Indische schrijfschool

Eddie Samson: ‘Ik ben 100% Indo, Indisch’

Eddie Samson (1934-2024) is deze week naar de hemel vertrokken, las ik, en dat raakte me. Omdat ik hem in 2015 ontmoette en onder de indruk raakte. Hij woonde tien in Soerabaja, nadat zijn vader had besloten dat het gezin Warga Negara werd. Hieronder zijn portret, dat ik overneem uit mijn boek over HALIN.

Zorg voor het verleden

Eddie Samson is een uitzonderlijke man. Hij spreekt snel, geconcentreerd en met kennis van zaken over het Nederlands erfgoed in Indonesië. Daar zorgt hij voor als Indische man. Zorgen voor het verleden is belangrijk voor hem. Weten wat geweest is, dat in ere houden als het goed was. Van het slechte lering trekken, dus kritisch durven zijn. In die zin is hij activist en daardoor werd hij een plaatselijke beroemdheid. Indonesische kranten schrijven regelmatig over hem en over zijn betrokkenheid bij voormalige koloniale gebouwen, begraafplaats of boeken.
Eddie spreekt even vloeiend Indonesisch als Nederlands en heeft overal een opinie over. Nederland, het land waar zijn hart naar uitgaat, heeft hij nooit gezien. Aan de muur van zijn huis hangen drie portretten in een lijstje: koningin Wilhelmina, koningin Juliana en koningin Beatrix. Drie vorstinnen, die voor Eddie elk het gezicht van dat verre land zijn.

Hoop, geloof en liefde

Het gaat om de juiste mentaliteit, legt hij uit. Heb je die dan red je het. Wat er ook gebeurt. Wat hemzelf betreft: ‘Je mag niet zeggen: “dit is mijn lot”. Het leven is een strijd, Je moet dus strijden, je moet actief zijn. Je moet daden bij de woorden doen. Je moet hoop, geloof en liefde hebben. De maker daarboven wil dat zo: je moet doen, je gedrag en je woorden moet één zijn, dat moet in overeenstemming zijn met je verlangens. Je kunt niet gaan rondhangen en naar Nina Bobo luisteren, dat is gemakzuchtig. Veel mensen zijn zo. Ik niet.’

‘Alles voor de Indo, ja’

Met die mentaliteit leeft en werkt Eddie. In zijn dagelijks leven, waar hij zijn gemoedsrust moet zien te bewaren. In zijn werk voor de Indische verenigingen en voor het koloniaal erfgoed in zijn stad. Het verleden, dat bestaat en het bestaat niet voor hem. Hij weegt het hardop tegen elkaar af. Enerzijds is het voorbij: “Al is al. Soedah. Een streep eronder.’ Anderzijds, ja, anderzijds is het niet vergeten: ‘Je kunt ervan leren.’ Want de kinderen van Indische mensen die Warga Negara werden, moeten weten wat hun afkomst is.
Eddie: ‘Wij leven hier in Indie als de laatste der Mohikanen. Straks zijn we er niet meer. Zeg over tien jaar, twintig, dan zijn er geen ouders meer die vragen kunnen beantwoorden. Het gaat verloren. Dat doet wel pijn hoor, dan kunnen wij niets meer vertellen. Ze zeggen gemakkelijk: ‘Mijn vader is peranakan-Indo, maar echt begrijpen kunnen ze dat straks niet meer.’ Iets of meer dan iets, blijft wel bewaard in Bureau De Indo. Dat is het tijdschrift van de Indische Vereniging waar Eddie lid van is. Elke drie maanden verschijnt het blad. Ze hebben bijeenkomsten. ‘Alles voor de Indo, ja.’

100% Indo

Eddies vader, Johannes Alexander Samson, bezat het Nederlands paspoort en was Nederlander. Zijn moeder Femina Koraag ook. Maar toen zijn vader op 17 september 1951 Warga Negara werd om zijn pensioen te kunnen behouden, werden de anderen dat ook. Zo waren de regelingen. Eddie begrijpt de regeling, maar heeft bezwaar tegen de uitvoering: ‘De namen van mijn moeder en mij komen niet voor op de optieverklaring. Ik was minderjarig en kon niet zelf beslissen. Uit onwetendheid heeft mijn vader in 1951 of 1955 mijn paspoort en dat van mijn moeder ingeleverd bij het Nederlandse consulaat in Soerabaja.
Dus ik ben zeker niet uit eigen wil Indonesiër geworden. Daarvoor heb ik nooit gekozen. Ik ben in merg en been, ook met het bloed en lichaam 100% Indo, Indisch. Ik ben westers opgevoed, mijn omgeving, cultuur, school, opleiding, werkkring waren en zijn Nederlands. Maar door het opteren van mijn vader werd ik als minderjarige Indonesiër.’

‘Toen dacht ik wel,
was ik maar donkerder’

Hij heeft een roerige tijd achter zich liggen, dat moet hij beamen. De oorlog, de Bersiap, Nieuw-Guinea, alles heeft hij meegemaakt. ‘Je had periode één,’ doceert Eddie, ‘dat was voor de oorlog. We waren allemaal Europeanen, of we nu Engels waren, Duits, Hollanders. Toen kwam periode twee, dat was de Japtijd. Dat was een slag. Mijn vader moest in de gevangenis, ik moest werken in de gaarkeuken. Het duurde tot en met 1945. Omdat ik blank ben, was dat voor mij niet zo veilig om op straat te lopen. De buren hield zich liever afzijdig. Toen dacht ik wel, was ik maar donkerder. Dan krijg je de derde periode. De revolutie, de Bersiaptijd. Mijn vader werd opgesloten en afgeranseld door de pemoeda’s en ook mijn moeder en ik werden opgesloten. We zijn door de Engelsen bevrijd. Tijdens de oorlog zijn we alles kwijtgeraakt. Een rijwiel, kunst, schilderijen, waardevolle boeken en antieke collecties en onze Philips radio. Ik kon drie en half jaar niet naar school gaan.
Komt periode 4, toen ging ik weer naar school, een leuke tijd. Ik was geliefd bij de meisjes. Ze vonden me galant. Stout met meisjes was ik nooit. Als ik verliefd was, dan voelde ik me blij als ik haar een hand mocht geven. Maar de HBS werd gesloten, die heb ik niet kunnen afmaken. Toen ben ik gaan werken.’

Kippetje achterop

Daarmee kwamen er inkomsten. Geld. Eindelijk, voor het eerst na al die benauwde jaren, de kans om zelf te beslissen, om het leven vorm te geven. Ondanks de pesterijen van Indonesiërs omdat hij zo licht was en de moeilijkheden die dat op het werk opleverde. Hij bleef anders, want hij had Nederlands bloed. Zijn generatiegenoten maakte hetzelfde mee.
‘De meeste jeugd was toen kapot,’ zegt Eddie nuchter. ‘We waren bang voor de toekomst, dat is door de Jap gekomen. We wisten niet wat we met het leven aan moesten, dus toen ik begon te verdienen… het was of er een paard van de stal was losgekomen… Ik kon kopen wat ik wou. In die tijd begon ik te roken en te drinken. Bier. Soms borrels. Dat was erg duur. Ik kon het betalen, maar aan het eind van de maand was het altijd nul. Ik had een fiets en vaak een kippetje achterop, een meisje. De jongen was de haan. Djago.’

Oorlog

‘In die tijd was ik de eerste voorrijder bij de motorclub Soerabaja. Dat vonden ze wat, een kleine man op zo’n grote Harley Davidson, dat trok de aandacht. Na vier, vijf jaar ben ik daarmee gestopt omdat ik steeds duizelig was en vaak donkere vlekken voor mijn ogen zag. De stabiliteit was er niet meer. Dat komt als je niet genoeg slaapt. Je krijgt misselijkheid en koortszweet. Zo maken de meeste mensen een ongeluk.’
En hoe dat kan, niet genoeg kunnen slapen? Dat komt door alles waarover Eddie zwijgt. Wat hij als jonge jongen heeft moeten doorstaan in oorlog en Bersiap.

Sinds Nieuw-Guinea werd overgedragen aan Indonesië, heeft hij geen last meer gehad van discriminatie, vindt hij. Dat hij toevallig wat blanker is dan anderen, maakt niet meer uit, zegt hij. Hij is en blijft ‘Indisch in hart en nieren’, dat zeker. Nederlands? ‘Dat is een paspoort kwestie.’ Die heeft hij vaak willen oplossen. Twee keer vroeg hij een visum aan om naar Nederland te mogen gaan. Twee keer werd hij geweigerd. Een smeekschrift aan koningin Juliana ook. Hij probeerde als verstekeling Indonesië te verlaten, maar ook dat mislukte. Nu heeft hij er meestal vrede mee op een filosofische manier: ‘Mijn moederland is in handen van Indonesiërs, Holland is en blijft mijn vaderland.;

Hollands voetbal

De laatste jaren is Eddies leven overzichtelijk. Elke dag staat hij om 5 uur ’s morgens op. Dat gaat vanzelf tot de moskee In de buurt. Dan wandelen. De krant lezen, baden, schrijven, bezoek. s Middags een uur slapen, dan baden, koken en dan is het alweer avond:
‘Als er voetbal is, zit ik de hele tijd voor het scherm. Ik ben gek op Hollands voetbal. Ik ken de voetbalwereld uit mijn hoofd. Soms bel ik Holland ook op met een telefoonkaart die ik gekregen heb. Ook mijn kennissen in Australië en Amerika. Je moet de mensen blijven volgen. Dan ben ik om vier uur weer wakker. De tijd gaat verbazend snel, vooral als je erg druk bent.’

Romantisch

Je moet wat van het leven maken, vindt Eddie. Ondanks wat er op je pad komt. Geldt ook voor de liefde:
‘Vroeger was ik altijd verliefd. Als een meisje vrij was, kon je dat zien, want dan droeg ze vlechten. Had ze twee vlechten, dan was ze ongetrouwd, dus dan mag je een kans wagen. Een vlecht voor en een vlecht achter, dan is ze verloofd. Je mag nog een kans wagen. Heeft ze twee vlechten voor, dan is ze getrouwd. Klaar.’ Hij is nog romantisch, ook in zijn huwelijk. Zijn echtgenote is Javaanse en dat was eerst moeilijk: ‘De Javaanse vrouw, vergeleken met een Hollandse is heel verschillend. Ze zijn niet zo romantisch als Indische jongens. Ik kan haar wel een zoen geven. Dat wilde ze vroeger niet uit verlegenheid, later wel, toen was ze verindischt. Samen hebben ze vier kinderen, de twee uit Eddies eerste huwelijk brengt ze met liefde groot. Geen van de kinderen spreekt Nederlands: ‘Ze hebben dat nooit geleerd op school. In de omgang Nederlands spreken was taboe voor ze. De leerboeken waren in de Indonesische taal. Ik zou wel willen dat ze Nederlands spraken, maar dit is een andere generatie. Het is te laat en nu kan het niet meer.

Rijk aan verleden

Te laat, maar niet voor de gebouwen uit de Nederlandse tijd. Met anderen werkt Eddie voor het behoud van het verleden in Indonesië. Wat geweest is, hoeft niet meteen afgebroken te worden. Bewaar het toch, denkt hij, bewaar IJssalon Zangrandi, het oude station Goebeng, het graf van journalist Von Faber en veel meer. De stad is rijk aan verleden en als je dat weghaalt, verdwijnt het fundament. Hij heeft het er druk mee: ‘Ik zit in veel clubs en doe veel radio-interviews, vaak in de uitzending van Suara Soerabaja, de stem van Soerabaja.’

Soms piekert hij en dan slaapt hij nog minder, maar en daarmee praat hij over het piekeren heen sinds zijn dochter ervoor zorgde dat zijn huis ventilatie kreeg, gaat het beter. Hij heeft heus vrede mee dat hij in Indonesië is gebleven. Dat komt omdat hij voor zichzelf duidelijk weet wie en wat hij is: “Indisch wil zeggen dat je hier geboren bent, dat je geen Indonesiër bent in je cultuur. Je gaat met je hart naar Holland ofschoon vanwege mijn band met Suara Surabaya hoor ik 100% hier, ondanks alles. Toen wilde ik graag weg naar Holland. De kinderen? Ze weten wat Indisch is. Ze weten dat vader een peranakan-Indo is, van gemengd bloed, een Indo Belanda, ze voelen niet als Indo, ze weten alleen dat ze Indisch bloed hebben. De kleinkinderen zijn Indonesisch. Ze noemen me Opa. Een Hollands woord. Het komt niet voor bij de Indonesischen. De kinderen noemen me Pappie. In mijn Kampong noemen ze ons Pappie en Mammie. Het zijn een paar Hollandse woorden die hem veel doen. Mijn vrouw spreekt liever Indonesisch, maar wat Pappie en Mammie betekent, dat weet zij ook.

Balans

Dus zo heeft Eddie Samson uiteindelijk een balans gevonden. Hij leeft in het heden en zorgt voor het beste van het verleden. Hij is Indonesisch als het moet en Nederland Nederlands waar het kan voor zichzelf 100% indo, dat telt het meeste.
(Foto’s: Rino Berhitoe)

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe begon zij? Interview met familieverhaal-schrijfster

Irene Zadojko-Houps (66) schrijft het verhaal van haar familie op. En hoe. Verschillende generaties komen voorbij, verschillende takken die in de negentiende eeuw naar Indië trokken, huwelijken, kinderen, oorlog, naar Nederland alles, alles. Straks op 15 december 2024 is de boekpresentatie. Irene en ik werken al een tijdje samen. Tijd voor een interview. Want: hoe begon zij?

  • Hoe ben je eraan begonnen?

Voordat mijn vader overleed in 1999, ben ik al wat stukjes op gaan schrijven omdat ik toen al in gedachten had: ik wil er een verhaal van maken. Dat was begin 90’er jaren. Na zijn overlijden heb ik papieren van hem gevonden, waarin hij zijn levensloop had staan omdat hij dat nodig had voor de aanvraag voor de overtocht. Dat was ook een begin.
Ik had ook informatie van mijn moeder over de oorlogstijd en haar jeugdjaren. Het kwam naar me toe. Dus ik moest er iets mee.

  • Toch ben je het verhaal gaan uitbreiden naar meer generaties, waarom?

Eerst wilde ik het verhaal van mijn ouders en mijn gezin beschrijven. Overzichtelijk. Maar toen kreeg ik de papieren van mijn grootouders van moederskant in handen. Daarin stond ook het een en ander over de geboorte van mijn opa op Menado. Met het doorzoeken van archieven en het afnemen van interviews met de oudere generatie kwam er steeds meer informatie, en zo kon ik verder terug gaan in de familiegeschiedenis.

Naar een medium

  • Omgaan met familiegeheimen hoort erbij, hoe heb jij dat aangepakt?

Irene Zadojko-Houps

Ik ben destijds naar een schrijvend medium gegaan. Daar mocht ik drie, vier vragen aan voorleggen en daarop kreeg hij dan antwoorden door. Toen heb ik aan mijn vader gevraagd of hij tevreden was over hoe ik het verhaal wilde opschrijven. Aan mijn moeder heb ik gevraagd of ze het goed vond dat ik alle details die ik op dat moment over haar leven wist, mocht noteren. En aan mijn twee overleden zussen heb ik andere vragen gesteld. De antwoorden kwamen.
Mijn vader zei: ‘Waar ben je aan begonnen? Wie is nou geïnteresseerd in die oude koek? Maar doe het maar, want ik ben wel trots op dat je het doet, dat je daar de moeite voor neemt.’
Mijn moeder zei: ‘Ik voel nog schaamte. Het waren niet de beste dingen van mijn leven. Aan de andere kant zie ik nu wel in dat dit kan gebeuren zonder dat je het echt gewild hebt. Dus ja, ga maar door.’ Mijn moeder heeft twee buitenechtelijke kinderen gekregen; over hun vaders werd gezwegen. Dat is het Indisch zwijgen.

  • Maar ze gaf toestemming.

Ja. Daarna ben ik echt gaan schrijven. Toen kon het.
Maar ja, ik had ook een gezin, een baan, er kwam van alles tussen. En de schrijfcoach die ik toen had, was niet bekend met het Indische en stelde daar veel vragen over. Ik dacht als ik alles moet uitleggen, kom ik niet verder.

  • En toen kwam je bij mij terecht… maar niet meteen, toch?

Jou had ik al een tijdje in het vizier, ik was bij lezingen geweest op de Tong Tong Fair maar ik durfde niets te vragen. Op een gegeven moment ben ik naar Bronbeek gegaan en daar raakten we in gesprek. Ik was net met prepensioen en ik zei: ‘Nu heb ik de tijd’. En jij zei: ‘Dat is gevaarlijk. Als mensen zeggen dat ze de tijd hebben, komt het er niet van’. Ja, en daarna heb ik je gemaild.
Het laatste jaar zit er enorm veel tempo in. Jij bent de stok achter de deur, omdat we elke maand een afspraak hadden en dan kwam ik weer verder.

“Indischer dan ik dacht”

  • Kleine stapjes en dan… resultaat. Want nu is je familieverhaal bijna af. Hoe is dat voor je, om het te zien?

Heel mooi.
Niet alleen voor mezelf. Wel dat ik het verleden op papier heb kunnen zetten. Het leven van mijn ouders, hun grootouders, en daardoor ook over mijn leven. Eerst dacht ik, het zijn de familieverhalen. Al schrijvende ben ik gaan begrijpen, dat ik Indischer ben dan ik dacht.
Toen ik naar Indonesië ging was dat aanvankelijk als een soort rondreis maar dat liep anders. Ik was het niet van plan, maar ik werd aangetrokken door een kris. Van binnen wist ik, die kris hoort bij mij. In mijn boek vertel ik er uitgebreid over, ook hoe de kris mee naar Nederland kwam. Een oude oom van 90 heeft me erop gewezen dat dit mogelijk een kris is van een Javaanse voormoeder.
Door de kris ben ik eindelijk gaan zien hoe de mystiek in mijn leven aanwezig is.
Vroeger wilde ik er niets mee te maken hebben. Daarna dacht ik, alleen erover schrijven is genoeg. Maar die ervaring met de kris veranderde het. De kris veranderde mij. Ik begreep dat het mystieke ook in mij zat en altijd al gezeten heeft. Nu kan ik het aanvaarden.

De familie

  • Hoe is zoiets voor de jongere generaties in de familie, denk je?

Dat loopt uiteen. Een dochter wil eerst alles lezen voordat ze naar Indonesië gaat. Dan gaat ze op rootsreis. Eerst wil ze in januari een rondreis door Azië maken. Nog niet naar Indonesië. Ik heb neefjes en nichtjes die geen interesse hebben, dat zijn de kinderen van de oom die ik net noemde. Ze zijn hier opgegroeid en weten niets van het leven van hun vader tijdens de Bersiap. Hij heeft een deel opgeschreven en dat mag ik gebruiken in mijn boek. Dus die kinderen lezen straks voor het eerst het verhaal van hun vader. Als ze het lezen. Maar nu hebben ze wel die kans, om meer te leren over de familie, waar ze ook deel van uitmaken. Dat niets-weten zie ik vaker bij de jongere generaties.
Mijn boektitel is ‘Tjoba! Vertel!’ Letterlijk: proberen, vertel. Ik vertaal het naar: Probeer, vertel.. Ik wil vertellen, doorgeven, zodat ook zij weten wat het Indische is.
De meeste familieleden, ook de jongere generaties, hebben belangstelling, en ze komen naar de boekpresentatie. Dat is spannend voor me. Het voelt ook kwetsbaar, om zo het familieverhaal bloot te geven.

  • Dat snap ik wel. Helemaal als je het buiten de familie gaat brengen. Denk je daaraan?

Eerder ja dan nee. Niet alleen omdat ik hoor dat er belangstelling voor is. Ik denk dat ik met mijn verhaal een grotere groep tweede generatie kan bereiken, zodat ze begrip kunnen opbrengen voor het zwijgen over het verleden, door hun ouders. Ieder zweeg om een eigen reden, ieder heeft een eigen verhaal.
Althans, dat zou ik wel heel mooi vinden. Misschien geeft mijn verhaal wel aanleiding om hun eigen familieverleden na te trekken, in zoverre dat mogelijk is. Maar voor het nemen van die beslissing moet ik nog wel over de streep getrokken worden.

Ook een familieverhaal in de pen? Gratis online workshop!
Doe dan mee met de gratis online workshop: Hoe begin ik? En andere hoe-vragen.
De workshop is voor beginners en gevorderden die graag hun familieverhaal op papier willen zetten
Wanneer: maandag 16 september 2024 om 10.00 uur; avond-editie om 1930 uur
Waar: online, na opgave komt de technische informatie zo snel mogelijk naar u toe
Kosten: gratis
Opgeven: via het onderstaande formulier. Daarna komt er een bedankt-webpagina, dan is de mail bij mij gekomen. Ik mail u dan terug en dan weten u en ik: het komt in orde.
Er is beperkt plaats, vol is dus vol. Meer lezen over de workshop? Kan.  Klik en lees hier.

Ja, ik doe graag mee met Know How, schrijf me in:

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Know how. Hoe begin ik? De 5 grote HOE-vragen (gratis workshop)

Hoe begin ik? En wat doe ik erna? Gratis online workshop voor beginners en gevorderden die graag hun familieverhaal op papier willen zetten. Bomvol tips zodat u meteen aan de slag kunt.
Ik kijk nu al naar u uit.

Doet u mee?

De meeste mensen weten niet van zichzelf dat ze het best kunnen: een verhaal op papier zetten. Het is een kwestie van weten hoe het moet, en dan van even ademhalen en innerlijk moed vatten en dan is het een kwestie van doen. Vooral mensen met een Indische achtergrond hebben het vertellers-DNA in zich, en dat hoeft alleen maar de ruimte te krijgen.

Verhalen opschrijven is belangrijk.

Welk verhaal?

  • Van uzelf, omdat uw leven bewaard mag worden. Daar komt vanzelf wat familie in.
  • Of van de familie, zodat de kinderen weten waar ze vandaan komen en op wie ze lijken.
  • Of van uw vader of moeder of overgrootmoeder of van al uw broers of van iemand die u altijd al bewonderde en dacht daar moet een boek over komen.

Dus een verhaal waarvan u denkt: hoe pak ik het aan? Heeft u de goede  know how, dan was u immers gisteren al begonnen.

Ja, ik weet, op YouTube staat van alles aan uitleg, en als u hier en daar rondvraagt, krijgt u allerhande advies. Op zich mooi. Maar is het zinvol advies? Altijd zelf blijven nadenken, vind ik. Mijn tips en adviezen komen uit de praktijk.  Ik steek geen vage verhalen af, maar vertel praktisch zus en zo. En ook wat niet te doen, dat scheelt weer moeilijkheden.

Hier gaat het over

Iedereen die een verhaal wil opschrijven, kijkt vroeger of later naar buiten en denkt: “Ja maar, hoe…” En die zin krijgt op verschillende manieren een vervolg. Hoe-vragen zijn goede vragen, ze hebben iets optimistisch. Hoe… nou zo.
In de workshop ga ik antwoorden geven op de vijf hoe-vragen die ik het vaakste hoor en die, eerlijk is eerlijk, ook belangrijk zijn. Met die antwoorden en de praktische tips die u krijgt, kunt u aan de slag. Kom naar de workshop als u wilt leren wat het antwoord is op deze hoe-vragen:

1 Hoe begin ik?
2 Hoe kom ik aan structuur?
3 Hoeveel tijd kost het schrijven?
4 Hoe vind ik informatie?
5 Hoe maak ik er een boek van?

Als bonus-vraag neem ik mee: Hoe ga ik om met de familie? Dus hoe te interviewen en hoe om te gaan met weerstand en moeilijke reacties.
Erna weet u dus hoe u begint, wat structuur is, u kunt een inschatting maken over de tijd die u eraan kunt of wilt besteden, u heeft iets geleerd over vindplaatsen en hoe u van een document in de computer tot een boek komt. Dus al met al een handleiding hoe van A naar B en dan naar Z te komen.
En u begrijpt, dit komt uit mijn praktijk als schrijfster. Elke keer als ik aan een nieuw boek begin, sta ik ook voor moeilijke Hoe-vragen.

Aan het hart

U en ik voelen hetzelfde als we een verhaal hebben dat ons aan het hart gaat. Het moet móói worden. Dus geen ellende toestanden van een drukker die fouten maakt, of pagina’s die schots en scheef zijn of een boek dat gewoon lelijk is en het ruikt ook zo chemisch.
Het gebeurt allemaal. Ellendig genoeg. Het gebeurt degenen die geen kennis van zaken hebben en die in goed vertrouwen reageren op de eerste de beste website.
Dat wilt u niet meemaken.
En ik wil niet dat u het meemaakt.
Daarom ga ik mijn kennis weer met u delen in een gratis workshop.

Voor wie is het

Hierboven zei ik dat het voor beginners en gevorderden is.  Daarmee bedoel ik: u wilt een verhaal van uzelf of van de familie op papier zetten, maar u bent nog niet echt begonnen. Of wel en u voelt, het moet anders maar ja hoe. (Weer een goede Hoe-vraag). Of u bent halverwege en u voelt aarzeling en twijfel.
Als uw verhaal al bij de drukker ligt, dan heeft u niks aan de workshop. Daar ben ik eerlijk over.

Schrijven of vertellen

Wat ik steeds meer merk, is dat veel mensen het verhaal goed in hun hoofd hebben en het heerlijk kunnen vertellen. Geweldige anekdotes, moeilijke ervaringen, noem maar noem maar, dat ik denk hoe-kan-het (Ja, alweer een Hoe-vraag). Maar dan komt het schrijven.
De ene doet het met wat sturing van mij.
De ander gaat een beetje op slot. Dan komt er een soort opstel. Waar is dat geweldige verhaal nou gebleven? Als u beter kunt vertellen dan schrijven, heb ik ook een paar tips. Dus wanhoop niet. We vullen elkaar immers aan: u heeft het verhaal, en ik heb de know how om zoiets op papier te krijgen, en die heeft u straks ook.

Nieuwe editie

Degenen die al een tijdje de Indische Schrijfschool volgen, weten: deze workshop was er ook in februari. Klopt. En dit is de vernieuwde editie, dus nuttig voor degenen die er toen al bij waren en een kans voor degenen die het niet lukte, want drukdrukdruk. En het kan ook een eerste kennismaking zijn met een workshop online. De schrijfschool bloeit, zeg ik met vreugde.

Is het iets voor u?

  • U heeft een verhaal in uw hoofd maar niet op papier en u denkt maar HOE moet dat toch?
  • U bent zelfstandig ingesteld dus als u weet hoe het moet, nou dan kunt u ook vaart gaan maken
  • U voelt van binnen dat u een soort stok achter de deur nodig hebt, iets meer dan inspiratie

Voor wie is het niet?

  • U denkt iemand anders in de familie kan het ook opschrijven, ik zie nog wel
  • U vindt dat u moet schrijven maar eigenlijk heeft u er geen zin in
  • U heeft popcorn over en u vindt het leuk om naar mij te kijken en popcorn te eten

Dus het is aan u om af te wegen of de workshop voor u belangrijk kan zijn. Ik ga in ieder geval mijn best doen en ik hoop dat u gemotiveerd bent om erbij te zijn.

Doe mee

Wat: Hoe begin ik? En wat doe ik daarna? ? Gratis online workshop voor beginners en gevorderden die graag hun familieverhaal op papier willen zetten
Wanneer: maandag 16 september 2024 om 10.00 uur
Waar: online, na opgave komt de technische informatie zo snel mogelijk naar u toe
Kosten: gratis

Opgeven: via het onderstaande formulier.  Daarna komt er een bedankt-webpagina, dan is de mail bij mij gekomen. Ik mail u dan terug en dan weten u en ik: het komt in orde.
Er is beperkt plaats, vol is dus vol.

Ja, ik doe graag mee met Know How, schrijf me in:

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

 

Veel Gestelde Vragen

Kom ik dan ook in beeld op de webcamera?
Nee, u kunt gewoon in de pyjama blijven. Ik zit voor de webcamera en deel mijn kennis, ook met een presentatie, en u blijft buiten beeld. Wel kunt u vragen stellen via een chat-venster. Of vooraf. Achteraf kan ook.

Ik kan ’s morgens niet. Komt er ook een avond-editie?
Alleen als er belangstelling is, dus mail me vooral.
Is het alleen voor beginners? Ik ben al begonnen.
Dan bent u ook van harte welkom. Alleen als uw verhaal bij de drukker ligt, dan zeg ik: misschien is het zonde van uw tijd.

Kan ik van te voren wat insturen?
Ik lees dolgraag wat u schrijft, maar alleen als we gaan samenwerken via schrijfcoaching. Dan heeft uw werk mijn volle aandacht.

Komt er een replay?
Helaas, neen. Maar als u wilde meedoen en het lukt niet, mail me dan even. Dan vinden we wel een oplossing.

Ik ben niet Indisch. Kan ik dan toch meedoen?
Maar natuurlijk. En ik ben evenmin Indisch, daar ben ik eerlijk over.

Ik heb een hele andere vraag.
Dat kan, mail me die vooral.

Comité NASSI: Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië

NASSI was een noodzaak voor de spijtoptanten. Het is 1960, in het voormalige Indië zijn voormalige landgenoten in de problemen.  Ze willen naar Nederland.  Ik hoorde de verhalen in Indonesië, waar ik voor de Stichting HALIN was. Daar ontmoette ik degenen die warga negara werden, om wat voor redenen dan ook.

Wie waren dat?

  • degenen die hadden gekozen voor de Indonesische nationaliteit en spijt van die keuze hadden, vooral omdat ze behandeld werden als een tweederangs burger, en dat na alle beloften over welkom zijn
  • ouders van jonge meisjes, die zagen dat hun dochters onveilig waren (ik heb de brieven gelezen)
  •  genoeg mensen die destijds geen administratie genoeg hadden want de Nederlande overheid vroeg nogal wat, en na een oorlog had niet iedereen de juiste papieren in een kastje liggen
  • degenen die toen minderjarig waren, dus zelf geen besluit hadden mogen nemen, en nu meerderjarig waren en voor Nederland kozen

Er waren anderen, die bleven. Graag en met genoegen.
Achterblijvers, vertrekkers.

halinEen geschiedenis vol verdriet en hoop en verdriet. De mensen die ik sprak waren gebleven. Maar ik las, weer thuis, pijnlijke verhalen over degenen die wilden vertrekken maar dat niet, of nog niet konden dan wel mochten.

In de jaren na de oorlog stuurden de achterblijvers brieven naar de familie in Nederland: help ons.
Degenen die het was gelukt naar Nederland te komen, vertelden verhalen over angst, ellende en armoede.

Visumaanvragen

In 1959 kwamen er meer dan 13.000 visumaanvragen voor de komst naar Nederland, slechts 2.000 kregen een ja. De rest moest maar zien. De omstandigheden waarin ze leefden werden zwaarder.
Zelfs in de Tweede Kamer werden vragen gesteld hierover.

Ik kwam deze ellendige toestanden tegen toen ik aan mijn boek over HALIN werkte: Hulp Aan Landgenoten In Indië/Indonesië. Hartverscheurende brieven van overzee las ik. Een grote schreeuw om hulp.

Comité NASSI

In een Moesson uit 2016 vond ik informatie van de historische ellende:

  • 1951 radiotoespraak van Hoge Commissaris A.Th. Lamping; hij roept Indo’s op te kiezen voor de Indonesische nationaliteit
  • 1957 Zwarte Sinterklaas: maatregelen tegen Nederlanders, uiteindelijk moeten alle Nederlanders het land verlaten; nationaliseringen van Nederlandse bedrijven
  • 1958 Cees Stolk draagt zijn boekhandel en Drukkerij G. Kolff & Co over en neemt in Nederland contact op met Tjalie Robinson over de situatie van spijtoptanten
  • 1960 grote bijeenkomst in de Haagse Dierentuin en oprichting van Comité NASSI

Foto uit HALIN-boek.

Toen was het Comité NASSI er dus. NASSI: Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië.
Een grote naam, dat ‘nationaal’, het hoorde bij de grote plannen. Druk zetten, Nederland activeren, de Indische gemeenschap hier laten meedoen.
In het Comité zat onder andere journalist Tjalie Robinson. Ik las in Tong Tong (‘Het enige Indische blad in Nederland – trouw – branie -ondernemend’) van 15 juni 1960 wat hij vond. Tjalie schrijft sprankelend Nederlands, een feest om te lezen. En hij is messcherp:

  • Het is merkwaardig, maar vooral verontrustend, dat de zaak van de ‘spijtoptanten’ zich van maand tot maand in een traag tempo kan voortslepen, omdat a. de regering niet van zins of bij machte is krachtiger op te treden, b. het Nederlandse volk (en vooral het gerepatrieerde deel) niet tot groter verontwaardiging en dus groter activiteit te brengen is.
  • Tien jaar geleden werd – mede met het argument dat Nederland zoveel mensen niet bergen kon – door de Regering sterke pressie uitgeoefend op tienduizenden Nederlanders in Indonesie om het warga-negara-schap te aanvaarden. […]
  • Waarde lezers, met geloven alleen, dat ons bestaan in Holland verzekerd is, komen we er niet. We zullen er voordurend strijdvaardig voor moeten zijn. En als wij geen strijdvaardigheid kunnen opbrengen, zelfs ‘maar’ voor een zaak als die van de spijtoptanten, dan is het met onze toekomst slecht gesteld. […]
  • Stuur adhesiebetuigingen. Organiseer plaatselijke acties. Ajo, bangoen! Tong-tong! Tongtong! Tong-tong!

Spijtoptanten

Het ging om duizenden en duizenden spijtoptanten.
Tot ze hier waren, was er steun nodig. Geld, om pakketten te sturen. Bij Tong Tong stond de beroemde Bruine Bus, waarin muntjes en meer welkom waren.
Het Comité NASSI gaf niet gauw op. Er kwamen acties, medewerking aan televisieprogramma’s en veel, heel veel publiciteit in Tong Tong.
HALIN en het Comité richtten het Visumadviesbureau op, dat later het NASSI-adviesbureau werd. Ook hier: praktische steun. En ook netwerken en druk zetten in de wandelgangen. Alles moest indirect en voorzichtig, gezien de delicate verhouding tussen Nederland en Indonesië.

Het is onvoorstelbaar wat een werk het geweest moet zijn. En ook wat een moed er was om het tegen de regering op te durven nemen. Te blijven hameren op verruiming van de spijtoptanten-regelingen, in woorden, in affiches, in beelden.
En het hielp.
Golf na golf ‘repatriëringen’ bereikte Nederland, wat een vreemd woord is: velen hadden hun geboorteland moeten verlaten, en zagen Nederland voor het eerst. Pas eind jaren 1960 werd de regeling die verruimd was, weer gesloten.

Ja, er kwamen verruimingen, maar nooit voldoende. Nog altijd leven er mensen daar, die eigenlijk liever hier hadden willen zijn. Ik heb ze in Indonesië ontmoet, hun hand geschud, naar hun leven gevraagd. Een deel van de gesprekken kwam in mijn boek over HALIN. En ik weet: de ouderdom komt met de gebreken, ook daar. Dan is er geld nodig om te helpen. Ik ben donateur van HALIN.

De geschiedenis is nooit af. Hoe werkt dat door in een familie, als een vader of moeder als spijtoptant het geboorteland moet verlaten? Het moet een koffer vol emotie zijn: wrok, om het dankbaar moeten zijn, verdriet om het verlies van wat eens het eigen land was, en ook wat Tjalie zo goed zei: nooit vanzelfsprekend voelen hier in Nederland te horen.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Over het Indo-Eenheids Verbond in 1954

Het Indo-Europees Verbond (IEV) had anno 1954 zich aan het jonge Indonesië aangepast. Een nieuwe naam. Een nieuwe missie. In de kop van het verenigingsblad Onze Stem staat: ‘Gabungan Indo Untuk Kesatuan Indonesia’. De betekenis: ‘Indo Vereniging voor Indonesische Eenheid’.

1954

Ik las het juni-nummer uit 1954, gedrukt op slecht papier. Het moest goedkoop. Dat 1954 is een lastig jaar. Indonesië zelfstandig, jawel, maar een jonge staat, nog maar een handvol jaren geleden was dat alles er: oorlog, bersiap, die politionele acties, de ontbinding van het KNIL, het lag bij alle blijvers in het geheugen.
Zij bleven in een nieuw land dat tegelijkertijd hun geboorteland was. En toch anders. Geen wonder dat de vereniging nog altijd bloeide. Veel mensen probeerden te wennen aan de nieuwe staat, de nieuwe tijd, de nieuwe verhoudingen.
Hier is dit andere IEV aanwezig volgens het blad:

  • Afdelingen en correspondentschappen in Balikpapan, Bandjarmasin, Bandung, Bogor, Djakarta, Djatiroto, Modjokerto,Kapang, Lirik, Palembang, Pendopo, Pontianak, Sabang, Semarang, Surabaja, Makassar, Sragi, Muntok

Soms is de afdeling groot, zoals in Bandung, waar zelfs verschillende commissies werkzaam zijn zoals de Commissie Sociale Zorg (L. Hermsen en P. Spangenberg) en de Commissie Jeugd-zaken (F.A.H. Herst en B.F. Rudolph). Die sociale zorg zit ook in Semarang (Mevr. L. Palmen- Worthington en mevr. L. Hardy) en in Surabaja (F.E. Jaspers). Er zijn ook correspondentschappen met een enkele naam en adres: In Makassar is dat R. van Raalten, Djl. Dr. Ratulangi 156.
Het maakt op mij een indruk van een zekere eenheid, mensen die noodgedwongen naar elkaar omzien. Want zij zijn, zoals de vereniging dat noemt: Indo. En vaak, maar niet altijd, Indonesisch staatburger, Warga Negara. Het ene is etniciteit, het andere is nationaliteit.

Perkara

Juist deze jaargang bevat een discussie over het gaan of blijven en wat dat betekent. Het is bijna een perkara over mentaliteit. Natuurlijk zijn daar verschillen in. Zie maar eens te wennen aan het Indonesisch zijn, als voorheen de banden met Holland juist hoog stonden aangeschreven.
De discussie bestaat vooral uit twee stukken, die voor de leden herkenbaar moeten zijn geweest; anders werden ze immers niet geplaatst.
Ik zal uit beide stukken citeren.

Eerst rept het openingsartikel onder de titel ‘Eenheid’ over een nieuwe verdeeldheid, want er zijn tegenwoordig: ‘3 afzonderlijke groepen, nl. de Indo-W.N., de Indo-Nederlanders en de Indo-Staatlose.’ Dat is dus al een probleem.
Nu het eerste stuk, getekend door ‘Uw Ketua’. Het is een soort colum, gezellig en persoonlijk ‘van hart tot hart’, zoals het heet. Gaandeweg verandert de sfeer.

  • Ik zat, als vele anderen op een bankje bij de Lurah te wachten om één of andere surat keterangan te halen.
  • Plotseling zag ik een bekend gezicht! Hij was vroeger Hoofdcommies bij mij op kantoor geweest. Ijverig, serieus, punctueel, ervaren, kortom, alle contouren van een goede administratieve kracht.
  • Omstreeks eind 1948 was hij met 4 andere Indo-ambtenaren bij mij geweest om mijn mening te horen over het Indonesisch staatsburgerschap dat in de nabije toekomst zou komen.

Na dit gesprek lijkt de voormalige Hoofdcommies ook te willen blijven. Nu ligt het anders. Het gesprek ontvouwt zich:

  • Toch beluisterde ik een klank in zijn stem die er vroeger niet ingezeten had. Was dit een meer joviale toon wegens het wegvallen van vroegere dienstverhoudingen? Neen, er zat meer in. Dit was vriendelijkheid van iemand die zich verre superieur voelt, maar het niet zo direct wil laten merken.
  • En toen begreep ik het al: “Hij is NEDERLANDER.”(met hoofdletters).
  • Ik zweeg en dacht: “Kom jij dan maar over de brug”.
  • En hij kwam dan ook, prompt. Hij kon het niet laten eenvoudig.
  • Hij: “Ik ga naar Holland” (Zijn gezicht straalde).
  • Ik: “Zo? Vroeg gepensionneerd?”
  • Hij: “Ja, Ik heb 500 gulden pensioen in Holland als kantoorhoofd. Boleh!”

De schrijver overdenkt bij zichzelf de vreugden van Holland: kou, winterhanden, zware winterkleding, de duurte van het dagelijks leven. Maar dit zeggen? Nee.
Ook niet als de nieuwe pensionado zich laat gelden tegenover de lurah en zegt: ‘saja pulang kenegeri’, dat hij naar huis gaat. Maar die uitspraak geeft wel ‘andere overpeinzingen’:

  • Dit is het soort Indo dat onze opneming In de Indonesische samenleving van dag tot dag bemoeilijkt. Als een Nederlander-totok van zich zelf zegt ‘saja pulang kenegeri’, dan zal geen Indonesiër daar iets bij denken.
  • Maar als zo iemand met de tjap van vele Indonesische voormoeders op zijn gezicht en de krul van sambal-trassi-smuller om zijn mond van zichzelf beweert ‘saja pulang kenegeri’, dan kan het niet anders of ieder die het hoort denkt bij zichzelf: ‘Zie je nou wel dat die lui geen snars om hun geboortegrond geven.’
  • En met ‘die lui’ worden wij dan vereenzelvigd, want… wij zijn ook Indo’s.
  • Nu was mijn weemoed betul-betul foetsie, ik dacht bij mezelf, ga dan maar vlug.
  • En deze gemoedsstemming heb ik hem een spoedige en een voorspoedige reis toegewenst.
  • Hij zal er niks van hebben gemerkt, want hij was nog vol van zijn glorierijke moment.

De reactie

In september verschijnt een reactie hierop van ‘een donateur’. Deze herkent de situatie, schrijft hij of zij, en in een lang betoog valt een veelzeggende ervaring op, gestuteerd in de tweede helft van 1949.

  • Bij een halte stapte ik op de bus, welke ging in de richting van het Commissariaat der Nederlanden, tegelijkertijd met een Belanda-Indo van naar schatting een goede vijftig. De handen vol paperassen, uit zijn jaszakken staken gewichtige dienstenveloppen.
  • Blijkbaar zag hij in mij, grijzende totok met militaire houding, een 100% koloniaal type, die hij vertrouwen kon, een mede-anti-Indonesiër.
  • Hij begon met: “Hebt U ook zoo’n last met Uw papieren voor Holland?”
  • Ik snapte dadelijk, dat deze man er een was van hen, die weg wilde.
  • Maar ik wilde hem eens uithoren en zei: “Ik, met mijn papieren voor Holland? Wel, ik helemaal niet.” Ik voelde dat mijn medeppassagier dacht: “Och die wordt natuurlijk weer voorgetrokken”, maar ik zweeg.
  • “Waarom u niet en ik wel?”
  • Ik vond het toen welletjes en zei droogjesweg: “Wel om de heel eenvodige reden, dat ik niet naar Holland ga, maar kalmpjes en lekker hier blijf.”
  • Met verbaasde ogen keek hij mij aan.
  • “Blijft U hier?” zo liet hij zich uit, “Wilt U hier onder zo’n Sukarno staan?”
  • Op mijn wedervaag: “Ja, waarom niet”, draaide hij zich van mij af met een: “Nou IK niet!” en negeerde verder zo’n Hollander.

Verder gaat het betoog over aanpassen en ‘je geboorteland’, waarvan de donateur zegt:

De toestanden en verhoudingen in deze jonge, nieuwe Staat zijn nog niet volmaakt, kunnen niet in eens volmaakt zijn, alles moet groeien en de Indonesiër zelf is ook nog lang niet weer in evenwicht, na alle schokkende gebeurtenissen welke sinds 1942 over hem heen zijn gegaan. Van hem te eisen of te wachten dat hij volmaakt is, terwijl wij hetzelf niet zijn, is wel wat al te veel. Er moet hier veel slijten en vergeten worden en daar is tijd voor nodig.

En die regels komen toch akelig binnen. Want ja: die ‘schokkende gebeurtenissen’ waren er geweest voor beide kanten, en leven in hetzelfde land met nieuwe verhoudingen.. Er was veel dat moest slijten. In een oorlog sta je tegenover elkaar en nu… moest je een plaats naast elkaar zien te vinden. En niemand wist hoe.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Warga negara: de drie zusjes bleven hopen

zusjes

Warga negara is een term met emotie, voor de meesten. Warga negara zijn degenen die Indoneisch staatsburger werden. Uit vrije keus. Uit overtuging. Omdat ze minderjarig waren en hun ouders die beslissing namen. Of omdat er een oude moeder of vader was die beslist niet weg wilde en wat doe je dan.
Iedereen had een eigen reden. Iedereen een eigen levensverhaal.

Nette armoede

In 2008 ontmoette ik Betty, Lenny en Thea Kalshoven. We spraken elkaar in Jakarta, de stad die voor de zusjes altijd Batavia blijft. Indische zusjes met een familieverhaal. Thea was als oudste wat bedachtzamer, de andere twee wat onstuimiger in hun manier van praten.
Op de foto ben ik druk aan het schrijven. Van ons gesprek zal een interview komen, en dat staat in het boek over de Stichting Halin. Ze zijn arm. Speciaal voor onze ontmoeting droegen ze hun netste kleren. Ik zag wat slijtageplekken aan een kraagje en dacht: hoe lang al doen ze met deze kleren? Het is nette armoede, van het soort dat trots laat zien.

Ik kan me nu wel voor de kop slaan dat ik het gesprek niet heb opgenomen. Of gefilmd, dat was nog beter geweest.

Nederlands spreken

Thea van Kalshoven

De zusjes spreken met elkaar Nederlands, zo houden ze de taal bij. Nederlands blijven spreken in Indonesië is best moeilijk, legden ze me uit, je moet er je best voor doen. Keer op keer vertellen ze elkaar – en mij nu ook – hun familieverhaal: over hun grootvader Oscar Ellinger die fabrieken en grond bezat in Oost-Java. Een vermogend man. Hij trouwde met Rasmani, zij kwam van Madoera. Een prinses. Hun dochter werd de moeder van de zusjes. Zij trouwde met een Hollander. Dat was de vader van de zusjes.

De oorlog slaat ook hier diepe wonden. Opa dood, vader weg – later blijkt dat hij onder druk heeft getekend voor het staatsburgerschap. Dat weten de meisjes niet. Ze hebben het moeilijk genoeg. Moeder wordt ziek en Thea moet als oudste zorgen voor de anderen. Moeder sterft, vertelt Thea:

“We sliepen vaak op het graf van moeder, dat was tenminste koel. Nee, we waren nooit bang. het was toch onze eigen moeder, onze eigen tuin?”

Zo lopen de familielijnen in het kort. En zo zijn ze Indonesisch geworden.

De familielijnen zeggen dat Betty, Lenny en Thea na het overlijden van hun vader de erfgenamen zijn van opa Oscar. Dat is een gedachte vol troost. Met geld kunnen ze elk hun huis laten opknappen, bijvoorbeeld. Het gaat niet om luxe. Hoewel een dak dat niet lekt, ook een vorm van luxe is.
Er is alleen dat ene probleem: de bewijzen dat ze erfgenaam zijn.

Niemand heeft genoeg opgeschreven. Ze kunnen niets bewijzen. En geen bewijs betekent: geen geld. Dus leven de zusjes in hoop. En met de toelage van de Stichting Halin. Ze hebben kinderen, maar ja: die hebben ook een eigen leven. En die zijn ook meer Indonesisch, dus ze weten niet veel meer van vroeger. Misschien liggen de papieren in Holland, zeggen ze, maar kom daar eens achter. En dan heb je nog de procedures.

Wat doe je eraan?

Lenny: “We moeten bewijs hebben. Dat is er niet meer door de oorlog. Er zijn getuigen die verklaren dat wij de gerechtigden zijn, omdat wij de nazaten van de oorspronkelijke eigenaar zijn. Getuigen als de chauffeur van Opa. Eigenlijk is dat genoeg maar in Indonesië is dat niet zo. Hier heb je voor bewijzen geld nodig.”

En precies daaraan hebben ze tekort. Gelukkig krijgen ze steun van de Stichting Halin. Dan nog is het puzzelen om uit te komen. En de kinderen? Betty woont alleen: “Ik wil geen last zijn voor de kinderen, ik vraag nooit iets aan mijn kinderen. Ze moeten zelf een leven opbouwen en voor hun kinderen zorgen.”

Dromen

Het was voor mij een moeilijke middag. Ik voelde het belang van hun droom over dat geld. Dromen geeft hoop, en hoop doet leven.  Juist als het dagelijks bestaan moeilijk is, heb je iets nodig om naar uit te kijken. Iets dat alles goed maakt, of in ieder geval veel. En dat was voor deze drie zusjes de erfenis van hun grootvader.
Ik ken de archieven in Nederland een beetje. Dus ik zei niets over mijn indruk van de onhaalbaarheid van het plan dat ze hadden. Ik stelde vragen, luisterde en knikte. Wat ik anders kon doen, weet ik nog altijd niet. Hun herinneringen nam ik serieus, en ik zag ook de troost die ze ontleenden aan dat plan van bewijs gaan maken. Want dan… dan…

Eigen weg

halin

Wat ik zei, iedereen die warga negara werd, heeft een eigen levensverhaal. Genoeg mensen die daar naar tevredenheid een eigen leven opbouwden. Of min of meer tevreden. Maar er zijn ook degenen die nog altijd steun ontvangen van de Stichting HALIN. En met de ouderdom komen de gebreken, en daarmee de zorgen. Degenen die ik heb ontmoet, spreken ook graag over familie in Nederland. En dan dacht ik bij mezelf, weet elke familie in Nederland eigenlijk van de familie in Indonesië, vooral van de arme tantes en ooms, ik was er niet helemaal zeker van.

Na al die tijd denk ik nog steeds aan de zusjes Kalshoven en anderen, die ik ontmoette. Helemaal nu het augustus is, een maand met emotie.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe was dat: om KNIL-officier te zijn? (Uitnodiging)

Atjeh-generaal

Eerste rij, derde van rechts: Van Daalen.

KNIL-voorvaders, daar zijn er duizenden van. Hier in Nederland, in Indonesië en elders. KNIL-officieren, daar waren er vanzelf minder van. Maar de lagere rangen kenden weer de hogere rangen.
Soms zegt iemand tegen mij: “Mijn overgrootvader heeft onder Van Daalen gediend.” Dan is het net of ik een oude bekende ontmoet. Iemand met wie ik verbonden ben.

Stamboeken zijn niet genoeg

Steeds meer KNIL-nazaten zijn op zoek naar hun voorvader. Maar ze willen meer dan de stamboeken vol feiten die in het Nationaal Archief liggen. Ze willen hun voorvader een beetje leren kennen. Niet: wat was hij. Wel: hoe was hij. Hoe?

Iemand willen leren kennen als mens.

Dat verlangen voelde ik toen ik aan mijn biografie begon van Frits van Daalen (1863-1930), luitenant-generaal, gouverneur van Atjeh, commandant van het KNIL. Hoe was hij? Hoe is het om KNIL-officier te zijn? Daar, in Indië, in die oude tijd? En dan nog dit: Van Daalen had een Indische achtergrond. Die viel toen op.
Bij zo’n onderzoek kun je niet beginnen met vaste meningen en oordelen. Meteen wat over kolonialisme en racisme gaan roepen sluit de deur voor een dieper begrip van de tijd en de man zelf. Het moeilijke en het heerlijke is: proberen de tijd van toen te begrijpen.

  • Veel bronnen lezen en tegen elkaar afwegen.
  • Brieven lezen van tijdgenoten en uitpuzzelen: wiens belang is hiermee gediend.
  • Naar foto’s staren en die vergelijken met andere foto’s uit dezelfde tijd.
  • Steeds denken: wat ontbreekt hier en waarom.

Grote lezing

Daar ga ik aanstaande zaterdag meer over vertellen, aan de hand van mijn recente biografie. Het wordt een grote lezing met historische beelden. Hiervoor mag ik van de Indische zaal van Bronbeek gebruik maken en u weet: die is prachtig en snel vol. De toegang is gratis.
En er zijn al wat aanmeldingen. Dus… als u zin heeft, wees er dan snel bij. Opgeven is verstandig, dat kan bij mij.

 

HELAAS het zit BOMVOL

opgeven kan niet meer

alleen aanmelden voor een eventuele volgende editie

Ja, ik kom graag naar een latere editie

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Zaterdag vertel ik over de familie van Frits van Daalen, en de druk die op hem gerust moet hebben, vooral als jonge jongen. Ik zeg iets over zijn tijd op de Koninklijke Militaire Academie (KMA): een Indische jongen te midden van talloze roomblanke cadetten. En dan de terugkeer in Indië, de moeilijkheden met zijn broer. En de groeiende vriendschap met Van Heutsz. Daarna zijn ontwikkeling tot de top van de bestuurlijke en militaire samenleving, met alle commentaar van dien uit de omgeving.
Juist door hem op de voet te volgen, begon ik meer van hem te begrijpen. Dat gevoelige. Die gehechtheid aan loyaliteit. Zijn vermogen om trouw te zijn, ook al moest het alleen van zijn kant komen.
En toen ik dat alles begrepen had, begreep ik opeens ook hoe het kon, dat Van Daalen nu geldt als een controversieel militair. Dat beeld kan ik met mijn boek en mijn lezing nuanceren.

Het is een spannend verhaal, zijn leven kan zo verfilmd worden. Maar het is ook een verhaal waardoor we de tijd van toen beter begrijpen:

  • de kloof tussen Den Haag en Kota Radja, tussen civiel en militair
  • het belang van trots en eer voor een man
  • de tegenstrijdige eisen die aan het KNIL werden gesteld
  • En ook die verschrikkelijke en tegelijkertijd geweldige Indische pers, die als een havik achter Van Daalen aanzat, ellenlange artikelen, ook over zijn persoonlijke leven
  • Hoe het historische en het persoonlijke elkaar versterken

Wanneer u een KNIL-voorvader heeft, kan dit dus voor u interessant zijn om bij te wonen. Helemaal nou Maarten Fornerod er ook is, de man die alles kan vinden wat voor anderen verborgen blijft.

Programma
Museum Bronbeek, Arnhem.
Te gast is dan ook Indonesië-expert dr. Maarten Fornerod een interactieve presentatie over archiefonderzoek betreffende militairen in Nederlands-Indië.

1300 uur zaal open
1330-1430 uur lezing Atjeh-generaal – Vilan van de Loo
pauze
1500-1600 lezing “Militairen in Nederlands-Indië: waar vind ik wat?” – Maarten Fornerod

 

Schrijfworkshop voor 65plussers (Den Haag)

Schrijfworkshop voor 65plussers? Jawel. En vrij snel ook nog, het is woensdagmiddag 24 juli 2024 in Den Haag, bij het Indisch Herinnerings Centrum.

Het is eigen initiatief, omdat ik de zomer altijd zo lang en zo leeg vind, er is zo weinig te doen, helemaal nou er dit jaar geen Tong Tong Fair was.
Dus ik dacht: waar heb ik zin in?
En toen kreeg ik dit idee. Een workshop. Leerzaam en gezellig, kan niet beter.

We hebben een hele middag. Heerlijk. U krijgt papier en een potlood, maar als u liever uw tablet meeneemt, is dat ook in orde.
U leert hoe u een verhaal op papier zet, vooral uw levensverhaal. Maar als u aan een familieverhaal werkt, kan het ook nuttig zijn.

Dit gaat u leren

Als u oplet en meedoet dan weet u na afloop:

  • hoe moet u beginnen
  • wat is structuur en hoe kom ik eraan
  • hoe maak ik van mijn verhaal een boek (is niet verplicht)
  • hoe hou ik het boeiend zodat het geen opstel is
  • waar vind ik informatie
  • hoe combineer ik historische informatie met het verhaal
  • wat als u via uw ouders de oorlog meekreeg en u wilt geen slecht woord over ze schrijven, maar ja u heeft er wel schade door opgelopen

Volgens mij zijn de belangrijkste vragen. Ik heb de voorbereiding bijna af, maar…. misschien heeft u ook vragen of opmerkingen over zaken waarvan u zegt: dat hoort er eigenlijk ook bij. Daar ben ik vanzelf benieuwd naar dus: mail mij, alstublieft. Dat kan via het onderstaande formulier. Zo komt de inzending in mijn mailbus en dan geef ik zo gauw mogelijk antwoord.

Heeft u vragen of opmerkingen? Mij mailen kan via het onderstaande formuliertje. Met uw mailadres erbij kan ik u terugmailen.

Ja, ik heb een vraag/ opmerking voor de workshop

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Wat ik dacht

Eigenlijk wilde ik het liefste honderdplussers. Die zijn er genoeg. Maar ik weet ook, ze leven meestal wat afgeschermd en schriftelijk benaderen kan het beste zijn. Plus, niet iedereen heeft vervoer en een Senioren Express zoals de Tong Tong Fair vroeger had, dat zet je niet zomaar op. Dan heb ik maanden voorbereidingstijd nodig.
Dus ik zakte naar 75-plussers.
Daarna kwamen er mails van 65-plussers, of ze óók konden meedoen. Ik bezweek meteen, want als het aankomt op mensen die iets willen leren, ben ik een zwakke zuster.
Dus nu is het voor 65plussers. Zo gaan die dingen.
Maar de honderdplussers laten me niet los.
Stap voor stap, zeg ik tegen mezelf.
Maar iemand van honderd jaar is ook een 65plusser, toch?

Voor wie is het

Deze workshop is voor u:

  • u denkt al tijden ik wil mijn verhaal op papier zetten
  • u heeft informatie maar geen structuur
  • u heeft behoefte aan een duwtje in de rug en dan kunt u verder met uw schrijfproject
  •  u heeft zin in een gezellige middag in de zomer, waar u wat aan heeft, anders gaat u wel naar de Bijenkorf

Voor wie is het niet

  • uw verhaal is al zo goed als af en u wilt dat ik het in de pauze lees (dat gaat niet lukken)
  • u denkt, geinig, ik ga eens kijken hoe ze het doet maar u heeft geen serieus plan
  • u brengt alle kleinkinderen mee wegens het is uw oppasdag, en kinderen krijsen nu eenmaal en rennen doen ze ook, dat vindt u leuk. (Ze kunnen in het café, bedenk ik nu)

Ontmoeten

Zelf heb ik er heel veel zin in. In een zaal is anders dan tijdens een webinar, dat ik meestal geef. Het is even leuk maar dan op een andere manier. Het gevoel van samen-zijn is sterker, want we zijn allemaal aanwezig en we denken over hetzelfde na. En ik krijg onverwachte vragen, die ik ter plekke moet (wil) beantwoorden, dat laat mijn hersens kraken op een fijne manier.
Dus ik hoop u te kunnen ontmoeten.

Voor meer lezen en opgeven:
Alleen bij het Indisch Herinnerings Centrum: klik en lees hier meer informatie
(of kopie en plak de link: https://www.indischherinneringscentrum.nl/agenda/schrijfworkshop-voor-65-plussers
Datum en tijd: Woensdag 24 juli 2024, 14:00 – 16:00
Locatie: Indisch HerinneringsCentrum, in: Museum Sophiahof
Sophialaan 10
2514 JR Den Haag
Ticket: 7,50 euro
Inloop vanaf 13.30 uur
Prijs is inclusief koffie/thee en spekkoek
Toegankelijk voor rolstoelen, rollatoren en scootmobielen.

Ze is niet gek, ze is latah

(De Soendanese vrouw op de foto is geen patiënte.)

Latah, wat is dat? Ik hoorde het woord, ging op onderzoek en smolt van mededogen. Want het is een aandoening, een belastende ook, die vooral bij inheemse vrouwen voorkwam. Bij schrik gaan ze geluiden nadoen en woorden nazeggen: echolalie.

Het beeld

Ik hoorde ook verhalen over: vroeger in Indië mochten we de baboe niet laten schrikken, dan werd ze latah. In romans las ik erover: dat expres laten schrikken, dat plagen, dat pesten, die arme mensen. En in het Geneeskundig tijdschrift van Nederlandsch-Indië van 1895 kwam ik een inzichtgevend artikel tegen: ‘Iets over het zoogenaamde “latah”, een in Nederlandsch-Indië voorkomende neurose’, geschreven door P.C.J. van Brero, dan de tweede geneesheer aan het krankzinnigengesticht te Buitenzorg. Hij schrijft:

  • Onder ‘latah’ verstaat men in Indië een ziektebeeld, waarbij door de betroffen persoon bewegingen uitgevoerd en klanken voortgebracht worden, geheel tegen den wil van die persoon.
  • Deze bewegingen, die worden voorafgegaan door of vergezeld van onsamenhangende klanken of woorden, meestal gebruikelijke uitroepen, ontstaan na voorgedane bewegingen of door bevelen van andere personen.
  • Zij ontstaan eveneens bij het laten schrikken van zulke lijders; soms is een blik, vergezeld van een hoofdbeweging, voldoende, om dezen lijders enkele klanken te doen uitroepen.

Het beeld laat een grote kwetsbaarheid zien. Je bent overgeleverd aan de anderen, die wel of niet voorzichtig met je omgaan.

En mensen zijn soms wreed, ze kunnen er vermaak in vinden om een ander te kwellen. Dat wist ook M.T.H. Perelaer, schrijver van Het kamerlid van Berkenstein in Nederlandsch-Indië (1888). Daarin las ik:

  • “Ik heb nooit van dien toestand gehoord,” betuigde Van Berkenstein.
  • “Toch komt hij niet zeldzaam voor, maar is geheel en al op Java inheemsch. Ik heb wel eens door geneesheeren hooren beweren, dat die ziekte nergens anders aangetroffen wordt. En een ziekte is het werkelijk; want die toestand neemt hand over hand toe, en er komt een tijd in het leven der patiënte, dat de geringste beweging van ieder, die haar ontmoet of dien zij ziet, haar onder den invloed brengt en haar tegen wil en dank tot navolging noodzaakt.
  • Is de ziekte zoo ver gevorderd, dan is zoo’n arm wezen tot niets meer geschikt; want bij de geringste aandoening werpt zij alles, wat zij in handen heeft, al ware het ook een kind, op den grond, om de waargenomen beweging na te bootsen.”
  • “Hoe is de naam dier ziekte?”
  • “Vraagt gij den technischen naam, dan zult gij u tot een man van het vak dienen te wenden. Bij Inlanders evenwel heet die ziekte „latah” . (pag 54-55)

De praktijk

Zo’n man van het vak was dus de arts P.C.J. van Brero, die het artikel schreef. Maar ook hij gebruikt de term latah. Interessant is zijn waarneming: “Deze ziekte wordt in Indie vooral bij inlandsche vrouwen, soms bij Indo-Europeesche, zelden bij mannen en vreemde Oosterlingen aangetroffen.” Daarna beschrijft hij enkele ziektegevallen die hij in zijn geneeskundige praktijk aantreft. Vaak zegt een patiënte dat een moeder of tantes ook latah zijn, er kan dus een erfelijke factor zijn. Het is gissen, geeft de arts toe. Een hard bewijs van ontstaan is er niet.
Nu wat meer uit zijn praktijk. ik citeer uit het eerste ziektegeval:

  • Geval I. Een Soendaneesche vrouw, naar schatting 45 jaar oud, met slappe, fletse gelaatstrekken. Ook het overige onderhuids-en spierweefsel is slecht ontwikkeld.
  • Voorgedane bewegingen en gegeven bevelen worden bijna onmiddellijk nagebootst of uitgevoerd, en daarbij enkele onsamenhangende geluiden uitgestooten. […]
  • Het intellect is goed gebleven; haar beroep, n.l. dat van keukenmeid, oefent zij tot tevredenheid harer meesteres uit, indien zij niet geplaagd wordt, wat nog al eens voorkomt.
  • [..] Haar lijden, dat volgens haar zeggen van ruim een half jaar geleden dateert, schrijft zij toe ontstaan te zijn uit droomen.

De arts zoekt tevergeefs naar oorzaken. De patiënte gebruikt geen opium of alcohol. Alleen rookt ze. Ze is niet hysterisch, lijdt niet aan epilepsie. Haar grootmoeder is ook latah.
Maar op die droom-verklaring gaat hij niet in. Dat is jammer. Eens te meer omdat een andere patiënte het ook noemt.

Het is dokter Van Brero niet mogelijk om precies te verklaren waarom iemand latah is. Het is een verzwakking van de wil, meent hij. Misschien is er een erfelijke factor. En genezen… De dokter meldt: “Een bepaalde therapie schijnt niet te bestaan, ook niet bij de inlanders bekend te zijn.”

Kassian, wat moeilijk. Je weet dat je latah bent, en daarmee kwetsbaar voor anderen. Alleen met wilskracht valt het te onderdrukken, schrijft de dokter nog, maar dat is een probleem apart. Niet iedereen heeft genoeg wilskracht.

Ik ben benieuwd naar wat u weet over latah, misschien zijn er herinneringen of overgeleverde verhalen. Ze zijn welkom in de reacties.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Haar moeder was een njai

Centraal: Djemini en Piet Scholte

De njai staat meer dan ooit in de aandacht. En dat is goed, vrouwen hebben nog altijd een achterstand in te halen als het aankomt op wat ‘vader’landse geschiedenis heet te zijn. Liever zeg ik: Nederlandse geschiedenis. Of: nationale geschiedenis.

Een ander woord voor njai is muntji: de vrouw die in de kazerne de concubine werd van een militair. Dat woord gebruikt de Indische schrijfster Lin Scholte (1921–1997) in haar autobiografische Anak Kompenie, wanneer ze over haar moeder Djemini schrijft. Na een mislukt huwelijk ziet Djemini een nieuwe kans. Lin Scholte:

  • Intussen dook er een Inheemse sergeant op. Hij heette Radian en was ‘gelijkgesteld’; dit was mogelijk geweest door uitzonderlijke dienstprestaties.
  • Een gelijkgestelde Inheemse onderofficier genoot dezelfde privileges als zijn Europese collega. Zijn bezoldiging lag aanmerkelijk hoger dan die van zijn Inheemse ranggenoot, al was deze niet dezelfde als van zijn Europese collega.
  • Radian was een aanmatigend persoon, want hij sprak Nederlands.
  • Hij maakte werk van Djemini; wachtte haar op de meest onverwachte plaatsen op en vroeg haar om met hem uit te gaan.
  • Meer dan ooit vreesde ze de tong van haar buurvrouwen. Daarom weigerde ze op zijn voorstellen in te gaan.
  • Maar Radian liet zich niet afschrikken. Hij zei haar tot zijn muntji te willen hebben om later in de kerk met haar te trouwen, want hij was Christen. Hij beloofde haar koeien met gouden horens. […]
  • In Radian zag ze haar uitkomst en dus ging ze met hem mee.
  • In tangsi Djagalan in Weltevreden werd ze officieel ingeschreven als Radians huishoudster.

Maar Radian valt tegen, in alle opzichten: ‘Radian was een despoot, hij was gierig en grenzeloos jaloers. Hij duldde geen tegenspraak, ook niet als zijn opmerkingen haar familie golden. Hij schepte er een sadistisch genoegen in haar te kwellen.’

Djemini besluit hem te verlaten en dat doet ze.

Ijzeren wil

Dat ze deze ijzeren wil heeft, komt deels door haar karakter en deels door de voorbeelden die ze in het kazernecomplex ziet: tangsivrouwen.
Intimiderende vrouwen: ‘De tangsivrouw was een Kenau die korte metten maakte, even rap met haar tong als met haar nagels. Terwijl haar stemgeluid in kracht en octaaf-bereik toenam met de groei van haar kindertal.’
In soldatenlectuur kom ik deze vrouwen ook tegen, als degene voor wie man en kinderen bang zijn. Zij heeft dan de informele macht in handen. De macht in het gezin.
We zijn dan aan het begin negentiende eeuw en even erna, de tijd waarin Djemini een volwassen vrouw werd.
Ze heeft genoeg van relaties.

Blanda-man

Dan vraagt een zekere Piet Scholte haar uit: ‘Hun uitgaansavondje werd door meerdere gevolgd, tot die ene keer het ‘hoge woord’ aan Piet ontsnapte, en hij haar vroeg, of ze met hem ‘mee wilde’ als zijn muntji.’  Djemini’s moeder ziet dit helemaal zitten, maar Djemini niet en met goede redenen:

  • De blanda-man hield doorgaans veel van de ‘vierkante pot’, en was vaker ‘mabok’ dan hun muntji lief was.
  • Bovendien sloegen ze de vrouwen evengoed als de mannen van haar eigen ras het deden.
  • Tenslotte gingen de blanda’s vroeg of laat toch terug naar hun land en lieten hun muntji’s zitten.
  • Met of zonder kinderen.

Onder druk van haar moeder gaat ze toch akkoord met het verzoek: “Als het haar bij hem niet beviel, kon ze immers altijd nog weg.’

Nuance

Het verhaal van Djemini en van andere vrouwen in de tangsi tekende Lin Scholte in de jaren ’60 van de vorige eeuw op. Ze wilde haar ervaringen delen, die ingingen tegen het negatieve beeld van de tangsi dat gemeengoed was geworden.
De geschiedenis herhaalt zich. Nu zie ik dat er over de njai vooral in termen van slachtoffer wordt gedacht. Dat is eenzijdig. Iedereen als slachtoffer beschouwen is verkeerd. Zoek de nuance, begrijp de verschillen, leer te zien hoe machtsongelijkheid en zelfstandigheid naast elkaar kunnen bestaan.
Dat is de puzzel van het verleden die we moeten zien te leggen.

Vrouwenwereld

In de tangsi groeide Lin Scholte op, in deze wereld vol vrouwen. Ze leerde er wat haar rijkdom was: ‘Naar het zo uitkwam, kon Linda dan ook volkomen totok-zijn onder totoks, Javaanse onder Javanen en Indische onder de Indischen in haar denken en spreken.’ Drie culturen dus.

Die vrouwelijke lijn boeide me meteen toen ik het werk van Lin Scholte las. Haar belangrijkste romans heb ik kunnen bundelen met een uitgebreide biografische inleiding. Een geluk om te doen.
We hebben maar één Indische schrijfster die in de tangsi leefde en haar familieverhalen zo goed en levend optekende. Verhalen over het kazerneconcubinaat, over zelfstandige vrouwen die helemaal geen slachtoffer waren. Verhalen over situaties, onderlinge relaties, over de formele macht en informele macht.
De romans van Lin Scholte zijn daarmee verplichte literatuur voor iedereen met een njai in de familie. Klik, kijk en beslis ja nee aanschaffen hier. 

 

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant