familieverhaal

Wie niet zelf de familieverhalen opschrijft, loopt de kans dat anderen dat doen. En hoe? Dat heeft de familie Dézentje ondervonden. De Deli-Courant publiceerde op 3 november 1921 een fraai artikel, vol feiten en fictie, waardoor de familie – eerlijk is eerlijk – nog spannender en mysterieuzer werd. Hieronder het artikel.
(Met dank aan Blauwvogeltje)

Over de familie

Nederlandsch-Indië. Vierde blad. Uit het leven der Dézentje’s. Naar aanleiding van het overlijden van heer H. Dézentje te Karanganom (Solo) schrijft men uit de Vorstenlanden aan de Nwe. Soer. Crt. de volgende interessante bizonderheden over de familie Dézentje. Er loopen over de uitgebreide familie der Dézentje’s en hare geschiedenis allerlei verhalen, waarvan een goed deel berust op fantasie, herhaaldelijk inspireerde zij de pennen van schrijfsters en schrijvers, die geboeid werden door het waas van romantiek, dat over de opkomst dezer vorstenlandsche familie lag.

In verschillende Indische romans vindt de insider brokken uit de Dezentje-historie terug, zonder voldoende aanduiding echter om ook den leek op het juiste spoor te brengen.

De groote Tinus

Mej. Van Sloot, eene Indische (zij werd te Semarang geboren) en later onder den schuilnaam Melati van Java eene bekende schrijfster van Indische romans, putte uit het leven der Dézentje’s de stof voor haar in 1886 verschenen roman „Hermelijn”. Het was eene Hollandsche dame, die huwde met een der zoons van Tinus Dézentje, den uit den Java-oorlog vermaarden en thans nog bij een ieder als „de groote Tinus” bekenden partijganger uit dien langdurigen krijg; deze dame werd door de schrijfster als „Hermelijn” bij den lezer geïntroduceerd, terwijl één der Indische familieleden als „Corona” is aangeduid. Ook Augusta de Witt behandelt in „Natuur en Menschen in Indië” deze familie, doch zij heeft zich zelfs niet de moeite gegeven om behoorlijk te informeeren en schrijft er maar op los.

Geheel onjuist is hare bewering, dat de eerste Dézentje, een oud soldaat uit de Napoleontische legers, naar Indië kwam en als bekwaam kok door zijn lekkere schotels het hart van den toenmaligen Soenan wist te winnen en tot dank een der prinsessen tot vrouw kreeg. De feiten zijn geheel anders. De herroeping van het edict van Nantes in 1685 deed vele Protestanten uit Frankrijk de wijk nemen naar Holland; enkelen hunner en ook zekere Teissonier trokken later naar Indië. Deze Teissonier vestigde zich in de 18e eeuw te Pasoeroean; het was een zijner nakomelingen, die later naar Solo trok, n.l. August Dézentjé (de naam schijnt toen reeds te zijn verbasterd). Tinus Dézentjé, de zoon van den hiervoren genoemde, wist de gunst van den Soenan te veroveren; hij huwde later met een zuster van „Soenan Bagoes”, eigenlijk: Soenan Pakoe Boewono IV, die in 1820 stierf. Zijn rol in den Java-oorlog is bekend; met door hem zelf aangeworven troepen wist hij zich ook in de slechtste tijden staande te houden in zijn versterking, Ampel, tusschen Bojolali en Salatiga en menigmaal de opstandelingen van Dipo Negoro groot nadeel toe te brengen. Van dien tijd dateert het fortuin der familie.

De kroonprins van Soerakarta te gast bij de familie Dezentjé te Ampel nabij Salatiga ten zuiden van Semarang. De kroonprins in Europees kostuum. Tevens enkele andere prinsen aanwezig alsmede de familie Dezentjé. Tekst boven de ontvangstruimte: “Tarima Dengen Girang” (hartelijk welkom). Circa 1900 (Wikimedia Commons/ KITLV 12064)

Familietraditie

De groote Tinus liet bij zijn overlijden zijn landerijen verdeelen; de hooggelegene waren voor de ouderen, die in het laagland voor de jongeren. Zoo kreeg Bernard Dézentjé (een zoon Van Tinus) zijn bezit in het laagland; na zijn dood werd daarmede opgericht de cultuurmaatschappij „Djoengkaré”, welke eerst veel later in een naamlooze vennootschap werd omgezet, maar de familietraditie bleef immer krachtig gehandhaafd, evenals de reliquieën der grondvesters van het geslacht in eere werden gehouden; de wapens uit den ouden tijd, de vermaarde krissen, nu en dan uit de veilige rust der brandkast gehaald om met bloemen en wierook te worden gehuldigd.

De thans overleden heer H. Dezentjé was de laatst overgebleven zoon van Bernard; de andere 3 zoons zijn hem reeds lang in den dood voorgedaan. Aldus ging er weder één van de oude garde heen; zij was met de Vorstenlanden samengegroeid en ieder dier ouden vormde een stuk historie dezer streken.

Tot dusver bleef, dank zij de wijze bepaling, dat de aandeelen in het gemeenschappelijk bezit slechts aan familieleden mogen worden verkocht dit bezit nog geheel in de familie. Het zijn de drie reeds genoemde suikerfabrieken en de rietlanden Goenengsarie en Bandarardjo, alles bijeen een bezit, waarvoor een Japansche kongsi indertijd gaarne 12 millioen had willen geven. Of het ook onder de nieuwere generatie intact zal blijven?


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.
levensverhaal