ouderen

Pa van der Steur jubileert (met audio: Pa spreekt tot zijn kinderen)

Pa in 1899, nog met donkere baard. Om hem heen militairen en kinderen uit zijn tehuis. Het is duidelijk een promotiefoto.

In 1938 was Pa van der Steur een beroemd man in Indië. Iedereen kende zijn tehuis, waar hij kinderen van militairen in opving. Hij had ook logerende kinderen. Het was dus een tehuis, geen weeshuis.  Al tientallen jaren leidde hij het tehuis, met medewerkers. Dat moet een hele zorg zijn geweest, om de boel draaiede te houden. Want iedereen keek naar hem, voor alles.

In het Soerabaiasch Handelsblad van dinsdag 26 april 1938 stond een interview met Pa. Wat hij zegt en hoe typeert hem: de nadruk op geld nodig, de groei van het tehuis en het blijvende groei van het aantal kinderen. Feitelijk is het crowdfunding via de krant. In mijn biografie van Pa ga ik ook in op zijn zorg voor militairen, want daarvoor ging hij eigenlijk naar Indië. Hier volgt het interview.


Een terugblik

De afgeloopen Zondag was een zeer bizondere dag: voor het Oranje Nassau Gesticht te Magelang; toen herdacht Pa van der Steur in allen eenvoud den dag dat hij voor veertig jaren als godsdienstleeraar in dienst trad van het Protestantsche Kerkbestuur te Batavia.

Des morgens werd hij bij het ontwaken door 188 jongens van 6 tot 12 jaren verwelkomd, die een lied zongen; de godsdienst-oefening in het kerkje van het gesticht droeg een zeer bizonder cachet, en in den namiddag kwam de kerkeraad van de Protestantsche Kerk te Magelang hem gelukwenschen. Ook was er in den loop van den dag een gelukwenschtelegram van het Kerkbestuur te Batavia gekomen.
Den 24sten April 1898 – bij besluit No. 8 – kwam Pa van der Steur in dienst van het van het Protestantsch Kerkbestuur in Indië.
Wij hebben een onderhoud gehad met den jubilaris, die niettegenstaande zijn hoogen ouderdom nog steeds de dagelijksche leiding heeft van het gesticht, dat thans niet minder dan circa duizend kinderen telt.

Den 10den September 1892 vertrok Pa van der Steur als geordend zendeling van de Baptistenkerk met de „Conrad” uit IJmuiden, om in de laatste dagen van de maand October van hetzelfde jaar in Indië te arriveeren.

Het eerste begin

Het beroemde portret vn Pa, dat bij menig volwassen Steurtje in de huiskamer hing.

Den 4den April 1893 begon Pa van der Steur met den arbeid ten behoeve van het misdeelde Indische kind waarmede hij zoo groote bekendheid en populariteit verwierf. Op dien dag nam hij een viertal weeskinderen ln zijn huis en snel groeide het aantal.
Het spreekt vanzelf dat zijn gesticht vrouwelijke hulp niet kon ontbeeren. Eerst vond Pa van der Steur een zijner zusters bereid bij zijn werk behulpzaam te zijn. Den 4den April 1907 trad hij in het huwelijk met Anna Maria Zwager, die spoedig als Moe van der Steur bekend was.
Van de vier kinderen, die het eerst door Pa van der Steur opgenomen werden, is er nog één in leven en van haar kreeg Pa van der Steur tot zijn groote blijdschap dezer dagen een brief, een taart en bloemen.
Het gesticht was eerst ondergebracht in een heel eenvoudig huisje in Wates (Magelang), dat thans nog bestaat en door een hoefsmid geoccupeerd wordt. Het bleek reeds spoedig noodig te zijn loodsen bij te bouwen en nevenstaande huizen te huren om het stijgende aantal kinderen te bergen.
Het waren toen jaren van harden strijd, en groote moeilijkheden, vooral van financieelen aard, moesten overwonnen worden. Het gebeurde dikwijls dat men des avonds het geld nog niet bijeen had voor de passar-inkoopen van den volgenden dag; maar dan kwamen de Jannen te hulp en met de woorden: „vooruit Jongens, voor de kinderen van onze kameraden!” (het waren hoofdzakelijk
soldatenklnderen, die Pa van der Steur ln zijn gesticht had) ging men met den helm rond en zoo kreeg Pa van der Steur dan het geld om den volgenden dag de hongerige magen van zijn pupillen te vullen.
„Maar”, zoo voegde Pa van der Steur er aan toe, “al die kinderen, die met mij den harden tijd hebben meegemaakt ln die eerste jaren en die dikwijls de honger rond ons huis zagen waren, zijn goed terecht gekomen.

De aanstelling tot predikant

U vraagt mij hoe ik tenslotte godsdienstlee raar geworden ben? Dat ging als volgt: Ik was – nu meer dan veertig jaren geleden – bij een onderwijzersfamilie hier ter stede te gast. Zij klaagden over het feit dat de Roomsche kinderen twee keeren in de week godsdienstonderricht kregen, terwijl de Protestantsche kinderen in Magelang een catechisatie hadden. Dat kwam omdat er in die jaren slechts één predikant was voor Djocja en Magelang en voor laatstgenoemde plaats bleef slechts heel weinig tijd over. Onmiddellijk kwam de gedachte in mij op dat ik in Magelang wel godsdienstonderwijs zou kunnen geven; ik stelde mij met den predikant in Djocja in verbinding en het was voor elkaar.
Het was in 1896 of ’97 dat resident P. M. L. de Bruin Prince in Magelang kwam. Hij stelde veel belang in mijn werk en bezocht met zijn echtgenoote het oude tehuis, waar hij onder andere het kerstfeest heeft bijgewoond.
Resident de Bruin Prince vroeg mij of ik voor ’t werk op de scholen, eigenlijk dus het werk van een predikant, een toelage kreeg.
Op mijn ontkennend antwoord bood hij mij aan een gratificatie van ƒ 1000 te zullen aanvragen. Natuurlijk heb ik het aangenomen, want het geld zou ik voor mijn gesticht best kunnen gebruiken.
Er is toen tusschen resident de Bruin Prince en het Protestantsch Kerkbestuur te Batavia gecorrespondeerd en het resultaat was dat ik officieel benoemd werd tot predikant met een maandelijksch salaris van ƒ 150. Eerst kwam ik in tijdelijken dienst, doch vrij spoedig volgde mijn vaste aanstelling.

Ik heb die benoeming echter op één voorwaarde aangenomen: dat men mij zou laten werken, zooals ik dat wensch en dat men mij in geen enkel opzicht aan banden zou leggen, want ik wil in mijn werk de inspraken van mijn hart volgen.
Met groote waardeerlng spreekt Pa van der Steur dan van het Protestantsch Kerkbestuur, dat nem gedurende veertig jaren steeds volkomen vrij heeft gelaten, zoodat hij inderdaad de inspraken van zijn hart en zijn geweten heeft kunnen volgen.
„Mijn salaris als predikant, zoo ging Pa van der Steur voort, “is mij steeds van zeer grooten steun geweest. Ik heb in de afgeloopen jaren aan het publiek heel veel keeren om geld gevraagd, maar dat ging altijd zooveel gemakkelijker, omdat ik zelfs het geringste deel daarvan niet voor mijzelf noodig had. Ik had immers mijn salaris, dat in den loop der jaren tot ƒ. 500 klom, tot dat het bezuinigingsspook eraan knabbelde en het tot plus minus 400 daalde.
Bovendien kon ik daarvan ruim ƒ. 4000 per jaar voor het gesticht oversparen.”

De eerste subsidie

Klik hier en luister naar de stem van Pa, opname uit de jaren 1930. Hard zetten!

In het jaar 1896 vroeg ik een audiëntie aan bij den Gouverneur-Generaal Van der Wijck. Ik had al mijn boeken bij me en ik liet den Landvoogd zien dat ik voor f. 1200 aan onbetaalde rekeningen had en riep zijn hulp in. Hij beloofde mij dat nog voor het einde van het jaar – het was in December dat ik den Landvoogd bezocht – al mijn onbetaalde rekeningen vereffend zouden zijn.
Ook deelde hij mij mede dat ik een request kon indienen om een maandelijksche subsidie van ƒ. 100. Dat waren dan de eerste subsidies van het Indische gouvernement en met den groei van mijn gesticht zijn zij ook grooter geworden.

Hoe het gesticht groeide

In 1900 ging mijn gesticht over naar de plaats, waar het thans nog staat. Maar het had toen op lange na niet den omvang, welke het thans heeft. Het bestond toen uit een oudo kazerne van de pradjoerits, welke ik tegen contante betaling van het gouvernement kocht. Het was toen een onooglijk gebouw; de dakbedekking bestond uit sirap, dat vol ongedierte zat. Er waren toen reeds 250 tot 300 kinderen. Voor de meisjes had ik in de oude kazerne geen plaats en daarom moest ik eerst enkele huizen huren.
In 1903 ging ik naar Holland, maar ik was na een afwezigheid van enkele maanden reeds terug omdat ik hoorde dat het in Indië niet naar wensch ging. Tijdens mijn verblijf In Nederland werd ik in audiëntie ontvangen door den toenmaligen minister van koloniën en ook door de Koningin-Moeder, met wie ik ruim twee uren heb zitten praten. Ik wist in Holland ook het geld bijeen te krijgen voor den bouw van een nieuwe zaal.

Het gesticht is steeds verder gegroeid. Ik kreeg eerst subsidie voor 350 kinderen, doch tijdens het bewind van Gouverneur-Generaal Van Heutsz werd het aantal tot 400 opgevoerd. Ik heb steeds alle mogelijke steun en medewerking van de Indische regeering gehad en ook van het groote publiek ondervond ik financieelen steun en waardeerlng voor mijn werk. Het eenige punt, waarover wel eens verschil van meening heeft bestaan tusschen mij en het gouvernement, was het aantal kinderen dat ik opnam. Maar ik heb geantwoord dat noch die arme kinderen noch lk er iets aan kunnen doen dat zij op de wereld zijn en dat zooveel mogelijk geholpen dient re worden, waar hulp noodig is.

Nadat mejuffrouw De Haan uit Haarlem ƒ 2500 had geschonken voor den aankoop van een stuk grond en een bouw, kocht hij zelf voor ƒ2500 van de Indische regeering een oude school op. „Ik heb naderhand nog eens een gebouw van het gouvernement gekocht, aldus Pa van der Steur, maar dat heb ik nooit betaald”.
Het terrein aan den voorkant, waarop nu ook het kerkje staat, was een geschenk van den oud-Deliaan Jansen. Het geld voor het kerkje kreeg Pa van der Steur ter gelegenheid van zijn 25-Jarlg Indisch Jubileum. De avondschool werd gebouwd met een bedrag van ƒ 5000 dat voor dat doel door den oud-minister Cremer geschonken was.
En weet U, zoo eindigde Pa van der Steur zijn relaas, indien ik eerder gedacht had aan den dag dat ik veertig jaren godsdienstleeraar ben. dan had ik de menschen in Indië om veertig centen voor het gesticht gevraagd, maar dat ben ik heelemaal vergeten.

Pa van der Steur

Pa en Moe van der Steur, circa 1938

Nu is het Oranje Nassau Gesticht een zeer uitgebreid complex, dat een duizendtal leerlingen telt. Vergelijken wij het tegenwoordige gesticht met het nederige huisje, waarin Pa van der Steur in 1893 begon, dan valt de groei des te meer op. Wij gelooven niet dat wij overdrijven. Indien wij zeggen dat de stad Magelang door het gesticht een zeer bizonderen klank heeft gekregen.
Zooals reeds gezegd ontving Pa van der Steur een telegram van het Protestantsch Kerkbestuur te Batavia een telegram, dat wij hieronder zullen laten volgen:

Bij gelegenheid van Uw veertigjarig jubileum in dienst onzer kerk gedenken wij met dankbaarheid Uw zegenrijken arbeid.
Moge God U nog vele jaren kracht schenken voor deze grootsche taak.

 


Hier eindigde het interview. Geen kwaad woord over de man en zijn werk, dat typeert deze tijd. In onze tijd zijn er nazaten van de opgenomen kinderen die er meer over willen weten. Ze mailen mij en dan zeg ik wat ik hier zeg: Pa van der Steur hield van zijn pupillen een  archief bij. Dat is bewaard gebleven en het ligt in de universiteitsbibliotheek Leiden. Het is alleen toegankelijk voor nazaten. Maar er zijn twee waarschuwingen die ik nu geef. Ten eerste, niet van elke pupil is het dossier  bewaard gebleven. Ten tweede, is er wel een dossier met documenten, dan vertellen die soms een ander verhaal dan in de familie is verteld. Dat kan moeilijk zijn. Maar ook helderheid brengen.

Klaar voor bezoek? Klik en kijk hier naar het Pupillenarchief: https://collectionguides.universiteitleiden.nl/resources/ubl562

(of kopie en plak de link: https://collectionguides.universiteitleiden.nl/resources/ubl562 )

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schoonheidsgeheimen uit het Indische leven

schoonheidstips

Schoonheidsgeheimen waren er vroeger ook. Kijk naar oude foto’s en denk: hoe kan het dat deze vrouwen en meisjes allemaal beeldig dik zwart haar hebben? Ja, nee, DNA zegt niet alles. Zonder zorg wordt ook dat lelijk.  Om meer te weten, raadpleegde ik het werk van mevrouw J. Kloppenburgh-Versteegh: Indische planten en haar geneeskracht. De vroege editie, uitgegeven bij Semarang: Masman & Stroink, 1907.

Mooi haar

Mevrouw Kloppenburg-Versteegh

Die vroege editie is de eerste. Daarin lees ik haar eigen woorden en ik hoor haar eigen stem. Die stem is niet altijd lief. Mevr ouw Kloppenburg houdt niet van klagen en zeuren en ik heb de indruk dat ze zich ergert aan Hollandse vrouwen. Zoals wanneer deze klaagt over “het dunne haar” dat ze heeft. Hoe komt dat? Te scherp wassen, met groene zeep, soda of haarmiddelen die niet deugen. Ja, dan dunt de boel uit. Dat snap ik. Wel is die methode een stuk sneller dan wat mevrouw vervolgens uiteenzet. Ik citeer:

  • Wij zullen daarom eerst melding maken, hoe men hier in Indië het hoofd wast.
  • Voor één persoon is het gewicht van een half kattie merang, dat is stroo van de padie voldoende; men gaat dat den avond vóór het gebruik branden, is ze geheel verkoold, dan giet men er koud water op, ongeveer iets minder dat een liter. Vóór men tot het hoofdwasschen overgaat, neemt men een weinig klapperolie, wrijft er de poriën van het hoofd flink mede in, totdat zich al de roos loslaat, neemt een stofkammetje en kamt het vuil eruit.
  • Vervolgens neemt men bovenstaande merang, die men door een doek giet en gaat daarmede het hoofd wassen, totdat het vel wit en het haar niet meer vettig is.
  • Daarna neemt men het sap van eenige djeroeks poeroet en begiet men het haar er meê, en eindelijk gebruikt men water, waarin eenige kananga’s, melaties of rozen geweekt zijn, om het djeroekwater af te spoelen, droogt nu het haar goed af, evenwel niet wringen en kamt het met een zeer grove kam uit en laat het los drogen.

Dat is nog maar de basis. Bonustip:

  •  Bij hard, weerbarstig haar kan men na het gebruik van de djeroek een weinig klappermelk gebruiken, die men met het geurige water afspoelt.

Ook het gebruik van de beroemde lidah boejaja legt mevrouw Kloppenburg uit:

  • Verliest men het haar door hoofdpijnen, zenuwen of andere oorzaken, dan is aan te bevelen het hoofd koel te houden met een dezer middelen: Lidah boeaja, waroe bladeren, bongol pisang.
  • De lidah boejaja, afb. No. 20, is een dik blad, na het geschild te hebben, ziet men een hard geleiachtige massa, dit wordt op het hoofd gestreken, ’s morgens vroeg vóór het bad, naar verkiezing kan men die den geheelen dag op het hoofd laten; men moet dit middel wel drie maanden gebruiken, maar het resultaat is dan ook prachtig.

Zo moet het en ik geloof het meteen. Want: die foto’s.   En dat grote groene op de foto hierboven is de plant. Maar er zijn bezwaren. Wie kan in onze tijd een dag lang – drie maanden –  met plantenpudding op het hoofd lopen? Ik niet.  En hoe kom ik aan ‘stroo van de padie’?

Tegen kaalheid

Mevrouw geeft ook een recept tegen kaalheid. Ik neem het over, omdat ik vandaag een jongeman zag met diepe inhammen. Kassian, zo jong al dacht ik. Misschien leest hij het. Kan.

  • Bij het uitvallen van het haar of kaalhoofdigheid is het gebruik van kemirieolie zeer aan te bevelen.
  • De kemirienoot wordt stuk geslagen, de inhoud er uit gehaald en fijn gewreven, van 100 kemirie’s krijgt men slechts een kwart Eau de Cologne fleschje olie (het welbekende lange groene model).
  • De fijn gewasschen kemirie’s worden met een splitglas water in een ijzeren pan op het vuur gezet, laat ze koken, totdat men de olie er uit kan scheppen, doe ze vervolgens door een fijne dooek.
  • De poriën moeten er 2 à 3 keer per week mede in gewreven owrden.
  • Klapperolie is ook goed, doch eerstgenoemde werkt krachtiger.

Dergelijke recepten vragen van ons geduld en tijd, dat zijn schaarse artikelen. Het is gemakkelijker om wat te kopen. Daarom intrigeren de recepten me ook zo. Dat bewerkelijke ervan lijkt me de garantie dat je iets goeds maakt, en er zitten nergens chemische toevoegingen bij. De kracht van de natuur geoptimaliseerd.

Geen rimpels

Een vriendin van mij vroeg naar iets tegen rimpels. Daar heb ik nog geen antwoord op. Wel zie ik dat oudere Indische dames vaak een uitstekende huid hebben. Zacht, fluwelig, hier en daar iets van een plooi.
En dure crèmes kopen ze niet. Hoe dan?  Obat drinken, hoor ik steeds.  En dat een moeder het recept wist, nee zij niet meer, zo jammer.
Wat zit er in die obat ? Dat is dus de vraag. . Tot dusver kan ik deze adviezen aan u doorgeven:

  •  heeft u last van sproeten of teint-verschillen? Deppen met peterseliewater, zegt mevrouw J.M.J. Catenius-van der Meijden (inderdaad, zij van het kookboek).
  •  nooit zeep gebruiken, neem het zeepvruchtje lerak. Advies van mevrouw J. Kloppenburg, de kruidengeneeskundige. Zeep droogt de huid uit. Mevrouw Kloppenburg had tot op hoge leeftijd ook al zo’n prachtige huid. Maar over obat-drankjes zegt ze niets.

Bedak

Voor degenen die het liefst nu en vandaag een mooie huid hebben is de oplossing: bedak. Het is rijstpoeder, met of zonder parfum, met of zonder kleur. De beste merken zijn Martha Tilaar en Nyonya Meneer en u snapt wel: dat ligt niet bij de Etos. De Bedak van den Berg is uit het Bataviaasch Nieuwsblad van 9 januari 1900, dus die zal inmiddels wel uitverkocht zijn.

Uit Indonesië nam ik ooit een doosje mee. Het lag in een kleine toko en ik wist meteen wat het was. Want ooit had ik tijdens een koempoelan een ietwat oudere dame (denk: tachtig min) gezien met een zachte, egale huid. Ze zag er sereen uit. En ze had krullen, wat een vrolijk lijstje om dat mooie gezicht was. Hopelijk heb ik niet gestaard. Later hoorde ik van iemand: zij draagt bedak.

Mijn advies is: koop alleen bedak in uw eigen huidskleur. Spierwitte bedak staat lelijk, dat heb ik zelf ontdekt dankzij mijn doosje.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

 

Top 5 mooiste fotoboeken over Indië

Houdt u ook zo van fotoboeken over Indië? Foto’s, bijschriften, verhalen over de auteur en diens gevoelsleven, voor mij zijn die fotoboeken vensters op de wereld van toen.

Ik kijk ook online maar dan mis ik de samenhang. Die bestaat al tusen vijf gezellige foto’s van Indische gezinnen in een album. Muziekavondjes. Fuiven. Literatuur. Witte strikken. Scholen. Bekende Indische Nederlanders van toen als Dicky de Hoog. Vrijmetselarij. Hotels. Militairen. Stadsbevolking en huizen met galerijen. Boekhandels en apotheken en schouwburgen en eh… Nou, veel dus. Elk fotoboek over Indië is me welkom, dus gezien de cadeautijd waarin wij leven,  noem ik mijn top vijf van Indische fotoboeken.

fotoboek1 E. Breton de Nijs: Met vreemde ogen

Tempo doeloe – een verzonken wereld. Fotografische documenten uit het oude Indië 1870-1920. Querido, 1988
192 pagina’s

Dit is een zeer mooi fotoboek van Rob Nieuwenhuys, gepubliceerd onder zijn andere naam. En u ziet het: toen was tempo doeloe nog geen scheldwoord. Voor mij ook nog niet, hoor. Hier is de oude Indische tijd in beeld. Die grote huizen. Hoe de mensen keken. Eigenlijk is dit een boek over de tussentijd: er zijn nog sporen van de oude Indische samenleving, maar ook is de nieuwe Europese invloed al zichtbaar.
Van dit boek is met de twee andere boeken nog een herdruk gekomen, maar daar is een nieuwe selectie gemaakt. In de eerste uitgave staat mevrouw Kloppenburg wel, in de tweede niet meer. Dus dan weten we het weer: hoe ouder, hoe beter.

 

 

 

2 Joop van den Berg: Zo was Indië, 1850-1950. Herinneringen aan een eeuw Nederlands-Indië

Servire, 1976
fotoboek159 pagina’s
Veel dagelijks leven, advertenties en verhalen uit de pers van toen. Ook mooi-droevig zoals dat van het Indische meisje Pauline Blom. Ze kreeg in 1929 een motorongeluk. En je kijkt toch van: wat een leuke stoere jonge vrouw, haar vriendinnen reden ook vast motor. Daarom hou ik van dit boek: ik ga ervan dromen en fantaseren over Pauline Blom.
Joop van den Berg recenseerde vroeger voor het dagblad Trouw boeken over Indië. Dan durfde hij nooit echt streng te zijn, omdat hij zelf zo gevoelig was. Zo’n lieve man. En hij wist ook zo veel van de oude tijd, zulke mensen zijn er steeds minder dat is beklemmend.

Daarom zijn boeken zo belangrijk. Hoe persoonlijker, hoe beter.

Dit soort boeken verschijnen niet tot nauwelijks meer.

 

 

 

3 Hein Buitenweg: Soos en samenleving in tempo doeloe

Servire, 1965
192 pagina’s
Hij is wat minder bekend dan Rob Nieuwenhuys en dat is jammer. Hein Buitenweg kijkt scherper, waar Rob Nieuwenhuys met emotie kijkt. Ze vullen elkaar aan. Nieuwenhuys heeft gevoel voor grandeur, voor glorie en glamour. Buitenweg ziet het kleine, de eenvoud, het dagelijks leven. En leuk toch, die titel: je moet iets van Indië weten om dat te snappen. De soos. En de samenleving. Ik zag een zwembadfoto en herinnerde me verhalen die ik over zwembaden hoorde. Buitenweg schrijft er ook verhalen vol details bij. Dat je weet: zo was het toen.

 

 

fotoboek

4 Tjaal Aeckerlin: Kroonduiven en paradijsvogels. Indische-Nederlanders in voormalig Nieuw-Guinea

KIT Publishers, 2010
179 pag.
Voor wie niets weet van Nieuw-Guinea is dit een eye opener: daar bloeide dus ook de Indische cultuur, op een eigen manier. Voor anderen een emotioneel oja-boek. Extra mooi boek door de veelvuldige familiefoto’s, dat brengt het dichterbij. Goede uitleg van wat-wat is. En wat zijn de foto’s kraakhelder afgedrukt. Waarschuwing: hierna wilt u alles van Tjaal Aeckerlin lezen. Ja, dat gebeurde met mij, inderdaad. Hij maakt belangrijke boeken, vol herinneringen van anderen. Een schatbewaarder.

 

fotoboek

5 C.A. Heshusius: KNIL 1830-1950. Soldaten van de kompenie KNIL 1830-1950. Een fotodocumentaire over het dagelijks leven van het Koloniale Leger in Nederlands-Indië

Uniboek/Spectrum, 1986
191 pag.
In mijn top vijf vanwege het grote informatieve karakter van de foto’s en het feit dat ze verzameld zijn. Er is nog altijd geen groot overzichtswerk van het KNIL, gek genoeg. Het boek staat op de laatste plaats in de top 5 vanwege het klein formaat van de foto’s. Elk kan best op een grote halve pagina, dan zie je meer.

 

 

Meer

Er zijn nog meer fotoboeken, en ook boeken met heel veel foto’s (wat weer iets anders is), zoals de reeks Beeld van een stad. Deze vijf, daar blader ik het liefste in.

Misschien moet ik even iets duidelijk zeggen. Dat hele idee van koloniseren was natuurlijk fout. Dat doe je niet met een ander land. Maar het gebeurde en het duurde verschrikkelijk lang. Eigenlijk duurt het nog, maar dan in families die de geboden en verboden uit die tijd in zich hebben zitten op de een of andere manier. Veel Indische families hebben dat. Het maakt het leven vaak moeilijk. Zo, dat is gezegd.

Ik heb de Top 5 onder elkaar gezet, als u de boeken wilt kopen is dat handig. Waar? Soms is een boek te bestellen bij uw plaatselijke boekhandel, het boek van Tjaal Aeckerlin hopelijk. Anders overal en nergens, bijvoorbeeld op rommelmarkten en bij www.boekwinkeltjes.nl

Klik hier en download de Top5 Fotoboeken

Ik hou me aanbevolen voor tips voor andere boeken. Welk fotoboeken vindt u nou mooi?

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Zij waren zeebaboes (video)

zeebaboeHet was een beroep: zeebaboe. Er waren vrouwen die op schepen hun dienstreizen maakten. Ze voeren tussen Indië en Nederland, en dan weer terug, ingehuurd op om de kinderen te letten. Jonge vrouwen en oudere vrouwen. Sommige zeebaboes verdienden uitstekend.

Er zijn nog mensen die destijds onder de hoede van een zeebaboe hebben gereisd. Enkelen weten dat nog heel goed: “Ik was bang voor Minah,” vertelde een grote stoere man me eens. Een ex-onderwijzeres vertelde me dat de zeebaboes veel samen waren, in haar jonge ogen van toen waren het oudere vrouwen. De onderwijzeres is er niet meer, maar gelukkig mocht ik een film van ons gesprek maken.  Anders waren haar herinneringen zomaar weg geweest.

Bediendenkantoor

zeebaboes

Indische Courant, 1930

Je had destijds:

  • baboes die al in het gezin werkten en meereisden op de boot, tijdens het verlof in Holland bleven en dan (meestal) weer mee terug voeren
  • de zeebaboe als beroep, wat weer iets anders was dan kinderjuffrouw of gouvernante. Lager betaald, minder status.
  • bemiddelingskantoren voor zeebaboes, zoals bij de Nederlandse Vereeniging van Huisvrouwen, in Indië. Daar werden ook dossiers bijgehouden over de zeebaboes, die beoordelingen kregen. Er waren ook bediendenkantoren. Die verdienden natuurlijk bemiddelingsgeld.
  • zelfstandige zeebaboes die zelf adverteerden in de kranten. Dat zie je vooral in de jaren 1930 opkomen, dan heeft het beroep zich ontwikkeld. Er zijn dan zeebaboes die meerdere talen spreken, en ook min of meer advies kunnen geven, wat ideaal is voor een gezin dat voor de eerste keer naar Indië of Holland gaat. Deze advertenties veranderen van inhoud wanneer de oorlogsdreiging voelbaar is: dan bieden zeebaboes zich gratis aan, als ze maar terug kunnen naar huis, naar Indië.

 

Liefde

Veel mensen hebben herinneringen aan hun baboe. Uitgebreide herinneringen: hoe zij heette, waar zij vandaan kwam, wat ze zei en wat mocht en niet mocht. Dierbare herinneringen vol liefde, voor de vrouw die er altijd was. Maar dat was anders bij een zeebaboe. Zij was er tijdelijk, zolang de zeereis duurde. Wat betekent dat voor een kind?
Ik heb nu al drie, vier mensen gesproken over hun herinneringen aan hun zeebaboe. Dat zijn belangrijke verhalen over Indië, die ook bewaard moeten worden. Er is nog te weinig bekend over zeebaboes. Dus als u ook onder de hoede van een zeebaboe stond en dat nog weet, dan hoor ik het graag.

(tekst gaat verder onder de video, gemaakt tijdens de Tong Tong Fair)

Persinggahan

Was de zeebaboe in Nederland, dan had ze niet altijd een aansluitende reis terug. Tot ze weer kon aanvaren, verbleef ze in een pension of in het tehuis Persinggahan, in Den Haag/Scheveningen. Daar is ook die grote foto gemaakt, in 1940. Het tehuis heeft tientallen jaren bestaan, en onderdak geboden aan vooral zeebaboes. In mindere mate aan djongossen, terwijl ook zij toch ergens moesten blijven. De opheffing van het tehuis in 1948 was op bevel van de overheid. Het bestuur was furieus. En nu komt het merkwaardige: de dossiers van de zeebaboes zijn verdwenen. Mijn vermoeden is dat ze ergens op zolder staan, daar neergezet door een opstandig bestuur, en dat de bestuursnazaten niet weten wat er in de oude dozen zit. En ik weet niet op welke zolder ik zou kunnen kijken.

Maar ik blijf radicaal optimistisch. Op een dag vind ik die zolder en dan schrijf ik een boek over zeebaboes.

Praat met mij
Als er iemand van de familie als kind aan boord reisde tussen daar en hier, is een grote kans dat er ook een zeebaboe bij was. Wat betekende dat tijdens de reis? Met kennis van de geschiedenis wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Over de voormalige landgenoten in Indonesië

landgenoten

Deze dagen denk ik met reden aan de voormalige landgenoten in Indonesië. “Zij konden toch kiezen?” Die vraag hoorde ik het vaak toen ik aan dit boek voor HALIN werkte. Over degenen die bij en na de onafhankelijkheid in het nieuwe Indonesië bleven. Kiezen, dacht ik dan, maar hoe vrij is die keuze?

Het lijkt of het kassian met de ouderen daar in golven gaat. Soms is er een televisieprogramma en dan weten we het allemaal weer.  Er zijn meer stichtingen dan HALIN die zich om hun lot bekommeren, en al werken ze op een eigen manier, ze hebben gemeen dat er altijd geld tekort is. Dat gaat vanzelf, als je voor de ouderen daar zorgt. Er is tekort aan alles. Niet iedereen heeft kinderen die voor je kunnen zorgen.

Kiezen

Wie minderjarig was, mocht niet kiezen. Dat deden je ouders voor je. Dus wat zij wilden, gebeurden. Geen vrije keuze. Er waren mensen die de zorg hadden voor hun vader of moeder die niet weg wilde of durfde. Wat weegt zwaarder in zo’n situatie: de zorg die je voelt, of verkassen naar een ander land? Of je hebt simpelweg niet alle papieren die de Nederlandse regering eist, voordat je naar Nederland mag. Die eisen waren aanzienlijk, ook al werden ze steeds minder hoog.

Nee, echt kiezen was het niet.

Ja, voor een aantal wel. En er zijn er ook, die het uitstekend hebben gedaan als nieuwe Indonesiërs. Maar het gaat nu over die anderen. Ik lees regelmatig dat er weer een boek over de dekoloniatie is verschenen, dat er weer een toneelstuk op de planken komt van de derde of vierde generatie die op zoek gaat naar de roots. Dan denk ik aan deze ouderen. Ze zitten vol met woorden, uitdrukkingen, ervaringen – meer dan de jongere generatie zich kan voorstellen. Deze generatie noemt zich onbevangen ‘Indo’, daar zullen deze ouderen heel voorzichtig mee zijn.

Terug

Deze dagen is er het nieuws van de teruggave van onder andere de zogeheten Lombok-schat; kostbaarheden op Lombok door het KNIL mee naar Nederland genomen. Een hele discussie over eigenaarschap hoort erbij. Over zorgplicht. Over de koloniale tijd. En ik weet dat hiervan een echo klinkt in het dagelijks leven van deze ouderen. Toen ik er was, hoorde ik het zelf: als er iets moeilijks in Nederland is,  gaan deze ouderen voorzichtiger over straat. Degenen met een Nederlandse naam helemaal.

Betaaldag

landgenotenVoor mijn HALIN-boek reisde ik naar Indonesië. In Bandoeng woonde ik een zogeheten betaaldag bij. In een bijgebouw van een kerk was dat. Iedereen op stoelen aan de kant. Dan een welkomstwoord van de contactpersoon. Daarna werd iedereen bij naam genoemd. Opstaan, naar voren, het geld voor de steun van die maand in ontvangst nemen.

Toen ik de zeer oude mevrouw van de grote foto boven zag, voelde ik dat kassian weer van binnen, het kassian dat pijn doet omdat je zo graag wil dat iets anders is dan het is en je weet, het is zoals het is.

Ik vroeg naar haar leeftijd. Ze was pas ergens in de 60 jaar. Dan weet je: een moeilijk leven.

Er waren ook ouderen met kinderen en kleinkinderen. Dat stemde me tot nadenken over het doorgeven van het Indische, dat wij hier in Nederland zo belangrijk vinden. Is het dat daar ook? Minder, lijkt het. De kinderen weten wel iets van dat vader of moeder in ‘de Nederlandse tijd’ leefden, de kleinkinderen al minder. Wat ik hoorde over de kleinkinderen was dat ze zich overwegend Indonesisch voelen. Vanzelfsprekend thuis in hun eigen land, al zijn ze misschien in hun uiterlijk toch iets anders dan de anderen.  Kunnen blijven in het land waar je familie woonde, vinden zij vanzelfsprekend – maar misschien is het wel een luxe.

Levensverhalen

De verhalen van de Warna Negara’s raakten me toen en raken me nog steeds. Al die ouderen daar, er zijn er nog zo veel, en ze komen zo op leeftijd met alle gevolgen van dien. Het is zo’n belangrijke generatie, aangeraakt door oorlog en Bersiap, de ouderen daar en de ouderen hier hebben verhalen om over te huilen. Maar vooral om naar te luisteren. Ik hoop dat er ook daar een derde generatie opstaat die op zoek gaat naar de verhalen uit de familie.

Praktische schrijftip

Moeilijke herinneringen liggen meestal verborgen onder een deken van verdriet of geen-weg-mee-weten. Toch zijn het vaak juist die herinneringen, waar de volgende generaties iets aan hebben. Zij moeten begrijpen wat het onvoorstelbare is geweest. Misschien kunt u feiten noteren: wat gebeurde er wanneer. Dat is toch iets. En mogelijk kunt u later wat meer schrijven. Wilt u hier eens met mij over van gedachten wisselen? Maak dan een afspraak voor een gratis overleg-gesprek via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (Opent in een nieuw venster.)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Wat gebeurde er toen veel vroeger in Indië? (video)

memorie

Het is heerlijk als iemand vertelt over wat er toen en toen in Indië gebeurde, voor de oorlog. Maar wat gebeurde er daarvoor? Dus misschien wel tijdens het leven van uw grootouders, van uw overgrootouders. Daar valt achter te komen.

Wat het is

In het Nationaal Archief bevindt zich een archief met documenten die de naam dragen: ‘Memories van Overgave’.
Wat is dat?
Pro memorie: voor de herinnering.
Overgave: een korter of langer document van de vertrekkende resident voor de komende resident van dat gebied, waarin de belangrijkste gebeurtenissen en eigenschappen van dat gebied stonden.
Dan was de nieuwe man meteen op de hoogte.
Ja, een man. Een resident was nooit een vrouw.

Een Memorie van Overgave was dus een ambtelijk stuk, dat deel uitmaakte van de koloniale bureaucratie. Daar kunnen we veel van vinden maar die burecratie was heel goed in bewaren en daar kunnen wij ons voordeel mee doen. Extra fijn: het kan online. Ik heb een uitlegvideo gemaakt.

(tekst loopt door onder video)

Het is schatgraven

Op de video heeft u gezien hoe het werkt. Als ik zelf zoiets ontdek, voel ik altijd wat ongeduld. Want moet ik echt tientallen pagina’s lezen voordat ik iets ontdek? Ja. Maar dan heb ik ook wat.
En waarom kan ik niet zoeken op trefwoord? Omdat het niet kan.
Een document als de Memorie van Overgave is eigenlijk schatgraven. Een tijdje spitten en dan opeens… iets vinden.

Klopt het?

Maar hoe enthousiast ik ook ben over deze Memories, ik moet er wel een waarschuwend woord bij zeggen. U krijgt net als de nieuwe resident van het gebied een geweldige hoeveelheid informatie van de vertrekkende resident, maar of het allemaal voor honderd procent klopt, dat staat te bezien.
Want denkt u met mij mee? Een resident is een ambtenaar, iemand die carrière wil maken. Hij zal dus een zo rooskleurig verslag leveren van wat er in zijn periode, onder zijn bestuur, is gebeurd. Belangrijke zaken weglaten kan niet, want de Indische pers is scherp en schrijft over alles. Als weglaten niet kan, is wat verzachten of verfraaiien wel mogelijk. De ambtelijke wereld is misschien nog steeds zo.
U moet dus een beetje tussen de regels door lezen. En u kunt altijd de kranten zelf raadplegen, het merendeel staat in Delpher.nl.

Dat geldt helemaal voor gouverneur H.N.A. Swart, de man die om 1918 een terugblik schreef over Sumatra- was Atjeh ooit rustig? Wat schreef hij? Lees zijn Memorie van Overgave, in de video staat hoe u dat kunt doen.

Wereld gaat open

Dus als u denkt: wat gebeurde er eigenlijk tijdens het leven van mijn grootouders? Dan zeg ik: even kijken in de Memorie van Overgave. Een wereld gaat voor u open.

Waarom een geheim best 75 jaar bewaard kan worden

Soms is een geheim zo groot of zo gevoelig, dat u denkt: ik wil het wel opschrijven maar niemand hoeft het te lezen. Ja en nee tegelijkertijd en dan komt het er niet van. Ik weet een oplossing.

Archief

Eerst een stapje terug. Begin dit jaar brak de zogeheten openbaarheidsdag aan. Toen gaf het Nationaal Archief stukken ter inzage die 75 jaar gesloten waren geweest.
Ze hadden ook daarvan een inventaris gemaakt.
Ik lezen natuurlijk, maar ja, die inventaris telde 1119 pagina’s dus ik ging meteen door naar de stukken over Indië. Veel zakelijke vermeldingen waardoor je weet: ik moet erheen om te begrijpen wat het is. Maar in de NRC kwam ik een artikel tegen over wat er gebeurde in het kamp Gedangan (bij Semarang).

Beschrijving

De beschrijving bij het Nationaal Archief ziet er zo uit:

2225-2240, 2278-2280
Processen-verbaal van verhoor opgemaakt door het Netherlands War Crime Investigation Team te Singapore betreffende het optreden van Japanners in Nederlands-Indië in en buiten interneringskampen, met inhoudsopgave in elke omslag.
1946 19 omslagen

Getuigenis

In de NRC stond dus meer over wat er nu werkelijk was gebeurd. Sergeant Kimura mishandelde vrouwen. Hij sloeg, onder meer met een knuppel. Daarvan hebben de vrouwen, degenen die het overleefden, getuigenissen afgelegd. Sergeant Kimura werd ter dood veroordeeld.
Er was meer. Een keuring voor de jonge meisjes die vermoedelijk een bordeel in moesten. De vrouwen in het kamp kwamen in opstand, dusdanig dat de meisjes gered werden.
En nu komt het. Er waren vrouwen die zich opgaven voor de bordelen- om de meisjes dit lot te besparen.
Het kneep in mijn hart toen ik dat las. Wat een besluit moet dat zijn geweest, zonder zekerheid of de Japanners betrouwbaar waren.
Want, nou ja.
En dan toch die stap naar voren zetten.
Heldinnen. Vrouwen die een standbeeld verdienen.
Er is natuurlijk het monument voor vrouwen in Japanse kampen, maar ik bedoel: speciaal voor deze vrouwen.

Rust

Een tijdje terug las ik het boek van Griselda Molemans: Levenslang oorlog. De verzwegen slachtoffers van het Japanse Keizerlijk systeem van verkrachting en dwangprostitutie tussen 1932 en 1945 (2020). Alleen die woorden al schrikken af en toch, daarom wilde ik het lezen, want ook dat gebeurde in Indië.

Deze verhalen uit het Nationaal Archief zijn moeilijke verhalen, die zwaar op een mens kunnen drukken. Ook daarom zijn ze zo lang bewaard.
Schrijven hoeft dus niet meteen te betekenen dat u het verhaal gaat delen. U kunt schrijven, uw verhaal in een grote envelop doen, die dichtmaken (lekker veel plakband) en dan schrijft u op de voorkant: open in 2097. Dat is over 75 jaar.
Daarna geeft u de envelop aan een jong familielid, iemand die uw besluit respecteert en dat door zal geven aan de volgende generatie of aan een notariskantoor.
Dan blijft uw verhaal toch bewaard, en dat kan rust geven.

Wat de Preanger-bode wist over het nieuwe jaar 1922

nieuw jaar
Op het sportterrein in Bandoeng, circa 1922

Eerlijk is eerlijk, ik had opeens genoeg van al het Nieuwsjaarsgedoe, tot ik las wat de Preanger-Bode schreef. Dat was op 1 januari 1922, inderdaad, honderd jaar geleden, maar nog steeds geldig.
In de krant publiceerde de columnist Kijker een mooi stuk over het komende jaar 1922. Kijker snapt dat mensen de nieuwjaarswensen een gedoe vinden, maar hij wist op het belang ervan. Dit zegt hij:

Zoo 1921 is voorbij, en we beginnen een nieuw jaar. We wenschen elkander: het beste. We drukken bandjes, sturen kaartjes, bevoordeelen de advertentie-exploitatie der bladen: p.f. En vinden die felicitatie-beslommering: een karwei! Maar vergeten dat we voor ons evenwicht, voor de stimuleering van onze levensblijheid, de traditioneele dagen van verteedering en de traditioneele wenschen voor den individueelen voorspoed van „vrienden en bekenden”, noodig hebben.
Een wereld waarin koude logica en onverbiddelijk cynisme den toon aangeven, zou een harde, een wreede wereld zijn, waaruit de mensch niet beter kan doen dan zoo haastig mogelijk te verdwijnen.
En daarom: een welgemeend voorspoedig Nieuwjaar aan allen die ons lezen, die onze tekortkomingen vergoelijken, en niet minder aan allen die ons niet lezen en ons misprijzen. Want ’t nieuwe jaar is aangebroken, en wij reiken de hand aan ieder die vertrouwen durft hebben in zijn medemenschen, in de toekomst, en in zichzelf.

Pranger-Bode, 1 januari 1922

Vannacht

Inderdaad: nog steeds actueel. Want durven we dat, vertrouwen te hebben in dit nieuwe jaar en in elkaar?
Vannacht lag ik wakker van het vuurwerk. Veel knallen, zware ontploffingen, geschreeuw. Mijn kater Bert kwam dicht bij me voor de steun. We waren alletwee bang.
Toen vond ik vertrouwen moeilijk.
In zijn column somt Kijker op wat er allemaal is om negatief over te zijn. Véél. Dan komt de oplossing en ik zeg het even in moderne woorden: een mens moet een eigen routekaart volgen. Kijker schrijft het zo op:

Maar we moeten, ieder voor zich, den moed erin houden en bovenal, weten wat we willen. De groote kwaal van dezen tijd is gebrek aan standvastigheid, aan doorzettingsvermogen; aan vasten wil: we wankelen en weifelen teveel, en staan te gauw klaar met groote woorden als malaise, ontwrichting, voorbestemd-tot-mislukken, enz, enz. We twijfelen aan onszelf, aan onze kansen en aan den tijd. Wij twijfelen aan alles, en dat is het domste wat we doen kunnen.

Ik heb eens een jong schilder gekend, die talent had, veel talent. Hij had een mooi meisje met mooie schouders, tot model, en haar gezicht was wonderschoon. Bovendien had hij de handigheid een geschikt atelier in huur te krijgen zonder drie maanden vooruit te betalen, — en dat is voor een pasbeginnend schilder een heel ding. Maar hij had één gebrek: hij kon zijn ideeën niet vasthouden, hij had geen wil. Hij besloot met den gruwelijken kant van zijn métier een poging te wagen, en schilderde het meisje als „Salome”, wat het lieve kind erg tegenstond. Maar toen kwam er een vriend op zijn atelier, en vertelde hem dat het publiek moe was van gruwelijkheid, en liever iets opbeurends wou. Hij drapeerde Salome met een japonnetje, veranderde het hoofd van Johannes de Dooper met veel vaardigheid in een bloemenmand en noemde het schilderij: „Venetiaansch bloemenmeisje”. Toen kwam er een andere vriend, en die veroordeelde het schilderij als „te zoet”, waarop de schilder het pardoes veranderde in: „Vrouw, haar dood kind liefkoozend”. En er kwam een kubist, die vond het schilderij „beestachtig theatraal”, waarop de schilder het hoekig maakte en „De zonde in zevenmijls-laarzen” doopte. Het schilderij is nooit verkocht, en de schilder is nu bediende in een toko.

Ja, als we nooit weten wat we willen, iedere impulsie gehoorzamen, en geen vast doel in ’t oog houden dan gaat ’t ons als de schilder, dan hebben we géén kans in 1922.

Eigen doel

Ik ben het helemaal eens met Kijker. Een eigen doel. Voor mij is dat de verschijning van het KNIL-boek, werken aan het levensverhaal van Van Daalen en zoveel mogelijk mensen helpen hun verhaal op papier te zetten.
En in de lijn van Kijker wens ik u een goed nieuw jaar, met een eigen vast doel om in het oog te houden.

Wat is er toch met de rantang? (video)

rantang

Op een klein tafeltje, bescheiden in de schaduw van een kast, stond de rantang. In een tweedehandswinkeltje. Ik was er een week voordat alles dichtging en kon mijn ogen er niet van losmaken.

Van binnen

Een rantang, te koop voor 32,50 euro.
Ik aaide wat over het emaille. Van binnen werd ik zacht en ook een beetje droevig. Want ik dacht aan de tijd van drukke Tong Tong Fairs, mensen horen vertellen en samen hangen, en dat er dan altijd wel iemand is om even iets aan te vragen.
Voor mij is de rantang iets van vroeger dat de tijd overleefd heeft.

Dierbaar

Aan de winkeldames vroeg ik hoopvol of dit een oude was. Ze dachten van wel. De inschatting was jaren 1960. Zoiets. Een vrouw hoorde ons praten en vertelde dat haar vader een rantang had meegenomen uit Indië. Hij was er niet meer en zij had er bloemen in geplant.
Voor de herinnering. En het dierbare gevoel, dat ze bij die rantang had.

Weer thuis zag ik dat de Hema ook een rantang verkochten, alleen heette het daar lunchbox. Het was lelijk. Niet eens van emaille.

Online vond ik wat uitleg over de rantang. Het is om eten mee te nemen, wel een doek erom wikkelen zodat alles warm blijft.
Ik moet bekennen dat ik altijd dacht dat de rantang een pannenset was, en dat het pannetje bovenaan de garende hitte kreeg van het pannetje daaronder, dat weer warmte kreeg van het pannetje daaronder enzovoort, en dat het dus voor mensen als ik hogere wiskunde was om te weten welk gerecht je waarin maakte.
Ja, ik heb veel fantasie, dat merkt u wel.

(tekst loopt door onder video)

Mee naar huis

Die rantang heb ik mee naar huis genomen. Ik hield het vast aan mijn hand, in de hoop dat ik op straat  iemand zou tegenkomen die er een verhaal over wist, uit de eigen familie, nog uit Indië. Meer iedereen had haast, niemand keek, dus ik kwam thuis zonder verhaal.
Dus nu is mijn hoop op u gevestigd.
Heeft u nog een verhaal waarin een rantang voorkomt? Een piepkleine anekdote is ook al fijn. En heeft u een idee hoe oud deze rantang is?

Maakt u straks ook Zwartzuur? (recept)

Traditie biedt troost, want traditie blijft wat het is en dat is iets moois in de tijd waarin wij leven. Ik dacht aan Kerstmis, oud en nieuw, en toen dacht ik aan Zwartzuur.
Traditie.

Fluitketel

Voordat u het vraagt, ik maak het niet. Want ik kan niet koken, in mijn keuken staat anderhalve pan en een fluitketel. Maar de Indische keuken is vol van verhalen, dus daar komt mijn belangstelling vandaan. Gezellig, verhalen over wie wat maakte en hoe, en wanneer. Dan zit ik goed bij Zwartzuur.

Oma Miet

In Het Indische kookschrift van Oma Miet van Marc Tierolf staat deze mooie foto die ik mocht overnemen. Hij geeft Oma’s recept en schrijft: “Dit is het gerecht dat al zwartzuurbijna 100 jaar met oudjaar door mijn familie gegeten wordt. Dit zal het eerste fusiongerecht zijn geweest. Van oorsprong is het een Frans gerecht, maar in Indië hebben ze het verbeterd door de smaken van het oosten erin te verwerken.”

Daar staat het: bijna 100 jaar.
Dus bijna een eeuw, hoeveel generaties kunnen er dan over vertellen? Minstens drie. Of vier.
Het verhaal van Zwartzuur gaat verder terug. In de roman Mevrouw Klausine Klobben op Java uit 1899, geschreven door de Indische schrijfster Dé-Lilah, verschijnt een zekere Sientje. Zij moet van zichzelf en anderen iets literairs schrijven maar dat lukt niet:

“Eerlijk gesproken, heeft het een en ander mij verbazend gehinderd. Ik ben namelijk voor de schrijftafel gaan zitten en ben er meê begonnen, met het journaal vlak voor mijn neus; ik heb me kolossaal ingespannen, ben aan ’t pikeren gêgaan, heb eenige zeer fraaie tirades op papier gezet, met groote letters ’t woord “Batavia” neergeschreven en later betrapte ik mij zoo waar, dat ik bezig was om een recept neêr te schrijven, hoe men zwartzuur van eend maakt.”

Hoe dan?
Dat zegt Sientje niet.

Het recept

Bij mevrouw Koba M.J. Catenius-van der Meijden vond ik het volgende recept. Het komt uit Makanlah Nasi! (Eet rijst!) De Indische rijsttafel (voor Holland)  De derde vermeerderde druk van “Patti – de Indische rijsttafel”. ‘s-Gravenhage: Ort & Van Straaten, 1922.
Hier komt het:

46. Zwartzuur van kip of eend.
(namaak hazepeper).
Twee jonge kippen of 1 eend,
3 groote uien fijngesneden,
een theelepel kruidnagel gruis,
een theelepel peper,
vier theelepels suiker,
een stuk kaneel,
een bierglas roode of witte wijn,
een half bierglas azijn,
twee lepels beschuitkruim of maïzena,
zout naar smaak; bouillon of water, boter.

Men snijdt de kip of eend aan stukken en deze worden met peper en zout ingewreven en in boter bruin gebraden. De uien worden apart gefruit in boter; daarna voegt men hierbij de azijn, de wijn, de suiker en de specerijen.
In deze saus doet men de stukken kip of eend en laat ze zacht stoven, terwijl men er wat bouillon of water bijvoegt. Om de saus te binden, doet men er kruim of maïzena bij.
(Maakt men in Indië zwartzuur, dan meent men in plaats van wijn bessensap, doet er minder azijn bij, doch voegt er een half kopje soja aan toe.)

Traditie

Het lijkt me best eenvoudig om te maken, maar ja, wat weet ik van die dingen? Als ik worteltjes kook, branden ze aan. Wanneer u het recept wilt dat Oma Miet geeft, kunt u haar kookboek hier bestellen. Ik hoop dat u deze traditie ook in uw leven heeft, of iets anders dat ook troost en houvast biedt. Misschien is juist deze tijd goed om eens wat op te schrijven.

Ga naar de bovenkant