Eddie Samson: ‘Ik ben 100% Indo, Indisch’

Eddie Samson (1934-2024) is deze week naar de hemel vertrokken, las ik, en dat raakte me. Omdat ik hem in 2015 ontmoette en onder de indruk raakte. Hij woonde tien in Soerabaja, nadat zijn vader had besloten dat het gezin Warga Negara werd. Hieronder zijn portret, dat ik overneem uit mijn boek over HALIN.

Zorg voor het verleden

Eddie Samson is een uitzonderlijke man. Hij spreekt snel, geconcentreerd en met kennis van zaken over het Nederlands erfgoed in Indonesië. Daar zorgt hij voor als Indische man. Zorgen voor het verleden is belangrijk voor hem. Weten wat geweest is, dat in ere houden als het goed was. Van het slechte lering trekken, dus kritisch durven zijn. In die zin is hij activist en daardoor werd hij een plaatselijke beroemdheid. Indonesische kranten schrijven regelmatig over hem en over zijn betrokkenheid bij voormalige koloniale gebouwen, begraafplaats of boeken.
Eddie spreekt even vloeiend Indonesisch als Nederlands en heeft overal een opinie over. Nederland, het land waar zijn hart naar uitgaat, heeft hij nooit gezien. Aan de muur van zijn huis hangen drie portretten in een lijstje: koningin Wilhelmina, koningin Juliana en koningin Beatrix. Drie vorstinnen, die voor Eddie elk het gezicht van dat verre land zijn.

Hoop, geloof en liefde

Het gaat om de juiste mentaliteit, legt hij uit. Heb je die dan red je het. Wat er ook gebeurt. Wat hemzelf betreft: ‘Je mag niet zeggen: “dit is mijn lot”. Het leven is een strijd, Je moet dus strijden, je moet actief zijn. Je moet daden bij de woorden doen. Je moet hoop, geloof en liefde hebben. De maker daarboven wil dat zo: je moet doen, je gedrag en je woorden moet één zijn, dat moet in overeenstemming zijn met je verlangens. Je kunt niet gaan rondhangen en naar Nina Bobo luisteren, dat is gemakzuchtig. Veel mensen zijn zo. Ik niet.’

‘Alles voor de Indo, ja’

Met die mentaliteit leeft en werkt Eddie. In zijn dagelijks leven, waar hij zijn gemoedsrust moet zien te bewaren. In zijn werk voor de Indische verenigingen en voor het koloniaal erfgoed in zijn stad. Het verleden, dat bestaat en het bestaat niet voor hem. Hij weegt het hardop tegen elkaar af. Enerzijds is het voorbij: “Al is al. Soedah. Een streep eronder.’ Anderzijds, ja, anderzijds is het niet vergeten: ‘Je kunt ervan leren.’ Want de kinderen van Indische mensen die Warga Negara werden, moeten weten wat hun afkomst is.
Eddie: ‘Wij leven hier in Indie als de laatste der Mohikanen. Straks zijn we er niet meer. Zeg over tien jaar, twintig, dan zijn er geen ouders meer die vragen kunnen beantwoorden. Het gaat verloren. Dat doet wel pijn hoor, dan kunnen wij niets meer vertellen. Ze zeggen gemakkelijk: ‘Mijn vader is peranakan-Indo, maar echt begrijpen kunnen ze dat straks niet meer.’ Iets of meer dan iets, blijft wel bewaard in Bureau De Indo. Dat is het tijdschrift van de Indische Vereniging waar Eddie lid van is. Elke drie maanden verschijnt het blad. Ze hebben bijeenkomsten. ‘Alles voor de Indo, ja.’

100% Indo

Eddies vader, Johannes Alexander Samson, bezat het Nederlands paspoort en was Nederlander. Zijn moeder Femina Koraag ook. Maar toen zijn vader op 17 september 1951 Warga Negara werd om zijn pensioen te kunnen behouden, werden de anderen dat ook. Zo waren de regelingen. Eddie begrijpt de regeling, maar heeft bezwaar tegen de uitvoering: ‘De namen van mijn moeder en mij komen niet voor op de optieverklaring. Ik was minderjarig en kon niet zelf beslissen. Uit onwetendheid heeft mijn vader in 1951 of 1955 mijn paspoort en dat van mijn moeder ingeleverd bij het Nederlandse consulaat in Soerabaja.
Dus ik ben zeker niet uit eigen wil Indonesiër geworden. Daarvoor heb ik nooit gekozen. Ik ben in merg en been, ook met het bloed en lichaam 100% Indo, Indisch. Ik ben westers opgevoed, mijn omgeving, cultuur, school, opleiding, werkkring waren en zijn Nederlands. Maar door het opteren van mijn vader werd ik als minderjarige Indonesiër.’

‘Toen dacht ik wel,
was ik maar donkerder’

Hij heeft een roerige tijd achter zich liggen, dat moet hij beamen. De oorlog, de Bersiap, Nieuw-Guinea, alles heeft hij meegemaakt. ‘Je had periode één,’ doceert Eddie, ‘dat was voor de oorlog. We waren allemaal Europeanen, of we nu Engels waren, Duits, Hollanders. Toen kwam periode twee, dat was de Japtijd. Dat was een slag. Mijn vader moest in de gevangenis, ik moest werken in de gaarkeuken. Het duurde tot en met 1945. Omdat ik blank ben, was dat voor mij niet zo veilig om op straat te lopen. De buren hield zich liever afzijdig. Toen dacht ik wel, was ik maar donkerder. Dan krijg je de derde periode. De revolutie, de Bersiaptijd. Mijn vader werd opgesloten en afgeranseld door de pemoeda’s en ook mijn moeder en ik werden opgesloten. We zijn door de Engelsen bevrijd. Tijdens de oorlog zijn we alles kwijtgeraakt. Een rijwiel, kunst, schilderijen, waardevolle boeken en antieke collecties en onze Philips radio. Ik kon drie en half jaar niet naar school gaan.
Komt periode 4, toen ging ik weer naar school, een leuke tijd. Ik was geliefd bij de meisjes. Ze vonden me galant. Stout met meisjes was ik nooit. Als ik verliefd was, dan voelde ik me blij als ik haar een hand mocht geven. Maar de HBS werd gesloten, die heb ik niet kunnen afmaken. Toen ben ik gaan werken.’

Kippetje achterop

Daarmee kwamen er inkomsten. Geld. Eindelijk, voor het eerst na al die benauwde jaren, de kans om zelf te beslissen, om het leven vorm te geven. Ondanks de pesterijen van Indonesiërs omdat hij zo licht was en de moeilijkheden die dat op het werk opleverde. Hij bleef anders, want hij had Nederlands bloed. Zijn generatiegenoten maakte hetzelfde mee.
‘De meeste jeugd was toen kapot,’ zegt Eddie nuchter. ‘We waren bang voor de toekomst, dat is door de Jap gekomen. We wisten niet wat we met het leven aan moesten, dus toen ik begon te verdienen… het was of er een paard van de stal was losgekomen… Ik kon kopen wat ik wou. In die tijd begon ik te roken en te drinken. Bier. Soms borrels. Dat was erg duur. Ik kon het betalen, maar aan het eind van de maand was het altijd nul. Ik had een fiets en vaak een kippetje achterop, een meisje. De jongen was de haan. Djago.’

Oorlog

‘In die tijd was ik de eerste voorrijder bij de motorclub Soerabaja. Dat vonden ze wat, een kleine man op zo’n grote Harley Davidson, dat trok de aandacht. Na vier, vijf jaar ben ik daarmee gestopt omdat ik steeds duizelig was en vaak donkere vlekken voor mijn ogen zag. De stabiliteit was er niet meer. Dat komt als je niet genoeg slaapt. Je krijgt misselijkheid en koortszweet. Zo maken de meeste mensen een ongeluk.’
En hoe dat kan, niet genoeg kunnen slapen? Dat komt door alles waarover Eddie zwijgt. Wat hij als jonge jongen heeft moeten doorstaan in oorlog en Bersiap.

Sinds Nieuw-Guinea werd overgedragen aan Indonesië, heeft hij geen last meer gehad van discriminatie, vindt hij. Dat hij toevallig wat blanker is dan anderen, maakt niet meer uit, zegt hij. Hij is en blijft ‘Indisch in hart en nieren’, dat zeker. Nederlands? ‘Dat is een paspoort kwestie.’ Die heeft hij vaak willen oplossen. Twee keer vroeg hij een visum aan om naar Nederland te mogen gaan. Twee keer werd hij geweigerd. Een smeekschrift aan koningin Juliana ook. Hij probeerde als verstekeling Indonesië te verlaten, maar ook dat mislukte. Nu heeft hij er meestal vrede mee op een filosofische manier: ‘Mijn moederland is in handen van Indonesiërs, Holland is en blijft mijn vaderland.;

Hollands voetbal

De laatste jaren is Eddies leven overzichtelijk. Elke dag staat hij om 5 uur ’s morgens op. Dat gaat vanzelf tot de moskee In de buurt. Dan wandelen. De krant lezen, baden, schrijven, bezoek. s Middags een uur slapen, dan baden, koken en dan is het alweer avond:
‘Als er voetbal is, zit ik de hele tijd voor het scherm. Ik ben gek op Hollands voetbal. Ik ken de voetbalwereld uit mijn hoofd. Soms bel ik Holland ook op met een telefoonkaart die ik gekregen heb. Ook mijn kennissen in Australië en Amerika. Je moet de mensen blijven volgen. Dan ben ik om vier uur weer wakker. De tijd gaat verbazend snel, vooral als je erg druk bent.’

Romantisch

Je moet wat van het leven maken, vindt Eddie. Ondanks wat er op je pad komt. Geldt ook voor de liefde:
‘Vroeger was ik altijd verliefd. Als een meisje vrij was, kon je dat zien, want dan droeg ze vlechten. Had ze twee vlechten, dan was ze ongetrouwd, dus dan mag je een kans wagen. Een vlecht voor en een vlecht achter, dan is ze verloofd. Je mag nog een kans wagen. Heeft ze twee vlechten voor, dan is ze getrouwd. Klaar.’ Hij is nog romantisch, ook in zijn huwelijk. Zijn echtgenote is Javaanse en dat was eerst moeilijk: ‘De Javaanse vrouw, vergeleken met een Hollandse is heel verschillend. Ze zijn niet zo romantisch als Indische jongens. Ik kan haar wel een zoen geven. Dat wilde ze vroeger niet uit verlegenheid, later wel, toen was ze verindischt. Samen hebben ze vier kinderen, de twee uit Eddies eerste huwelijk brengt ze met liefde groot. Geen van de kinderen spreekt Nederlands: ‘Ze hebben dat nooit geleerd op school. In de omgang Nederlands spreken was taboe voor ze. De leerboeken waren in de Indonesische taal. Ik zou wel willen dat ze Nederlands spraken, maar dit is een andere generatie. Het is te laat en nu kan het niet meer.

Rijk aan verleden

Te laat, maar niet voor de gebouwen uit de Nederlandse tijd. Met anderen werkt Eddie voor het behoud van het verleden in Indonesië. Wat geweest is, hoeft niet meteen afgebroken te worden. Bewaar het toch, denkt hij, bewaar IJssalon Zangrandi, het oude station Goebeng, het graf van journalist Von Faber en veel meer. De stad is rijk aan verleden en als je dat weghaalt, verdwijnt het fundament. Hij heeft het er druk mee: ‘Ik zit in veel clubs en doe veel radio-interviews, vaak in de uitzending van Suara Soerabaja, de stem van Soerabaja.’

Soms piekert hij en dan slaapt hij nog minder, maar en daarmee praat hij over het piekeren heen sinds zijn dochter ervoor zorgde dat zijn huis ventilatie kreeg, gaat het beter. Hij heeft heus vrede mee dat hij in Indonesië is gebleven. Dat komt omdat hij voor zichzelf duidelijk weet wie en wat hij is: “Indisch wil zeggen dat je hier geboren bent, dat je geen Indonesiër bent in je cultuur. Je gaat met je hart naar Holland ofschoon vanwege mijn band met Suara Surabaya hoor ik 100% hier, ondanks alles. Toen wilde ik graag weg naar Holland. De kinderen? Ze weten wat Indisch is. Ze weten dat vader een peranakan-Indo is, van gemengd bloed, een Indo Belanda, ze voelen niet als Indo, ze weten alleen dat ze Indisch bloed hebben. De kleinkinderen zijn Indonesisch. Ze noemen me Opa. Een Hollands woord. Het komt niet voor bij de Indonesischen. De kinderen noemen me Pappie. In mijn Kampong noemen ze ons Pappie en Mammie. Het zijn een paar Hollandse woorden die hem veel doen. Mijn vrouw spreekt liever Indonesisch, maar wat Pappie en Mammie betekent, dat weet zij ook.

Balans

Dus zo heeft Eddie Samson uiteindelijk een balans gevonden. Hij leeft in het heden en zorgt voor het beste van het verleden. Hij is Indonesisch als het moet en Nederland Nederlands waar het kan voor zichzelf 100% indo, dat telt het meeste.
(Foto’s: Rino Berhitoe)

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook