de dia’s of foto’s van de Indonesië -vakantie zagen.

Afscheid van de Sunarioweg

Het moment brak aan dat wij afscheid van al onze buren moesten nemen, de familie Young, de familie Sneeuwjacht van de overkant, En afscheid van onze bediendes. Elk afscheid doet pijn. Wij, Vonny, Edith en ik waren nog te jong om ons goed voor te stellen wat het zou betekenen, om Indonesië achter te laten. Alweer moesten wij onze honden achterlaten, Flip en Flap. Zij zouden door de familie Young worden verzorgd. Allemaal waren wij verdrietig. Wij hebben ons goed gehouden. En zo ging het toen, het was vanzelfsprekend.

Semarang

Hoe oud waren wij toen? Pap was bijna 50 jaar en mam 39 jaar; Vonny moest 18 jaar worden; Edith moest 13 jaar worden; Peter was 7 jaar; Carla moest 4 jaar worden: John was 2 jaar; En ik was 15 jaar.

Medio Augustus 1955 zijn wij met de KLM naar Nederland vertrokken. En op 15 augustus 1955, zijn wij op Schiphol aangekomen.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje hieronder te klikke. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Oma Clara en de oude Boeloe-gevangenis

Boeloe-gevangenis

Rudy Hartung stuurde me een mooie herinnering aan het oude Indië. Zijn tante had hem verteld over zijn oma Clara, en zo kan het, dat Rudy nog weet wat er een paar generaties geleden in Semarang gebeurde. Hieronder zijn verhaal.


Aan de Boeloestraat ligt de Boeloe vrouwengevangenis.  Tante Troel heeft vaak hierover verteld.  Over mijn oma Clara die deze vrouwengevangenis regelmatig heeft bezocht. Het was voor de Japanse bezettingsjaren.

Je kunt je afvragen, waarom deed oma Clara dat? Gewoon, het waren bezoeken van liefdadigheid. Om samen met de vrouwelijke gedetineerden culturele en sociale activiteiten te doen. Zoals het samen zingen en wat te babbelen. Ook leerde zij de vrouwen het batikken en gingen zij samen gezellig batikken.

Een Javaanse vrouw vermoordt haar man
Van Tante Troel heb ik vaak het verhaal gehoord over een moordenares uit de Boeloe vrouwengevangenis. Een Javaanse vrouw die haar man had vermoord en het lijk voor enige tijd in een ton had bewaard. Maar de Javaanse vrouw wordt opgepakt. En de Javaanse vrouw wordt veroordeeld en in de Boeloe vrouwengevangenis opgesloten.
BoeloeEn dan maakt oma Clara kennis met deze Javaanse moordenares. En zij gaat samen met haar gezellig batikken. Samen zingen, samen babbelen of zo.
Op een dag vertelt die Javaanse vrouw aan oma Clara: zij heeft een probleem. Zij isbang om weer naar haar geboortedessa terug te keren na haar vrijlating. Was het uit verlegenheid? Of uit schaamte? Of uit angst?
Maar zij weet niet wat zij moet doen en waar zij naar toe moet als zij straks vrijkomt. Ik weet niet of de Javaanse vrouw kinderen had. Ik heb dat niet gehoord uit het verhaal van tante Troel.

Toen heeft oma Clara de Javaanse vrouw gevraagd of zij na vrijlating bij haar in huis wou werken. En dat is toen gebeurd. Na haar vrijlating wordt de Javaanse vrouw de kokkie bij oma Clara in huis aan de Boeloestraat. Zo ging het daar, het was vanzelfsprekend.

Kokkie hoort bij de familie

BoeloeOma Clara verhuist later naar haar ander huis, een huis in de buurt van de Gayamweg, en haar kokkie gaat ook mee. Zo ging het daar, het was vanzelfsprekend.

Mijn oma Clara overlijdt op 7 mei 1945. Het was zo tegen het eind van de Japanse bezettingsjaren. Maar kokkie bleef in het huis van oma Clara om voor tante Martha, tante Troel, Kees en Wanda te zorgen. Zij was een deel van de familie geworden. Zo ging het daar, het was vanzelfsprekend

Weer wat later, vlak na de oorlog zijn Tante Martha, Wanda en Kees voorgoed naar Nederland vertrokken en moesten voorgoed afscheid nemen van hun Javaanse kokkie.

Maar tante Troel moet nog in Semarang blijven en komt kokkie bij tante Troel in het huis aan de Andongweg op Tjandi Baru in Semarang. Zo ging het daar, het was vanzelfsprekend.

Zij zijn allemaal heengegaan

Mijn oma Clara
En haar lieve Javaanse kokkie
En mijn tante Martha en tante Troel
En mijn neef Kees en nicht Wanda
Daar ginds boven
Achter de hemel blauwe lucht
Hebben zij elkaar weer gevonden

Praktische schrijftip

Verhalen over de oorlogstijd kunnen vaak moeilijk zijn. Misschien kunt u er een weg in vinden door kleine herinneringen op te schrijven. Over het contact tussen mensen, en waar u houvast en hoop vond. Dat telt ook mee.

“‘hoe heb je Nederlands geleerd’, en dan zei ik altijd ‘aan boord'”

Gymzaal HBS te Semarang (Wikimedia Commons/Tropenmuseum)

Een klein berichtje op Facebook trok mijn aandacht. Fred Flohr over zijn jeugdherinneringen: “Ze lieten me op de HBS links liggen, maar – wat een wonder – leerlingen uit het ruige Westkapelle namen het voor me op.” Daar zit een verhaal achter, dacht ik. Hoe zat dat? Fred vertelt.

Heimwee naar Indië

“We kwamen in 1952 naar Holland. We hadden ons ingeschreven voor Gelderland, maar we werden in Zeeland geplaatst. Daar ging ik naar de HBS. Ik was 15 jaar, zat in de pubertijd en ging onderdoor aan heimwee naar Indië, zoals wel meer mensen toen.”

Die “we”, dat waren: zijn vader, moeder en hun drie zoons. Fred was de middelste. Het gezin reisde met slechts twee koffers en een persoonlijke geschiedenis die zwaar woog. “Mijn vader was niet onbeschadigd uit krijgsgevangenschap gekomen. Hij is in Singapore bevrijd, daar was hij door de Japanners op de kampafdeling gelegd om te sterven. Hij had beri beri. Toen hij begon te hikken, lieten ze hem liggen. Dat was hun manier om met deze zieken om te gaan, heeft mijn vader me verteld.”
“De Engelsen hebben die mannen opgekalefaterd en toen moesten ze terug in hun KNIL-uniform. Ik herinner me dat hij in uniform afscheid van ons nam. Na vier jaar kwam hij terug.”
Moeder en de kinderen hadden intussen de Bersiaptijd doorstaan. “We zaten in Semarang. Daar sliepen we met een rugzak om op de grond, als er in de naaste omgeving gevechtshandelingen waren. In vluchttoestand.”

Niet zeuren maar doen

Die herinneringen reisden mee. Het gezin kwam in een contractpension in Middelburg.

“Mijn vader was van Duitse afkomst. Henrich Reinhardt. Zijn instelling was: niet zeuren maar doen. In Nederland heeft hij allerlei baantjes aangepakt, wat er maar was, van brandwacht tot suppoost in een museum. Maar hij heeft niet lang geleefd hier. Toen stond Noes, mijn moeder, er alleen voor. ”

Op de achtergrond

En zo kwam Fred van vijftien jaar dus op de HBS. Dankzij het goede onderwijs in Indië kon hij gemakkelijk meekomen. Omgaan met de klasgenoten was iets anders. Fred hield zich op de achtergrond: “We hadden Ferry in de klas, dat was een Middelburger die was de grote ster.” Maar toch trok Fred de aandacht. “Ik zag er anders uit dan de rest, ze vonden me een vreemde snoeshaan. Ik voelde me niet op mijn gemak in die HBS. Er waren ook die vragen van ‘hoe heb je Nederlands geleerd’, en dan zei ik altijd ‘aan boord’.
Ze lieten hem ook links liggen. Je hoort er niet bij, was de boodschap. Oop een dag gebeurde het onverwachte: “Ik werd in bescherming genomen door leerlingen uit het ruige Westkapelle. Ze gingen me om heen staan. Kort erna ging ik naar een andere HBS, in Vlisssingen. Die lag me beter.”

Poekoel toeroes

Het is terugblikken op een tijd die ver weg is, maar toch, wanneer je erover praat en nadenkt, komt alles weer terug.

Nu is Fred gepensioneerd na een goede baan. Hij schildert, hij schrijft haiku’s en hij speelt in een eigen band. Poekoel toeroes, zegt hij. Alsof het vanzelf spreekt, zoveel doorzettingsvermogen te hebben.

 

Praktische schrijftip

De vraag naar waar u Nederlands heeft geleerd, heeft u misschien ook gekregen. Het is een pijnlijke klassieker. Schrijf eens op hoe het voor u was, wie de vraag stelde, wat u antwoordde en hoe dat voelde. En als u zegt: ‘Dat soort voorvallen weten we toch al’, dan zeg ik: ‘Uw persoonlijke ervaring telt óók mee.’

Ga naar de bovenkant