hoe schrijf ik mijn familieverhaal

“Nu weet mijn zoon meer van de familie”

familieHet familieverhaal dat Rita van der Werff schreef, doet het goed, wat zeg ik, het verhaal doet het uitstekend. Ze begon te schrijven met een voorzichtig idee wat vast te leggen voor haar zoon, die weinig wist van de familieverhalen.

Indische familie

Geleidelijk groeide de belangstelling.
De familie wilde het lezen.
Vrienden en kennissen ook.
Dus Rita bestelde bij de internetuitgever een tweede druk, ze organiseerde een boekpresentatie en zo kwam er nog meer belangstelling.
Die belangstelling begrijp ik heel goed. Het is een geweldig verhaal, levendig geschreven en er zitten prachtige familiefoto’s bij. Destijds hebben Rita en ik samen schrijfcoaching gedaan en zo kon ik de wording van het boek meebeleven. Ik sprak haar deze week over haar boek Zeg Mientje, zijn er op Manado veel mooie meisjes? Verloren verhalen van een Indische familie.

– Waarom ben je aan dit boek begonnen?

Ik begon te denken van: straks ben ik de enige die overblijft. Mijn ouders zijn overleden, mijn ooms en tantes bijna allemaal ook. En ik ben het oudste kleinkind en de oudste dochter. Toen besloot ik wat op te schrijven, vooral voor mijn zoon. Hij is 36 jaar en heeft veel natuurlijk niet meegemaakt. Gewoon, wat aantekeningen, dat was de bedoeling. Gaandeweg groeide dat uit tot meer, toen de familie belangstelling kreeg.
Er was ook iets anders. Toen mijn moeder nog leefde vroeg ik haar vaak om iets te vertellen. Dan zei ze: “Schrijf jij dat maar op. Het is wel goed voor later, wat ik jou vertel.” Ze besefte dat ze aan het dementeren was en dat iets doorgeven nu nog kon.
Op het moment dat ze naar een verzorgingstehuis moest, hielp ik met de verhuizing. In de slaapkamerkast vond ik een doos vol officiële documenten, brieven en foto’s.
Het waren meer dan 200 brieven die mijn vader en moeder in Indië uitgewisseld hebben, mijn moeder woonde toen op Manado. Het waren ook liefdesbrieven.

– Is dat moeilijk om die persoonlijk brieven te lezen?

Die heb ik natuurlijk niet in haar bijzijn gelezen. Pas een jaar of wat nadat ze overleden was, begon ik ermee. Gelukkig had ik nog twee oudere tantes, die me ook advies gaven. En in het archief heb ik heel wat kunnen uitzoeken.

– Hoe waren de reacties toen het boek verscheen?
Mijn zoon zei dat hij het een paar keer had moeten lezen om te begrijpen. Want hij wist niet wat er allemaal in de familie was gebeurd, of hij had wel eens wat gehoord op een verjaardag, maar niet onthouden. En nu kon hij het hele verhaal lezen. Dat komt binnen, en dat kon hij beter begrijpen.
Ik geloof dat iedereen in de familie het boek gelezen heeft, maar niet iedereen kon er wat over zeggen. Dat snap ik, want er staan ook moeilijke stukken in. En het is wennen dat op papier te zien. Maar ik ben blij dat ik het gedaan heb.

familie

– Het is nu een heel groot familiedocument geworden. En heeft dat ook voor jou zelf iets veranderd? Dat je je anders voelt over jouw plaats in de familie?

Van sommige gebeurtenissen ben ik erg geschrokken. Mijn nicht heeft documentatie van Pelita over haar vader, en dat mocht ik inzien. Hij vertelt daarin over zijn leven tijdens de oorlog en ook hoe hij als kind zijn moeder heeft moeten helpen bij een bevalling. De achtergrond ervan staat in het boek. Ik ben zelf moeder dus dat raakte me.

– Ben je nu tevreden?

Ja, maar… ik denk erover om een tweede boek te maken. Met daarin de brieven van mijn ouders. Die zijn te mooi om niets mee te doen. Bovendien heb ik nu ontdekt dat schrijven leuk is en dat ik er plezier in heb.

– Wat kun je zeggen over mijn schrijfcoaching tegen andere mensen?

Je hebt me heel goed gecoacht en geadviseerd.
Ik had in het begin geen idee hoe ik een boek zou moeten schrijven. Maar het schrijven van een familieboek wil ik wel heel graag doen. Maar hoe dan? Welke stijl? Op welke wijze krijg ik de lezer nieuwsgierig zodat deze de verhalen verder gaat lezen? En hoe verwerk ik foto’s en documentatie en eventueel interviews?
In de loop van de tijd heb ik al veel verhalen over mijn familie opgeschreven. En gaandeweg komen er meer, want er schiet van alles door mijn hoofd en voor mijn gevoel moet ik het opschrijven. Vilan adviseert mij om gewoon door te gaan met schrijven. Voorlopig geen volgorde aan te houden. Het chronologieën komt later wel volgens haar. Dat heeft mij zeker gerustgesteld. Maar toch is er een moment geweest dat ik het niet meer ziet zitten. Een soort van verzadiging. Gelukkig heb ik geregeld contact met Vilan en ze heeft mij weer hoop en vertrouwen gegeven om toch verder te gaan met het schrijven van mijn familieboek.
Vilan is ook deskundige in de Indische letterkunde, dat scheelt weer uitleg van mij. Ze heeft mij ook nadere informatie en of toelichting gegeven dat nodig is voor de verwerking van mijn verhaal. Ik ben heel blij en tevreden met het resultaat van mijn familieboek “Zeg Mientje zijn er op Manado veel mooie meisjes?”. En dank Vilan voor haar coaching!

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Dit is de gemakkelijkste manier om uw familiegeschiedenis te schrijven

Inmiddels hebben we zowat allemaal plannen voor de Kerstdagen. Het zijn dagen met een zekere gevoeligheid. We denken aan familieleden die er de vorige keer nog waren, en nu niet meer. En aan de verhalen die met ze verdwenen zijn.

Waar blijven de verhalen, wanneer niemand ze opschrijft?
Dat is duidelijk: dan verdwijnen ze.
Schrijven is blijven.
Opschrijven ook en dat liever gisteren dan vandaag want:

  •  steeds meer ouderen vertrekken naar hemel, bevorderd tot heerlijkheid zoals het Leger des Heils dat noemt
  •  u kunt zo iemand opnoemen van wie u denkt had ik maar vragen gesteld en nu kan het niet meer
  •  de jongere generaties stellen vragen en daardoor merkt u hoe weinig ze eigenlijk weten

Dat plotselinge

Zelf ben ik het afgelopen jaar een paar keer flink geschrokken als ik iets hoorde over een kort ziekbed met een definitieve afloop. Hoe kan het toch, dat plotselinge? Ook bij mensen van wie ik het niet verwachtte. Er zit geen logica in, en dat beklemt me. Wat ik dan doe, is proberen extra te leven. Mezelf meer toe te staan van wat ik eigenlijk echt wil en verlang. Dat zit ook in het kleine. U wilt niet weten hoeveel flessen douchegel ik heb.

Maar het gemakkelijk

Ik kom nogal eens tegen dat iemand het voornemen heeft de familiegeschiedenis op te schrijven, en als ik adem haal om hoera te roepen, hoor ik meer.
Dan roep ik even niet.
Want ik hoor een verhaal over een grote ambitie, want er zit een dik boek in, dat moet stampvol verhalen, interviews met de familieleden, heel veel foto’s, natuurlijk ook de historische achtergrond, er komen bijlagen en wat al niet.
Enerzijds: ambitie is prachtig. Ik hou van mensen die wat durven.
Anderzijds: hoe groter de ambitie, hoe belangrijker het plan van aanpak. Dat plan moet meer zijn dan “ik heb er zin in.”
Daar moet een structuur in zitten. En een tijdpad.
In de regel geldt: hoe gemakkelijker het plan, hoe groter de kans dat het slaagt. Vermijd problemen. Hou het gemakkelijk. Schrijf met plezier.
Hoe? Daarvoor heb ik een voorbeeld-plan gemaakt en dat is de gemakkelijkse manier om uw familiegeschiedenis te schrijven.

1 Begin met het resultaat
Bepaal wanneer uw familiegeschiedenis af moet zijn. Dus u prikt een datum. Ongeveer een jaar is mooi. Korter is haastwerk (tenzij u al veel heeft), langer is risico lopen op uitstelleritis.

2 Maak een zinvol werkplan
Op basis van de datum maakt u een werkplan: wanneer gaat u wat doen?
Dat werkplan bevat dus wanneer u wat gaat doen. En dat ‘wat’, dat is het schrijven voorbereiden en het schrijven en herschrijven.

3 Benoem de onderdelen van uw familiegeschiedenis

  • de inhoudsopgave
  • de inleiding
  • de hoofdstukken: familieleden per pagina in chronologische volgorde
  • de bijlagen

Meer over de inleiding

Wat moet er in de inleiding?
Daarin vertelt u wat de lezer van uw familiegeschiedenis kan verwachten:

  • welke generaties
  • welke tijd
  • waar begint u en waar houdt u op en waarom

Ook vertelt u wat typerend is voor de familie:

  • dat kan zijn een gemeenschappelijk gevoel van Indisch te zijn
  • een afspraak nooit over de oorlog te spreken
  • de gedeelde overtuiging dat familie hoe dan ook elkaar moet bijstaan

Het is mooi als u dat typerende kunt uitdrukken in een korte zin. In mijn familie is dat: ‘wees trouw aan jezelf.’ Dat zie ik al bij mijn overgrootmoeder, een vrouw die in zaken ging toen dat nog helemaal niet gewoon was voor een vrouw. Ik zie het ook bij mezelf, want met Kerst ben ik het liefste alleen en dat doe ik dus. Mijn moeder begrijpt dat en ze accepteert het want: ik ben trouw aan mezelf daarin. Dus u kijkt naar uw familie, naar de verschillende generaties en denkt: wat zie ik nou steeds terugkomen? Dat beschrijft u.

Meer over de hoofdstukken

Nu iets over de hoofdstukken, die bestaan uit: de familieleden in een chronologische volgorde.  Dat wil niet zeggen: iedereen van de familie. U maakt een keuze, een beetje overlap is helemaal niet erg, maar het feit blijft dat niet iedereen in uw familiegeschiedenis kan. Wilt u toch zeven oudooms noemen, doe dat dan in een bijlage of een voetnoot.
U schrijft over wie u iets weet of kunt vinden.
En dan per persoon 1-2 pagina’s, eventueel met foto.
In de bijlage doet u een stamboom. Het moet te doen zijn, en met deze aanpak is het te doen.

Nu even praktisch

Stel, uw familiegeschiedenis is volgend jaar met de Kerst af.
Neem 25 familieleden.
Schrijf elke twee weken een portret.
Dat is 50 weken.
Oei. U wilt ook herschrijven en u wilt er een fysiek boek van maken. Dus u heeft meer tijd nodig.
Neem een maand voor een fysiek boek laten maken. Dus de deadline is dan 25 november. Neem een maand om te herschrijven. Dan is de deadline 25 oktober.
Kijk in uw agenda: waar zit tijd genoeg dat u een week heeft waarin u een portret kunt schrijven?
Plan dat in.
Een ebook maken is gemakkelijk: bewaren als pdf is genoeg.

Maak het uzelf gemakkelijk met deze opzet. En doe uw best, dat is goed genoeg. Het hoeft niet volmaakt te zijn, het hoeft geen encyclopedie te wezen.
U schrijft voor de familie en voor de volgende generaties. Die kunnen het dan weer opppakken en uitbreiden, maar ze hebben daarvoor een basis nodig en dat is uw familiegeschiedenis.

Schrijftips
Begin in een schriftje aantekeningen te maken. Maak lijstjes van familieleden, noteer herinneringen, ook aan wie u wat vertelde. Ja, in een schriftje is het met de hand schrijven. Dat stimuleert de hersenen.
Wilt u eens van gedachten wisselen over uw familiegeschiedenis, dan denk ik graag telefonisch met u mee. Klik voor vrijblijvende overleg-afspraak, (er opent dan een nieuwe webpagina) want: u komt er verder mee en het is ook gezellig.

Wat het vorstenhuis deed voor generaal Eénoog

vorstenhuisEn wie staat er centraal op dit schilderij? Generaal Eénoog. Karel van der Heijden (1826-1900). Links staan koningin-regentes Emma en de jonge Wilhelmina. Het is 1895. Den Haag, waar op het Malieveld de uitreiking is van de Lombokkruizen.

Goed naar oude schilderijen kijken roept vragen op. Want het is vreemd dat juist Van der Heijden centraal staat. De commandant van de Lombok-expeditie – generaal Vetter – zette een stap naar links, om de ruimte te geven aan Van der Heijden. Hij nam een onderscheiding in ontvangst voor een te Lombok gesneuvelde zoon.
Of dat echt gebeurd is, betwijfel ik. Vetter hield van eerbetoon aan zijn persoon. Dus ik vermoed dat hij bij het zien van het schilderij van Mari ten Kate onaangenaam verrast is geweest.
Maar wat doe je eraan?
Het vorstenhuis hield van generaal Eénoog.
Een liefde die uit daden sprak.

Was hij Indisch

In oude kranten lees ik soms dat Van der Heijden een Indische achtergrond had. Zijn vader was een De Stuers die hem verwekte bij een inheemse vrouw en hem vervolgens door liet adopteren door een Hollands echtpaar. Ook de militaire auteur Kielstra noemt dit. Maar bewijzen ervoor heb ik niet. Het is horen-zeggen en dat is weinig overtuigend. Daarbij komt, op een foto kun je niet alles zien.
Het oog verloor hij bij een gewapend conflict, en ook daarover gaan verschillende verhalen. Wel dankte hij daaraan zijn bijnaam. Op deze foto is hij nog kapitein en in het bezit van beide ogen.

Het conflict

Zowat elke koloniale bestuurder van Atjeh kreeg eerder vroeger dan later problemen. Zo ook Van der Heijden. Hij bracht met inzet van militair geweld een groot deel van Atjeh onder controle en meldde dat aanhoudend en rusteloos patrouilleren geboden was. In zijn eigen woorden:
“Maar nog geruimen tijd wordt de krachtige steun der troepenmacht vereischt om een goed bestuur in te voeren en een geregelde orde van zaken te scheppen.”

Ja, dat kostte geld.

De redering vanuit Den Haag en van gouverneur-generaal Van Lansberge werd als volgt:

  1. Er heerst nu vrede in Atjeh
  2. Dure militaire inzet is dus overbodig
  3. We hebben een nieuw soort bestuur nodig, defensief is het beste, en nog goedkoper ook

Naar Nederland

Lang verhaal kort, Van der Heijden bleef bij zijn standpunt en kon met ontslag naar Nederland. Hij arriveerde in Nederland als een controversieel man. We zijn in 1882. Er circuleerden geruchten over wreedheden begaan te Atjeh, mogelijk door hem, in ieder geval onder zijn verantwoordelijkheid. Waar of niet waar, de generaal vond het laster.
Laster is een geniepig ding.
Het beschadigt reputaties. Dan kun je niks en nergens meer terecht.
Van der Heijden was woest. Terecht.
Hier komt de vorstelijke gunst.

Willem III

Met de nieuwe grondwet van 1848 bezat de koning minder macht, maar zijn invloed was nog altijd groot. Dat bleek nu. Al april 1881 besloot Willem III om Van der Heijden te benoemen tot Ridder der Eerste Klasse van den Gouden Leeuw van het Huis van Nassau. Een hoge onderscheiding.
Ook ontving hij hem als eregast op een banket op Paleis het Loo. De toespraak die de koning tijdens het ter ere van de generaal aangerichte diner uitsprak, kwam in de belangrijkste kranten terecht. De koning verwees naar zijn eigen ‘soldatenhart’ en kwam woorden van lof te kort:

“Wij allen begroeten in uw persoon den dapperen, onverschrokken en heldhaftigen veldheer, die de Nederlandse driekleur en de Nederlandse vaandels roemrijk heeft doen wapperen in de gewesten op Sumatra’s Noordkust, aan uw zoo wijze als trouwe zorgen toevertrouwd. […]
Ieder rechtgeaard Nederlander moet fier zijn in Uwe Excellentie een onzer edelste zonen te mogen erkennen en begroeten. Tenslotte zij het mij vergund te drinken op de gezondheid van alle hoofdofficieren, officieren, onderofficieren en manschappen der troepen, welke de eer en het groote voorrecht hebben gehad onder Uwe Excellentie’s bevelen te staan.
Ik drink insgelijks op de nagedachtenis van alle braven, die daar hun leven hebben gelaten voor Koning en Vaderland!

Den generaal Van der Heijden!
Het Nederlands-Indische leger!
Het Nederlandse leger!

Van der Heijden hief ook het glas en hield een tegen-toespraak vol bescheidenheid en verzekeringen van moed, beleid en trouw aan het koningshuis. Die waren zeker op hun plaats, want met de onderscheiding en de openlijke lof, glansde de reputatie van der Heijden weer. Alleen nog niet in de Tweede Kamer.

In de Tweede Kamer

De circulerende geruchten over wreedheden begaan te Atjeh hadden de Tweede Kamer bereikt. Wie van de Kamerleden, veilig in de ambtelijke stad, kon ze op waarheid beoordelen? Elke oorlog is lelijk, en koloniale oorlogen eveneens, degene die zich het meest aan de regels houdt, verliest het snelste. Waren er wreedheden begaan? Ongetwijfeld. Waren ze te bewijzen? Nee.
Van der Heijden was furieus over de onduidelijke beschuldigingen. Hij nam zijn nieuwe wapen op – de pen – en schreef een vlammend weerwoord waarbij hij ook inging op zijn ‘verwijdering’ uit het leger. Over de beschuldiging schreef hij onder meer:

Onmenschelijke wreedheid is het Atjehsche legerbestuur ten laste gelegd, en op mij is de smet geworpen, dat ik aan zulke wreedheid door medeweten, oogluikend toelaten, of nalatig niet tegengaan, medeplichtig ben.
Maar men heeft het recht zijn loop niet gelaten. Aan den beschuldigde is het openbaar gerechtelijk onderzoek onthouden. Men roofde mij mijn goeden naam, maar men sloot de kampplaats af, waar ik mijn naam voor den onpartijdigen rechter kon heroveren. En men zette de kroon op het werk door hem, voor wien men de bank der beschuldigden angstvallig sloot, roekeloos te plaatsen op de bank der verdachten.
[…] Bij monde van den Minister van Koloniën, door voorlezing van het rapport van den Procureur-Generaal in Nederlandsch-Indië, heeft de Regeering niet geschroomd, mij te stellen onder verdenking van daden, die mij in de achting van elken weldenkenden burger diep moeten doen dalen. En ik ben gedoemd, om onder de verdenking te blijven, want men sluit mij het gerechtshof.

De verdenking werd opgeheven, maar niet door de regering. Het was weer koning Willem III die ingreep om zijn dierbare generaal een respectabele positie te geven. In 1887 werd van der Heijden benoemd tot commandant van het toenmalige Koninklijk Koloniaal Militair Invalidenhuis te Bronbeek, eerder door Willem III zelf ingesteld. Hier, in deze miniwereld met Indië-veteranen, heerste Van der Heijden als commandant. Hij moderniseerde het tehuis, bouwde het museum uit, wist de titel ‘koninklijk Bronbeek’ te ontvangen (ook al zo’n gunstbewijs) en ontpopte zich voor militairen uit de Oost als het orakel van Arnhem.

Vorstinnen

Na het overlijden van Willem III werd zijn echtgenote Emma regentes, tot Wilhelmina in 1898 ingehuldigd kon worden als koningin. Ook de beide vorstinnen hielden veel van hun generaal Eénoog:

  •  bij de inhuldiging van Wilhelmina in 1898 mocht Van der Heijden het Rijkszwaard dragen, en kwam alweer als VIP op foto’s en schilderijen terecht
  • te Bronbeek plantte hij met Koninklijke toestemming de Wilhelmina-linde, die tot op de dag van vandaag herinnert aan de inhuldiging van Wilhelmina in 1898
  • bij zijn dood in 1900 zonden de vorstinnen kransen en een afvaardiging, om een laatste eervolle groet te brengen

Wat een verschil:

  • teruggekeerd als controversieel militair
  • begraven als gerespecteerd militair

Met dank aan het vorstenhuis.

Schrijftips
Kijken naar de familie van vroeger is ook kijken naar de historische context. Wat we nu vinden, vonden vorige generaties niet. Wanneer u moreel neutraal naar het verleden kijkt, ziet u meer en begrijpt u ook meer van de familie. Een beetje historische kennis is dus belangrijk. Daar kan ik u ook bij helpen. Wilt u eens vrijblijvend overleggen wat voor uw verhaal belangrijk is? Stuur me een mail voor een telefoon-afspraak: dat is informatief en gezellig. Klik hier voor de webpagina contact (er opent een nieuwe pagina).

(Deels gebaseerd op mijn artikel in Historiek: Generaal Eénoog en de gunst van de koning)

Update

Sympathieke mail van Bronbeek. Dat de man op het schilderij, staande bij Wilhelmina, waarschijnlijk generaal Helden is. Interessant. En ook: publiceren en reageren is een mooie dialoog, zo komt men verder.

Blijft de opmerkelijke gunst van het vorstenhuis staan.

Ja, raadsels en vragen volop. Dat is het heerlijke van historisch onderzoek.

Waarom de voormoeder soms een moordenares was

voormoederVoormoeders zijn helemaal hip, en daar zit iets goeds in. De aandacht voor de vrouwen die lang minder tot niet zichtbaar zijn geweest. Dan hoop ik ook op werkelijke aandacht, in de diepte en in de breedte, zodat we de beste kans maken om voormoeders te leren kennen.
Dus geen idealisering met terugwerkende kracht.

Ik zet een grote stap terug naar de negentiende eeuw. Een tijd vol ontwikkelingen in Indië.
De technologie verandert het leven.
Telefoon en telegraaf komen op.
Het Suezkanaal verkort de bootreis van Nederland naar Indië, mede hierdoor reizen meer Nederlandse vrouwen naar Indië. Zij nemen Nederlandse normen en waarden mee.

In de koloniale romans uit die tijd zijn dergelijke reizen vaak beschreven. Vaak is de Hollandse vrouw met de handschoen getrouwd, om daarna naar de aanstaande echtgenoot te reizen. Dat leidde bepaald niet altijd tot een ‘ze leefden nog lang en gelukkig.’
Het gebeurde bijvoorbeeld dat de Hollandse vrouw voorkinderen van haar man aantrof: kinderen die hij had gekregen met een inheemse vrouw, zijn huishoudster, een njai. Zij bezat geen wettelijke rechten, ook niet over haar kinderen. Hun Europesevader besliste wat er met haar en hun kinderen gebeurde.
Wat vond zij daarvan? En wat vond de nieuwe vrouw ervan?

Echt gebeurd of niet

Even pas op de plaats.
Het is altijd riskant om uit de literatuur een historische werkelijkheid te halen. Want: een roman is per definitie fictie, verzonnen. Toch is het een bron van informatie, lezers en lezeressen herkenden vaak het leven dat zij leidden, of ze wisten: zo gaan die dingen.
Dus met alle voorzichtigheid die bij het lezen hoort, blijkt dat de njai niet altijd willoos was, niet altijd een passief slachtoffer. Vooral de koloniale romans laten ons een interessante kant van de njai zien. Ze kon ook boos zijn. Laaiend van woede en wraakzucht. En daar kwam aktie uit voort.

Gif ingeven

De schrijfster Annie Foore publiceerde in Indische huwelijken (1887) het verhaal ‘Geketend’. Hierin vergiftigt Marie de man met wie ze samenwoont en met wie ze kinderen heeft. De reden: ze heeft gehoord dat Henri – zo heet hij – de kinderen van haar wil afnemen en naar Nederland sturen. Zij moet dan maar zien waar ze blijft. Marie beseft dat ze dan haar kinderen voor altijd kwijt zal zijn.
Dus ze bedenkt een oplossing.
Ze geeft Henri gif in. Niet zomaar gif, maar precies dat gif dat nodig is om een koorts te verwekken.
Tijdens de koorts trouwt hij met Marie – dat heeft ze zo weten te regelen. Nu heeft ze wettelijke rechten.
Henri knapt op. Wanneer hij ontdekt wat er is gebeurt, is hij natuurlijk woedend. Te laat.
Marie is verder niet de meest sympathieke vrouw (zacht uitgedrukt), maar deze gif-episode is opmerkelijk invoelbaar uiteengezet. Elke lezeres, met of zonder kinderen, zal gevoeld hebben: als het om je kinderen gaat, doe je alles voor ze.

Of dit helemaal verzonnen is? Vermoedelijk niet. Er waren gevangenissen speciaal voor inheemse vrouwen, het Koloniaal Verslag noemt soms gifmoorden en er verscheen een grote hoeveelheid literatuur over vergiftigingen. Het moet een typisch Europese angst zijn geweest. De vrouw met wie je samenleefde, kon zomaar wat in je eten doen. Merk je zoiets?
Neen, niet altijd.
Of wel, wanneer het al te laat is.

Bamboe

Thérèse Hoven schreef in Vrouwen lief en leed onder de tropen (1892) over een boze njai, een voormoeder, die wegens wegzenden besloot wraak te nemen. Geen gif, maar het toedienen van bamboevezeltjes. Die vermorzelen langzaam de ingewanden. En zo gebeurde het ook.
Thérèse Hoven bouwt het mooi op. De Hollandse Nelly krijgt uitleg van haar echtgenoot Theo waarom de kokki toch zo vrijmoedig is:

‘Theo, je wilt die vrouw toch niet meer recht geven dan mij, de sleutels komen mij toe en niet haar, ik wil meesteres zijn en ik sta er op, dat je ze aan haar terugvraagt.’
‘Mijn hemel, begin-je nu al weer scènes?’ begon hij op knorrigen toon, ‘Als je wist, hoe rustig ik het gehad heb, terwijl je weg waart. Wees toch verstandig en schik je in de omstandigheden. Als de huisvrouw er niet is, neemt een der Javaansche vrouwen altijd zoolang haar plaats in en dan kan men haar maar zoo dadelijk niet weer als een meid gaan behandelen. Dat moet langzamerhand geschieden, zoo’n mensch is dan wat verwend en het kan soms gevaarlijk worden, als men daarin te plotseling een verandering gaat brengen.’
‘Gevaarlijk?’ vroeg Nelly verbaasd, ‘hoe zoo?’

Ja, Nelly weet van niks. Dat is duidelijk. Theo weet van de hoed en de rand en hij vertelt haar:

‘Wel, je weet toch hoe rijk de Indische plantenwereld is aan schadelijke middelen, welke toegediend kunnen worden zonder dat men er ooit
iets van bemerkt. Onze kokki nu is een Madoereesche en deze zijn van nature reeds wraakzuchtig, pas dus op, dat je haar boosheid niet gaande maakt en ze je uit jaloerschheid geen poets speelt.’
‘Uit jaloerschheid, wat meen je daarmee? Wat voor reden zou zulk een Javaansche vrouw hebben om jaloersch op mij te zijn? Er bestaat tusschen haar en mij toch een te groote afstand, zou ik denken.’
‘Nu ja,’ hernam Theodoor wrevelig, ‘dat is nu wel zoo, maar terwijl je weg waart, is ze wat over ’t paard getild en was ze hier de huishoudster. – Als je wat langer in Indië waart geweest, zou-je dit begrijpen en niet zulke domme vragen doen.’
Op eens ging de arme Nelly een licht op en hetgeen haar man nu zeide in verband brengende met zijn brief, begreep ze thans maar al te goed, welke rol kokki gespeeld had. Ze gevoelde zich onbeschrijfelijk vernederd bij het denkbeeld, dat dit bruine wezen in haar huis meer rechten had dan zij en in een hevig snikken uitbarstende, riep zij smartelijk uit: ‘Als dat zoo is, dan kan dat mensch mij geen grooter dienst bewijzen, dan mij een van die middelen, waarover je straks spraakt, toe te dienen, want zoo kan ik niet blijven leven. Liever dood, liever vergeven dan op die manier hier in huis te zijn.’

Aïma heeft geen aanmoediging nodig. Van een wanhopige Hollandse vrouw trekt ze zich weinig aan. Ze gaat over tot handelen. Het merkwaardige is, dat Thérèse Hoven dit zo precies beschrijft, dat alle lezeressen wisten hoe het moest. Zij konden het nu ook:

Uit vrees, dat het ontdekt zou worden, als zij een krachtig middel nam, had zij ’t vergif gebruikt, dat het langzaamste, doch tevens het zekerste werkt, nl. de fijne vezeltjes der bamboe. Deze verteren niet en veroorzaken langzamerhand een doodelijke maagkwaal. Dagelijks had ze een kleine hoeveelheid daarvan in de rijst gemengd, hopende dat de njonja blanda (blanke mevrouw) er ook van eten zou. Daar Nelly echter niet van de rijsttafel hield, was zij gespaard gebleven.
Ze dacht dat het middel nu reeds zooveel kwaad had gedaan, dat Theodoor wel spoedig sterven zou en, daar ze bang was met de politie in aanraking te zullen komen en bovendien genoeg van de soesah had, was ze besloten nu ook zich zelf en haar jongen van ’t leven te berooven.

Theodoor sterft inderdaad. De voormoeder heeft haar wraak genoten. En de lezeressen hadden iets nieuws geleerd.

Sympathie

Zo zijn er meer damesromans. Koloniaal, dat zeker. Maar ook wijzen ze ons op aspecten van de njais, de voormoeders, die nu op de achtergrond lijken te raken. Ze waren niet altijd slachtoffer van machtsongelijkheid.  Ze waren ook vrouwen die soms bewust en weloverwogen overgingen tot moord.
En er zijn oude damesromans die daarvoor sympathie en begrip vragen aan de lezeressen van toen – en dat vermoedelijk ook hebben gekregen.

Schrijftips
Zijn er in uw familiegeschiedenis mannen die toch nog onverwacht naar de hemel vertrokken? Misschien werden ze erheen gestuurd. Kijk eens naar de jaartallen van overlijden. Daar kan een verhaal over een voormoeder in zitten. Schrijven is vaak ook: uw fantasie laten werken met feiten. Daarna het hoe-en-wat gaan uitzoeken. Daarbij help ik u graag. Zullen we een gratis overleg-telefoonafspraak maken? Klik hier voor contact (er opent een nieuwe pagina).

Hoe Zwarte Sinterklaas in Indonesië kwam

zwarte SinterklaasWe gaan naar 1957 en dat is helemaal niet lang geleden. Misschien was u er toen al. Uw ouders zeker wel, neem ik aan en wie van de familie zat toen nog in Indonesië? Zij weten hoe Zwarte Sinterklaas in Indonesië kwam.

Vooral bij jongeren kom ik soms het idee tegen dat met de onafhankelijkheid in 1945 er van het ene moment op het andere een nieuwe situatie ontstond. Hopla, de Nederlanders in Nederland en de Indonesiërs in Indonesië.

Maar zo was het niet.

Blijvers

Er waren blijvers. Uit nood, degenen die geen toegang kregen tot Nederland. Uit keuze, omdat ze bijvoorbeeld in dienst waren van Nederlandse bedrijven. Die droegen belangrijk bij aan de Indonesische economie.
Die overgangstijd fascineert me. Er lijken twee werelden tegelijkertijd te bestaan. Nog altijd de bubble van de oude koloniale tijd, en de groeiende aanwezigheid van het nieuwe Indonesische tijdperk.
Een oude peranakan vriendin vertelde me eens over de moeilijke tijd die zij als Chinees doormaakten. Nergens echt veilig. “Daarom gingen we naar Nederland,” zei ze. Niet van harte.

December

En toen kwam december 1957.
Er was al een anti-Nederlandse sfeer, ook omdat Indonesië wel en Nederland niet over de kwestie Nieuw-Guinea wilde overleggen.
Op 1 december was er een aanslag op Soekarno.
Op 3 december 1957 namen werknemers van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) in Jakarta het bedrijf over.
Nederlanders werden geweigerd in het openbare leven.
Op 5 december moesten bedrijven een ‘akte van overdracht’ aan het Indonesische leger tekenen. Overdracht betekende: alles kwijt.
Het leger nam ook banken over.
Zo is de bijnaam ontstaan: juist op 5 december, wat destijds een traditionele pakjesavond was, en nu een duistere, donkere dag was geworden.

Zwarte Sinterklaas leidde tot een uitstroom van bijna 50.000 Nederlanders.

In de krant

Eind december 1957 schreef De Volkskrant er een groot artikel over met koppen:

  • Grootste struikroverij der wereldgeschiedenis
  • Cultuur-ondernemingen in Indonesië zijn volledig verloren
  • Plantersgezinnen in onzekerheid

Zo begon het artikel:

„Ik ben niet bevoegd tot het overdragen van mijn functie. Ik maak bezwaar tegen deze gang van zaken en ik teken deze overeenkomst, mij eenzijdig en onder dwang opgelegd, onder protest.” De Nederlander buigt zich over de „akte van overdracht” en tekent- Een Indonesische kapitein knalt de hakken tegen elkaar en brengt de akte naar de nieuwe beheerder van het Nederlandse bedrijf, een zenuwachtige jongen, op de punt van zijn stoel gezeten. De pers schrijft en fotografeert. Er zijn getuigen, de politie is er, evenals het binnenlands bestuur.

Zo gingen en gaan hier nog steeds Nederlandse bedrijven over in Indonesische handen. De formaliteit lijkt op een operette en dan nog wel een slechte. Het wordt hier tot in den treure herhaald en de ambassadeurs van Indonesië vertellen het overal ter wereld: „We nationaliseren niet, we onteigenen niet, We nemen slechts tijdelijk het beheer over.”
Dan volgt, op de vaste vraag: „Hoe lang is tijdelijk?” het vaste antwoord: „Totdat Nederland Irian aan ons heeft overgedragen”.

Irian, dat was Nieuw-Guinea.
Als je het zo leest, denk je: kan dan zomaar, bedrijven onteigenen, van de wettelijke eigenaar afnemen en aan iemand anders geven?
Ja, wanneer de overheid en het leger samenwerken. Wanneer er een tijd lang een onderliggend gevoel van weerstand is gegroeid tegen alles en iedereen dat Nederlands was gebleven in dit nieuwe land.
Enerzijds kan ik er rationeel wat begrip voor opbrengen.
Anderzijds gaat mijn hart als altijd uit naar de mensen die het getroffen heeft. Vaak families die generaties lang in Indië woonden, daar thuis waren, geen kwaad in de zin hadden. En dan opeens, BAM, je moet weg. Hup naar Nederland waar ze je vragen hoe het kan dat je zo goed Nederlands spreekt. En hier is het veelal opnieuw beginnen.

Een hele tijd geleden was ik bevriend met een oudere Indische heer – ja, oude stempel, heerlijk – die een drukkerij had bezeten. Een levenswerk waarin hij vele jaren werk had gestopt, uit liefde voor het vak. Hij kon mooie technische verhalen vertellen waar ik als schrijfster graag naar luisterde. Want drukwerk interesseert me.
In zijn verhalen kwam ook altijd dat ene heel droevige. De dag dat hij weg moest uit Indonesië. Hij begreep het nog niet, kón het niet begrijpen.
Hier kwam hij op kantoor terecht.
Een ander leven. Niet zijn keuze, maar hij heeft de rest van zijn lange leven zijn rug recht gehouden, zoals velen van de Eerste Generatie.

Schrijftips
Heeft u herinneringen aan de jaren 1950 in Indonesië, of zijn er die herinneringen in de familie? Probeer een tijdlijn van die periode op papier te zetten. Chronologisch. Voeg ook de gebeurtenissen uit de tijd toe. Dan ziet u een samenhang. Dat alleen al is een verhaal, en het wordt groter en belangrijker als u persoonlijke ervaringen kunt toevoegen.
Wilt u daar eens verder over praten? Dat kan. U kunt een telefonisch overleg-gesprek boeken via mijn digitale agenda: klik hier en kijk hoe het werkt. (er opent een nieuwe pagina)

Zo interviewt u een familielid die dat eigenlijk niet wil

hoe interview ik mijn familieEn weer hoort u het: het nee van een familielid dat meer weet dan u, maar geen interview wil doen. Nee heeft veel vormen:

  • Het is al zo lang geleden waarom zou je er weer over beginnen
  • Ik weet niets meer
  • We leven nu, hoor
  • Je hoeft dat allemaal niet op te schrijven

Dat Nee is soms een Nee, wanneer het een deksel is op een diep put vol pijn. Dan is zwijgen het beste. Het is aan u om aan te voelen of dit nee een deksel is, of eigenlijk iets anders.
Want er zijn ook familieleden die wel met u willen praten, maar zich onzeker voelen door het woord interview. Want hoe moet dat als ze geen antwoord weten? Wat gebeurt er met wat ze aan u vertellen, weet straks heel Nederland wat er in de familie gebeurde?

Ja

Een ja is gemakkelijk. Er zijn familieleden – vaker wel dan niet 80plussers – die vrijuit spreken. U mag het gesprek opnemen, u mag ze filmen, u mag van alles.
Niet iedereen kan dat.
Of durft dat.

Het is dus aan u, om het interview gemakkelijk te maken. Dat is fijn voor uw familielid en fijn voor u, want zo komt u aan informatie voor het verhaal dat u aan het schrijven bent.
Hiervoor heb ik drie tips.
Maar, alles in het redelijke. Een familielid is geen automaat vol informatie, maar een mensch met gevoelens. Dus daar gaat u rekening mee houden.

Tip 1: geen interview, wel gesprek

Het woord interview kan vooral bij ouderen een zekere beklemming oproepen. Enerzijds willen ze goed doen, anderzijds ervaren twijfel over wat ze nu eigenlijk echt te zeggen hebben. Ja, dat is bescheidenheid.
Wat u dus doet, is niet spreken over een interview. Heeft u dat al gedaan, dan telefoneert u vandaag nog om te zeggen dat het natuurlijk geen echt interview is maar een gewoon gezellig gesprek samen. Dat stelt gerust.
Mailt iemand mij om eens te komen praten, dan vind ik dat leuk.
Bij een interview ben ik waakzaam.
U weet nu meteen waar u het meeste aan gaat hebben.

Tip 2: de genummerde vragenlijst

Voordat u gezellig gaat praten, stuurt u een genummerde vragenlijst op. Maak die gemakkelijk, en begin met eenvoudige vragen waarvan u zeker weet dat uw familielid het antwoord heeft.
Daarna komen de wat moeilijker vragen, over gebeurtenissen. Dat zijn de vragen die meestal beginnen met Hoe.
Maximaal tien vragen, alles op 1 A4tje, en met ruimte tussen de vragen zodat uw familielid met de pen aantekeningen kan maken. Zo komen herinneringen op gang. En het menselijk brein zit zo in elkaar, dat het een lijstje af wil maken, dus alle tien de antwoorden wil vinden.
U houdt zich vanzelfsprekend aan de vragen. Wanneer u dat doet en u spreekt ook uw waardering uit, dan verdient u daarmee uw tweede gesprek. Ook daarvoor kunt u weer vragen opsturen.
Die waardering uit u na het gesprek en ook in een brief erna. Zo laat u zien dat brieven van u iets prettigs zijn.

Tip 3: naar de wc

Het kan zo zijn, dat u tijdens het gesprek opeens iets hoort waarvan u denkt: dat wist ik niet, en hoe onthou ik het, straks ben ik thuis en dan weet ik het niet meer.
De oplossing is eenvoudig. Vertrek naar de wc en maak daar aantekeningen, ofwel in uw telefoon ofwel op een klein notitieboekje.
Daarna vervolgt u het gesprek.

Dit hoort er ook bij

Wat ook bij het gesprek hoort, is dat u heel duidelijk bent over wat u met de informatie gaat doen. U komt, dat vertelt u vooraf, vermoedelijk om de familie beter te leren begrijpen. Voor uzelf maakt u er een verhaal van. En dat gaat waarschijnlijk ook naar de familie. Wanneer u zegt: ‘Ons familieverhaal wordt een bestseller, dat gaat de hele wereld lezen’, dan vertelt niemand meer wat.
U belooft ook dat u de tekst voorlegt, waarin u iets van het gezegde gebruikt.

En als u toch die bestseller wilt schrijven? Dan wordt het een roman. Daarmee kunt u met uw fantasie alle kanten uit. Maar een oorspronkelijk familieverhaal, dat kan dan niet meer. Want zoiets is een beetje van de gehele familie, en op familie wilt u zuinig op zijn. Zeker, het is uw verhaal, maar ook uw familie. Zoiets is dus schipperen tussen wat kan en wat niet kan.

Schrijftips
Op een dag, misschien nu al, bent u de oudere in de familie. Wat moeten jongere generaties weten? Misschien kunt u eenvoudig beginnen met jaartallen en namen op te schrijven. Daarmee kan een digitaal begaafd kleinkind weer verder. Of, en dat is spannender, u vraagt iemand van een paar generaties verderop, om met u een gesprek (of interview) te doen over uw leven of over de familie. In ruil vraagt u de tekst van het gesprek op papier. Dan heeft u een mooie basis om verder te werken. Daarbij help ik u graag, klik hier om meer te lezen over persoonlijke schrijfcoaching. (pagina opent nieuw venster).  Dan staat straks ook uw verhaal op papier.

Het fenomeen van de Europese vrouw in Indië


Het is een feit dat de jongere generaties minder begrijpen van Indië dan de generaties ervoor. Want ja, al zijn ze superhandig met de computer, ze moeten wel weten waar ze naar zoeken. Anders noemen ze het “vergeten”, wanneer ze iets min of meer per ongeluk ontdekken.
Dus het komt aan op ons, om kennis over te dragen.
Ons, dat zijn u en ik.

Europese vrouw

Belangrijk is: wat is wat, wie was wat? Hoe noemde iemand zichzelf?
Zo is er het fenomeen van de Europese vrouw in Indië.
Wat is dat?

In vrijwel alle gevallen gaat het hier om een vrouw in Indië (dat is het vanzelfsprekende stukje) met de Nederlandse nationaliteit.
Maar ja: Europees is Europees, dus ze kan ook de Belgische nationaliteit hebben.
Of de Franse. Of Duitse.
Schrijft u over Indië, dan is het raadzaam om daar precies in te zijn.
Stapje verder.

Afkomst

Nationaliteit is iets anders dan etniciteit. Dat laatste is afkomst.
Deze week las ik weer de mooie essays van de Indische schrijfster Beata van Helsdingen-Schoevers (1886-1920). Zij was Nederlandse (nationaliteit) en Indische (etniciteit). Ergens was er een inheemse voormoeder, waar en wie precies, heb ik niet kunnen achterhalen in de biografie die ik schreef. Ze leefde in een koloniale tijd waarin het voor de maatschappelijke positie beter was om zo Hollands mogelijk te zijn, in uiterlijk, gedrag en ook in de stamboom.
Beata publiceerde essays en columns in verschillende Indische kranten. Rond 1913 schreef ze over het fenomeen van de Europese vrouw, en daar kunnen u en ik het wel of niet mee eens zijn, maar het is informatie over de visie van toen. Die visie heeft u nodig om vorige generaties beter te kunnen begrijpen. Vroeger lag het begrip Europees genuanceerder dan nu, lees maar wat Beata schreef:

In Indië vat men onder den naam ‘Europeesche vrouwen’ verschillende groepen samen. Noemen wij eerst de vrouw, die in Europa geboren werd uit Europeesche ouders, en in Europa verder opgevoed, de Westersche vrouw dus.
Verder de Europeesche vrouw, die in Indië geboren werd uit volbloed Hollandsche ouders.
Dan nog de vrouw, wier ouders inlandsch bloed in de aderen hadden: de Indo-Europeesche vrouw, zooals men haar ter verduidelijking noemt. In deze laatste categorie zijn bovendien, wat de rasvermenging betreft, tallooze nuances.

Nationaliteit

Afkomst, etniciteit, bepaalde voor een belangrijk deel de kansen op maatschappelijke vooruitgang. Nationaliteit ook. Wat dat laatste betreft, waarschuwt Beata westerse vrouwen voor een huwelijk met een inheemse man. Er zijn namelijk consequenties:

Intusschen is het niet algemeen bekend dat de Europeesche vrouw in zulk een huwelijk geheel en al de nationaliteit van haar echtgenoot volgt, dus voor de wet inlandsche vrouw wordt.
Daardoor verandert ook haar rechtspositie, omdat de wetten, waaronder de inlanders leven, geheel anders zijn dan die, welke voor ons, Nederlanders gelden.
Deze ingrijpende verandering is wel een factor, die bij dergelijke huwelijken door de vrouw dient overwogen te worden. Zij zelf is daarvan echter vaak niet op de hoogte, of wel zij telt die omstandigheid al heel gering.

Dat laatste is iets van alle tijden: wanneer je verliefd bent, is het moeilijk na te denken over juridische en wettelijke constructies.
Een ‘inlandsche vrouw’ had de positie van Nederlands onderdaan. Weer iets anders, een soort B-categorie van de Nederlandse nationaliteit. Een positie met niet tot nauwelijks rechten.

En ja, die huwelijken kwamen voor. In deze tijd gaan er Indonesische jongemannen in Nederland studeren. Ze waren intelligent, zagen er veelal goed uit, bezaten de aantrekkingskracht van het anders-zijn dan de doorsnee Hollandse man en jawel, daar kwamen huwelijken uit voort met Nederlandse/Hollandse vrouwen.

Koloniale normen en waarden

Het werk van deze journaliste dateert van voor de Eerste Wereldoorlog. De koloniale normen en waarden zijn daarin goed merkbaar. Eens te meer, vermoed ik, wegens de Indische achtergrond van de schrijfster. Ze wilde Hollands zijn maar ze was het niet. Ze zet zich sterk af tegen de Indische bevolkingsgroep.
Wanneer u in de familiestukken ook dit soort afzetten tegenkomt, negatieve opmerkingen van een Europese voormoeder waarvan u een beetje schrikt, zoek dan naar de functie ervan. Waarom zegt iemand wat ze zegt, welk belang diende dat in de koloniale tijd?
Zo ontdekt u wat ze bedoelde, zonder het te zeggen.

Heeft u familiestukken en wilt u daar graag eindelijk mee aan de slag, dan help ik u graag het verhaal op papier te zetten. Dat begint met een voor u en mij vrijblijvend telefoongesprek, waarin we van gedachten wisselen. Dan weet u hoe u het beste kunt beginnen, en dat is vaak het halve werk.

Roderick Wahr over het bezoek aan de doekoen (echt gebeurd)

Hierbij een foto van Riwu (rechts), onze tuinjongen wiens koffer zoek was geraakt. En zelf ben ik de 2e van links. Deze foto was op Kintamani genomen.

Opeens plofte een bijzondere mail in de bus. Over Indië, over de familie, vol herinneringen en met oog voor detail. Mail van Roderick Wahr, 80 jaar en in het bezit van een goede pen. “Is er meer?” mailde ik terug. Ja, nou, en hoe. Lees mee, want Roderick is bereid af en toe een stukje voor de site te schrijven. In het volgende neemt hij ons mee naar Bali, en hij vertelt waarom het nodig was een bezoek te brengen aan de doekoen.

Er is Meer Tussen Hemel en Aarde, vriend Horatio…

Korte inleiding voor het volgende stukje over geestenrijk, magie en het onverklaarbare. Als je veel reist kom je als mens veel zaken tegen die je niet altijd kunt verklaren. Mijn visie daarop is geworden: Als het lastig is om iets te begrijpen, accepteer het dan zoals het is en laat het dan maar over je heen komen. Denk over dingen na, maar niet te lang, want het leven is kort en aan echt grote dingen kun je toch niet veel veranderen…

Mijn vader was met de helm geboren op 1 Januari 1910 in Hongkong, de jongste van 5 kinderen. Hij werd katholiek gedoopt. Door de jaren heen heb ik de mening gevormd dat hij speciale gaven had. Ik heb veel vreemde dingen gezien waar hij bij betrokken was. Maar toch was het een gewone en joviale man. Hij kon alleen veel dingen doen waarvan ik later dacht, wat is er eigenlijk gebeurd… hoe kan dat… Wat hij soms deed heb ik ook geprobeerd, ik kon het niet.

Bali 1951, ik was 9 jaar oud. Langs de weg, twee huizen verder van waar wij woonden in Singaradja bevond zich een groot herenhuis waar de familie Koop woonde. Ik dacht dat hij dokter was. Maar ik herinner me nog heel goed hun dochter, Corrie, die 2 jaar ouder was als ik en die vaak bij ons thuis kwam spelen. De familie Koop waren Belgen.
De hoofdhaven van het eiland Bali was in Buleleng, een kleine voorstad van Singaradja.

Achter ons huis hadden we een heel grote tuin en erf. Daar waren ook de bedienden verblijven. We hadden 3 hulpen die wij hadden meegenomen uit Timor Koepang, waar mijn ouders hen in dienst hadden genomen.

Riwu huilde

Op een goede dag kwam Riwu, onze tuinman en manus van alles, half huilend bij mijn moeder. Er was in die nacht iemand binnengeslopen en had, zonder dat hij iets merkte, zijn koffer met zijn kleren en al zijn hebben en houden gestolen.

Mijn ouders dachten er lang over na en informeerden overal, maar we konden er geen spoor van terug vinden. Toen hoorden wij dat er in Buleleng een goede doekoen was, misschien kon die ons helpen.
Een doekoen is een persoon die de kracht heeft om te kunnen communiceren met geesten en met de doden. Ze doen dit door in trance te gaan, en tijdens zo’n trance konden ze als mediator optreden en geesten en doden om adviezen vragen. Mensen kwamen naar een doekoen om met hun overleden voorouders te kunnen communiceren.
Een doekoen trad op veel verschillende manieren in trance, hij deed dat door gebed of meditatie. Daarna kon de bezoeker de doekoen vragen stellen. Die werden op verschillende manieren gegeven. Door middel van stem (of stemmen), door middel van symbolen, door verschijningen en door materiële levitatie (dingen die zich uit zichzelf verplaatsen).

Wij zijn toen naar die doekoen toe gegaan. Ik ging mee, en mijn buurmeisje, een vriendinnetje van Corrie Koop, dat toevallig op bezoek was om bij ons te spelen ging ook mee. Zij was zo’n 6 jaar oud.

De doekoen

Bij de doekoen vertelden mijn ouders wat er was gebeurd en dat onze tuinman troosteloos was, of hij ons zou kunnen helpen. De doekoen zou zijn best doen.
Hij had een grote ronde bamboe rijstschaal op de grond waar hij met gekruiste benen voor zat. Op die bamboe schaal waren wat offerandes, bloemen en enkele wierookstokjes die hij aanstak.
Hij vroeg mij om tegenover hem te gaan zitten met gekruiste benen. Toen pakte hij een soort zwarte roet en wreef dat op mijn rechter duimnagel. De anderen zaten om ons heen. Hij vroeg mij om steeds naar die zwarte nagel te kijken en te vertellen wat ik zag. Zelf ging hij toen in gebed en ging in trance. Ik zag alleen maar het zwart op mijn duim, verder gebeurde er niets.

Na enige tijd ontwaakte hij en vroeg of ik iets had gezien. Ik antwoordde ontkennend. Toen veegde hij de roet van mijn duimnagel. Hij zei toen dat ik niet geschikt was en te oud.  Toen vroeg hij het buurmeisje om mijn plaats in te nemen en hetzelfde ritueel vond plaats. Het meisje bleef naar haar zwarte duimnagel turen terwijl hij weer in trance ging.

Ineens begon het meisje te praten en vertelde een verhaal alsof ze een film zag afspelen op haar duimnagel.
“Ik zie de tuin en ik zie het huis (van onze tuinman). Het is erg donker; er komt iemand langs het pad naar het huis en hij gaat naar binnen. Nu komt hij weer naar buiten met een koffer en gaat langs het pad weer langs de weg opzij van de tuin.”
Er liep inderdaad een pad langs ons huis van de weg naar achteren, waar een rivier was met een heel groot bamboebos er langs.

“Hij loopt het pad af met die koffer in zijn handen. Nu loopt hij door het bamboebos. Hij stopt in het bos en legt die koffer in het bos op de grond. Nu gaat hij weer weg over de rivier” Dat was wat het buurmeisje allemaal vertelde.
De doekoen ontwaakte en vroeg het meisje of zij iets had gezien en zij vertelde hem ook het verhaal. Hij wreef toen de roet van haar duimnagel en zei: “Ga maar naar die plek, daar vind je de koffer.”
We twijfelden, maar konden niet anders. Wij gaven hem een aalmoes in de vorm van rijst en bloemen voor zijn offerandes, dat was de gebruikelijke contributie. Geen geld!

Weer thuis

Toen wij thuis kwamen leidde het buurmeisje de weg zoals zij die gezien had in het roet op haar duim. Ze liep regelrecht de weg, zoals ze die had gezien en inderdaad, diep in het bamboebos vonden wij op de door haar aangewezen plaats de koffer. Alle inhoud was nog aanwezig.

Tja, er zijn meer dingen tussen hemel en aarde dan wij vermoeden…
Zoals zovele dingen heb ik ook dit gebeuren geaccepteerd en in mijn rugzak van ervaringen gedaan.

 

Roderick Wahr is op Facebook: klik hier en kijk 

Hoe Lin Scholte de moed vond te gaan schrijven

de moed om te gaan schrijvenMeteen pardoes op dag 1 van de Tong Tong Fair gaf ik een lezing. Ik sprak over de Indische schrijfster Lin Scholte en haar mooie boeken.
Weer begreep ik: wat een bijzondere vrouw ze was.
En ook waarom ze eigenlijk de moed niet had om te gaan schrijven, maar het toch deed.

Tangsi

Lin Scholte (1921-1997) schreef over het leven van haar familie, haar grootouders, haar ouders en haar eigen leven. Grotendeels in Indië, en veel in de tangsi waar de militairen met lagere rangen van het KNIL woonden met hun vrouwen en kinderen. Soms waren ze getrouwd, soms niet.
Het werk van Lin Scholte raakte me, omdat het zo vanuit haar eigen levenservaring was ontstaan. Ik ging op zoek naar de vrouw in en achter de boeken en schreef haar biografie. Die verscheen, met de verzamelde boeken, bij uitgeverij Tong Tong.

De moed

Nu dat ene: de moed om te gaan schrijven over het persoonlijke leven.
Dat heeft niet iedereen.
Lin Scholte had het aanvankelijk evenmin. Ze voelde zich onzeker over haar Nederlands, een gevoel dat ontstaan was toen ze als meisje naar een tangsi-school ging. Destijds sprak ze wat Nederlands, dankzij haar vader, wat Javaans dankzij haar moeder en tangsi-maleis dankzij het feit dat dat veelal de voertaal was in de tangsi.
Die onzekerheid bleef haar bij. Maar toen veranderde er iets in haar.

In de jaren 1960 schreef de Indische kunstkring een prijsvraag uit met het onderwerp: jeugdherinneringen.
Lin Scholte moet gevoeld hebben dat dit een kans was. Want u weet misschien, in die tijd bestonden er negatieve vooroordelen over het tangsileven. En dat griefde haar, want zij had dat leven zelf meegemaakt.
Ze had opgelet en alles onthouden.

Juist die negatieve vooroordelen moeten haar geprikkeld hebben om een tegengeluid te laten horen. Ze zette een verhaal op papier en… ze won de wedstrijd. Dit was het begin van het boek Anak kompenie (1965).

Alles wat erin staat is echt gebeurd, ze gebruikt de echte namen en plaatsen.

Haar eigen stem

Maar er is toch iets dat me bezwaart. Omdat Lin Scholte toen nog steeds die onzekerheid had over haar Nederlands, zocht ze steun bij Rob Nieuwenhuys. Hij redigeerde haar boeken.
Dat betekent dus dat haar oorspronkelijke manier van vertellen er niet meer was, niet meer bestond.
Maar toen vond ik een manuscript terug dat nog niet bij Rob Nieuwenhuys was beland. En in dat manuscript las ik een andere stem van Lin. Meer vertellend, ritmische taal, als van een dalang. Eerlijk waar, het raakte me dieper, alsof ze directer tot me sprak.

En dat Nederlands? Niks mis mee. Hier en daar waren de zinnen niet helemaal schools-netjes, maar daardoor was het juist zo eigen, zo helemaal de stem van de schrijfster.
Dus het gaat niet om netjes Nederlands schrijven,
of wat iedereen goed en mooi vindt.

Duwtje

Het gaat om waarheid, wat werkelijk geweest en gevoeld is. Daar zit de waarde in van uw levensverhaal. Vooral wanneer u denkt: wie zit hier nou op te wachten, dit weten we toch allemaal al, ik heb alleen een gewoon leven wat kan ik daar nou over vertellen.

Dat dacht Lin ook. En toen ze dat ene duwtje kreeg uit de buitenwereld, kwam ze toch tot schrijven.

Ik hoop dat dit verhaal van en over Lin Scholte u inspireert om ook uw verhaal op te schrijven. Want een, twee generaties verderop weten ze veel minder dan u vandaag de dag weet.
En misschien kan ik dan het duwtje uit de buitenwereld zijn, want ik help u er graag bij.  De generaties na u zullen u er dankbaar voor zijn, op dezelfde manier dat wij Lin Scholte dankbaar mogen zijn. Voor haar het gewone leven, voor ons bijzondere kennis.

Komt u ook naar de Tong Tong Fair?

Het is jaren geleden, echt waar, en toch lijkt het pas gisteren dat de Tong Tong Fair de tenten opende. Wanneer ik mijn ogen sluit, wandel ik door het Indonesië-paviljoen waar altijd aanbiedingen zijn, ik ruik de geuren van de eetwijk, het rumoer van het publiek, de optredens op het podium en in studio Tong Tong.

En nu tel ik de dagen af, net als u, vermoed ik.
We kunnen weer.
We zijn er nog.
Hoe zal het zijn, dit jaar?
In ieder geval: ruime gangen zoals altijd, dus dat geeft wat geruststelling, ik bedoel, zelf ben ik wat zenuwachtig over corona, maar zo gaat het vast goed.

Ik hoop dat u ook komt, en dat we elkaar daar kunnen ontmoeten, dat lijkt me gezellig. U kunt me op de volgende dagen in de studio vinden:

 

Donderdag 1 september: 14.30 uur Djam Boekoe ‘Lin Scholte in de Bersiap’

Lezing.  Lin Scholte was een Indische schrijfster, ze schreef over het leven dat ze kende: in de tangsi (kazerne), waar ze opgroeide als dochter van een Javaanse vrouw en een Hollandse militair. Haar familie was dus Indisch, Javaans, Hollands – en ze leefden samen in deze militaire wereld. Maar toen veranderde die wereld. Hoe was het voor Lin Scholte in de Bersiap, juist met deze gemengde familie?
Na de lezing; signeren van mijn boek over Lin Scholte.

Zaterdag 3 september:  14.30 De Eerste Generatie Show: Oud-Steurtje Wil Overweel

Interview. Wil is een tachtigplusser met een fabelachtig geheugen: hij weet nog hoe zijn leven was als “jongen van Pa”, zoals hij dat noemt. Daarmee bedoelt hij zijn kindertijd in het tehuis van Pa van der Steur in Magelang. Hij vertelt aan de hand van foto’s van het tehuis hoe het daar was, waarom hij er terecht kwam en hoe zijn leven daarna liep.
Juist omdat ik het levensverhaal van Pa heb opgeschreven, is dit interview voor mij zo bijzonder: iemand die het zelf heeft meegemaakt. Opschrijven doet Wil het niet, maar als Indische verteller geeft hij wel het verhaal door. Geweldig
Na het interview: napraten, signeren van mijn boek over Pa van der Steur

Maandag 5 september 16.00 Djam Boekoe: ‘Van Heutsz en het KNIL’

Lezing, naar aanleiding van  mijn nieuwe boek Een eervol bestaan. De geschiedenis van het KNIL, 1814-1950  Voor mij is de menselijke maat belangrijk, en daar vertel ik over in deze lezing: geen moreel vingertje opgeheven maar aandacht voor de mensen zelf, voor wie het KNIL vormden. Extra bijzonder is dat ik enkele filmbeelden kan laten zien.
Na de lezing: napraten, signeren van mijn KNIL-boek

Vrijdag 9 september: 13.00 De Eerste Generatie Show: De Eerste Generatie Show: oud-KNILer Bol Kerrebijn

Interview. Bronbeek-bewoner Bol Kerrebijn is een 90plusser die iedereen voorbij gaat op zijn racefiets. Een vitale man. Assertief. Hij zegt de dingen zoals hij ze ziet. Ik vind hem een beetje intimiderend, eerlijk gezegd. Als jonge jongen tekende hij voor het KNIL, middenin een oorlog. Waarom doet iemand dat? Hoe was Indië toen? Vragen, vragen, vragen. Ook Bol Kerrebijn is een geweldige Indische verteller, dus ik kijk uit naar drie kwartier vol verhalen.
Na het interview: napraten.

Spreekuur

Na elk programma-onderdeel blijf ik wat rondhangen. Dat is de beste tijd om even te overleggen of om mij iets te laten zien waarover u graag van gedachten wilt wisselen. Vermoedelijk ga ik ook spreekuur houden, net als op de voorgaande edities van de Tong Tong Fair, maar daarvan zijn op dit moment nog geen dag en uur bekend. Dat komt vanzelf in orde.

U weet, alles kan veranderen, dus op de dag zelf is het goed de website van Tong Tong Fair te bekijken of mij ’s morgens een apje te sturen. Dan weet ik hoe en wat, neem ik aan.
En dan… dag 1… dan is het rondkijken van waar is alles, wie zijn er, dan staat het Indische dorp op het Malieveld er weer. Bijna is het zover.

https://tongtongfair.nl/

Ga naar de bovenkant