Batavia

Krankzinnig in Indië, arme mevrouw B.

Hotel Bellevue te Buitenzorg circa 1915 (KITLV 90246)

Stel, je bent een Europese vrouw en ze zeggen dat je krankzinnig bent en dat je naar een inrichting moet, wie weet voor altijd.
En stel nou eens, je bent niet krankzinnig. In een oude Indische krant uit 1912 las ik over het drama van mevrouw B., afkomstig uit Batavia, logerend in het deftige Hotel Bellevue te Buitenzorg. Drie weken logeert ze er al, na een vierdaags verblijf in het gesticht. Heerlijk, om daar bij te komen.

Klikspaan

Het verhaal gaat verder. Mevrouw B. laat zich sherry en alcohol brengen. Mocht niet van het gesticht en iemand klikt. Zulke mensen heb je overal.
De geneesheer van het gesticht, dr. Schülein, begeeft zich naar het hotel, en daar ontspoort het, schrijft de Nieuwe Vorstenlanden:

  • Hij begaf zich naar de kamer van Mevrouw B., verzocht haar mede te gaan naar het gesticht en speelde vreeselijk tegen haar op tot grooten last van de hotelgasten.
  • „Je moet opgesloten worden en je moet mee, anders zullen we geweld gebruiken”, zeide hij.
  • De gérant moest tusschen beiden komen, toen de dokter de vrouw bedreigde, haar te zullen vastbinden.
  • Daarop dreigde de dokter haar te zullen injecteeren.
  • Tegen 7 uur kwam de huurauto, waarin de vrouw naar het gesticht zou vervoerd worden. De bedreigingen werden nog scherper, de verontwaardiging der gasten steeg.
  • De vrouw smeekte te mogen blijven, ze zou kalm zijn, niets drinken, ze zwoer het op het graf harer ouders. Eindelijk vroeg ze zich te mogen verkleeden, ze was in sarong en kimono. Dit werd toegestaan. De deur werd gesloten.
  • De dokter, de Heer G, de gérant en een paar gasten bleven voor.
  • Toen hoorden ze een slag aan de andere zijde van het gebouw, de vrouw was uit het venster gesprongen.
  • Groote consternatie, men ging zoeken, eerst naar het beneden ’t hotel liggende zwembad, doch de gérant zei dat ze daar niet kon zijn, daar het bad gesloten was.
  • Mevrouw B. was gevlucht door den gang naast het hotel, den grooten weg op.
  • Daar zag ze een sado en [ze] reed naar den assistent-resident om bescherming te zoeken, daar werd ze in de auto gewerkt; de verhuurder van de auto was zoo verontwaardigd over de wijze waarop tegen de vrouw was opgetreden, dat hij uitstapte en weigerde te chauffeeren.

Mevrouw B. wilde niet, maar ze moest, het ging met geweld.
Misschien wist mevrouw B. wat haar te wachten stond.
Kassian, arme mevrouw.

Boeloe

In het vooroorlogse Indië krijgt een Europese vrouw eerder de diagnose krankzinnig dan het stempel van crimineel.
Toen was dat logisch.
Een Europese vrouw gold als innerlijk hoogstaand, beschaafd, iemand met een goede invloed, als vanzelf geschikt om een goede moeder te worden. Dus als ze daarvan afwijkend gedrag vertoonde, had ze eerder zorg nodig dan gevangenisstraf.
Een vrouwelijke misdadiger, Europees welteverstaan, dat kwam officieel zo weinig voor dat er lang niet eens serieuze gevangenissen voor haar waren. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd in Semarang de centrale vrouwengevangenis Boeloe; voor de inheemse bevolkingsgroep. In 1911 kwam er een apart gebouw dat plaats bood aan vijf Europese vrouwelijke gevangenen. Zo lief en onschuldig waren Europese vrouwen, dat vijf plaatsen genoeg was. (Gelooft u het?)

Prestige

Een krankzinnige vrouw, en zij die zo beschouwd werd, was een belastende aanwezigheid: voor het Europees prestige en voor de familie. Het beste was dan ook, haar uit de samenleving te verwijderen:

  • bijvoorbeeld door haar op te sturen naar familie in Nederland
  • er waren altijd wel huizen die tegen betaling zorg verleende; eigenlijk een soort huiselijke gevangenis maar zo heette dat natuurlijk nooit
  • er waren plaatsen in sanatoria, zoals Tosari, met verschillende gradaties van strengheid in de verpleging
  • en dan waren er de krankzinnigengestichten

Die gestichten fascineren me. Ze zijn een schaduwwereld van de Europese koloniale maatschappij.

Nuttig werk

Bataviaasch nieuwsblad, 27 juli 1912.

Het gesticht te Buitenzorg, waar mevrouw B. heen moest, was in 1882 geopend. In het Koloniaal verslag lees ik:

  • Het personeel van het Buitenzorgsche gesticht bestond op 31 December 1882 – toen het getal patiënten door de opneming van nieuwe lijders (na aftrekking van de ontslagenen en overledenen) geklommen was tot 93 (waaronder 19 Europeanen),
  • — uit 2 geneesheeren, 1 huismeester, 1 opzichter van de mannen-afdeeling, 1 idem van de landbouw-kolonie, tevens adsistent bij de mannenafdeeling, 1 opzichteres van de vrouwen-afdeeling, 1 machinist tevens smidsbaas, 2 klerken, 15 Europeesche mannelijke en 4 Europeesche vrouwelijke bedienden en
  • eindelijk 40 mannelijke en 10 vrouwelijke inlandsche bedienden.

Die landbouw-kolonie was een werkverschaffingsproject, alleen bestemd voor, zoals het Koloniaal Verslag dat formuleerde: ‘rustige en niet gevaarlijke inlandsche patiënten.’ Die mochten schoffelen. Dat wil zeggen, de mannen. En niet voor de ontspanning, het Koloniaal Verslag van 1893 noteert de opbrengst: ’62 000 K.G. padi en 1402 K.G. Liberia-koffie’.
De vrouwen werden huishoudelijk beziggehouden. Ook nuttig.

Tien jaar later signaleerde het Koloniaal verslag gebrek aan plaatsruimte:

  • Ofschoon reeds 12 Europeesche vrouwen en 2 mannen, allen van de 3de klasse, in het centrale gesticht te Buitenzorg boven de formatie waren opgenomen, moesten nog 3 Europeesche lijders der 3de klasse, in afwachting van opneming, in een gewoon ziekengesticht verpleegd worden.
  • Voor Europeesche vrouwen kon geen plaats meer worden gemaakt.

Dat je meteen denkt: wat is er aan de hand, neemt de krankzinnigheid zo toe? Even wat cijfers, weer een stapje verder in de tijd. In 1900 zaten er in dit ‘centraalgesticht’:

136 Europeanen mannen
46 Europeanen vrouw
157 Inlanders mannen
108 Inlanders vrouwen
26 Vreemde oosterlingen mannen
13 Vreemde oosterlingen vrouwen

Veel mannen. En dan die opmerkelijke minderheid van Europese vrouwen.

Diagnose

Ik vroeg me af wat de diagnoses uit die tijd waren en iets daarvan vond ik in Het tweede verslag over over het Gouvernements krankzinnigengesticht te Lawang, van 1906 tot en met 1912. Dat was het tweede gesticht, geopend in 1902.
In 1912 zijn er 10 Indo-Europese vrouwen opgenomen, naast een Japanse. De meest gestelde diagnose is dan amentia, dat is zinneloosheid, waanzin. De diagnose is gesteld bij deze groep vrouwen ‘zonder beroep’, ze waren waarschijnlijk echtgenote en/of moeder. Of ongetrouwd. Tweede diagnose Insania Hysterica, en ook hier weer: vrouwen zonder beroep. Daar zit het misschien in.
Afhankelijke vrouwen dus, van hun echtgenoot of de familie.
Vrouwen die misschien zelf wat van hun leven wilde maken, goedschiks of kwaadschiks, en dat kan goed gaan en helaas ook verkeerd, zoals ik vermoed dat het geval was met deze onbekende mevrouw B. die dacht heerlijk uit logeren te gaan in het deftige hotel Bellevue te Buitenzorg, een een glaasje te drinken. En weer voel ik, kassian, arme mevrouw.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Het bordeel tegenover Gang Aboe (Batavia) 1887

Gang Patjenongan te Batavia, voor 1880 (KITLV 3132).

Gang Aboe zag alle bordeelbezoekers komen en gaan. Dat was niet fijn voor degenen die in de buurt woonden. Want het bordeel was druk. Ik las het Bataviaasch nieuwsblad van februari 1887:

  • Het beruchte bordeel van Mevrouw Kienkiep in de gang tegenover Gang Aboe (gang Patjenongan) verheugt zich tegenwoordig in een zoo ongekende welvaart, dat het er ’s avonds tot diep in den nacht wemelt van Chineezen en Europeanen; de eerste hoofdzakelijk om er te schuiven in gezelschap van de aldaar aanwezige bayadères; de tweede om bezoeken afteleggen bij de dames, die, naar gelang het aantal gasten toeneemt, als uit den grond verrijzen, vermits een gedeelte dier schoonen, voor eventueele oproeping, disponibel blijft in de omgeving van Mevrouw Kienkiep’s serail.
  • Is het der politie ernst om ingezetenen voor burengerucht en overlast te vrijwaren, dan zoude zij met de opruiming van dat lusthof der Europeesche buren een groote weldaad bewijzen.

Dus niet alleen een bordeel, maar ook nog eens een opiumkit. Wat zal mevrouw Kienkiep goed verdiend hebben. Reclame hoefde ze niet te maken want haar toko was al ‘berucht’. Iedereen had ervan gehoord.
Ja, in 1887.
Toen wel.

Hoe

Hoe kom je aan informatie over iets dat ver-ver weg is in de tijd, en er is niemand meer om het aan te vragen?
Antwoord: zelf op zoek gaan.
Ik wilde alles weten over mevrouw en het bordeel maar wat is daar nu het typische van, nergens wat te vinden. Antwoorden liggen nou nooit eens in een mapje op een archiefplank.
Ik moest dus eromheen gaan zoeken.

Verken de wereld om de leegte, en u zult de leegte beter begrijpen.

Delpher gaf verder weinig informatie over mevrouw. Het Centrum voor Familiegeschiedenis evenmin. Elders: nul.
Even verder denken.
Waar lag het bordeel? De krant: “in de gang tegenover Gang Aboe (gang Patjenongan) “. Dus ik dacht, hoe zou het daar zijn.

Gang Aboe

Er gebeurden vreemde dingen maar een slechte locatie was het evenwel niet. In 1871 vond er een merkwaardig incident met een militair plaats:

  • Gistervoormiddag omstreeks 10 uur kwam een Europeesch soldaat Gang Patjenongan door, en bij Gang Aboe komende, zag hij in een voorgalerij de vrouw des huizes in gesprek met hare buurvrouw.
  • Hij ging regelrecht op eerstgenoemde dame af, en verzocht haar om ƒ 2 en wat eten, onder voorgeven, dat hij hongerig was, van Buitenzorg was gekomen en derwaarts terug wilde gaan, doch waartoe hem de middelen ontbraken.

De vrouw geeft hem het geld en gaat op zoek naar een buurman om hulp te vragen. Bij terugkeer is de soldaat gaan slapen in haar huis. Dan wordt hij “met veel moeite de woning uitgezet.”
Dat zoiets kan. Een soort insluiper.
Veel toezicht was daar dus niet, wat mevrouw Kienkiep vermoedelijk verheugd signaleerde. Ook in de jaren erna gebeurt er nogal wat: brand, ruzie, gedoe. Het Bataviaasch handelsblad klaagt over het gebrek aan regulering:

  • Om maar iets te noemen staan in Gang Aboe alhier drie huizen ledig, die geheel zonder bewaking zijn, en indien de politie daarop verkoos te letten, zou zij er hier en daar nog wel meer ontdekken.

Maar een achterbuurt was het bepaald niet. In deze jaren wonen er verloskundigen, een graveur, een orgelspeler, een modiste, allemaal beroepen waarvoor een goede reputatie van belang is. En die hangt ook af van waar je woont. Keer op keer zie ik dat het adres gewoon in de advertentie staat.

Gang Kienkiep

Bataviaasch handelsblad, 28 april 1884

In 1884 is er een advertentie van een vendutie ten bate van Nona Péh. Dan is het adres Gang Kienkiep. Dat werd een paar jaar vermoedelijk de bijnaam van de boordeelhoudster.
De verkoop laat de levensstijl zien.
Duur, Europees, en ‘nagenoeg nieuw’ – dus het vertrek moet plotseling zijn geweest.

Intussen bleven er vreemde dingen gebeuren. Er ontstond een rel omtrent het gedrag van de depothouder van de Frozen Meat Company in Gang Aboe, meldde het Bataviaasch handelsblad:

  • Terwijl velen hun bedienden hadden gezonden ter verkrijging van vleeseh tegen contante betaling, vonden zij de deur van het depot voor hen gesloten: de ingang was alleen geopend voor heeren (?) die in eigen persoon vleeseh kwamen halen en voor wie natuurlijk de beste stukken waren.
  • De buiten staande inlandsche bedienden liet men heel kalm wachten.

Raarrrr.
En dan die huizen te huur.
Ik vermoed dat mevrouw de bordeelhoudster in 1886 ook de advertentie in de krant zag. En toesloeg. Het jaar erna komt het bordeel dus als hiervoor geciteerd in de krant.

Bordeel

Waar hou je op als je iets graag wilt weten? Ik kon ook in adresboeken kijken om uit te vinden wie er allemaal woonden, of in medische lectuur op zoek gaan naar beschrijvingen van enge Venusziekten (u weet) maar ik vond praktische informatie in de Verzameling van reglementen en keuren van politie. benevens verschillende andere politiebepalingen voor de residentie Batavia.
Batavia: Albrecht & Co, 1888.

Dus, het is actuele informatie voor die tijd.
De eerste artikelen over bordelen en ‘openbare vrouwen’ gaan over de registratie daarvan:

Art. 3. Iedere openbare vrouw is verplicht zich als zoodanig bij de politie aan te geven.
Art. 4. Wie zich als openbare vrouw aangeeft, wordt terstond onder een volgnummer in een register ingeschreven.

Ja, en dan? Zeker belasting betalen en door iedereen met de nek aangekeken worden. Geen aantrekkelijk idee. Aan een bordeel werden ook strenge eisen gesteld:

  • Art. 16. Geen bordeel wordt toegelaten:
  • 1e. dan indien zich iemand als houder of houderes aan het hoofd bevindt;
  • 2e. dan onder bekendstelling van het aantal vrouwen, hetwelk zich er in ophoudt of er toegang heeft;
  • 3e. dan op schriftelijke vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur, vermeldende de plaats van toelating, den naam van den houder, het aantal vrouwen en de dagteekening der aangifte.
  • De toelating van bordeelen geschiedt slechts op plaatsen, alwaar zij aan de gemeente geen aanstoot geven .

Ook hier weer: administratie, registratie. En waartoe? Zeker om allerhande boetes te kunnen betalen, want de reglementen reppen daar gretig over.

Mevrouw Kienkiep

Al met al kan ik me na dit speurwerk goed voorstellen dat mevrouw Kienkiep juist in Gang Aboe haar intrek nam. Weinig toezicht, dat had de recente geschiedenis wel bewezen. Ideaal voor een illegaal bordeel met opium- die combinatie was overigens ook al verboden.
Huizen die aldoor-aldoor te huur stonden.
Ze zag een kans en die nam ze.
En zo leerde ik haar toch een beetje kennen.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ter ere van het prinsesje: de Juliana-boom in Semarang (1909)

‘Hulde aan het koningskind’, ergens in Indië, 1909. Kan dit Semarang zijn? Met een wel heel jonge waringin op de voorgrond. (uitsnede KITLV 27454)

Het prinsesje dat op 30 april 1909 ter wereld kwam heette Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina. Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië publiceerde een eerste impressie: ‘Hoogwaardigheids-bekleeders, die van de inschrijving in de registers getuigen waren, beschrijven de jonge Prinses als een er gezond uitziend mooi kind, met frissche roode wangetjes.’

Feest!

Krokodillenstad

Soerabaia was evenwel in de war, berichtte dezelfde krant:

  • In no time was de Krokodillenstad in feestgewaad; van alle gebouwen, behalve die van het. Gouvernement, en van de meeste woningen in de Europeesche, Chineesche en Arabische wijken werden Neerland’s driekleur en de Oranjewimpel uitgestoken.
  • Ook de kampongs vlagden en in allerijl werden hier en daar allerlei versieringen van groen, bloemen, enz. aangebracht.
  • Er ontstond een fameuse drukte op straat, want vele kantoren en fabrieken liepen uit, men dacht niet meer aan werken.
  • Een ieder tooide zich met driekleurige strikjes of Oranje cocardes; auto’s, wagens en dos a dos voerden ook vlaggen en wimpels; auto’s, met trompetters er in die al door toeterden, doorkruisten de straat, gaande een paar den kant van Grissee, Lammongan en Sedajoe en een paar dien van Sidhoardjo, Modjokertoh, Djombang uit om der bevolking dier streken kond te doen van de heugelijke gebeurtenis.
  • Alle scholen liepen ook uit, de kinderen juichten en jubelden met de ouden van da§en en zongen nationale liederen, dames en heeren in verschillende costumes en met vlaggen en bouquetten in de hand vlogen in auto’s door de boven- en benedenstad, een groote rood, wit en blauw geschilderde en vlaggen en groen versierde verhuiswagen voorde een 70tal pretmakende jongens en meisjes rond; kortom ’t was op straat, vooral in de buurt van Pasir Besar een en al leven e.n drukte en met groote moeite kon men zich door het gedrang van die duizenden menschen heen werken.
  • In de Concordia, de Simpangsche Club en de andere sociëteiten liep het vol evenals in het taartjespaleis van Grimm. In de restauratie van Hellendoorn en in de Eerste Indische Bierhal en menig glas werd daar geledigd op de gezondheid van de Koningin, de Koningin-moeder, Prins Hendrik en van het Prinsesje.
  • Het Oranje-huis was nu immers weer een telg rijk, die eenmaal regeeren zou over Nederland én zijn schoone koloniën.

Hoezo dan toch verwarring? Want: ‘de Gouvernements kantoren, fabrieken, enz. staken maar geen vlaggen uit, ook de kanonschoten bleven uit, ambtenaren en ofbeieren mengden zich niet in de feestvreugde, wat zou er wel gaande zijn?’
Ja, dat kwam door de bureaucratie. Er was nog geen hele serieuze melding in de vorm van een regeringstelegram binnengekomen. Dus dan is er officieel niets aan de hand. En toch werden de dag eerna hier en daar banken en kantoren gesloten. Een waagstuk.

Wilhelmina met haar dochter Juliana, Het leven, 1909.

Familienamen

De vreugde moet overstelpend groot zijn geweest, als we de krant mogen geloven. Mensen die weer durfden te geloven in het voortbestaan van het geliefde vorstenhuis. Het ging door. En Nederland bleef daardoor Nederland en Indië bleef daardoor Indië.
De namen van het prinsesje kon anno 1909 iedereen thuisbrengen.

  • Juliana, vernoemd naar Juliana van Stolberg, de moeder van Willem van Oranje
  • Louise, naar Louise de Coligny, de echtgenote van Willem van Oranje
  • Emma, haar grootmoeder van moederskant
  • Marie, haar grootmoeder van vaderskant Marie van Schwarzburg-Rudolstadt
  • Wilhelmina, naar haar eigen moeder

Die mooie vernoemingen, de verbinding met de voorgaande generaties, dat is thuis zijn in de familie. Met de vernoemingen kwamen de verhalen los over de vernoemden.
Een familie is meer dan een stamboom.
Namen en verhalen, een familie waarin het jonge prinsesje een eigen plaats had.
Met die verhalen was de Europese samenleving verknoopt; dat lieten de Oranje-feesten ter ere van Juliana goed zien. De Locomotief berichtte er zo uitvoerig over, dat ik alleen korte stukjes overneem voor het beeld.

Magelang

  • De eerste der drie feestdagen werd hedenmorgen geopend met het houden van eene groote parade welke door veel belangstellenden werd bijgewoond.
  • Alle burgerautoriteiten waren aanwezig, alsmede de Chineesche officieren en de regent met groot gevolg van Inlandsche hoofden. De parade werd gecommandeerd door overste Doorman en geïnspecteerd door kolonel Van Diermen.
  • Na afloop van het paradeeren liet de kolonel zijne bijzondere tevredenheid betuigen over de houding der troepen. Aan alle gestrafte militairen werd kwijtschelding der straffen verleend.

Batavia

  • Maar de groote attractie van Zaterdagavond was toch de algemeene verlichting.
  • En die was in de buurten dan, waar zich ons straatleven concentreert, werkelijk algemeen.
  • Op Noord- en Rijswijk had men er zeer veel werk van gemaakt; ook de toegangen tot de gouvernements gebouwen waren goed verlicht, voor het departement van Justitie was zelfs in artistieke licht-krullen aan de feestvreugde uiting gegeven.

Tjilatjap

  • In een oogwenk was alles algemeen bekend, het werd levendig op de straten, bevolking en militairen alles dooreen, gingen in optocht al joelende en vreugdekreten uitende langs de verschillende wijken, terwijl intusschen van de woningen de driekleur werd uitgestoken en men aanstalten maakte lampions en vetpotjes voor de illuminatie in gereedheid te brengen.

Semarang

In den loop van den ochtend vond in den Stadstuin eene eigenaardige plechtigheid plaats. Gelijk wij reeds mededeelden heeft de patih van Semarang, Raden Merto Admodjo, een herinneringsboom in den tuin doen plaatsen, een jonge waringin.
Deze „Juliana-boom” nu, op den dag der geboorte van prinses Juliana geplant, werd hedenochtend door den regent van Semarang, R. M. A. Poerbo Adiningrat, opgedragen aan het bestuur van den Stadstuin en de ingezetenen van Semarang. Alle Inlandsche ambtenaren en beambten woonden de plechtigheid bij. De regent, den heer Priester toesprekende, zeide:
Mijnheer de voorzitter van den Semarangscben Stadstuin!

(tekst gaat natuurlijk verder onder de foto)
De hele foto. Wat een bijeenkomst. ‘Als vertegenwoordiger der Inlandsche maatschappij heb ik de eer bij gelegenheid van de heugelijke gebeurtenis der geboorte van Prinses Juliana, welke de Inlandsche ingezetenen op ’t zeerst heeft verblijd u, als voorzitter van den Semarangschen Stadstuin, dezen waringin aan te bieden als blijvend aandenken aan het feit dat het voortbestaan van het Oranje-huis is gewaarborgd.
De groote deelneming der Javanen zal u ervan hebben overtuigd dat de voorspoedige bevalling van H. M. onze geëerbiedigde Koningin ons allen met blijdschap heeft vervuld. Er is geen kampong waar geen vreugde heerscht. Overal zien we eerebogen opgericht, overal wappert de Hollandsche driekleur, overal zijn de huizen desavonds eenvoudig maar feestelijk geïllumineerd en op vele plaatsen weerklinken de tonen der gamelan.
Zooals u weet is ’t een oud gebruik bij de Inlanders om bij zeer belangrijke gebeurtenissen een waringin te planten. Ook bij deze gebeurtenis willen ze uitdrukking geven aan den wensch, dat het der koninklijke familie in alle opzichten naar wensch ga, dat vooral de pasgeborene prinses in voorspoed moge opgroeien.
Mijnheer de voorzitter, op verzoek van de bevolking draag ik u dezen jongen waringin op en spreek de hoop uit dat deze boom een voortdurend teeken blijve van onze gehechtheid aan het Huis van Oranje-Nassau.
“Leve de Koningin! Leve de Prins! Leve de Prinses!” Na deze opdracht sprak de hoofd-penghoeloe een gebed uit, waarop de heer Priester den boom met een enkel woord aanvaardde.
Na elk dezer toespraken klonk het Wilhelmus.

Wat een dag, wat een golven van vreugde- en zou die waringin er nog staan? Msschien is de gehechtheid verminderd na alles wat er in de oorlog is gebeurd.
Maar dat was erna.
Anno 1909 golfde de vreugde, iedereen kende de moeder Wilhelmina, de vader Hendrik, de grootmoeder Emma, een familie waar je bij wilde horen, en dat kon, gemakkelijk, een oranje strik, een parade, een boom in de stadstuin, allemaal tekenen van verbinding, van samen zijn, van misschien ook wel deel uitmaken van de grotere familie. Zoiets gaat vanzelf als je de namen en de verhalen kent.

Praat met mij

Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Waarom de huisjongen tot moord overging

huisjongenMoord in Batavia, kort na de kerst van 1916. Wat was er gebeurd? Op 27 december 1916 was mevrouw Maitimo neergestoken door haar huisjongen. Opeens. En erger: ze was pas getrouwd, pas in verwachting en dan dit.
Dus door iemand in je eigen huis.
En had niet zowat iedereen bedienden? Precies. Heden zij en morgen..

Huisvrouwen

De Preanger-bode probeerde de gemoederen te kalmeren en schreef:

  • De tragische dood van mevr. Maitimo heeft allerwegen in lndië een diepen indruk gemaakt en te Batavia is een zekere nervositeit, vooral bij de Europeesche huisvrouwen, nog goed waarneembaar.
  • Dat is zeer begrijpelijk, maar aan den anderen kant is het verkeerd, dat er weer gegeneraliseerd wordt en een neiging is ontstaan, om alle huisbedienden met een wantrouwend oog te beschouwen.

Goed punt. Maar de huisbedienden vertrouwen lukte ook niet meer, daarvoor waren de berichten in de kranten te schokkend. Het was natuurlijk de nachtmerrie van de koloniale wereld: in eigen huis niet veilig te zijn. En dat terwijl er volgens het koloniale systeem zoveel goeds te zeggen was over het koloniale systeem: waarom waren die mensen toch niet dankbaar?
De zaak van mevrouw L. Maitimo hield Batavia en al snel geheel Indië bezig. O, die verschrikkelijke details uit de kranten steeds maar!

Zo erg, in verwachting. Uit Den Haag, met de handschoen getrouwd. En meneer Maitimo was net met verlof in Europa. Ze was 25, misschien 26 jaar oud. Kassian, om zo dood te gaan. Hoe? Het was de Sumatra-bode die er het fijne van wist.

  • Bij negenen vanochtend zat mevr. Maitimo in de voorgalerij van haar woning in de Sawolaan te borduren, toen haar huisjongen, die in de bijgebouwen bezig was borden te wasschen, haar riep, om haar blijkbaar wat te vragen.
  • Mevr. Maitimo begaf zich naar de bijgebouwen en plotseling sprong de jongen met een tafelmes in de hand op haar af, om na de dame aan de hand verwond, te hebben, haar het mes verscheidene malen in de hartstreek te stooten.
  • Het slachtoffer gaf een luiden gil en zakte hevig bloedend in elkander, waarna de huisjongen aan den haal ging. Op het rumoer kwamen de buren toegeloopen.
    Een buurvrouw had nog kunnen zien hoe de jongen de laatste stooten had toegebracht, doch naar haar ongelukkige buurvrouw toesnellend, kon zij niets anders doen dan de hevig bloedende vrouw opuemen en naar binnen dragen.
  • Een andere buurvrouw haastte zich, om een dokter te telefoneeren.
  • Binnen zeer korten tijd verschenen de doktoren Leusden en Van Tricht, die evenwel slechts den dood konden constateeren.
  • De gewonde vrouw had nog slechts een paar minuten geleefd.
  • Omtrent de vermoedelijke oorzaak van dezen moord wordt door de andere bedienden verklaard, dat de dame gistermiddag een kostbare sarong miste en den huisjongen van dezen diefstal verdacht, waarbij zij hem zeide, dat. wanneer de sarong niet heden nog terecht kwam, zij de politie zou laten komen.

Vreselijk, vreselijk, voelde Indië, en waarom was deze bediende nog niet gepakt? Dagen gingen voorbij. Dan weken.

Huisjongen

Pas in april 1917 werd de huisjongen Midan gepakt, door zijn eigen domheid. Dat had niet gehoeven, schreef het Weekblad voor Indië tussen de regels door. Want na de moord was Midan verdwenen “in een van de kampongs in de richting van meester Cornelis, waar hij ook den nacht doorbracht bij een kennis.”
Ja, vind daar maar eens iemand. De politie ging surveilleren. Maar ze hadden een vaag signalment. Evenzogoed sloeg Midan op de vlucht, drie weken liep hij richting Cheribon, wilde naar Bandoeng, tot hij van het lopen moe werd. Dus hij stal een fiets. Maar hij kon niet goed fietsen. Dat valt op:

  • Hij wist zich daarmede eerst uit de voeten te maken en zou mogelijk ook Bandoeng wel bereikt hebben als zijn onhandig slingeren de aandacht der politie niet had getrokken die hem ondervroeg over de herkomst van het rijwiel.
  • Daar hij die niet kon opgeven, nam men hem mee.
  • Toen begin hij zijn tweede domheid.
  • Naar zijn naam gevraagd, gaf hij op Medan te heeten.
  • Wijl verzocht was de opsporing van een zekere Midan lag de vraag voor de hand of hij niet Midan heette.
  • Hij ontkende.
  • Men zou hem nu zeker losgelaten hebben als hij de fiets niet had gestolen.

En ja, hoe gaat zoiets. Al snel werd Midan herkend, hij bekende vrijwel meteen, en werd naar Batavia opgezonden voor berechting. Daar beweerde hij mata glap te zijn, een soort verstandsverduistering, dus minder toerekeningsvatbaar.
Het Weekblad voor Indië schreef:

  • Ondanks zijn goedig en een weinig bête uiterlijk schijnt meer dan altijd al een driftig heertje geweest te zijn die dadelijk op zijn ethische teentjes getrapt was en zich niet gaande iets zeggen liet.
  • Bovendien schermde hij altijd al erg branie met bedreigingen tot moord, onder andere had hij de baboe daarmee al eens de stuipen op het lijf gejaagd.
  • Dat zullen zeker verzwarende omstandigheden zijn.

Dus mata glap was er niet bij. Driftig.

Kettingberen

Het vonnis was zwaar. De Deli courant schreef:

  • De landraad veroordeelde Midan, den moordenaar van mevr. Maitimo tot 10 jaar dwangarbeid in den ketting.

Hiermee behoorde Midan tot het legioen van de zogeheten kettingberen. Dwangarbeid kon overal zijn, zowel bij militaire expedities, bij wegenbouw en dergelijke, als in Europese woningen als bediende. Degenen bij expedities hadden een kans op strafvermindering bij moedig optreden; degenen in een woning hadden kans op goede behandeling bij goed gedrag en dat kon Midan ook vertonen, als hij wilde en zolang hij het wilde, tenminste.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt
gratis ebook

Wat de Europese dameshoed ons vertelt

dameshoedEen dameshoed op een oude foto verdient de aandacht. Meer dan zomaar even kijken en denken, ja toen droegen de vrouwen nog hoeden. Wanneer u een familiefoto heeft met een hoed-dragende Europese vrouw, dan kunt u aan de hand hiervan onderzoek gaan doen om haar beter te leren kennen.

Vragen

Wat u wilt weten is:

  • Was zij modern, volgde ze elke nieuwe mode, en was zij licht ontvlambaar voor elke nieuw model? En wat zegt dat over haar karakter?
  • Waar kocht zij haar hoeden, en hoe kwam ze aan dat geld? Is zulks huishoudgeld, verdiende ze zelf (hoe en wat en waar), kreeg ze een toelage voor persoonlijke uitgaven en hoe verstandig ging ze daarmee om? (Wel hoeden, geen cursus steno?)
  • Wie beoordeelde haar hoeden? Ging ze veel uit, waren er vrouwenverenigingen (u weet, vrouwen onder elkaar…) of was ze aan de positie van haar echtgenoot verplicht een zekere stand op te houden?
  • Bonusvraag: draagt zij veren op haar hoed? Dat is een omstreden keuze voor de Eerste Wereldoorlog. Hele verenigingen kwamen daartegen in opstand. Zo ja en zo nee, dan weet u ook al iets meer.

Klopt, dat zijn veel vragen. Ik hoop dat ze u tot nadenken stemmen, zodat u met nieuwe ogen naar dezelfde familiefoto kijkt.
Een vrouw die elk voorjaar en elk najaar een nieuwe hoed wil, is een andere vrouw die zegt: “Ach, een nieuw lintje om de hoed, dan kan het nog wel hoor.”
In het kleine des levens leren we over het grote des levens.

Hoedenmagazijn

In De Reflector van 1 november 1919 las ik het artikel ‘mevrouw Coelijn te midden van haar modisten’. De grote foto hierboven is uit dat artikel. Of nou ja, artikel. Het was meer een foto met een bijschrift. Dit stond er:

  • Woensdag 29 October was het 10 jaar geleden dat Mevrouw Coelijn, de eigenaresse van het bekende hoedenmagazijn van dien naam in Gang Passer Baroe, de zaak overnam van Mevrouw Valkenburg.
  • Wel waardig is het te weten dat bij de overname de omzet bedroeg f 300.- per maand, Thans bedraagt deze omzet tusschen de vier en vijf duizend gulden! Wel een bewijs dat de stoere en werkzame Mevrouw Coelijn er slag van heeft haar zaak te beheeren.
  • Trouwens de door haar atelier geleverde hoeden vallen te zeer in den smaak der Bataviasche (en Bataviasche niet alleen!) dames, dan dat wij daarover nog een aanbevelend woord zouden moeten schrijven.
  • Mevrouw Coelijn, het ga U en Uwe zaak goed, Prosit – tot over 10 jaar!

Nu even rekenen met het omzetten van dat IISG-hulpmiddel: daarmee kunt u een guldensbedrag van toen omrekenen in een eurobedrag van nu.
(klik en kijk: https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/hpw/calculate.php )

Mevrouw Coelijn had bij de overname in 1909 dus 300 gulden omzet per maand.
Omgerekend: ruim achtduizend euro.
Anno 1919 heeft ze 4.000 gulden omzet per maand, minimaal.
Omgerekend: 58580.01 euro. Als ik dit goed lees, is het ruim 50.000 euro per maand. Een bedrag waarvan ik denk: 1 begrijp ik het wel goed en 2 hoe deed mevrouw Coelijn dat.

Couture-hoeden

In ieder geval, hoeden zijn dus big business. Er waren in Batavia dan ook meer hoeden-magazijnen. Je kon als vrouw zijnde een confectiehoed kopen, met het risico dat je iemand tegenkomt die dezelfde hoed draagt. Of je bestelde bij mevrouw Coelijn. Ze heeft een eigen atelier waar ze hoeden laat maken, het is vermoedelijk couture. Mevrouw heeft ook modistes in dienst, vrouwen die verder helaas naamloos blijven maar wel op de foto mochten. Ze zien er netjes en bekwaam uit. Ik zou er zo iets bestellen.

Ik werd natuurlijk nieuwsgierig naar de persoon van mevrouw. Ze ziet er zo Hollands uit, en hoe dan toch. Veel wijzer werd ik niet, alleen had ik nieuwe vragen. In het paviljoen waar ze werkt, is ook een mode-academie gevestigd, meldt het Bataviaasch Nieuwsblad in 1918. Misschien was ze daar ook wel aan verbonden. Zoiets hoeft immers geen grote instelling te zijn. De Reflector publiceerde ook een foto van ‘de toko van mevrouw Coelijn’, kijk, die zag er zo uit:

dameshoed

Er is sprake van een zekere meneer Coelijn. Hij lijkt mevrouw goed aan te vullen. In De Preanger-Bode van 1915 zag ik een advertentie waarin hij zichzelf aanprijst als zijnde het Soekaboemisch Kleedingmagazijn (tel. No. 187) met drie pluspunten:

  • 14 jaar coupeur in Europa
  • 10 jaar in de tropen
  • dus geen jong coupeur

Hoe dat dan weer zit, is me een raadsel. Mevrouw Coelijn vertrok in 1927 naar de grote hoedenhemel, ze heeft vast honderden dameshoofden gesierd met een hoed naar eigen ontwerp. Hoe en wat, dat staat vermoedelijk op uw oude familiefoto’s. Hoe beter u kijkt, hoe meer u ziet en begrijpt.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat. 

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Waarom njai Aïma zich niet liet wegsturen

njaiAïma is een njai, een concubine, ze is met Theodoor van de Elst met wie ze een kind heeft. Dan besluit Theodoor dat hij met de Hollandse Nelly gaat trouwen. Aïma moet weg.
Maar zij wil niet.

Dat is het keerpunt in een ijzingwekkende roman uit 1892, met de opgewekte titel Vrouwen lief en leed onder de tropen. Schrijfster Thérèse Hoven kende Indië en ze kende ook haar lezeressen. Al te explicitiete verhalen kon niet. Uitgevers wilden dat niet publiceren.
Dus ze verpakt wat ze wil zeggen in een tot op zekere hoogte feel good verhaal. Dat zie ik meer gebeuren in zogeheten damesromans. Ze zijn voor en door dames geschreven, dus vrouwen die zich boeken konden (of mochten) veroorloven, die enige kennis van de wereld bezaten en ie vermoedelijk beseften dat hun positie een kwetsbare was. Want betaalde betrekkingen voor dames waren zeer schaars. De meeste vrouwen trouwden en werden dan wettelijk en emotioneel afhankelijk van hun echtgenoot.
Wat te doen, als zo’n man dan tegenvalt?
Dat staat allemaal fraai verpakt te lezen in de damesromans. In die verpakking bevindt zich nuttige informatie, waar je als vrouw zijnde iets mee kunt, als je durft.

Bamboe

Thérèse Hoven vertelt dat Aïma als kokki in huis is nadat Theodoor met Nelly is getrouwd. Ze is overgegaan op een langzame, onomkeerbare en voor Theodoor zeer pijnlijke moord:

  • Uit vrees, dat het ontdekt zou worden, als zij een krachtig middel nam, had zij ’t vergif gebruikt,
  • dat het langzaamste, doch tevens het zekerste werkt, nl. de fijne vezeltjes der bamboe.
  • Deze  verteren niet en veroorzaken langzamerhand een doodelijke maagkwaal.
  • Dagelijks had ze een kleine hoeveelheid daarvan in de rijst gemengd, hopende dat de njonja blanda (blanke mevrouw) er ook van eten zou.
  • Daar Nelly echter niet van de rijsttafel hield, was zij gespaard gebleven.

Zo moet dat dus: bamboevezeltjes door het eten. Mogelijk zijn het de bamboehaartjes, die aan de binnenkant groeien; ik heb daar verschillende verhalen over gehoord.
Het middel werkt langzaam. De vezels gaan vastzitten in de organen en verteren die langzaam, zoals ook de wrok in de ander een verterend effect heeft.
Zo begreep ik hoe boos Aïma moet zijn geweest. Ze wil die Theodoor zien lijden, langdurend en ellendig. Theodoor sterft:

  • De benauwdheden namen in hevigheid toe en volgden elkander sneller op naarmate het einde naderde.

Nelly is weduwe. Aïma heeft gif genomen.
Ik las het en dacht: Ja, zo gaan die dingen. En ik dacht: bamboe is in Indië altijd voorhanden, en duur is het niet. Dat zullen de lezeressen destijds ook hebben gedacht.

Dr. Amir

njai

Uit het Bataviaasch Nieuwsblad.

Ik vermoed dat damesromans destijds niet gelezen werden door de heren der wetenschap. Want in De Locomotief van juli 1932 kom ik het verslag tegen van de lezing door dr Amir, over het onderwerp ‘De vrouw en de misdaad.’ Dr Amir is ‘specialist op het gebied van zenuw- en zielsziekten te Batavia.’ Hij is druk met lezingen geven, adviezen verstrekken, de man is een expert, een autoriteit.
De dokter weet dat vrouwen minder crimineel zijn dan mannen, dat komt door: ‘de beschutting van het milieu, de geringere activiteit en het mindere alcoholmisbruik van de vrouw.’ Verderop blijkt dat hij bedoelt: Europese vrouwen. Want over Aïma en andere vrouwen zegt hij:

Van de eigenaardigheden der inheemsche misdadigster is nog niet veel bekend, zeker is evenwel, dat hierbij, behalve de rasaanleg, nog vele andere factoren als sociale structuur en infectieziekten een rol spelen.

Foei dokter Amir! Al in 1892 legde een bekende schrijfster uit wat de oorzaak van de misdaad kan zijn: niks rasaanleg. Gewoon een zekere Theodoor van de Elst, die dacht een njai weg te kunnen sturen. Oorzaak en gevolg. Je moet je wel in vrouwen en hun lectuur willen verdiepen, natuurlijk.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe Willem A. Belle aan zijn liefde voor de viool kwam

belleIn 1921 wist iedereen het: Willem Belle, die heeft gouden handen als hij een viool aanraakt. En dat was ook zo. Net als indertijd zijn vader.

In het Weekblad voor Indië kwam ik een groot artikel tegen over vader en vooral deze zoon. De auteur ervan, kunstcriticus Hans van de Wall, kwam woorden te kort om diens kwaliteiten te prijzen. Dat Belle een viool kon repareren, was een zegen voor de klassieke muziek in de oost. Want hoe verging het de viool die in de tropen arriveerde? Dat zette dezelfde Van de Wall uiteen in het Bataviaasch Nieuwsblad:

  • Grootmeesters op de viool, die door het Verre Oosten reizen, ondervinden niet alleen aan den lijve de gevolgen van het heete klimaat, maar zij lijden het meest schade aan hun instrument.
  • Er is tot dusver niet één geweest, die, hier aangekomen en zijn vioolkist openend, daarin de kostbare Amati of Guarnerius gaaf en ongeschonden aantrof.
  • Integendeel, in al die gevallen lag het Instrument geheel uit elkaar als een wrak, en scheen het onherstelbaar verloren.
  • En indien wij in ons midden niet een instrumentbouwer hadden als Willem Belle, den genialen werkman op dit gebied, dien — ik vernam dit vaak uit den mond der vreemde artisten — zelfs het buitenland ons benijdt, dan zouden wij kunstenaars als Piastro, Premyslav en Elman hier niet op hun best kunnen hooren.

Een wrak van een instrument, en wat dan te doen? Naar Willem Belle. Gelukkig staan er in het Weekblad voor Indië mooie biografische passages over vader en zoon, en van die laatste ook nog een foto.

Vader Belle