Weekblad voor Indie

Leve de Soerabaische voetbalvereeniging T.H.O.R.

THOR in 1920, namen ontbreken helaas. Misschien was dit een atletiektak.

Leve de Soerabaische voetbalvereeniging T.H.O.R., dat schreef het Weekblad voor Indië in april 1916 nog net niet. Maar de vreugde over de groei en bloei van de club was voelbaar in het vleiende artikel dat een zekere A.v.L. schreef. Het Weekblad werd in Soerabaja uitgegeven. Vandaar het enthousiasme, vermoedelijk.

In het artikel las ik namen die anno 1916 bekend waren. Toelichting ontbrak. Want dit schrijft het Weekblad:

  • De geschiedenis van vele dingen in deze koloniën begint aan de bittere tafel en menige voetbalvereeniging dankt haar ontstaan aan een dergelijk onderonsje. Zelfs wanneer de paït in overvloed is genoten, heeft deze of gene nog een helder ogenblik en wordt wel eens een denkbeeld opgeworpen dat enthousiast ontvangen en later verwerkelijkt wordt.
  • In de geschiedenis van T.H.O.R. blijkt Stoovelaar na een natte zitting aan de ronde tafel en in de bekende wipstoelen een voorstel voor een voetbalvereeniging op de proppen te hebben gebracht. Het werd werkelijk au sérieux genomen en aan het einde der lange disputen was de oprichting van de vereeniging onder de leus en den naam: “Tot Heil Onzer Ribbenkast.” Dat was in 1901.
  • Toen dit eenmaal besloten was, stond de bitterkring op, werd het glas in één teug geledigd en klonk wat onvast, maar niet zonder ontroering het: And he’s a jolly good fellow.
  • Het eerste bestuur bestond uit de heeren Stoovelaar voorzitter, Heymering secretaris en Piet Koopman captain.

Bekende namen, toen. Helemaal in de voetbalwereld. Stoovelaar was een man die kon drinken en die gezag had. Dat kan een gevaarlijke combinatie zijn, maar het kan dus ook leiden tot een sportclub.

Toeloop

Voetbal was destijds in opkomst als sport. Vooral of alleen voor mannen, die vermoedelijk net als in Engeland, min of meer uit een goed milieu kwamen. Met het opsommen van de namen uit de begintijd van T.H.O.R. blijkt weer hoe bekend dan wel beroemd de mannen moeten zijn geweest. Een uitleg of toelichting ontbreekt. Lezers moeten geknikt hebben: ja, hij en hij. Het Weekblad voor Indië:

De toeloop was buitengewoon. Jongelui met een toekomst op voetbalgebied en anderen die het mooie spel nooit zouden leren, meldden zich aan. Van de bekendste uit dien tijd noemen wij slechts

  • Egas
  • Koopman
  • Pas
  • Grootenboer
  • Jan Meyer
  • Leo van der Velde
  • Croqué
  • de gebroeders Braam Morris en
  • Feuerberg.

De foto in het artikel, Wie wie is, wist iedereen toen. (Ja, hoe zit het met uw foto’s, noteert u wie wie is?)

(tekst gaat verder onder deze fraaie afbeelding)
De jonge vereeniging was verre van bescheiden. Haar eerste uitdaging groot E.C.A., die toenmaals voor den kampioen van Soerabaja doorging. De uitslag overtrof de stoutste verwachtingen, T.H.O.R. speelde gelijk!
Van dien af aan ging het crescendo en brak voor haar een tijdperk van glorie aan. Haar ledental breidden zich uit en tot de beste gingen behooren:

  • Taswell
  • Campbell
  • Van Thiel
  • Pownall
  • Vader
  • Taylor
  • Hekkie Cramer
  • Carli, genoemd de onvergetelijke
  • Beumer
  • Joakim
  • Mannie
  • en Sol.

Vereenigingen

Uit het slotstuk blijkt wat een enorme voetbalstad Soerabaja geweest moet zijn. T.H.O.R. groeide en had ambitie. Maar er waren andere clubs, schrijft het Weekblad:

  • Het werd een ware loopgraven-oorlog met E.C.A. Beide verenigingen wilde geen duim grond wijken op het veroverd gebied en de uitvallen die van beide zijden ondernomen werden, waren even verwoed als veelvuldig.
  • Oorspronkelijk speelde T.H.O.R. aan de Grisseeschen weg, later op het militaire schijfschiet-terrein tot zij eindelijk in 1908 een eigen veld kreeg. Op haar initiatief kwam in 1904 een plaatselijke voetbalbond tot stand.
  • Toen deze spoedig ontbonden werd, kwam een tweede die tot 1909 in het leven bleef, maar in dat jaar kwam er een scheuring in de Soerabajasche voetbalwereld en scheidden zich T.H.O.R. met S.V.S., Excelsior en S.B.F.C. af om een nieuwe bond, den tegenwoordigen S.V.B. te stichten.

De S.V.B. Vermoedelijk: de Soerabajasche Voetbal Bond. Dus vier verenigingen al hierbij aangesloten, en dan mogelik elftallen van verschillend niveau, de spelers, de reserves, de coaches, en misschien ook wel een of enkele jeugdelftallen. Al die mensen kenden elkaar min of meer. Hoe zou dat geweest zijn?
Het interessante van clubs en verenigingen is dat ze altijd hetzelfde zijn, ongeacht hun aard en opzet. Je hebt de voortrekkers, meelopers, rebellen. Je hebt meeslepende voorzitters die durven veranderen en je hebt voorzitters die niks aandurven.
Elke club en vereniging is een mini-wereld.
Ook in Soerabaja.

Bloeitijd

Het Weekblad voor Indië wil ook journalistiek zijn. De eerste opmerking van het slotstuk laat zien dat er vermoedelijk een flinke dip is geweest. Belangrijker is het jubelende einde:

  • Ook T.H.O.R. toch kende een tijd van de reactie en malaise waarvan zij nog niet geheel hersteld is. Zij gaat weer beter spelen en bezit tenslotte in de heeren Egas en Binnendijk twee bestuursleden die de lange geschiedenis meemaakten en thans nog met ijver en energie werkzaam voor haar zijn.
  • Dat is de beste waarborg voor haar toekomst. T.H.O.R. herdenkt thans haar vijftienjarig bestaan met seriewedstrijden die veel succes hebben.
  • Wij wensen de vereeniging nog een lange bloeitijd toe.

Het mooie van namenlijstjes is dat er verbanden ontstaan. Wie kende wie. En waar, en wanneer. Zoekt u iemand van de familie uit de vorige generaties, dan zijn zulke lijstjes een goudmijn. Want u weet dan: u kunt op zoek naar andere nazaten, en samen weet u meer.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

De feestdag van Tjoea Ean Njio, kapitein der Chinezen alhier

kapitein der ChinezenDe kapitein de Chinezen, Tjoea Ean Njio, genoot zijn feestdag op 19 april 1916, schreef het Weekblad voor Indië. Dat was de dag waarop hij 25 jaar officier der Chinezen ‘alhier’ was, en alhier was Ambon.

Het artikel dat het Weekblad voor Indië publiceerde, was lovend en informatief, zeker voor ons die zo ver van zijn feestdag leven. Zo begon de dag voor de kapitein:

  • Reeds heel vroeg in den morgen bij het aanbreken van den dag werd hij en zijn gezin uit den slaap gewekt door zijne met Europeanen gelijkgestelde landgenooten die hem met de Schutterijmuziek aan het hoofd eene aubade hebben gebracht om hem geluk te wensen met zijn vijfentwintigjarig ambtsjubileum als officier der Chineezen alhier.
  • Bij monde van den Heer King Kho Hong Giem werd den jubilaris dank betuigd voor al hetgeen hij in de verstreken 25 jaren in hun aller belang heeft gedaan, in het bijzonder voor de nieuwe straatverlichting van de 1ste en 2de Chinese straat en voor de tot stand koming van de Algemene begraafplaats voor Chineezen en de wens geuit dat hij nog vele jaren die belangen zal mogen blijven behartigen.
  • Met een glas champagne bedankte de jubilaris de aanwezigen voor de attentie en beloofde in den vervolge steeds naast de belangen van het Gouvernement ook die van hen voor ogen te zullen houden.

Dat zijn passages om meerdere keren te lezen. Het belang van dat detail: ‘met Europeanen gelijkgestelde landgenooten’. Even verderop in het artikel staat: ‘En den vooravond van die dag zijn ook de volbloed Chinezen met hun luitenant aan het hoofd den jubilaris komen gelukwenschen.’ Deze zijn niet gelijkgesteld. Chinees-Indisch lijkt hier niet te bestaan. De luitenant komt zodadelijk aan het woord.

De kapitein

Eerst dat ene: wat is dat, de kapitein der Chinezen? Een bestuurder, anno 1916 vermoedelijk onbezoldigd, maar daarom niet minder van belang. Hij is de schakel tussen de Chinese gemeenschap en het Gouvernement, het koloniale bestuur. Het lijkt me een moeilijke functie: aan beide zijden zijn wensen en belangen, aan beide zijden is eerder wantrouwen dan optimisme, en zie het dan maar eens goed te doen.
Of de kapitein ook een vrouw kon zijn, weet ik niet zeker. Ik las een voetnoot over de weduwe van kapitein ‘Siqua’, ‘welke weduwe zelve jaren lang als Kapitein der Chineezen heeft gefungeerd’. Het staat in Priangan. De Preanger-Regentschappen onder het Nederlandsch Bestuur tot 1811 van dr. F. de Haan, derde deel, 1912 onderaan pagina 272. Ik blijf even bij de jubilerende kapitein met uw welnemen, want u weet wat het is met historisch onderzoek, voor je het weet ben je twee, drie uur verder.

De luitenant

kapitein der ChinezenNu is de vooravond aangebroken. De luitenant gaat een lofrede houden en alles noemen ‘wat de jubilaris heeft gedaan in het belang van den volbloed Chinees’. Dat is leerzaam, zo lezen we wat er destijds nodig en belangrijk was:

  • hoe hij gewerkt heeft in het belang van het Chineesche armenfonds dat thans een kapitaal van ruim f 60.000 in kas heeft;
  • dat op zijn initiatief In het jaar 1892 de nieuwe Chineesche tempel is gebouwd;
  • in 1893 het Chineesche begrafenisfonds is opgericht;
  • dat in 1898 de oude Chineesche tempel door de aardbeving van hetzelfde jaar zo zwaar heeft geleden, is hersteld geworden;
  • dat in 1903 onder zijn presidium is opgericht de Chinese school ‘Poi Fek Hak Tong’ ten doel hebbende om aan Chinese kinderen onderwijs in de Nederlandsche taal te geven, welke inrichting is opgeheven toen Amboina in 1911 een derde Europeesche lagere school kreeg waarop ook Chineesche kinderen werden toegelaten en
  • dat hij gewerkt heeft tot het tot stand komen van de Algemene begraafplaats voor Chineezen, een terrein gelegen in de negorij Urimessing.

Ik vind het indrukwekkend. Dat gestaag voortwerken. Zorg voor de armen, zestigduizend gulden in die tijd dat is een kapitaal. Zorg voor het onderwijs, zodat de kinderen Nederlands leren en kunnen meekomen in de koloniale maatschappij, zorg voor de tempel en de begraafplaats.
Zoiets betekent een voortdurend overleggen, vergaderen, afstemmen, omgaan met verwachtingen en teleurstellingen, successen moeten delen en voortdurend zichtbaar zijn als de man die het kan. Zoiets vereist een oceaan aan diplomatie.
Toen de luitenant uitgesproken werd, nam de jubilaris het woord: ‘Hij hoopte dat het bestaande eensgezindheid en sympathie steeds mogen voortduren, dat hij steeds van hen op die medewerking zal mogen zal kunnen mogen blijven rekenen als tot heden door hem verleend.’
Heel goed. Meteen op dat moment benadrukken wat nodig is: de medewerking van anderen. Zo deelt hij de verantwoordelijkheid. De kapitein moet ook een politiek man zijn geweest.
Die avond komt er nog meer bezoek en zijn er nog meer toespraken, ook uit Europese en regeringskringen. De kapitein geeft steeds een passend antwoord en ook ‘de verzekering dat hij evenals wijlen zijn grootvader en zijn vader steeds zal blijven behartigen de belangen van het Nederlandsche-Gouvernement, hetwelk hem en de zijnen dierbaar is geworden.’ Ja, en die van zijn eigen gemeenschap. Dan is er meer muziek en er wordt gedanst. Een heerlijke avond, iedereen is blij met elkaar.

Drie generaties

De naamloze reporter van Het Weekblad voor Indië somt nog meer verdiensten op:

  • Volledigheidshalve moet ik hieraan echter nog toevoegen dat de jubilaris op 15 juli alhier is geboren; dat hij de Europesche lagere school alhier heeft doorloopen;
  • op eenendertigjarige leeftijd bij het overlijden van zijn vader Njio Teang Tjoan, bij Gouvernementsbesluit ddo. datum 19 April 1891 is benoemd tot luitenant der Chineezen alhier;
  • bij besluit ddo. 26 Augustus 1905 de Zilveren ster voor trouw en verdienste heeft gekregen;
  • bij besluit ddo. 30 augustus 1905 is bevorderd tot kapitein; bij het besluit ddo. 26 Augustus 1912, de kleine Gouden ster voor trouw en verdienste verkreeg en
  • bij Staatsblad 1913 No. 522 is gelijk gesteld met Europeanen.

Dus: de opvolger van zijn vader en van zijn grootvader. Ik tel drie generaties met belangwekkende posities. Dat je denkt: wat is dat voor familie, dat ze zich weten te handhaven, zo tussen de ene en de andere partij?
Daar gaat het artikel jammer genoeg niet op in. De kapitein der Chinezen is even zichtbaar in het koloniale kijkvenster, en daarbuiten niet meer. Hier zitten toch meer verhalen in, dat voel ik. Tot die zich aanbieden, denk ik met respect en ontzag aan de kapitein.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

————————————————

Hoe Willem A. Belle aan zijn liefde voor de viool kwam

belleIn 1921 wist iedereen het: Willem Belle, die heeft gouden handen als hij een viool aanraakt. En dat was ook zo. Net als indertijd zijn vader.

In het Weekblad voor Indië kwam ik een groot artikel tegen over vader en vooral deze zoon. De auteur ervan, kunstcriticus Hans van de Wall, kwam woorden te kort om diens kwaliteiten te prijzen. Dat Belle een viool kon repareren, was een zegen voor de klassieke muziek in de oost. Want hoe verging het de viool die in de tropen arriveerde? Dat zette dezelfde Van de Wall uiteen in het Bataviaasch Nieuwsblad:

  • Grootmeesters op de viool, die door het Verre Oosten reizen, ondervinden niet alleen aan den lijve de gevolgen van het heete klimaat, maar zij lijden het meest schade aan hun instrument.
  • Er is tot dusver niet één geweest, die, hier aangekomen en zijn vioolkist openend, daarin de kostbare Amati of Guarnerius gaaf en ongeschonden aantrof.
  • Integendeel, in al die gevallen lag het Instrument geheel uit elkaar als een wrak, en scheen het onherstelbaar verloren.
  • En indien wij in ons midden niet een instrumentbouwer hadden als Willem Belle, den genialen werkman op dit gebied, dien — ik vernam dit vaak uit den mond der vreemde artisten — zelfs het buitenland ons benijdt, dan zouden wij kunstenaars als Piastro, Premyslav en Elman hier niet op hun best kunnen hooren.

Een wrak van een instrument, en wat dan te doen? Naar Willem Belle. Gelukkig staan er in het Weekblad voor Indië mooie biografische passages over vader en zoon, en van die laatste ook nog een foto.

Vader Belle

belle

Bataviaasch Nieuwsblad, 1902

En [in] die dagen leefde te Batavia, een technicus, de heer W.F. Belle, die uit liefhebberij ook niet onverdienstelijk de violoncel bespeelde, ijverig meewerkte in het toenmalige orkest van “Toonkunst Aurora” en in verschillende kwartet-vereenigingen.
Hij woonde heel bescheiden In het blinde gangetje tussen de tegenwoordige percelen van de “Arnhemsche” (vroeger de Bataviasche Spaarbank) en van “Au bon Marché” op Noordwijk. Buiten zijn vak was hij ook zoo’n beetje knutselaar, die er plezier in had door zelfverzonnen en zelfgemaakte dingen te voorzien in de behoefte van allerlei praktische voorwerpen in het huishouden of voor algemeen gebruik; dingen die men tegenwoordig voor een prikje in elke toko kopen kan, maar die ten tijde van onze grootouder voor geen goud te krijgen waren of hij zocht voldoening in het herstellen van machines, speeldozen, draaiorgels en dergelijke die door anderen onherstelbaar waren verklaard.
Het spreekt haast vanzelf dat hij vooral een bijzondere zorg besteedde aan kapotte muziekinstrumenten, zodat allengs ieder die een beschadigde of onttakelde viool, fluit of cello te repareren, had ermee naar Belle ging. Deze verkreeg hoe langer hoe meer routine en kennis in en van het métier, met als gevolg dat het opzenden van defecte instrumenten naar Europa zeldzamer en eindelijk geheel overbodig werd.

Zoon Belle

belle

Een ietwat wazige foto van het atelier, toch geeft het een indruk.

Belle had vier zoons, van wie de tweede, Willem, al heel vroeg dezelfde neiging tot nasporingen en uitvindingen op instrumentaal technisch gebied aan den dag legde. Willem Belle junior – en hij is de artistieke werkman, wien dit artikel wordt gewijd – mocht dan op zijn 12e jaar zijn vader in het primitief ingerichte atelier helpen, waar zijn lust tot ingenieus geknutsel werd gebakken door de grote verscheidenheid van objecten, die er ter reparatie lagen.
In het begin droeg de vader zijn zoon slechts ondergeschikt en licht werk op maar de jonge Willem bleek zóó scherp de kunst van den vader te hebben afgekeken, en zóó handig te kunnen omspringen met de caduque stukken in het atelier die hij weer in elkaar zette of aan elkaar hechtte tot ze nieuw en gaaf geleken dat hij weldra en steun werd van zijn vader. Toen deze op latere leeftijd door een ernstige kwaal in den arbeid werd bemoeilijkt, nam Willem alles alleen op zich.

Ontwikkeling

Dan blijkt dat Willem A. Belle niet alleen met zijn handen veel kan, maar dat hij ook intelligent en leergierig is:

  •  Hij wil kwaliteit van violen horend leren begrijpen, dan dat lukt, dankzij zijn “fijn en uitmuntend gehoor”.
  •  Hij bezoekt instrument fabrieken in Europa en Amerika.
  •  Hij gaat naar Duitsland om de vervaardiging van violen ter plekke te bestuderen.
  •  Hij reist naar Frankrijk en België, naar de dan beroemde fabriek van Laurent (Brussel) en Jerôme Thibouville (Parijs) om te leren hoe vioolsnaren gemaakt worden.

Resultaat

Zo groeide Willem A. Belle dus uit tot een expert, een beroemdheid. Het verhaal gaat verder, want Van der Wall schrijft:

  • … en eindelijk heeft hij een vernis weten samen te stellen – zijn geheim – waardoor het mogelijk is geworden om geheel onttakelde en gescheurde of gebarsten instrumenten hun oorspronkelijke schone toon terug te geven tot uitbundige vreugde en verbazing, tevens van de eigenaren die hun kostelijk bezit reeds verloren waanden.

Dat was het moment waarop ik dacht: o, ja? Want Van der Wall is zo adorerend, dat schept wat twijfel. Dus ik bladerde door het mooie boek De Oostenwind waait naar het westen van Henk Mak van Dijk. In het hoofdstuk over klassieke muziek las ik een intrigerende zin:

  • Wanneer de houtlijm van instrumenten loslaat, kunnen de instrumentbouwers en – reparateurs, de gebroeders Belle te Batavia, dat herstellen met een lijm waarvan ze het recept zorgvuldig geheim houden.

Vernis lijkt me iets anders dan lijm. Maar je weet het niet, geheim is geheim tenslotte. Van de Wall meldt ook nog dat Belle zelf vanaf nul violen bouwt. Probeert te bouwen, tenminste: ‘Hij is er nog niet mee klaar en zelfkritiek weerhoudt hem er met anderen over te spreken.”

belle

Met dank aan Maas Vioolbouw voor het mogen opnemen van de afbeelding.

Viool

Dat is goed gegaan. De viool die u hier ziet, is een echte Belle. Inderdaad, uit het oude Indië afkomstig. Gemaakt in 1929 en te koop geweest bij Maas Vioolbouw. Voor de kenners komt hier het bijschrift van de website:

  • Deze unieke viool van W. Belle, werd in 1929 gemaakt in Batavia (Jakarta). Willem Alfons Belle volgde in 1909 zijn vader op die een muziekwinkel in Batavia had.
  • Hij bouwde violen, stemde piano’s, orgels en repareerde allerlei muziekinstrumenten.
  • De viool draagt het etiket: ‘W. BELLE, Luthier, Batavia, (Jakarta) 1929)’ .
  • De bovenklos binnen in de viool is gesigneerd en voorzien van de datum van bouw.
  • Het achterblad is uit één stuk dos gezaagd esdoorn. Meestal zijn achterbladen van violen ‘kwartiers’ gezaagd.

Hoe zou het Willem A. Belle toch vergaan zijn? En wat deden zijn broers? Henk Mak van Dijk spreekt over de ‘gebroeders’, dus misschien kwamen ze ook in het atelier.
U ziet, er is maar een enkel artikel zoals dat van Hans van de Wall voor nodig om meer dan honderd jaar later de nieuwsgierigheid te wekken. Schrijven is blijven. En dat geldt ook voor uw verhaal.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant