dominee Stanley Tjahjadi van de Indische kerk
Zo is de dominee. Vrolijk als het kan, met aandacht voor wat er werkelijk toe doet. Hij kwam uit Bogor naar Nederland om hier de Indische kerk te steunen. Dat is officeel de Geraja Kristen Indonesia Nederland (GKIN). Een interview met de dominee.
God heeft een plan met mij
“In Indonesië vieren we 17 augustus”, zegt Stanley Tjahjadi. Zijn ogen gaan glanzen als hij aan de kerkdiensten in zijn geboorteland terugdenkt. Dat is immers de dag waarop in 1945 de Indonesische republiek werd uitgeroepen. Een feestdag is het. Dáár. Hier in de gemeente is het anders: “Uit respect voor de Indische leden vieren we niets.” Vier jaar is hij alweer in Nederland als een van de twee full time predikanten bij de Geraja Kristen Indonesia Nederland (GKIN). Hij voelt zich ook een beetje zendeling, vertelt dominee Tjahjadi, want hij komt iets brengen naar de Nederlanders, niet alleen als predikant maar ook vanuit zijn achtergrond. Perspectief wilde daar graag meer over weten. “Ik geloof dat God een reden had om juist mij naar Nederland te sturen. Voor mij was het moeilijk: ik ben niet jong meer en ik moest een nieuwe taal leren. Maar ik geniet van deze tijd. Er is nog veel dat ik hier moet doen. God heeft een plan met mij.”
Mijn moeder zei: ‘Het was de droom van je vader om naar Nederland te gaan.’
U bent inmiddels er zeker van dat u hier met een reden bent. Maar toen u in 2007 beroepen werd, aarzelde u. Hoe is die verandering gegaan?
Het was een worsteling, dat zeg ik eerlijk. Toen de vraag kwam, was ik voorzitter van de synode van Geraja Kristus met het hoofdkantoor in Jakarta. Wij, mijn vrouw Santi en ik, woonden in Bogor. Elke werkdag reisde ik van Bogor naar Jakarta. Mijn kerk in Bogor was tamelijk groot; we waren met vijf predikanten. Elke zondag hadden we drie diensten. De eerste dienst begon om zes uur ’s morgens en dan ws de kerk vol! Vol! Altijd, duizenden mensen is heel gewoon. Dus ik was in mijn comfortzone. Ik hoefde niet naar het buitenland. Maar toen kwam de vraag van mijn vriend Linandi van de Nederlandse GKIN of ik wilde solliciteren. Mijn moeder zei: ‘Het was de droom van je vader om naar Nederland te gaan.’ We – mijn vrouw Santi en ik- hebben aan God gevraagd om de weg te openen, als dit de bedoeling voor ons was. En dat is gebeurd.”
In Indonesië is dat ondenkbaar.
Dus toen kwam u hier in de kerk. Dat moet wennen zijn geweest. Niet alleen door de taal, maar ook door de cultuur.
Ja, o ja! (Lacht) Nederlanders zijn eigenwijs. Veel mensen bidden niet eens meer. Ze blijven ook gemakkelijk weg uit de kerk. Als iemand zich beledigd voelt, komt hij gewoon niet meer. In Indonesië is dat ondenkbaar. Wat er ook gebeurt, je komt naar de dienst, je praat met de dominee. Hier is iemand opeens weg. Zomaar!
Als je van iemand houdt, dan wil je toch bij Hem zijn?
Wat doet u daaraan?
Ik ga naar ze toe, thuis. Om daar te praten. Dat is de persoonlijke benadering, die is het belangrijkste. Samen delen. Niet top down omdat ik de predikant ben. We praten gelijkwaardig, als in een vriendschap. En ik vraag ze dan om weer te komen de volgende zondag. Als je van iemand houdt, dan wil je toch bij Hem zijn?
Maar ik weet ook dat het voor ons in Den Haag een probleem is dat de diensten ’s middags beginnen. We hebben geen eigen gebouw, dus moeten we wachten tot de diensten in de Nederlandse kerk zijn afgelopen. In Nederland moet je soms op een zondag werken, iemand anders heeft een uitnodiging voor een verjaardag of de zon schijnt en het strand roept… en ze gaan ergens anders heen. Ik begrijp het en toch zeg ik: God moet de eerste prioriteit zijn. Mijn gemeente in Bogor komt voor alles naar de dominee toe, uit zichzelf. In Nederland moet je een afspraak maken. Dus ik maak afspraken, veel afspraken, elke dag afspraken. En dan reis ik door het hele land, om te preken en mensen te bezoeken.
Ik doe altijd mijn best om zo te preken dat mijn gemeente de aanwezigheid van God voelt. Dan komen ze terug. Santi helpt me met mijn preken, want ik ben soms te rationeel. Zij kan meer empathie geven. Als ik preek, heb ik vijftien, twintig minuten, meer niet.”
Wij moeten in vriendschap met elkaar leven.
In augustus staat u voor een moeilijke taak. Op 15 augustus capituleerde Japan waardoor de oorlog in het voormalige Nederlands-Indië afgelopen was. Indische mensen hoopten toen dat ze weer in vrede konden leven. Twee dagen later werd de Indonesische republiek uitgeroepen. In uw gemeente zijn de leden Indonesisch, Indisch en ook Hollands. Hoe gaat u daarmee om?
Het is… we weten dat… (zucht diep) Wij moeten in vriendschap met elkaar leven. In Indonesië vieren we de onafhankelijkheidsdag. Er zijn speciale diensten, we eten samen, het is een mooie dag. Maar in Nederland is dat niet altijd mogelijk. Ik moet me aanpassen, ik moet rekening houden met mijn gemeente. Het hangt er ook vanaf waar ik in die maand moet preken. Wij hebben vijf regio’s en elke regio heeft een eigen karakter. Bijvoorbeeld, in Amstelveen is een sterkere Hollandse dan Indonesische cultuur. Dat komt doordat de meesten in Indonesië een Nederlandse opleiding hadden voordat ze hierheen kwamen. In Rijswijk-Den Haag leeft de Indonesische cultuur van traditie sterker; komen meer oudere Indische mensen, zij hebben de oorlog meegemaakt. Dan bidden we samen, in vriendschap.
Is dat genoeg?
Ik hoop het. Vriendschap is het belangrijkste in deze wereld waarin zoveel mensen elkaar haten. Daarom is de persoonlijke ontmoeting zo belangrijk. Dat is voor Indonesiërs vanzelfsprekender dan voor Nederlanders. Indonesiërs maken geen afspraken zoals Nederlanders. Maar we zijn een kerk. Geen gezelligheidsclub. We mogen niet naar binnen keren, we hebben een taak om naar buiten te gaan, om een voorbeeld voor de omgeving te zijn.
Ik kom uit een familie van predikanten: mijn opa, mijn vader, mijn oom, bijna iedereen!
In Nederland is het niet echt in de mode om in God te geloven. Wat vindt u daarvan?
Laat mij dit verhaal vertellen. Ik kom uit een familie van predikanten: mijn opa, mijn vader, mijn oom, bijna iedereen! Als jongen was ik ‘babah binong’ (ondeugend) en ik dacht dat ik vanzelf naar de hemel zou gaan omdat er zoveel predikanten in mijn familie waren.
Een oude protestantse kerk te Bogor (wikimedea commons, Tropenmuseum)Predikant worden? Niets voor mij. Zo dacht ik. Maar toen ik zestien jaar was, zei een voorganger: ‘We kunnen niet meeliften met iemand anders’. Het was of hij het tegen mij had. Daarna merkte ik hoeveel God aan mij wilde geven. Door Hem heb ik mijn vrouw ontmoet aan de Sekolah Tinggi Teologi (Theologische Hogeschool) in Jakarta, door Hem heb ik een opleiding kunnen doen en door Hem ben ik nu hier. Elke dag ben ik daarom blij. Veel Nederlanders verbergen hun identiteit als christen. Het is net of ze van maandag tot en met zaterdag een masker dragen en op zondag durven ze te laten zien zoals ze echt zijn.
Voor mij is het de belangrijkste vraag hoe ik mijn gemeente zo kan toerusten dat ze hun geloof in het dagelijks leven ervaren, dat ze Gods liefde en macht voelen. We moeten het uitdragen.
Tafeltennis
Maar ook de dominee is een mens die steun nodig heeft. En ontspanning, als het moeilijk is geweest. Wat doet u dan?
Ik tafeltennis twee keer per week. In Bogor heb ik vroeger een kampioenstitel gehaald. Nee, geen wedstrijden meer. Alleen voor het plezier. En een keer per maand is er een ministerium vergadering. Met collega’s praten we over wat moeilijk is, in het werk en in het persoonlijke leven. Dat is ook vriendschap.
De GKIN is voortgekomen uit de zending in Indonesië. In Nederland is de denominatie evangelisch met reformatorische elementen. Sinds 2008 is er een samenwerkingsovereenkomst met de PKN. Momenteel kent de kerk in Nederland vijf regio’s: Amstelveen, Arnhem/Nijmegen, Rijswijk/Den Haag, Schiedam/Dordrecht en Tilburg. De diensten zijn in het Nederlands en in het Indonesisch. De kerk is o.a. op Facebook: klik en kijk
Dit artikel verscheen eerder in het toenmalige Perspectief, blad van de PCOB. Portretfoto Otto Snoek.