Van Daalen

Frits van Daalen: de biografie is er

van DaalenFrits van Daalen (1863-1930) had geen biografie. Nu wel. Het boek ligt sinds een paar dagen in de winkel, ik liep er zelfs langs toen ik een ander boek kocht, maar het is er pas officieel met een boekpresentatie.

Dat is een beetje gek, vind ik ook. En toch heeft dat iets leuks. Ik zit in een soort niemandsland: het boek is er niet en het boek is er wel.
Zo is de hele week, tot de dag van de presentatie aanbreekt.

Op die presentatie gaat iemand mij de moeilijkste vraag stellen die er dan bestaat en de vraag is: “Ben je er tevreden over?”
Dat weet ik niet. Nooit. Vraag het over een jaar nog eens, dan kan ik misschien een antwoord geven. Nu staat het te dicht bij me. En ik weet ook: geen enkel boek is volmaakt, het kan altijd beter.
Maar op enig moment moet er een streep onder, anders wordt het een levenswerk van twintig jaar onderzoek en dertig jaar herschrijven. Ik ben happy met de Engelse traditie: voortbouwen op elkaars werk, elke biografie geeft een eigen visie, een eigen beeld, en alleen door te blijven lezen kan een mens zich een mening vormen.

Van Daalen

Aan dit boek heb ik met een toenemende verbijstering gewerkt, want in het leven van Frits van Daalen was er nogal wat waarvan ik dacht: hoe kan het? Voorbeelden:

  • Hij groeide op in een destijds belangrijke militaire familie in Indië. Vader, ooms, mannen met aanzien. Dan vallen die mannen van het voetstuk. Glorie en verguizing, nog voordat hij 15 jaar was, hoe kan het?
    Daar zit al genoeg drama voor een boek, maar het is allemaal hoofdstuk 1.
    (En dan was er nog een broer die niet wilde deugen)
  • Van Daalen leerde van zijn vader dat ongeacht wat er gebeurt, je persoonlijke eer intact moet blijven. Daarom ging hij in 1908 naar Nederland, om daar de Minister van Koloniën te spreken. Er was een dermate groot conflict gaande, dat de regering dreigde te vallen.
    Ik bedoel, kunt u zo ruziemaken? Hij wel.
  • Door ingrijpen van het lot werd Van Daalen in 1910 alsnog commandant van het Oost-Indische Leger. Eerst was hij hiervoor gepasseerd. Je denkt: kan niet. Maar kan. Ik vond stukken terug van geheime vergaderingen. Daar heb ik heerlijk uit kunnen citeren.

En dan vooral:

  • Van Daalen was een Indische jongen en daar zijn regelmatig opmerkingen over gemaakt. Nooit door hemzelf. Hij was gesloten – maar zeer gevoelig.
    In de roomblanke koloniale tijd werd hij militair en civiel gouverneur van Atjeh en ook nog eens commandant van het leger. Een grote uitzondering, en de redenen ervoor geef ik in de biografie. Daarin staat ook, wat destijds als een karakterfout werd gezien: hij hielp andere Indische jongens op weg.

Dus u voelt al een beetje wat voor soort biografie het is: persoonlijk maar ook eentje die de tijd van toen tekent. Dat was mijn verlangen: om hem te leren kennen en ook te leren begrijpen. Als mens.

Hoe gaat het

Ik kreeg in de mail hoe zoiets nou gaat, een boekpresentatie. Het is elke keer anders, maar dit is het plan nu. Allereerst: het is in boekwinkel De Vries en Van Stockum, in de Passage in Den Haag. De deur gaat dan dicht wegens het is na sluitingstijd.
Dan begint de inloop: gewoon gemakkelijk binnenwandelen.
Vermoedelijk zijn de leden van het Xe Bataljon KNIL er al, in uniform uit de jaren 1930. De klewangs moeten we er zelf bijdenken, want wapens mogen niet in een winkel.
Om 1830uur begint het wegens dan hou ik een speech, een soort lezing waarin ik het een en ander zeg.
Ik ga het Eerste Exemplaar uitreiken aan iemand. Wie, dat is nog geheim.

Daarna is het informele deel, met hapjes en wat te drinken. U kunt een boek laten signeren (of niet). U kunt wat over uw familie aan mij vertellen (heel graag). U kunt ook helemaal niks zeggen als u verlegen bent.

Er zijn inmiddels heel wat aanmeldingen, maar ik zeg: er is plaats zolang er plaats is. Wilt u erbij zijn, laat het even weten via dit formulier, dan zet ik u op de lijst.
U bent van harte welkom.

Waar: De Vries Van Stockum, Den Haag, Passage 11
Wanneer: Vrijdag 12 april 2024 | Start 18:30 uur, inloop vanaf 18:00 uur (dan ben ik er natuurlijk al)

Er is plaats zolang er plaats is:

Leuk, ik kom graag

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Het KNIL bereed een Fongers rijwiel

fongersEen Fongers rijwiel, dat was iets. Stevig en solide. Als ik de oude advertenties mag geloven, fietste het halve KNIL op een Fongers. Wat bleek: de fabriek stond in Groningen.  Of er een Fongers op deze foto staat, weet ik helaas niet.

Een vrouw op een fiets

Er zijn nog Fongers rijwielen. Op Marktplaats vind je ze. De fabriek sloot pas in 1970. Fongers zat in Groningen. Daar maakten ze stoere stevige modellen, zonder frivoliteiten, je verwacht niets anders van Groningers. In Indië had Fongers agentschappen waar je een rijwiel kon bestellen. Dat werd vanuit Groningen verzonden, dat duurde weken. Geen wonder dat er toko’s waren die zelf bestelden. Kregen ze een zending binnen, dan was dat reden voor een advertentie in de krant. In het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië van 22 juli 1910 staat een advertentie voor Fongers.

U ziet het: een herenmodel en een damesmodel. Vrouwen fietsten ook. Dat was destijds modern. FIetsen gold als gezond, en dat was een nieuwe kijk op de vrouw. Zij had kennelijk meer nodig in haar leven dan borduren en wachten op een eventuele echtgenoot. Lichaamsbeweging. vitaliteit en in het verlengde ervan zelf beslissen welke route ze in het leven zou nemen. Linksaf of rechtsaf, ze maakte het zelf uit.

Het lijkt iets kleins voor ons in deze tijd, maar denk eens aan de huwelijkswetgeving van die tijd. Trouwde een vrouw, dan moest zij de man in alles gehoorzamen.

Een vrouw die eigen vervoer had, liep het risico gevoelsmatig zelfstandig te worden. Ze wilde vanzelf kortere rokken want dat fietste veiliger. Ja, en of je dan nog getrouwd raakte met die autonome instelling? In deze tijd is de emancipatie van de Europese vrouw ook in Indië groeiende.

Midden op de advertentie staat met kleine letters: ‘In gebruik bij het Nederlandsche- en Nederlandsch-Indische leger’.

Fietsen met wapens

In mijn boek over het KNIL, Een eervol bestaan, heb ik met veel genoegen het reglement opgenomen dat Frits van Daalen, dan nog gouverneur van Atjeh, publiceerde in het  Indisch Militair Tijdschrift (1908). Zijn ‘Instructies voor het tactisch gebruik van de Wielrijderbrigades in Atjèh en Onderhoorigheden’ geven een goed inzicht in de problematiek die door het fietsen ontstond, want ja, wat als de vijand een vrijwel onzichtbare rotandraad over de weg had gespannen? En waar bleef de klewang tijdens het fietsen? Van Daalen wist raad en had zeventien instructies paraat, waarvan ik er hier een aantal citeer:

1. De wielrijdersbrigades zijn bestemd voor patrouilledienst. Zij kunnen ook worden gebezigd voor politie- en ordonnansendienst.

2. Zij zoeken haar kracht vooral in snelle verplaatsing. Hoofddoel is zoo spoedig mogelijk plaatsen bereiken waar kwaadwilligen zijn gesignaleerd of dezen den terugtocht afsnijden.

3. Als regel wordt op het rijwiel uitgerukt. De commandant moet in het algemeen ervan doordrongen zijn, dat – ofschoon het voordeel van snelle verplaatsing niet lichtvaardig mag worden prijsgegeven – opgezeten de brigade vrijwel weerloos is.

12. De voorste wielrijder moet, in het bijzonder bij nacht, zijne aandacht vestigen op den weg, daar door aangebrachte hindernissen – een gespannen touw of rotan over – en kleine coupures in den weg – zijne vaart plotseling kan worden gestuit en verwarring zoude ontstaan.

13. Bij donkeren nacht wordt niet uitgereden, tenzij het doel zoo ver is verwijderd, dat geruimen tijd zonder bezwaar door den voorsten en
den achtersten man met een brandenden lantaarn kan worden gereden.

14. Bij een onverwachtschen flankaanval op de afgezeten marcheerende brigade, wordt naar beide zijden front gemaakt, het rijwiel, om den eersten aanloop van den aanvaller te breken, met kracht van zich geworpen en de aanval met vuur afgeslagen.

15. Bij een onverwachtschen aanval op de opgezeten brigade, handelt ieder der direct aangevallenen naar omstandigheden en snelt het gedeelte der brigade, waarop de aanval niet is gericht, te hulp, stijgt af, laat het rijwiel los en gaat de aanvallers met het blanke wapen te lijf.

16. De snelheid, waarmede mag worden gereden, is van verschillende omstandigheden afhankelijk, zooals toestand van den weg, nabijheid
van den vijand, tijdstip, waarop een zeker punt bereikt moet zijn, enz. en wordt derhalve door den brigadecommandant bevolen

Er is nog meer, maar u heeft een beeld. Bij nr 14 mis ik het beeld helaas, misschien kan iemand mij uitleggen wat er gebeurt. Ik weet wel: fietsen in de oude tijd, dus voor de oorlog, dat was lang zo eenvoudig niet als het later was.

 

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Het raadsel van de Atjeh-generaal Van Daalen

van DaalenWat is het raadsel van de Atjeh-generaal Van Daalen? Eigenlijk zijn het er meer en ik ben ze nu stuk voor stuk aan het ontwarren, dit voor in zijn biografie. Dit zijn de belangrijkste raadsels waar ik voor sta:

1 Hoe kán het dat Van Daalen bij leven al die onderscheidingen kreeg (tot en met de hoogste graad Militaire-Willemsorde) en zo geliefd was bij koningin Wilhelmina en koningin-moeder Emma, terwijl hij tegenwoordig zo verguisd is?

2 Hoe kán het dat hij als Indische jongen zo hoog kwam in de roomblanke rijen van het Leger en het koloniale bestuur? Ik bedoel: gouverneur van Atjeh, dat is een belangrijke positie. Commandant het het KNIL is ook heel wat.

3 Van Daalen had een knallende ruzie met Van Heutsz, dat werd in Nederland zowat een nationale bestuurscrisis. En Van Daalen was hier met verlof. Hoe werd hij behandeld?

4 Wáárom heeft hij na zijn pensioen als commandant zich nauwelijks laten zien in Nederland? Dat is raarrrrr. Hij was een vitale vijftiger, die gaat niet achter de geraniums zitten. Wat was er aan de hand?

Lezing Tong Tong Fair

Zulke raadsels dus. Van Daalen is een uitzonderlijke man met een uitzonderlijk leven, zoiets kun je niet verzinnen. Toch was het de werkelijkheid, destijds.
Ik werk aan zijn biografie, die verschijnt begin volgend jaar. Aanstaande zaterdag (9 september 1845 uur) licht ik een tipje van de sluier op tijdens mijn lezing op de Tong Tong Fair. Dan vertel ik ook iets over het KNIL, dat door hem ingrijpend werd gemoderniseerd.
In mijn lezing vertel ik over het leven van Van Daalen en ook over zijn sterke invloed op het KNIL. In zijn commandantsjaren hervormde hij het leger in de Oost.
Ik ga zeker weten iets zeggen over zijn Indische achtergrond. Want het was uitzonderlijk dat een Indische jongen ten eerste gouverneur van Atjeh werd en ten tweede commandant van het KNIL. Daar klonken destijds nogal eens opmerkingen over.

Oost-Indische Leger

Toen hij in 1914 met pensioen ging, was hij pas 51 jaar. Kerngezond. Hij gaf een knallende afscheids-speech waarin hij nog een keer zijn visie op het leger gaf en wat er nog diende te gebeuren, om een eventuele buitenlandse agressor af te slaan. U raadt het al, hiij wilde meer geld voor het leger:

  •  mensen fatsoenlijk betalen, zodat ze militair bleven en geen burgerbetrekking namen
  •  geld voor wapens en munitie
  •  geld voor materieel; de militaire luchtvaart was in opkomst

En u weet hoe de regering in Den Haag is, als het aankomt op geld voor militaire doeleinden…

Militair geweld

Van Daalen is controversieel, tegenwoordig. Dat komt door de focus die er is op het militair geweld. En daar was Van Daalen sterk in. Zijn roemruchte expeditie van 1904 is daar het voorbeeld van. Daar ga ik ook iets over zeggen. Dus ook over dat moreel kompas dat in de loop een andere richting in kan wijzen.
Na die expeditie werd Van Daalen evenals andere militairen goed gedecoreerd. Atjeh haalde de mannen juichend in. In Nederland evenwel begon een hele andere discusie, en die werd in de loop der jaren een aantal keren opnieuw gevoerd. Daar ga ik ook op in.

Vroeger

Als u net als ik over toen-froeher schrijft, komen we dezelfde vraag tegen:
Hoe schrijf je over een tijd die ver voorbij is,
over mensen die je nooit gekend hebt?
Een andere wereld: Indië, militair.
En daarbij: ik ben Hollands, Van Daalen Indisch.
Ook: man/vrouw verschil.
Mag en kan dat dan wel? Anders geformuleerd: mag je alleen over kippen schrijven als je zelf een kip bent?
U begrijpt mijn standpunt.

Het gaat om:

  •  uw eigen nieuwsgierigheid en verbazing, neem die serieus, want zo blijft u bezig en grote kans dat andere mensen hetzelfde willen weten als u
  •  verricht zo goed mogelijk onderzoek, de archieven liggen vol met informatie, er is altijd meer (maar op tijd stoppen is ook van belang)
  •  weeg de bronnen tegen elkaar af: waarheid is niet altijd wat gedrukt is
  • blijf kritisch op oude bronnen: wie heeft er belang bij om dit zo te vertellen, wat staat er niet in
  • vraag hulp in de vorm van meelezers en gesprekken
  • blijf lezen, gericht en ook om het onderwerp heen, zijpaden kunnen opeens hoofdwegen worden
  • onthou: een moreel kompas kan veranderen

Daar ga ik het ook over hebben, dat morele kompas. Ik ben nu in hoofdstuk 7 van de biografie, dus het is werk in voortgang.De titel is er al: De Atjeh-generaal, het militaire leven van Frits van Daalen (1863-1930). Straks in mijn lezing licht ik alvast een tipje van de sluier op. Met beeld. Het wordt spannend. Ik hoop dat u erbij wilt zijn.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Piloot Jan Hilgers: “Een Indische jongen als ik”

Jan Hilgers
Jan Hilgers/ Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Bij het KNIL denkt iedereen aan landmacht. Maar er was ook luchtvaart, al ver voor de Tweede Wereldoorlog. In de beginjaren zijn drie mannen belangrijk: Hilgers, Van Engelen Bevervoorde en Fokker. Alledrie Indisch. Jan Hilgers: zie foto.

Ja, Hein ter Poorten hoort hier ook bij.
Niet-Indisch.

In De Locomotief van begin augustus 1920 las ik een mooi interview met Jan Hilgers, waarin hij ook het een en ander vertelt over de aviatiek, zoals het toen heette. Hieronder het stuk ‘Een 10-jarige vliegeniers-loopbaan’.

Maar eerst een vraag. Heeft u misschien brieven of dagboeken van een voorvader die ook vliegenier was? Ik werk aan een boek over het KNIL en wil graag aandacht besteden aan de beleving van de mensen zelf.

Hier komt het artikel.  Het beeld is uit de Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie.

Probolinggo

Ik werd 19 December 1886 te Probolinggo geboren en ging op mijn elfde jaar naar Holland, alwaar ik te Amsteidam op de kweekschool voor machinisten voor electricien studeerde, wat ik in 1908 werd. Daarna was ik op verschillende fabrieken werkzaam, o. a. bij de electriciteits-werken te Nijmegen. Op 28 Augustus maakte Blériot zijn historische vlucht over Het Kanaal en door deze gebeurtenis voelde ik me tot de aviatiek aangetrokken.

Zweefproeven

Ik begon met het nemen van zweefproeven en ving daarmee aan van het dak vaneen boerenhuis inden omtrek van Nijmegen. Ongelukkig bleef de staart van het toestel haken en kwam ik leelijk te vallen, waarom ik twee dagen in het hospitaal moest worden verpleegd. Een tweede poging had niet veel meer succes. Ik fabriceerde een nieuw zweefvliegtuig, deed op een heuvel-tusschen Berg en Dal en Beek een stellage van 20 meter hoogte bouwen en verzocht aan de werklieden, de vorige mislukking indachtig, den staart van het toestel te willen vasthouden. Ze liepen bij mijn sprong mee over het plankier, maar zagen den rand niet en verdwenen inde diepte, waarbij ze den staart van het toestel vasthielden, zoodat ik meeviel.

Ikzelf bleef ongedeerd, maar de beide timmerlieden raakten gewond en dat kostte me nog een vervolging, waarbij ik hen schadevergoeding moest betalen. Een derde zweefpoging lukte dan eindelijk. Ik wist me overeen afstand van 200 á 250 meter voort te bewegen. Maar toen was ook meteen mijn geld op en moest ik van verdere zweefoefeningen afzien. Het was in April 1910, dat ik over voldoende duiten beschikte em me naar Pau te begeven en daar bij Blériot in de vliegleer te gaan. Maar dat bleek te duur en daarom nam ik bij hem dienst als mecanicien.

Demonstraties

Nauwelijks was ik dat 14 dagen, of Bleriot stelde me voor in de praktijk te gaan en dan demonstraties te houden, waarbij een zekere winst-verdeeling als basis zou gelden. Door den aviateur Leblanc gewezen op het onvoordeelige van het voorgestelde contract, weigerde ik zulks.

Daarop kreeg ik kennis van de plannen der firma Verwey en Lugard om in Soesterberg en Ede vliegkampen te openen. Een persoon werd gezocht die voor haar kon vliegen en een fabriek bouwen; ik bood me daarvoor aan en werd aangenomen. Eigenlijk trad ik in dienst der nieuwe Maatschappij voor Luchtvaart.

Ik ging nog eens een maand naar Pau om me te bekwamen in het vliegen en wat daar bijhoort en ving vervolgens de werkzaamheden inde nieuwe betrekking aan. 29 Juli 10 maakte ik mijn eerste vlucht te Ede en haalde pas een paar dagen later het brevet der Fédération aeronautique internationale.

Ik was de vierde persoon aan wien dit werd uitgereikt, of de aviatiek toen nog in haar kinderschoenen stond. Wat ook wel blijkt uit het feit, dat m’n Bleriot-toestel slechts 18 P. K. ontwikkelde!

Eerste vlucht

Tal van bladen en geïllustreerde tijdschriften bevatten enthousiaste artikelen over deze eerste vlucht van een Nederlander boven eigen gebied. Een paar dagen later vloog van Maasdijk voor het eerst, te Heerenveen. Later vond hij bij Arnhem den dood. Al spoedig gaven zich verschillende personen op om het vliegen te leeren, o.a. de heeren Metelerkamp Cappenburg, Pierre Leon, Looman, van Heijst, Benthem van den Berg, Coblijn, die beide beenen brak later, het echtpaar Pottum en mej. Engelkens, die later door de aviatiek een rijk huwelijk sloot. De meesten hunner werden al gauw het vliegwezen ontrouw.

Alleen Looman ging later over naar het Fransche leger en van Heijst werd één der beste Hoilandsche vliegeniers, terwijl de heer B. v.d. Bergh een der vooraanstaande figuren inde aviatische wereld werd. Er werd toentertijd hoofdzakelijk met drie typen van toestellen gevlogen bij öns, n.l. de Blériot, de Farman en de Wright. Behalve met het vliegen zelf hield ik me ook op met constuctie e.d. en vond een zoogenaamden anderhalf-dekker uit, welk model later door vele fabrieken gevolgd werd en thans nog bij de moderne machines in gebruik is.

In Juni 1911 ging de Mij. voor Luchtvaart op de flesch en begaf ik me naar Duitschland, om er m’n brood te verdienen met het invliegen van apparaten. Daar te lande doken de vliegtuig-fabrieken als paddestoelen uit den grond op. Er was b. v. een doctor in de philosophie, die er één oprichtte en de leiding opdroeg aan den ingenieur Sablonsky, die thans nog werkzaam is bij Berkel’s Patent te Amsterdam. In des doctors fabriek werd een apparaat van een eigenaardigen vorm aangemaakt, dat Garoeda gedoopt werd. Met dit soort toestellen vloog ik ook.

FokkerBij Fokker

Later kwam ik bij Fokker in Johannesthal bij Berlijn terecht en met dezen, een Indische jongen als ik, hij werd in Kediri geboren en moesten we ook op een goeden dag te Doberitz voor het leger demonstreeren. De proeven werden gehouden tot tevredenheid van den bevelvoerend generaal, maar alvorens werd overgegaan tot het doen eener bestelling moesten we nog eens op de proppen komen. Daarbij ging Fokker met een luitenaant de lucht in, maar hij had pech, kwam te vallen, de officier stierf en Fokker raakte bewusteloos.

Toen hij bijkwam maakte hij een onaangename opmerking over den luitenant die de schuld was van het ongeval en daardoor raakte hij meteen uit de gratie. Het invliegen van apparaten legde, mij geen windeieren, ik verdiende er goed mee en kocht van de opgespaarde duiten twee Fokkertoestellen om daarmee demonstraties in Rusland te gaan houden.

De autoriteiten legden echter moeilijkheden in den weg, maar nadat ik in Riga een Russisch brevet had gehaald kon ik m’n gang gaan en begon te Helsingfors met het geven van vliegvertooningen, die op tal van plaatsen herhaald werden. In totaal bleef ik 8 maanden in Rusland en met het daar verdiende geld ging ik naar Duitschland terug, alwaar ik twee nieuwe Fokker -vliegtuigen kocht, met het doel, daarmee in Ned. Indië te gaan demonstreeren. Ik verlangde naar m’n geboorteland terug en nam twee mécaniciens en een boekhouder mee. In Soerabaja zou de eerste demonstratie plaats hebben. Een comité garandeerde me een honorarium van f 18.000 en zorgde voor het in orde maken van het terrein.

Al dadelijk begon de misère. Het ss. Van Noort, dat m’n machines van Singapore naar Soerabaja overbracht, strandde en ik moest wachten. Toen ze eindelijk arriveerden had men vergeten, een schroef mee te zenden, maar ten slotte kon ik dan op een Zondagochtend de hoogte in, bij wijze van proef, om ’s middags pas te gaan demonstreeren. Een Arabier raadde me aan, niet op Boeboetan te gaan vliegen, want daar waren heilige graven. In ieder geval moest ik eerst een slametan geven, hetgeen ik deed.

Bamboe

Het terrein bleek ’s ochtends al te klein. Ik kon maar in één richting opstijgen en landen en bij de eerste opstijging kwam ik al in een bamboe-bosch terecht, waardoor m’n apparaat vernield werd! Dadelijk werd het tweede vanuit m’n eigen, meegebrachte hangar gehaald en in orde gemaakt. Het wilde niet omhoog en bij onderzoek bleek, dat in den carburator stukken kaarsvet zaten, die de monteurs er ’s nachts in hadden laten vallen. Leege bierflesscheh inde buurt wezen de oorzaak dezer onachtzaamheid uit.

Toen het euvel verholpen was, steeg ik dan eindelijk op en maakte een vluvht van 23 minuten boven Soerabaja. Voor het eerst kreeg ik toen het Indische landschap onder me en dat verschilde zooveel van het Europeesche, dat ik me met bezorgdheid afvroeg, hoe ik wel in geval van een motorpanne daarop moest landen? Dat ongeruste gevoel was oorzaak van een nieuw ongeluk. Ten aanschouwe van duizenden menschen moest ik op het dak van een huis landen, daar ik geen kans zag, op het terrein terug te komen.

Daar ik in de plaats van de contractueele zeven vluchten er in totaal, alles meegerekend, slechts drie gemaakt had, wilde het comité geen cent van de gagarandeerde 18 mille betalen.

Te Semarang bood men me f 5000 om te komen demonstreeren en de Rus Kousminsky, die te Batavia, Bandoeng en Solo met een Blériot vlieg-vertooningen gegeven had, om ter laatst-genoemder plaatse op het dak van het postkantoor terecht te komen en zijn toéstel te vernielen, wilde met me samendoen, maar dat sloeg ik af.

Te zwaar

Toen ik dan voor de eerste maal te Semarang zou vliegen wou de heer Spijkman, van het Sem. Handelsblad, met alle geweld mee de lucht in. Ik raadde het hem sterk af, maar het gaf niets en we startten. Het toestel bleek te zwaar belast en ik kwam met moeite van den grond af, wist tusschen een hek en de telefoondraden door te komen, maar maakte daarna een val, waarbij ik er ongedeerd afkwam en Spijkman bijna in de sawah-modder stikte.

M’n machine was in gruizelementen geslagen. Wederom wist ik het toestel met de meegebrachte reserve-deelen in elkaar te zettenen ik ging er mee naar Jogja, waar ik nog met het meeste succes demonstreerde, maar ook daar achtervolgde me het noodlot en kwam ik bij m’n vierde vlucht te vallen toestel zie boven. De oorzaak van al deze ongevallen moet worden toegeschreven  aan de te geringe afmetingen der terreinen. Ik wilde na al deze misère (in Europa was ik ook al 19 maal gevallen) de vliegerij er aan geven, want ook mijn geld was op: ik had in vier maanden tijds f 40.000 verloren.

Doch een particulier te Soerabaja bood aan, me te helpen. Ik lapte m’n machine weer op en ging er mee naar Priok om daar opgespoten zeezand als terrein te benutten. De zwakke motor legde het echter tegen den zeewind af en weer maakte ik een val, kwam in een nipa-bosch terecht en werd bewusteloos opgenomen. Daar ik middelerwijl getrouwd was, dacht het me verstandiger, de aviatiek nu maar vaarwel te zeggen en ik trad als machinist in dienst der sf. Pradjekan tusschen Sitoebondo en Bondowoso, waar ik twee jaar bleef.

In dienst

Aldaar kreeg ik van Küller een aanbod om m’n vernielde toestel over te nemen en de chef van den generalen staf, generaal De Gréve, vroeg me telegrafisch, in legerdienst te willen komen, wat ik aannam. Met Ter Poorten werd ik werkzaam gesteld te Tandjong Priok. Hij had het vliegen bij Brouckère geleerd, in België, van welke fabriek hij twee toestellen liet komen, die als ondeugdelijk teruggezonden werden. Dit grapje kostte het rijk twee ton.

Ter Poorten en kapitein Visscher gingen daarop in commissie naar Amerika en kochten er een paar Martin-watervliegtuigen van het type T. E., waarmee een tiental vluchten werden gemaakt. Hoezeer de leger-commandant, generaal Van Daalen, niets voor de vliegerij voelde, kapitein Visscher liet zich niet ontmoedigen en maakte wat er van te maken viel. Onder andere werd op zijn initiatief een vlucht naar het meer van Bekasi en terug naar Prïok gemaakt. Door het trio, dat nu in Indië zijn krachten aan de aviatiek wijdde, werd het vliegterrein Kali Djati ontdekt en het was daar, dat ik, na eerst terug te zijn gegaan naar de suiker, mijn dienst aanvaardde.

De Martins waren omgezet in landvliegtuigen en Ter Poorten maakte verschillende vluchten, waaronder die, waarbij hij met den legerchef, den generaal Michielsen, zoo ongelukkig te vallen kwam in Februari 1916. Ik werd in die maanden dan als werktuigkundige en instructeur bij de proef-vliegafdeeling geplaatst op een maandsalaris van f 600 plus f 150 vliegtoelage. De Hallscott-motor der Martin-toestellen had een gebrek in de zuigerinrichtiug en ik wees er den nieuwen commandant der vliegafdeeling, kapitein Vogelesang, die met Ter Poorten naar Amerika ging om nieuwe toestellen te koopen, op. Maar er was blijkbaar niet veel aan te doen en toen ik te Priok met Mosselman met een nieuw toestel een vlucht maakte, sprong de motor in drie stukken.

We kwamen echter veilig aan de wateroppervlakte. Met de schroeven hadden we ook nog al last, de lijm liet altijd los, nu nog, van de Europeesche toestellen, die hier geïmporteerd worden. Ik vond een procédé uit dat thans nog wordt toegepast en bood het voor f 6000 te koop aan, maar daar werd niet op ingegaan.

Vóór het uitzenden der twee nieuwe Martins was ook de kapitein Ockerse in dienst der vlieg-afdeeling getreden. We zaten meestentijds op Priok en bouwden er werkplaatsen. We vlogen vrij veel. Op Kali Djati ging ik voor het eerst op een Zaterdagmiddag de lucht in en maakte een vlucht van 21 minuten, in Januari 1917, van toen af begon daar eigenlijk de instructie. Leerlingen die ik opleidde waren Leendertz, Mosselman, Leenhouwers, Van Hutten en de luitenants ter zee Hekman en Scheffelaar, die in Holland door een vliegongeluk beiden den dood vonden.

In 1919 ging ik, daar een goede regeling van de rechtspositie der burger-ambtenarij bij de vliegafdeeling uitbleef, met een jaar verlof, was eerst op een onderneming werkzaam, richtte vervolgens te Soerabaja een technisch bureau op, dat nog bestaat en onder leiding is van een ingenieur en kwam dit jaar weer in het leger terug. Ik maakte in Indië ruim 8000 opstijgingen en brak nog nimmer wat, hetgeen wat zeggen wil.

vliegenierEngelbert van Bevervoorde

Naast Engelbert van Bevervoorde heb ik geruimen tijd gewerkt vóór ik met verlof ging. De klacht blijft nu nog bestaan, dat het burgerpersoneel der vliegafdeeling te slecht betaald wordt en daarom is het verloop zoo groot.

Het kan zijn nut hebben, hierop te wijzen, aldus eindigde de heer Hilgers zijn mededeelingen, die een aardig brokje aviatische historie bevatten.

Hoe schrijf je over iets moeilijks? Twee tips.

moeilijks

Vorige week gaf ik een lezing over generaal Van Daalen, de Indische officier uit de oude koloniale tijd. Dat viel niet goed. Achteraf snapte ik waarom. Ik was niet kritisch genoeg, vonden ze. En om het nóg erger te maken, had ik verteld dat ik werkte aan een boek over het KNIL.
Ik had ook gezegd, dat er in Atjeh de meeste Militaire Willemsordes werden uitgereikt en dat iemand met deze onderscheiding, als held werd beschouwd.
Na mijn lezing viel er dus een diepe stilte. Er was spanning in de zaal.

En ik dacht: ik neem geen woord terug.

Verleden

Hoe kan het toch, dat het koloniale verleden zo moeilijk bespreekbaar is? Behalve als je alles en iedereen als fout en verkeerd bestempeld, een dosis anti-Nederland gevoel eraan toevoegt en begint over het excuus van de koning.

Daar doe ik niet aan mee.
Want er is een verschil tussen:

  • een mening over het koloniale systeem
  • een mening over de mensen die in dat systeem leefden

En de mensen, die hadden gewone en bijzondere levens. Weet u nog, dat boek Asta’s ogen? Of het boek Anak Kompenie van Lin Scholte? Levensverhalen waardoor we het leven in en na Indië vastleggen en bewaren en doorgeven aan een volgende generatie, die op een dag met vragen gaat komen.

Twee tips

Ik weet dat er ook veel verhalen vol oorlog zijn. De oorlog van uzelf of die van uw ouders, die u mee kreeg of u wilde of niet.
Dat kan moeilijk zijn.
Om dat gemakkelijker te maken, geef ik twee tips.

Tip 1: aanvaard dat het verleden was zoals het was

Dus het was zoals het was, en niet anders. Dan hoeft u niet te bedenken dat er ‘eigenlijk’ iets anders gebeurde, of dat het aan u lag of dat het anders had moeten gaan. U kunt er gevoelens over hebben, maar het is gebeurd zoals het was.
U hoeft dan niet van alles te gaan begrijpen of uitleggen of van een nieuwe betekenis voorzien. Als u naar het verleden kijkt, heeft u een aantal gebeurtenissen die elkaar opvolgden. Daarmee moet u zich zien te verzoenen: dat het niet anders was.

Tip 2: schrijf het moeilijkste met streepjes op

Wanneer iets echt heel moeilijk is om op te schrijven en het is toch belangrijk om te bewaren, dan is mijn advies altijd: gebruik streepjes.
– dit is een streepje
– dit ook
– ze staan onder elkaar

Naast elk streepje zet u de kleinste herinnering die u kunt verdragen. Soms is dat een feit. Of een gevoel. Of een kleine anekdote of iets meer. Wat lukt, dat lukt.
Dus u hoeft hier het hele verhaal niet op te schrijven, alleen wat u aan kunt.

Heeft u hier iets aan? Wanneer u denkt: ik wil er toch eens over praten, dan kan dat. Klik hier, dan komt u op een webpagina waar u gemakkelijk met mij een telefoongesprek kunt inplannen.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Ga naar de bovenkant