Rechts met geweer mijn vader. (Collectie Ellen de Bats)

Ellen de Bats schrijft over haar familie. En goed ook. Haar verhaal moet ik twee, drie keer lezen en dan nog een keer. En dan die foto: de man met het geweer is haar vader.  Ik mocht hier haar laatste verhaal publiceren. Komt het.

Moeder Milly Boom

Mijn grootmoeder (aan moeders kant), Wilhelmina (Mien) Anderson (Pati, Japara 27 maart 1893-Heemskerk, 1962), en mijn vader Carlo de Bats hebben beiden – in de loop van hun leven – samen een belangrijk raakpunt: mijn moeder, Milly Boom.
In tegenstelling tot Mien, is er van de familie van mijn vader een vrij uitgebreide stamboom beschikbaar. Mijn moeder en haar moeder waren onafscheidelijk, hoewel er een moment kwam waarop zij even van elkaar gescheiden werden. Voorzover ik weet, heeft oma Mien altijd – zowel in Indonesië als in Nederland – bij ons gezin ingewoond.

Biak

In het album is een foto te vinden van mij als kleine baby van ongeveer elf maanden, zittend op de schoot van oma Mien vlak na Biak, waar ik geboren werd op 30 september 1947. Mijn ouders trouwden op 30 december 1946 in Bandoeng (West-Java), en vertrokken de dag daarna naar Biak op toentertijd Nederlands Nieuw-Guinea. Mijn vader was daar voor een periode van een jaar gedetacheerd om te helpen met de aanleg van een vliegveld voor de militaire luchtvaart. Hij werkte in Bandoeng op het militaire vliegveld Andir bij de technische dienst als burgermilitair, burgerambtenaar.
Waarschijnlijk is mijn oma op Java gebleven, omdat het ging om een tijdelijke detachering van mijn vader. Een paar maanden na aankomst op Biak, werd duidelijk dat mijn moeder zwanger was geraakt. Merkwaardig genoeg moet mijn vader, kort voor de geboorte van zijn eerste kind, terug gegaan zijn naar Java. Hij ging deelnemen aan – wat later bleek te zijn – een koloniale oorlog.

Over Biak heeft mijn vader het volgende verhaal verteld over een incident, dat daar heeft plaatsgevonden in verband met de bersiap en de volkswoede. Mijn vader was dus vanaf januari 1947 voor een jaar gestationeerd op het eiland Biak, voormalig Nederlands Nieuw-Guinea. Als elektrotechnisch ambtenaar was hij betrokken bij de aanlegwerkzaamheden van een militair vliegveld op Biak. Onbekend is in welke maand van dat jaar dit incident zich afspeelde. Mijn moeder was zwanger van haar eerste kind. Bij de aanleg van het vliegveld waren ook Indonesische koelies werkzaam.
Op een dag kwam mijn vader op inspectietocht met zijn jeep langs bij deze arbeiders, die de opdracht hadden een stuk oerwoud vrij te maken. Met kapmessen werd de beplanting weggehakt. Mijn vader was alleen, en alles leek rustig. Tijdens deze inspectie werd hij plotseling aangevallen door enkele koelies. Mijn vader zag dat een paar van deze mensen dreigend met kapmessen op hem afkwamen. Langzaam liep mijn vader achteruit naar de jeep, omdat hij daar zijn revolver had laten liggen. Hij dacht, dat hij geen kans zou maken tegen deze dreiging. Totdat hij merkte, dat de koelies verstarden, en hun opgeheven kapmessen lieten zakken. Toen mijn vader achterom keek, zag hij een groepje papoea’s die met pijl en boog, schietklaar gereed stonden tegenover de koelies. Zij hadden mijn vader behoed voor een afslachting.

KNIL

Ik heb het – nadat ik het vernam – een raadsel gevonden, waarom mijn vader zijn aanstaande jonge gezinnetje in de waagschaal zette en gehoor had gegeven aan een oproep van het Indische leger om uitgezonden te worden naar de gevaarlijkste gebieden van de archipel. Mijn vader was geen beroepsmilitair, maar was in 1933 op 19-jarige leeftijd ingelijfd bij het KNIL (Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger) vanwege de dienstplicht. Sindsdien heeft hij af en toe bij het KNIl bijgetekend.
Een sociologisch rapport vermeldde: “Het Indische leger opereerde en voerde gezagsherstel uit in de gevaarlijkste gebieden van de archipel. Het eiste de sterkste plaats op en het droeg de zwaarste verantwoordelijkheid. Het kon dit doen, omdat het ‘in eigen huis’ werkzaam was en op eigen bodem functioneerde. Het heeft van dit recht volledig gebruik gemaakt.”
Het kan zijn dat er nog meer beweegredenen waren. Mijn vader was na de oorlog een zoektocht aangegaan naar zijn vader, Gustaaf de Bats. Mijn vader wist alleen, dat zijn vader na de oorlog op de plantage in handen was gevallen van de inlandse nationalisten, en ergens naartoe was gebracht. In elk geval had mijn vader voor een paar maanden zijn detachering op Biak, Nieuw-Guinea, onderbroken. Om mee te doen aan de eerste politionele actie op Java. Deze actie heette Operatie Product. En duurde zestien dagen, van 21 juli tot 5 augustus 1947.
De militaire actie was bedoeld om de plantages terug te winnen. Mijn moeder bleef hoogzwanger achter, en moet een stressvolle tijd hebben doorgemaakt. Immers, mijn vader vocht in een echte oorlogssituatie. Nooit heb ik geweten dat het meedoen aan de eerste politionele actie door mijn vader, een – mogelijk – onderdeel van zijn zoektocht was naar zijn vader. Mijn vader zou zijn vader nooit meer terugzien. Het bleek later, dat Gustaaf de Bats, planter, – volgens de geregistreerde kampadministratie – op 18 februari 1947 overleden was in het nationalistenkamp Wonopringgo te Pekalongan.

Interneringskamp

Opa Gustaaf was op 12 oktober 1945 – met zijn gezin – vanuit de suikerfabriek Petaroekan geïnterneerd. Want volgens een verhaal van een mede-onderzoeker, zat ook oma Jet met de twee jongste kinderen gevangen. Het gezin zat in de gevangenis, en werd na een jaar overgeplaatst in een interneringskamp te Pekalongan, diep in de binnenlanden. De behandeling was slecht. In het kamp waren de mannen gescheiden van de vrouwen en kinderen. Oma kreeg van Kasroen – de inlandse opzichter van de plantage – uit mededogen weleens of misschien wel geregeld eten toegeschoven over de omheining heen.
Opa Gustaaf overleefde het kamp niet. Hij was 58 jaar oud, toen hij stierf aan onbehandelde ziekte, gebrek aan medicijnen en ondervoeding. Later zou oma Jet – na het overlijden van haar echtgenoot in februari 1947 – met haar twee jongste kinderen overgebracht worden naar een interneringskamp in Bandoeng, waar zij in april 1945 uit bevrijd werd. Zij bleef daarna wonen in haar geboortestad Batavia, slecht gehuisvest in een garage.