Hella Haasse

Dit was de eerste moderne Indische meisjesroman

Indische meisjesromansIndische meisjesromans waren er destijds genoeg. Vooral vrouwelijke auteurs schreven graag voor meisjes, meestal met lieve opvoedende gedachten in het boek. (Er waren uitzonderingen)

Maar al die boeken werden per dag ouderwetser toen de moderne tijd in Indië arriveerde, in de jaren 1920 en 1930. Meisjes keken anders naar hun toekomst, ze konden een beroep kiezen. Een eigen leven. In de grote steden kwam met de vestiging van de kantoren ook meer werkgelegenheid.
Hoe was dat nieuwe zelfstandige leven voor meisjes, voor jonge vrouwen?

Joop ter Heul

In Nederland was de serie boeken verschenen over Joop ter Heul, een meisje dat opgroeide, dankzij haar vader ‘de piepert’ een schooldiploma haalde en dankzij haar schoonvader werkervaring opdeed, dus klaar was om economisch zelfstandig te zijn.
Maar: een Hollands meisje.
Toch anders.

Ems van Soest (1908-1984):  “Ik nam de typemachine en schreef achter elkaar De Pauw, mijn eerste boek. Ik heb altijd getracht het Indische leven, mijn leven, zo precies mogelijk weer te geven.”
De Pauw. Een verhaal van modern meisjesleven in Indië verscheen in 1930, het eerste moderne Indische meisjesboek:

  •  de hoofdpersoon Inka van der Beelen verdient als 19-jarige haar eigen geld, ze is in betrekking op kantoor
  •  vanwege verwikkelingen woont ze in een pension
  •  het verhaal speelt zich af in Indië
  • en: Inka is Indisch.

De Pauw is haar bijnaam, omdat de mensen haar trots vinden. Dat is ze ook, op haar manier: ze houdt het hoofd hoog, omdat ze verlegen is over de armoede thuis.

Indisch gezin

Ems groeide op in een liefdevol Indisch gezin: vader Willem die op de thee-onderneming Ngargoloko-Malebari werkzaam was, haar Padangse moeder Emma van Angelbeek en haar twee broers Wim en Jan. Een modern gezin was het ook: Ems volgde de driejarige HBS, haalde type-en stenodiploma’s en mocht toen naar het kantoor van Crone in Semarang. In deze tijd gaan steeds meer vrouwen en meisjes buitenshuis werken, maar helemaal vanzelfsprekend was het niet.
Genoeg mensen die het onwenselijk vonden dat een vrouw economisch zelfstandig was, want zou ze dan nog wel willen trouwen en zich willen opofferen voor man en kinderen?
indische meisjesromansDe Pauw ging voor een deel over Ems zelf. Van haar vooruitstrevende ouders mocht ze naar kantoor. Ze werkte, al wilde ze eigenlijk net als haar moeder Emma van Angelbeek liever schrijven. Er is een foto van de jonge Ems, die aan haar bureau zit.
Op kantoor was het dus niet bijzonder leuk. Een citaat uit De Pauw:

“Ouwe, trouwe ratelkast,” sprak ze tegen haar Remington. “Je verveelt me soms gruwelijk. Kon ik maar eens wat interessanter dingen op je neertikkelen, maar helaas, de Baas voelt slechts voor zakelijke en geldswaardige pampieren… enfin!” Ze zuchtte van verademing, toen het vijf uur sloeg (…).

De Pauw was een succes. Daarna publiceerde Ems meer meisjesboeken, soms wel twee per jaar. Zo werd ze een geliefd schrijfster. Alle jonge meisjes lazen haar boeken, ook de Hollandse prinsesjes in Nederland.
Wie goed leest, en het leven van deze ooit beroemde Indische auteur kent, ziet er stukjes in staan die uit haar eigen leven komen.
Een voorbeeld.

In De Pauw staat:
“Paul heeft nooit veel met meisjes opgehad, hij vond ze onbeduidend, aanstellerig en ongevoelig, tenminste, diegene onder haar, die hij kende. En dus dacht hij, toen wij kwamen, over ons hetzelfde. Maar toen hij jou wat meer leerde kennen, vertelde hij aan Mevrouw de Groote eens in een vertrouwelijke bui, dat jij hem deed denken aan zijn gestorven zusje, waar hij dol, dolveel van gehouden heeft.”

Het zusje

Ja, dat gestorven zusje. Margootje was het eerste kind geweest, voor Ems en haar twee oudere broers. Ze stierf zes dagen na haar eerste verjaardag aan de gevolgen van een ongelukkige val. Dat zusje keert terug in verschillende romans. Over het gezinsdrama zelf schreef Ems ook zonder literaire verhulling:

  • Moe en afgemat, acht maanden zwanger, snakte ze [Emma, de moeder van Ems] naar een bad en vroeg de jonge baboe, die na Carsina’s vertrek voor het kind zorgde, om op Nonnie te passen. Margootje had de pop, die ze met haar verjaardag gekregen had, in een slendang gedaan en wiegde die onder het zingen van “nina, nina bobo”.
  • Ze liet de pop ruiken aan de bloembakken toen Emma in de badkamer verdween. Heerlijk, dat water waarmee ze zich siramde….. ze zong blij een lied uit haar meisjestijd, toen ze plotseling verstarde.
  • Een vreemd geluid, alsof iets viel van vrij grote hoogte….. een plofje op de marmeren vloer en dan plotseling een klagelijk gehuil van haar kleintje. Ze rende met natte haren de mandikamer uit en vond haar kind met het achterhoofdje op de vloer, blijkbaar van een hoge stoel gevallen waarop de baboe haar had gezet. (…)
  • De door de Regent geroepen dokter stelde vast: “Zware hersenschudding tengevolge van een val.
  • Bloemstukken en kransen werden binnengedragen. Doch het kleine kistje was uitsluitend bedolven onder de boeketroosjes, die Margootje met haar eigen handjes hand gestreeld.
  • Margaretha Christina van Soest” stond er met mooie letters [op de grafzerk]. “Geboren 15 april 1892. Sf. Kalibagor. Overleden 21 april 1893 te Banjoemas”.

Erg, hè?
Misschien mocht Ems daarom wel zoveel van haar ouders.

Stralend

Ems bleef ongetrouwd, tegen haar verlangen in. Ook dat komt in de romans terug: er zijn meisjes die een eigen levensweg moeten volgen, ook al willen ze trouwen en moeder worden. Dat eenzame en de positieve keuze voor een ander volwaardig bestaan, plus daarbij de stralende aanwezigheid van Ems zelf, moet op generaties meisjes van invloed zijn geweest.
Zij leerden: ook zonder huwelijk kan ik  een waardevol leven leiden. Net als Ems.
Dat was modern. Zelfbeschikkingsrecht.

Talent

Ems sloeg haar vleugels uit. Ze ging reizen, ze publiceerde romans voor volwassenen en ze ontwikkelde zich in de journalistiek.  Ems liet zien hoe veelzijdig haar talent was. Het prachtige Theeland (1938), de voorloper van romans als Hella Haasse’s Heren van de thee, was daarvan een overtuigend bewijs. Ems: “Ik voelde gewoon, dat ik méér kon.” De waardering bleef uit. Kort na de oorlog verscheen Een wajang in Gods handen (1946) waarin waarin ze onder meer schreef over  Indische NSB-ers en intimidatie van vrouwen door Japanners. Het grote publiek zag haar liever als meisjesboekenschrijfster.

Nieuwe kans

De jaren ’60 en ’70 waren moeilijk voor Ems van Soest. Ze woonde inmiddels in Den Haag, in Nederland, en ze was eenzaam. De roem was vervlogen. Of ze ooit weer echt zou schrijven, betwijfelde ze: “Zal ik er ooit nog de inspiratie, de discipline, de kans toe krijgen en zal ik ooit bestand zijn (…) de venijnen te weerstaan van de huidigen critiek?”
De kans kwam. Op verzoek van Lilian Ducelle begon Ems over haar Indische jaren te publiceren. De theegeur op de onderneming, de pracht van de tjemara-bomen, de elegante jurken die mama voor haar maakte, de lagere school- alles even dierbaar. Er kwamen brieven van lezers, vol herkenning en sympathie.
In 1984 overleed Ems. De laatste periode was soms treurig geweest, maar wel met de troost weer te kunnen schrijven, juist over de gelukkigste tijd in Indië.
Alsof ze het voorzien had, noteerde ze in 1932, als net gedebuteerd schrijfster, in haar Op den achtergrond genoteerd: “ze zou schrijven, zich aan dat allerliefste werk wijden, dat werk, dat haar een tweede leven gaf als het ware, het werk, waaruit ze altijd weer nieuwe moed kon putten”.

Schrijftips

Romans die in het verleden een groot publiek trokken, vertellen ons iets over wat waardering kreeg, wat herkenbaar was en wat belangrijk was. De romans van Ems gaan (ook) over de emancipatie van meisjes en vrouwen. Zeker voor de Tweede Wereldoorlog is daar een sterke ontwikkeling in te zien. Hoe was dat voor de vrouwen in uw familie? Wanneer u een familieverhaal schrijft, heeft u ook kennis van de tijd nodig. Wilt u hierover van gedachten wisselen, maak dan een vrijblijvende telefoonafspraak met mij. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (er opent een nieuwe pagina)

Over het levensverhaal van Hella Haasse (video)

Eindelijk is het zover: de biografie van Hella Haasse (1918-2011) komt uit, geschreven door Aleid Truijens. ‘Leven in de verbeelding’ heet het. Mooie titel.

En ook: niks mis met leven in de verbeelding, ook al heb je een echtgenoot en kinderen. Hella Haasse is gelukkig nog altijd bekend, beroemd en veelgelezen, en terecht ook. Dat alleen al maakt dat de biografie aandacht krijgt. Bij de NOS las ik een artikel over een vrouw (Hella dus) die moeite had met het gezinsleven. Net of dat een slechte eigenschap is. Zo gemakkelijk is het gezinsleven nou ook weer niet. De kop van dat artikel was: ‘Schrijver Hella Haasse was niet zoals we haar kenden, blijkt uit biografie’. Ja, dat mag ik hopen. Thuis ben je anders dan in het openbaar. Dat geldt voor iedereen, ook voor u en mij.

Pyjama

Thuis draag ik een roze pyjama, in het openbaar een zwart mantelpak met vintage blousje.
Ik heb slaapsokken voor thuis.
En hoge hakken voor het openbaar.
U heeft vast ook een lijstje.

De boekaankondiging zette me wel aan het denken: wat mogen we over andere mensen schrijven en wat niet?

Eerst een zijstapje. Hella Haasse heb ik eens ontmoet. Dat kwam zo. In Den Haag werd een Indische Zomer georganiseerd met tal van evenementen. In het theater kwam een literaire middag die ik presenteerde, waar ook Hella Haasse aan zou deelnemen.
Als haar gezondheid het toeliet, had ze gezegd.
Dus bij wijze van Plan B gingen we bij haar thuis een interview opnemen. En inderdaad, dat werd die middag uitgezonden.

(tekt gaat door onder video)

Wat wel en niet

Nu terug naar die ene vraag: wat mogen we over andere mensen schrijven en wat niet? Er is een verschil in wat u voor uzelf schrijft en wat u publiceert.
Voorbeeld. Misschien heeft u van uw ouders de oorlog meegekregen, mogelijk droegen zij de oorlog in zich mee en dat heeft u in uw jeugd beschadigd. U voelt het verlangen om uw kant van het verhaal op te schrijven, met naam en toenaam en met alle details. Kan dat?

Erkenning

Ik zou zeggen: schrijf het eerst voor uzelf op. Gewoon zoals u het voelt, ook met woede en pijn. Het manuscript is dan een soort logboek van uw jeugd. Een persoonlijk document.
Dat kan al veel verlichting brengen, want u geeft dan erkenning aan uw ervaring.
Wilt u het daarna publiceren? Ook al maakt u vijf kopietjes, dan brengt u uw verhaal in de openbaarheid en daarmee ontstaat een nieuwe situatie. U mag de goede naam en faam van een ander niet zomaar aantasten, dat kan leiden tot een aanklacht van smaad en laster. Voorzichtig zijn is dan de beste leidraad. En als optie: eerst juridisch advies inwinnen. Better safe than sorry.

Ging u ook naar het CAS? (geheimtaal)

CAS

Tekenles, de Carpentier Alting Stichting te Batavia, circa 1925 (KITLV Media Library/Creative Commons)

Elke keer als het gebeurt, voel ik een vonkje van vreugde. Iemand zegt dan: “Vroeger zat ik op het CAS.” Het is een kort zinnetje, maar het staat vol van emotie. Trots. Heimwee. En ik weet wat ik moet zeggen: “O, op die school zat Hella Haasse ook.”

Ingewijden

Dat hoort, zo’n antwoord. Zeker in deze tijd, waarin er steeds minder ruimte lijkt te zijn voor positieve herinneringen aan Indië. Er ontstaat een soort geheimtaal op sommige momenten. Want als je het hebt over het CAS, dan weten alleen de ingewijden waar het over gaat. Wist u het ook?

Batavia

Natuurlijk, het was de Carpentier Alting School in Batavia. Het was een van de betere scholen van Indië, al gaven de Ursulinen ook uitstekend les. Maar het CAS was misschien wel de deftigste school. Er zijn nog genoeg mensen in Nederland die erover kunnen vertellen, al is het de vraag of ze dat durven. Onder elkaar, ja, natuurlijk. Maar aan de doorsnee Hollandsche medemens of zomaar op Facebook?
Achter alle verhalen over het CAS staat een ander verhaal, dat ook al positief is. Dat verhaal gaat over dominee A.S. (Albert Samuel) Carpentier Alting (1837-1915), in leven vrijmetselaar te Batavia. Om precies te zijn: de voorzitter van de Orde van Vrijmetselaren in Batavia. Met dit feit weet iedereen meteen: een man met een hart en een visie. In 1902 richtte hij met de loge een Hoogere Burgerschool (HBS) op voor meisjes, daarna kwamen er meer scholen. Later vielen deze onder de Carpentier Alting Stichting, kortweg CAS.
Den Haag kent een Altingstraat, waarvan ik hoop dat het een andere Alting is. Anders is het te anoniemerig afgekort. Noem zijn naam voluit, zodat een eerbetoon beleefd is.

Moedig

Ik ga nog even terug naar dat 1902, om dan een middelbare school voor meisjes op te willen richten. Dat is heel vroeg en heel modern. Wilhelmina is een jonge vrouw voor in de twintig, vrouwen hebben geen stemrecht en zijn in de huwelijkswetgeving ondergeschikt aan hun man, de samenleving is doortrokken van het christendom dat een vrouw vooral als echtgenote en moeder ziet, en dan vindt déze dominee dat jonge meisjes toegang moeten hebben tot een opleiding. Wat een man. De moed om tegen de stroom in te roeien.
Het CAS groeide uit tot iets groots, en dat heeft de dominee niet helemaal meer mee mogen maken. Hij stierf in 1915, middenin de Eerste Wereldoorlog, in Den Haag. Volgens zijn wens werd hij gecremeerd op begraafplaats Westerveld; cremeren was toen modern. Wat een heerlijke eigenzinnige man, tot op het laatst. Ja, zulke verhalen moeten ook verteld worden over het koloniale verleden.

Was u ook op school in Indië of kent u de verhalen van uw ouders? Schrijf het op. Dan bewaart u de herinneringen voor de toekomst.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

CAS

Ga naar de bovenkant