Makassar

“In de papaya’s zat dynamiet”

Bert Emmen is 93 jaar en in het bezit van een aanzienlijk dossier. Dat gaat over de gebeurtenissen van vroeger in Indië. Hij is veteraan, oud-KNILman en vooral is van belang dat hij nog altijd de gevolgen ervaart van zijn verzetsactiviteiten. De erkenning ervan blijft uit maar, zegt Bert: “Daarvoor vecht ik door tot aan mijn dood.” Wat gebeurde er destijds?

Beroeps

“Mijn vader was beroepsmilitair bij het KNIL,” begint Bert zijn verhaal. “Hij was sergeant bij de infanterie. Het was toen zo geregeld dat er veel overplaatsingen waren, je was hooguit één jaar op één plaats. Mijn vader is begonnen in Djokja, daarna kwam hij in Magalang, toen in Malang, Bandoeng, Batavia en daarna in Tjimahi. Ik ben in Batavia geboren, mijn vier zusters en mijn andere broer weer in een andere plaats.”
“Direct na de capitulatie werd mijn vader krijgsgevangen genomen, we wisten niet waar hij was. Wij gingen naar het evacuatiekamp Pakato (Makassar), dat was opgericht voor KNIL-gezinnen. Ik was toen 14 jaar. Omdat ik thuis de oudste zoon was, moest ik zorgen voor wat er nodig was. Mijn moeder zei wat ik moest doen, bijvoorbeeld groente verkopen. En dat deed ik. Ja, natuurlijk. Je moet helpen.”
“In 1942 werden alle lui die in het verzet zaten door de Japanner geliquideerd. Dus er waren nieuwe mensen nodig. Onze kopstukken waren naar Australië gegaan en organiseerden van daaruit verzetsacties. In het kamp vroeg de kapitein-arts of ik bereid was koeriersdiensten te doen. Daarmee verdiende ik ook weer wat geld dus dat deed ik. Toen was ik 15. Er werd gevraagd of ik naar de haven twee grote jonge papaya’s kon brengen. Er zat natuurlijk iets in, maar dat het dynamietstaven waren, wist ik later pas. Ze waren van plan de haven op te blazen. Ik moest de papaya’s daar achter een container zetten, dan zou een vriend ze ophalen, hoorde ik.
Toen ik er was, was er niemand. Wel lagen er twee oorlogsschepen. En daar ontmoette ik een Japanner die ik kende van voor de oorlog. Hij had in Batavia-centrum een warenhuis, dat was Toko Okamura. Ik kende hem van voor de oorlog, want we woonden in de buurt van zijn winkel. In vredestijd was hij een goede Jap. En toen ik hem ontmoette was hij ook heel goed tegen mij. Want toen hij aan boord ging en ik mee liep over de plank, riep hij: “Als de donder terug.”
“Net voordat ik op de fiets stapte, hoorde ik het geronk van bommenwerpers die de zaak bombardeerden. Ik was op tijd weg maar raakte wel gewond aan mijn rechtervoet.”
“Terug in het kamp zei de dokter: ‘Je had nooit met die Jap moeten praten, daar komen problemen van. De week erna ben ik met mijn moeder opgepakt door de Kenpetai.”

Dat is het verhaal en toch ook weer niet. Bert vertelt niet over de mishandelingen die volgden en hoe die sporen achter hebben gelaten. Hij vertelt evenmin over hoe het is, om als jonge jongen te weten dat ze je moeder pijn doen. En over hoe je dan verder moet, als ze je laten gaan.

Tekenen

In 1946 is Bert 18 jaar. Op Makassar is het niet veilig, dus als de arts zegt dat Bert als burger geen maar als militair wel een wapen mag dragen, is de keuze snel gemaakt. Hij tekent voor het KNIL. Ook omdat zijn vader nog steeds weg is. En achttien jaar zijn in die situatie, dan ben je zowat volwassen. De oorlog duurt voort in de acties van kapitein Westerling. “Toen het rustig was, ben ik met ontslag naar Nederland gegaan voor studie. Na Westerling was het daar rustig.” In Berts dossier ligt een verklaring die dat bevestigt: ‘Redenen van zijn ontslag was i.v.m. zijn toekomstig vertrek naar Europa voor eene voortzetting zijner studies aldaar.’
Of hij ooit bang was? Nooit, want legt Bert uit: “Ik maak me nooit druk. Als het gebeurt, dan gebeurt het. Als het je tijd is, dan is het zo.”
Het verhaal gaat verder. De studie in Nederland gaat niet zo goed. Wat gebeurt: “Ik werd als dienstplichtige door Nederland terug geroepen naar Indië, voor de tweede politionele acties. Mijn moeder kreeg een bericht dat ik me in Tjimahi moest melden, maar toen zat ik er al. Over deze fase praten we niet, want het gaat nu om iets anders. Die erkenning. Dus we hebben het ook niet over de tijd in Nieuw-Guinea en zijn latere vestiging in Nederland.

Erkenning

In 2016 vroeg Bert erkenning aan van zijn verzetsverleden en de wonden die het sloeg. De wet buitengewoon pensioen Indisch verzet was er immers. Pelita verrichtte onderzoek, bracht een rapport uit en de erkenning werd afgewezen.
De afwijzing voelde als ontkenning.
Nou, dan moet je net Bert hebben. Hij ging in beroep. Ook dat werd in 2018 afgewezen. In het dossier is een document waarin Pelita onder andere schrijft: ‘“dat de naam van de aanvrager niet naar voren komt uit de in het kader van het onderzoek bestudeerde literatuur en archieven”. In het handschrift van Bert staat erbij: welke, geef dan bewijs.
Pelita: “dat de benaderde getuige eveneens geen bevestiging uit eigen waarneming heeft kunnen geven voor de door de aanvrager naar voren gebrachte activiteiten.” Bert: welke persoon.
En eind november 2020 werd er weer een beroep afgewezen. Als Bert daarover vertelt, praat hij drie keer zo snel van woede. Alsof er bij verzet altijd getuigen zijn. Die Hollandse bureaucratie. En hij zegt: “Denken ze dat wij achterlijk zijn? Ik ben en ik blijf strijdbaar. Ze hebben de verkeerde mensen benaderd. Maar zij zijn ambtenaren en beëdigd, dus de rechter gelooft wat ze zeggen. Ik krijg net van onze veteranenvereniging een brief dat we 900 leden hebben, ik wil ze vragen in mijn zaak te getuigen. Dan dien ik een aanklacht in wegens valsheid in geschrifte en
machtsmisbruik. Ik ga hiermee door tot mijn dood.”

Bond

Er is nog een piepklein momentje over waarin ik vraag of hij als VOMI-man nu ook lid wordt van de Bond van Wapenbroeders. Bert: “Daar ben ik al lid van vanaf dat ik in Nederland ben: dus 1962 . Ik ben altijd al lid geweest, alleen was ik een tijdje weg toen mijn vrouw ziek was. Het is belangrijk wat ze over vroeger schrijven, over de Japanse bezetting en de Bersiap.” En dan zitten we middenin de oorlog, die diep in mensen zit.

(Dit interview verscheen begin 2021 in het blad van de Bond van Wapenbroeders)

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Over de Roemer Visscher Vereeniging in Indië

Afdeling Batavia in Des Indes, 1937

Afdeling Batavia in Des Indes, 1937

Hoe zat het eigenlijk met de vrouwenbeweging in Indië? Vrij goed. Na 1900 kwamen er steeds meer vrouwen die hun eigen geld verdienden. Een nieuwe, zelfstandige generatie, die steun kreeg.

Charlotte

Na 1900 komt de vrouwenbeweging in Nederland op. Die krijgt veel aandacht, terwijl er in Indië net zo goed veel gebeurde. Voorbeeld. We horen altijd over Aletta Jacobs als eerste vrouwelijke arts van Nederland. Maar waarom horen we minder over haar jongere zuster Charlotte Jacobs, de eerste apothecaresse van Indië?

Steun

In Indië bestond sinds 1905 de Roemer Visscher Vereeniging, opgericht in Soerabaja, met als doel het ondersteunen van vrouwen en meisjes die financieel zelfstandig wilden zijn. In de praktijk zou de Vereeniging veel Indische vrouwen ondersteunen.
Er was veel behoefte aan de steun die de Vereeniging bood, zoals:

  • praktische en financiële hulp bij het vinden van een opleiding of cursus
  • stimuleren van vakopleidingen voor vrouwen: vakvrouwen waren een nieuw verschijnsel
  • tehuizen waar alleenstaande vrouwen goedkoop konden wonen of logeren
  • verkoop van handenarbeid en handwerken, alleen door vrouwen gemaakt

Een dergelijke vereniging bestond niet: voor en door vrouwen. Gericht op de financiële zelfstandigheid van vrouwen. Ze hoefden dan niet meer te trouwen met een kostwinner, maar konden zelfstandig zijn en blijven. Dat was een revolutie. Want destijd werd huwelijk en moederschap gezien als de enige echt vrouwelijke bestemming. (Al kon je ook in het klooster gaan)

Uitbreiden

Binnen de korste keren moest de Vereeniging uitbreiden. Er kwamen afdelingen in Batavia, Bandoeng, Medan, Semarang, Palembang, Soerabaja, Madioen, Makassar, Malang, Solo en Buitenzorg. Wanneer er lokaal te weinig bestuursleden werden gevonden, dan kwam er een afdeling.

De afdeling Soerabaja begon een Voorlichting- en Bemiddeling Bureau, een soort arbeidsburo. Andere afdelingen zetten dit ook op. Soerabaja had ook tehuis Plampitan, voor schoolgaande en werkende meisjes en vrouwen.

Ouderwets

Je zou zeggen: dat is een revolutie. Die Roemer Visscher Vereeniging kreeg vast veel weerstand. Dat is het mooie. Juist niet. De bestuursters waren vooral afkomstig uit de zogeheten betere kringen. Beschaafde vrouwen, heette dat toen. En wat je zag in de publiciteit was handwerkverkoop en zorgzaamheid. Dus die beeldvorming was geruststellend ouderwets.

Bataviaasch Nieuwsblad, december 1912

Nieuwe beroepen

Dat vrouwen nieuwe of veelgevraagde beroepen leerden, stond wel in de notulen te lezen. Typelessen en steno bijvoorbeeld waren extreem nuttig gezien de opkomst van de grote kantoren in de steden. Handwerken werd op een hoog niveau gedaan, een mengvorm van ambacht en kunst. Dat handwerk werd goed verkocht, en daarvan hadden vrouwen ook inkomen. In Medan was er een vakschool waar vrouwen onder meer costuumnaaien leerden.

De oorlog maakte ook de werkzaamheden van de Vereeniging moeilijk. Maar niet altijd onmogelijk: de afdeling Batavia lukte het om de hele bezettingstijd door te werken en zo vrouwen blijvend te helpen, vooral met handwerkverkoop. Maar moeilijk was het wel.

Eind jaren 1950 werd besloten tot opheffing van de Roemer Visscher Vereeniging.

Groot netwerk

Het stemt toch tot nadenken. Zo’n vrouwenvereniging die in de loop van ongeveer een halve eeuw honderden, misschien wel duizenden vrouwen heeft geholpen met zelf geld verdienen. En hoe gaat het: als je zelf geholpen bent, ben je sneller geneigd om anderen ook te helpen, omdat je weet hoe welkom het is.

Dus al met al: wat een formidabel groot netwerk moet dat zijn geweest in Indië. Fascinerend, die vrouwenbeweging daar.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje hieronder te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Kitty Kommer: Hier heb ik vroeger nooit over gesproken

kampkind

Kitty aan de rechterbuitenste rij, met een wijde rok aan.

Kitty Kommer is 76 jaar, ze doet aan fitness, lacht veel en en van binnen is ze een kampkind. “Mijn moeder zat net in Kampili toen ik werd geboren.”

Dit zijn de levensverhalen waar het om gaat. Hoe oorlog doorgaat in mensen, hoe dat voelt en wat de herinneringen zijn. Voor Nederland is de oorlog in Indië nu een onderzoek naar oorlogsmisdaden. En al die gewone mensen dan, die de oorlog nog meedragen?

“In Centrum ’45 heb ik geleerd erover te praten,” zegt Kitty Kommer. Dat kan ze ook. Ze benoemt duidelijk en precies ervaringen en gevoelens.

Baleh baleh

“Ik ben de tweede van vier kinderen, en mijn moeder zat net in Kampili (Celebes) toen ik werd geboren. Ze vond het vreselijk dat ze me alleen moest achterlaten in een barak van bananenbladeren. Dan lag ik op zo’n baleh baleh en af en toe kreeg ik van iemand die langs wandelde wat rijstwater te drinken. Ook daardoor sukkel ik nog steeds met mijn gezondheid. De eerste drie-en-half jaar van mijn leven heb ik in het kamp doorgebracht.”

Dan hoop je tegen beter weten nog op een positief vervolg.

Makassar

Kitty: “In november 1945 zaten we nog in het kamp. Het werd nu bewaakt door de Japanners omdat we als Nederlanders buiten het kamp niet zeker waren. Mijn vader kwam ons halen. Ik weet nog dat ik bang van hem was, gek heb ik dat altijd gevonden.
Ons huis in Makassar was helemaal kapot geschoten, althans het had heel veel kogelgaten. We werden verplicht met Engelsen voor een tijdje daar te wonen tot de laatsten vertrokken. Hier houdt mijn herinnering op.”

Dat was de Bersiap. Wie er iets van weet, begrijpt dat herinneringen met een reden kunnen ophouden.

CAS

Het gezin bleef in Indonesië vanwege de goede betrekking die Kitty’s vader had. Na een half jaar verlof keerden ze terug naar Djakarta, waar Kitty naar school ging: naar het CAS (Carpentier Alting Stichting).

Er zijn vrolijke foto’s van. Eentje staat helemaal bovenaan.

Kitty rechtsvooraan, in een lichte jurk

Schoolfuiven

Kitty: “Ik heb er fijne herinneringen aan. Omdat daar geen MMS was hebben mijn oudste zus en ik tot de 3e klas de HBS-A gevolgd. Veel aan sport gedaan, kastie, softbal, turnen, zwemmen, dat laatste vooral in de weekenden met grote groepen vrienden en vriendinnen. Of zwemmen in de zee bij Tandjong Priok, of ineen heel groot meer waar we dan met zijn allen op de fiets naar toegingen.”
“Op de schoolfuiven draaiden we plaatjes en dansten we, vooral jiven. Bij mij thuis nooit, vanwege de slechte sfeer. Mijn vader was verknipt uit de oorlog gekomen, zo noemde mijn moeder dat.”

De schooltijd was in 1953 tot eind 1957. Indonesië verandert.
“Op school moesten we Bahasa leren. Op het CAS werd nog Nederlands gesproken.”
Een paar jaar later begon het.

Onveilig

“Het werd onveilig voor ons Indische Nederlanders. Ons huis werd weer beschoten. Onze hond werd doodgeschoten. We woonden in Kebajoran, een soort compound waar alle buitenlanders woonden. Gewoon naar school gaan kon niet meer. Iedereen werd met de bus opgehaald. De chauffeur had een geweer onder zijn stoel en wij moesten ons paspoort bij ons hebben. Als we aangehouden werden, konden we aantonen dat we er voorlopig waren en terug zouden gaan Nederland.”

“Op 21 december 1957 kregen we te horen dat we op 22 december op de vrachtboot moesten. Van de ene dag op de andere. Mijn moeder zag nog kans om bij de naaister voor ons flanellen pyjama’s te laten maken, vanwege de kou in Nederland.”

Captain Cook

Zo kwam het dat Kitty Kommer in Amsterdam arriveerde, op 21 januari 1958, met de Captain Cook. Weinig koffers, veel emotionele bagage.  “Pas in Centrum 45 begreep ik wat ik aan de oorlog en de tijd erna heb overgehouden en ik heb geleerd het direct te benoemen. Het is angst. En eenzaamheid.”
“Dat is wel leefbaar maar je hebt andere kijk op de mensheid gekregen. Ik ben vaak bang voor veel mensen. Veel mensen vinden mij somber maar ik kan ook lol maken. Hier heb ik vroeger nooit over gesproken.”

En daar heeft Kitty Kommer genoeg van: dat niet erover spreken. Ze gaat haar levensverhaal op papier zetten, ook voor haar dochter die geen vragen stelt. Nòg niet, maar als ze vragen gaat stellen, liggen de antwoorden klaar.

Oproep:
1 Foto gezocht. Wie heeft er een foto van de aankomst van de Captain Cook in Amsterdam? In de Panorama van 22 januari 1958 stond een foto waarop een jong meisje over de loopplank wandelt. Dat is Kitty. Kent u die foto?
2 Passagierslijst gezocht. Van deze scheepvaart zijn twee passagierslijsten. Wie heeft deze?

Ga naar de bovenkant