wat is Indisch

Indo of Indisch, dat is de vraag

indoIndo is een gewoon woord, inmiddels. Het lijkt wel of steeds minder mensen ‘Indisch’ zeggen of, ‘Een Indische achtergrond’ of ‘Indische Nederlander’.

Over deze woorden dacht ik na en ook over hoe ze kunnen veranderen, omdat ik zonder het bewust te willen, een onzedelijke roman had gelezen. In 1931 publiceerde Caesar Kijdsmeir jr de roman Wrakhout. Geen opwekkende titel. Eerder had hij Goena Goena (circa 1930) gepubliceerd en daarvoor De groote debacle (1929). Caesar Kijdsmeir jr was het pseudoniem van Albert Zimmerman, de hoofdredacteur van het populaire weekblad d’Oriënt. Geen Indische man, is mijn indruk, ondanks die naam Kijdsmeir.
Een commerciële gouden greep, natuurlijk. Het weekblad was een goed merk, wat daarmee verbonden was, verkocht vanzelf.
Ik was daardoor ook nieuwsgierig.

Animeermeisje

In Wrakhout is zowat elk personage menselijk wrakhout, aangespoeld op het strand des levens. En toch deprimeert het boek niet. Dat komt omdat er een tijdbeeld in zit, van mensen die het elk op een eigen manier moeilijk hebben in de heersende crisis. Dat moedeloze ervan raakte me. Het gevoel van waarvoor-zou-ik-nog.
Al op de eerste pagina’s leren we Jopie kennen, een animeermeisje. Dus: gezelschap biedend aan heren in ruil voor commissie op de drank door deze heren besteld.
Jopie krijgt gezelschap van Fred en Henk die haar zien, achter de bar, op de jaarbeurs in het mondaine Bandoeng:

  • Fred lachte en keek naar het pittige, kleine Indomeisje, dat nonchalant op de barkruk hing, achter de breede bar en dat speelde met het voetje van het champagne-glas, de spitse, smalle vingers met de watblauwige, niet-pleizierige nagels om het dunne steeltje. […]
  • ’t Type, dat uitgesproken Indisch-Europeesch is, met roetzwarte, groote oogen met iets heel teers en bewogens in de zachte welving der oogleden en de soepele gepenseelde lijn der zwarte wenkbrauwen, de huid van het wonderlijk geel, dat niet bruin is en niet blank en dat men koelit langsep noemt.
  • Een vinnig gebogen neusje met ronde, zachte neusvleugels, nerveus en beschaafd.

Jopie is getrouwd met een man die haar in de gaten houdt, haar beschermt. Er moeten immers geen gekke dingen gebeuren als de heren drank op hebben. Deze Willem Dreseler is “een zeer donkere Indo met de zware snor en in elkaar gegroeide wenkbrauwen”.

Hier zien we:

  • Indomeisje
  • Indisch-Europees
  • Indo

Niet zoals wij

Even een stap vooruit in het verhaal. Fred heeft van Jopie extra diensten gekregen, in de nacht (u begrijpt…). Hij krijgt een brief van Jopies moeder, en daarin staat dat er nu getrouwd moet worden. Een fragment daaruit:

  • Jopie is een lief goed meisje en haar vader zou zich in zijn graf omdraaien wanneer hij wist dat zij zwanger is en niet eens getrouwd.
  • Haar vader was een nette man en ik ben altijd in eer en deugd getrouwd geweest met hem.
  • Jopie is geboren toen wij twee jaren getrouwd waren en John toen wij drie jaren getrouwd waren en mijn man was toen bij de Staatsspoor. Later toen hij dood was is John officier geworden en Jopie is tegen mijn wil getrouwd met die rare Dresseler, wiens moeder een Inlandsche vrouw was.
  • Hij is een Indo, niet zooals wij, Indische menschen.
  • Dat wil ik U wel even vertellen, dat wij altijd Indische menschen zijn geweest, zoodat U niet hoeft neer te zien op Jopie, omdat zij een Indisch meisje is.
  • Mijn vader en moeder en die hun vader en moeder en die hun vader en moeder en zoo altijd door zijn altijd Indische menschen geweest zonder baboe’s of Inlandsche vrouwen, zooals in Dresseler zijn familie.

Bij elkaar dus:

  • Indomeisje
  • Indisch-Europees
  • Indo
  • Indisch meisje
  • Indische menschen

En het grote verschil begreep in die tijd iedereen door de zin: “Hij is een Indo, niet zooals wij, Indische menschen.”
Hoe dan?
Wat dan?
Zoiets gaat verloren in de tijd, vrees ik.
De gevoelswaarde, bedoel ik. Positief is het bepaald niet, zoveel is wel duidelijk.

Indo

Deli-Courant, 1933

Uit de krant

Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië publiceerde in 1933 een recensie van deze ‘Indische zedenroman’. Die was niet bepaald gunstig. Andere kranten jubelden evenmin. Wel werd de schrijver geprezen om de vlotte pen, maar inhoudelijk was er veel mis, volgens de krant:

  • Wat wij op dit boek tegen hebben, is, dat de schrijver het leven niet in al zijn nuanceringen ziet. Hij ziet slechts het naargeestige.
  • […] Wrakhout wordt door den schrijver een Indische zeden-roman genoemd. Doch hiervoor is het verhaal te eenzijdig, wordt er te veel gezegd over één categorie menschen, die mogelijk een op twintig wel in Indië voorkomt, maar allerminst een maatstaf is voor het leven en doen in ons Indië.
  • Ook „Indische” zedenroman achten wij als aanduiding niet juist. Want de sfeer, die voor een „Indische” roman noodig is, krijgts men niet door een drama te laten afspelen in een hotelletje op Naripan in Bandoeng, door een tenger meisje van „wah zèg” te laten spreken, door een bediende “tida toean” in plaats van „neen mijnheer” te laten antwoorden, enz.

Kortweg, het kon wel zo zijn, maar het was niet zo. Maar “een op twintig”, ik vind dat genoeg voor een zedenroman. En helemaal als het gaat om woorden met een lading van emotie. Elke generatie benoemt het Indische anders, nu op Instagram en in seniorenhomes. Vroeger weer anders.
Dat is het spannende van over vroeger schrijven: het eigen vanzelfsprekende moet plaats maken voor het vanzelfsprekende van toen, van daar.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

“Het Indische zit dus in onze familie”

het indischeWat Indisch is, daar valt veel over te zeggen als ik met Lody Zandbergen (1948) spreek. Aan zijn kinderen en kleinkinderen geeft hij het door, zonder het met zoveel woorden te benoemen. Evenzogoed was er een kleindochter die voor haar interview met opa een tien kreeg. Hij is filosoof, fysiotherapeut, veteraan, pensionado, en zorg-opa. Lody vertelt.

Mijn kleindochter Nadine is 12, haar broertje is 10 en haar neefjes zijn 8 en 6 jaar. Nadine hoorde ik een keer tegen haar broertje zeggen: “Ik ben meer Indisch dan jij.”
Op dat moment vond ik het grappig. Maar daarachter zat: hoe ga je nou berekenen hoe Indisch je bent?
Twee jaar geleden vroeg haar neefje Rover (nu 8 jaar): “Opa, hoe Indisch ben ik eigenlijk?” Want zijn moeder is een Indisch meisje en zijn vader, mijn zoon, heeft een Hollandse moeder.
Dat wordt lastig om uit te rekenen. Want het feit dat je gemengdbloedig bent, levert de oplossing niet. We hebben vier bloedgroepen en elk mens heeft daar één van. Dus daarmee kom je er niet. Hoe moet je dan berekenen hoe Indisch je bent? Dat is onmogelijk.
Dus dat moet je je verder niet afvragen. Dat was mijn antwoord.

  • Willen de kleinkinderen graag Indisch zijn?

Dat weet ik niet. Het komt gewoon mee in de opvoeding. Ook in de school. Een lerares in de brugklas van mijn kleindochter Nadine was een Surinaams-Indische vrouw, haar mentor is een Indische jongen. In de klas stond het boek De lange reis van de poesaka, daarin staat iets van onze familiegeschiedenis van onder andere de kris.
Die is generaties geleden gemaakt voor de voormoeder van mijn opa, door de broer van de voormoeder. Hij was moslim en wilde zijn zuster beschermen tegen de christenen, mijn opa was christen. Het was wel een beetje lastig. Maar sindsdien wordt de kris doorgegeven, via de vrouwenlijn in de familie. Dus die kris is straks voor Nadine.
Later in het schooljaar had ze als taak gekregen om iets over Indonesië te vertellen. Ze maakte een krantenartikel met een interview met mij, en onder mijn leiding maakte ze kwee lapis om uit te delen. Voor haar artikel kreeg ze een 10.

  • Je kleinkinderen zeggen Indisch en niet Indo. Ik dacht dat dat de jonge generatie altijd Indo zei.

Als ik met ze praat, gaat het over Indisch eten, Indische familie. Ik gebruik het woord Indo heel weinig. Het kan daar door komen. Haar moeder draagt wel een t-shirt met het opschrift Indo. Daar zou ik nooit mee lopen.
Wat ik vooral overdraag aan mijn kinderen en kleinkinderen is de familiegeschiedenis. Daarin zit het Indische, via mijn moeder, een meisje Varkevisser. Ze komen oorspronkelijk uit Katwijk; de allereerste Varkevisser was een kapitein van VOC. We horen tot de oudste Indische families.

  •  Ga je ze ook meer vertellen over de voormoeder?

Ik vertel van de familiegeschiedenis alleen het deel dat gaat over mijn Indische en mijn Hollandse opa en oma. Dat maakt voor mijn destijds kleine kinderen en nu voor mijn kleinkinderen het Indische en Hollandse van de familiegeschiedenis begrijpelijk.
De Hollandse tak bestaat uit die van mij en die van hun moeder. Van mijn tak kennen mijn kinderen alleen mijn vader en de Hollandse man van mijn zus. Mijn zus heeft een (1) zoon. Die is aan zijn uiterlijk herkenbaar als hun Indische neef. Van hun moeders kant kennen mijn kinderen wijlen haar vader en moeder, en haar zus en haar twee broers en diens kinderen. Dat zijn de door hun uiterlijk onmiskenbaar niet-Indische neven (4) en nicht (1).

  •  Je vader, de Hollandse jongen, heeft ook een Indische geschiedenis.

Dat klopt, hij is indertijd als oorlogsvrijwilliger naar Nederland gegaan. Hij zat bij het bataljon Friesland, ook al was hij helemaal geen Fries. Mijn vader is geboren in Stompwijk.
In Bandoeng heeft hij mijn moeder ontmoet en ze zijn door de bataljonscommandant getrouwd. Dat soort dingen vertel ik wel zo tussen neus en lippen door aan mijn kinderen, nu ze wat ouder zijn. Vroeger helemaal niet. De familiegeschiedenis heb ik wel geboekstaafd aan de hand van beide stambomen. Die komen samen in het huwelijk van mijn vader en moeder. Als mijn kinderen en/of kleinkinderen later meer van hun familiegeschiedenis willen weten, kunnen ze dat in mijn boekencollectie opzoeken.

  •  Bedoel je je kleinkinderen?

Ik vertel mijn kleinkinderen alleen dat mijn moeder in Indië is geboren. En mijn kinderen weten alleen dat de oma – mijn moeder – een beetje een merkwaardige oma was. Dat ze Indisch was met allerlei Indische eigenaardigheden. Mijn tante is altijd blijven hangen in 1920, dus op verjaardagsfuifjes ging ze dansjes organiseren met ballonnetjes aan je de benen en dan moest je die ballonnen kapot zien te trappen. De kinderen vonden dat hilarisch. Aan mijn kleinkinderen laat ik alleen de fotootjes zien.
Verder geef ik antwoord op vragen als ze die hebben of als zich iets voordoet, zoals met het werkstuk van mijn kleindochter.

  • Vertel eens iets meer over je ouders.

Mijn vader heette Adrianus Peter Zandbergen en mijn moeder heette Sonja Varkevisser. Zij in Koepan op Timor geboren en mijn vader in Stompwijk.
Kort na hun huwelijk werd mijn vader teruggestuurd naar Nederland, dat was nog voor de  Eerste Politionele Actie. Hij werd opgenomen in kamp Austerlitz met wat we nu PTSS noemen. In zijn tijd heette dat ‘zielsgebrek’. Zo staat het omschreven in zijn papieren.
Maar hij kon er niet tegen om achter prikkeldraad te zitten. Dus hebben ze hem laten tekenen dat hij zich weer net zo voelde als voordat hij het leger in kwam. Toen ging hij de maatschappij weer in.
Pas later kwam ik erachter dat hij recht had op onderscheidingen. Ik heb die voor hem aangevraagd en het Ereteken voor Orde en veiligheid, het oorlogsherinneringskruis, en het demobilisatie-insigne KL zijn hem postuum toegekend.
Dat heb ik ook voor mijn twee oud-ooms gedaan: Emile Varkevisser en Herman Victor Varkeviser. Zij zaten bij het KNIL. De een ging met de Junyo Maru ten onder en de ander is bezweken aan de Birma-Spoorweg. Dat weet ik pas sinds een jaar of twee, toen iemand me wees op hun stamboek in het Nationaal Archief.

  • Het Indische zit dus in de familie. Maar zit het ook in jou?

Ja, nee. Dat vind ik lastig. Want als je zegt ‘ik ben Indisch’, dan zeg je dat je samenvalt met het Indische. Maar dat is niet zo. Ik heb als opgroeiend jongetje in wat is indischLeidschendam wel altijd het gevoel gehad dat ik niet hetzelfde was als mijn Hollandse vriendjes. En ik groeide op met alleen maar Hollandse jongens en meisjes om me heen en ik wist gewoon dat ik Indisch was. Voor de rest vond ik dat niet vervelend, maar ik besefte altijd: ik ben niet helemaal gelijk aan wat zij zijn. Als constatering. Dus niet als negatieve ervaring, integendeel.
Later op de middelbare school had ik veel Indische vriendjes en dan zei ik altijd: ‘Ik voel me meer Hollands dan Indisch’. Dus ik heb altijd de positie van buitenstaander ingenomen, wat ik buitengewoon aangenaam vind. Dat heb ik mijn hele leven gehad. Nu zeg ik niet: ‘Ik ben Hollands, ik ben Indisch’, want ik val niet met beiden samen. Dat is niet mijn identiteit.

  • Wat ben je dan wel?

Ja, dat is het punt. Ik zou dan wel zeggen: ‘ik ben ik en ik heb diverse identiteiten’. Ik ben militair. Ik ben fysiotherapeut. Ik ben volleybaltrainer. Ik ben een vader. Ik ben oom. Et cetera. Dat zijn allemaal identiteiten die aan mijn ik hangen. Maar tegelijkertijd kan dat niet. Ik kan die identiteiten niet van elkaar afzonderen. Als ik vrienden veel Maleise woorden hoor zeggen, dan herken ik dat niet in mezelf. Maar ik weet wel dat mijn grootouders dat altijd wel zeiden. Maar als ik een Maleis woord bezig, ervaar ik een afstand tussen dat woord en mij. Maar niet bij de namen van Indische gerechten. Die afstand voel ik niet bij Hollandse woorden of uitspraken, zelfs niet bij Hollands Bargoens of plat Haags.
Dus ben ik Indisch? Daar zou ik niet een ja op kunnen zeggen. Ben ik Hollands? Kan ik ook niet ja op zeggen. Wat ben ik dan wel?

  •  Een raadsel. Ik heb nog een vraag. Hoe hou je je snorpunten zo omhoog?

Heel simpel. Met snorrenvet. Dat koop ik bij de drogist. Daar hebben ze ook snorrenkammen en dergelijke moderne apparatuur. Zover ga ik niet. ’s Avonds was ik mijn snor helemaal uit en ’s morgens breng ik hem weer in model met snorrenvet of soms alleen maar gel, zodat het lekker keihard blijft zitten. En that’s it.

Schrijftips
Wat is voor u het Indische en wat was het voor de vorige generaties in uw familie? Elke generatie heeft een andere ervaring en dus ook een andere visie. Dat is belangrijk om mee te nemen wanneer u een verhaal op papier gaat zetten. Wilt u daarover vrijblijvend met mij van gedachten wisselen, dan kan dat. Maak een afspraak voor een gratis overleg-gesprek via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat (opent in nieuwe pagina).


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Lodewijk Molier: “Kleinkind van de Oost”

Lodewijk Molier: “Kleinkind van de Oost”, stond er bij het verhaal dat in mijn mailbus kwam. Ik lezen en toen weer. Want alles stond er goed in en toch moest ik er flink van nadenken. Een Indische stem die niet altijd Indisch wilde zijn en dan zegt, dit verhaal in Buitenzorg te schrijven. Echt gebeurd, en voor velen herkenbaar vermoed ik.

Indische lichaamsbouw

In romans en verhalen van schrijvers zoals Hans Vervoort vind je een keur van gevoelens, gedachten en levenssituaties beschreven.

Zo is het hoofdstuk waar hij in Kind van de Oost schrijft over jeugdvriend Peter voor mij aangrijpend. Bij voorbeeld het fragment waar Peter moet aanhoren hoe de moeder van het gezin waar hij is ondergebracht met een vriendin het over zijn “geen ouders meer hebben” en “lelijke uiterlijk” heeft. Het roept de herinnering op dat ik met een buurvrouw en haar zoontje mee naar het strand mocht omdat mijn moeder dat niet kon.

Waar ik bij zat werd in een samenspraak met haar vriendin in onbedekte termen gedelibereerd over de omstandigheid als gehandicapte een kind te hebben. Vervolgens vroeg de vriendin met een minzame glimlach hoe oud ik was om daarna de vergelijking te maken tussen mijn tengere, Indische lichaamsbouw en die van haar zoontje dat twee jaar jonger veel groter en forser was.
Net als bij Kees in de roman van boven genoemde auteur was me op het hart gedrukt vooral te “bedanken voor alles” nadat, me realiserend, mijn moeder door hen figuurlijk en ik letterlijk, te licht bevonden was.

Passing

kleinkind

Mijn Javaanse voormoeder Mardinah (1830-1877) en haar gezin.

Doordat mijn in 1913 geboren moeder een lichte huid en blauwe ogen had, waar ze niet mee kon zien, maar wel voor “Hollands” mee kon doorgaan, was het Indische nauwelijks aan haar af te zien. In de rassenverhoudingen in de USA noemt men dit “passing”. Dat gold niet voor haar tien jaar jongere broer, de zingende zich op de gitaar begeleidende en door mij bewonderde ome Leen, die van een onderwijzer op de lagere school te horen had gekregen dat hij “gemene” want Indische ogen had. Over mij als peuter had de in Tandjoeng Pandan geboren oom Carel, die volgens mijn moeder een “Indischman” was, gezegd “precies een Ambonneesje”. Geen Hollands kind en ook geen “passing” dus.

  • Niettegenstaande het feit dat mijn oma al in 1897 per zeilschip naar Nederland vertrok ben ik in mijn jeugd toch opgezadeld met verhalen over het “met de handschoen getrouwd zijn”,
  • dat mijn oma’s nenek Javaans was en Mardinah heette,
  • dat tante Lien een dag en een nacht “kwijt” was omdat de baboe haar mee naar de kampong genomen had.
  • Enzovoort.

Rijstepikkers

Allemaal informatie over een vreemde wereld waardoor ik mij wel bijzonder voelde maar waarmee ik in mijn socialisatieproces in de omgang met Hollandse kinderen in de buurt en op school, weinig kon.
Nadat er nieuwe kinderen op school kwamen, ik te horen kreeg dat dat rijstepikkers waren en mij gezegd werd dat ik daar ook bij hoorde, groeide in mij het verlangen dat een knap vroeg ontwikkeld bruin Indisch meisje met borstjes, Didi Hetiari geheten en pas uit Indonesië in de klas gekomen, mij zou uitnodigen voor haar verjaardag.
Ze had het over Indisch eten, waar van ik door de verhalen over mijn oma had vernomen dat het lekker moest zijn, maar dat wij het thuis niet aten en ik het graag wilde proeven. Na hun komst naar Nederland in 1898 waren mijn oma, haar broer en zus nog wel bij elkaar gekomen om Indisch te koken maar dat was na huwelijken met Hollandse partners verwaterd. Als ik mijn moeder er over vroeg, antwoordde ze, enigszins geschrokken, dat oma wel eens rijst, gesudderd rundvlees en groente kookte. Nassi putih, Java smoor en een sajoer dus.
Om op Didi’s verjaardag terug te komen, ik werd niet uitgenodigd maar mijn klasgenootjes de blonde en blauwogige tweeling Kees en Freddy wel!  Een grote teleurstelling. Toen ik de tweeling naar het verjaardagsfeest en het eten vroeg, werd daar lauw op gereageerd. Het had weinig indruk op ze gemaakt.
Mijn hoop om door Didi op positieve wijze in mijn Indische achtergrond bevestigd te worden en mijn prille gevoelens voor haar beantwoord te zien was in de kiem gesmoord. Achteraf begrijp ik het wel, voor Didi was aansluiting bij, identificatie met en acceptatie door de dominante bevolkingsgoep belangrijker voor haar assimilerings- en socialisatieproces in het prachtland Holland dan de omgang met mij.

Indische erfenis

Het was eigenlijk zo beschouwd een positieve bevestiging van mijn Indisch zijn langs negatieve weg. Wat tien jaar later voor immigranten kinderen heel normaal zou zijn, lessen te krijgen onder schooltijd in eigen taal, volk, cultuur, geschiedenis en bevestiging in hun etnische identiteit, met Nederlands belastinggeld gefinancierd, mede opgebracht door mijn Zeeuwse vader die ploegendiensten draaide in een melkfabriek, was voor kinderen met mijn achtergrond  niet weggelegd. Die achtergrond, identiteit en geschiedenis was blijkbaar in de veranderde geo-politieke situatie van nul en generlei waarde.

Mede door de afwijzing van Didi die er toe leidde dat ik mijn Indische erfenis als ballast zag en ging verdringen had ik later geen oog voor beeldschone Indische meisjes uit de buurt, op de middelbare school en een examenfeestje die wel belangstelling voor mij bleken te hebben.
Een grote vergissing die na een ongelukkige eerste verliefdheid uitliep op een ongelukkige eerste liefde met een Hollands meisje van het christelijk lyceum Delft waar ik beland was en waarvan  de oudere broer mij in een vroeg stadium als Indisch en ongeschikt ontmaskerd had.

Minderheidsgroep

Een sociale wetenschapster met dezelfde achtergrond schreef dat Indische mensen ondanks alle pasar malams en kumpulans niet op elkaar gericht en in elkaar seksueel geinteresseerd zijn. Misschien is dat wel zo.
Niet tot een homogene minderheidsgroep behoren met een bestaand thuisland waarop terug gevallen kan worden brengt dit met zich mee.
Vooral als het land van oorsprong, Nederlands-Indië, niet meer bestaat en de genocide die tijdens de bersiap op ze gepleegd is in het gunstigste geval wordt verzwegen en in het  ongunstigste geval wordt ontkend.
Bij minderheidsgroepen met een achtergrond in het Ottomaanse rijk en de Levant inclusief omstreken die wel een thuisland hebben komt dit niet voor. Ze trouwen met elkaar, laten bij gebrek aan in het geloof orthodoxe partners die naar Nederland komen, hebben ambivalentie ten opzichte van de cultuur van het emigratieland en tot voor kort subsidiering van hun culturele centra.

Naar ik later vernam was het Hollandse credo voor Indische Nederlanders, die hun geboorteland moesten verlaten, vanaf hun aankomst direct gedwongen spreiding, ongevraagd de eigen culuur diskwalificerende voedingsadviezen krijgen, wat er op neer kwam dat men minder rijst en meer aardappelen diende te gaan gaan eten, en zonder subsidie alle inburgerings en huisvestingskosten zelf betalen.
Gecomplementeerd met controle en toetsing door lelieblanke maatschappelijk werksters om vast te stellen of men al voldoende geschikt en geassimileerd was, “is er genoeg afgestoft?” om het pension te mogen verlaten en in aanmerking te komen voor zelfstandige huisvesting.

Eigenwaarde

Het is bewonderenswaardig, dat Nederlanders in wat voor gradatie dan ook een Indische achtergrond hebbend en zich er van bewust wordend dat de etnische groep waar toe zij behoren door de Hollandse bureaucratie achtergesteld en gekleineerd is, toch een positief gevoel van eigenwaarde en vorming van een zelfconcept waarmee de wereld tegemoet getreden kon worden heeft kunnen ontwikkelen.
Alhoewel dat niet gemakkelijk moet zijn geweest.

Soedah of zoals de Nobelprijswinnaar V. S. Naipaul schreef : “the world is what it is”.

Lodewijk Molier, Buitenzorg, 30 april 2023

Schrijftips
Indisch zijn is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Ook met een Javaanse grootmoeder kun je dus te licht bevonden worden. Wat betekent het? Elke generatie lijkt daar een eigen antwoord op te moeten vinden. Wie over de familie schrijft, moet dat antwoord ook vinden. Dan is de historische context belangrijk. Wilt u daar eens vrijblijvend over van gedachten wisselen met mij, dan kan dat. Maak een afspraak voor een telefoongesprek via mijn digitale kalender, klik hier en kijk hoe dat gaat.

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

“Kun je ook half Indisch zijn?”


Het is een vraag die de afgelopen week bij me opkwam. Want ja, ik ben helemaal Hollands, en dat is toch anders. Misschien snap ik iets niet.
Zo af en toe lees ik dit soort uitdrukkingen over Indisch zijn:

  • Mijn grootmoeder was volbloed Indisch.
  • Mijn vader was half-Indisch.
  • Ik ben 1/16 Indisch.

Dat lees ik in de levensverhalen die mensen schrijven. U weet, ik help daarbij.

Ongeveer 90 procent weet het precies. Niemand zegt: “Ik heb het Indische in de familie, geloof ik.” Het is dus iets dat belangrijk is.
Het luistert nauw. Want wie zegt 1/16 Indisch te zijn, die heeft met generaties gerekend.

Maar hoe zit het nu, kun je wel of niet half Indisch zijn?

De vraag

Ik belde Inge Dümpel, ze is eightysomething en werkt al decennia in de Indische cultuur. U kent haar vast nog als presentatrice op de Tong Tong Fair.
Op mijn vraag had ze meteen een antwoord: “Zèg.”
Toen vroeg ik om een toelichting.

Inge zegt: “Half Indisch bestaat niet. Je bent Indisch. Of niet. Als je zegt dat je Indisch bent, dan zeg je dat je gemengdbloedig bent. Het maakt dan niet uit of het voor een kwart of voor een zestiende deel is. Je bent Indisch vanwege die vermenging. Je hebt een oosterse voormoeder en een westerse voorvader. Of andersom, maar dat komt minder voor.”

Dat snap ik. Maar het is toch voor mensen belangrijk om dat kwart of wat dan ook te noemen.

“Ja,” zegt Inge, “dat heeft twee kanten. De ene kant is dat iemand zichzelf niet helemaal Indisch voelt maar dat kwart noemt en daarmee hoopt ook mee te tellen in de Indische gemeenschap. En de andere kant is dat de boodschap is, met dat slechts een kwart hoor ik eigenlijk meer bij de westerse wereld.
Ik ga daar nooit in mee. Je bent Indisch of niet.
Indisch is afkomst.”

Nieuwe Indo’s

Inge vertelt: “Ruim dertig jaar geleden kreeg je nieuwe Indo’s. De vliegreizen werden goedkoper en betaalbaarder, dus meer mensen wilden het land van hun familie zien. Dat kon dus, financieel. Het was niet meer zo duur als in ongeveer 1969, toen Tjalie dankzij zijn lezers zo’n tienduizend gulden bij elkaar kreeg voor reis en verblijf. Om ook voor hen te kijken en te horen hoe Indonesië zich had ontwikkeld.
Met het goedkoper worden van de reizen, trok een nieuwe Nederlandse generatie naar Indonesië. Ze werden daar verliefd, begonnen een relatie en daaruit kwam weer een nieuwe generatie Indische kinderen voort. De nieuwe Indo’s.”

“De Indische cultuur van de koloniale tijd is aan het verdwijnen. Alleen de eerste en oudere tweede generatie Indischen kennen die nog. Zij weten wat het betekent om gemengdbloedig te zijn en op te groeien in het land van je moeder, van je voormoeder. Haar land, met haar zeden en gewoonten.
De nieuwe Indo’s groeien op in het land van hun vader of voorvader. Als zij het land van hun voormoeder willen leren kennen, kunnen ze niet meer naar Indië gaan. Dat is nu Indonesië. Een heel andere cultuur. Niet meer de koloniale cultuur waarin hun moeder een ondergeschikte plaats had, een gevoelsmatig vernederende situatie. Dat is niet meer echt invoelbaar. Wel voorstelbaar, als je de moeite neemt jezelf te informeren over wat en hoe die tijd was.”

half indisch

de heer M.W. Dümpel, vader van Inge.

“De nieuwe Indo zal niet meer voelen wat ik destijds voelde, als mijn Indische vader verdrietig was, wanneer er weer een jongen uit Nederland kwam die in het werk boven hem werd gesteld.
Mijn vader werkte bij het gouvernement. Hij was hoofd financiën van elke haven, waar we woonden: Soerabaja, Makassar en Jakarta. Dat was een goede positie, met daarbij behorende klassen voor het salaris en dus ook de status. Hij zat dan bijvoorbeeld op klasse 2, dus vrij hoog, maar als de Hollandse jongen kwam, werd die meteen op klasse 1 gezet. Ook al bakte hij niets van het werk.
Mijn vader kon daar niets van zeggen.
Thuis wel, iets.
Als kind voel je haarscherp aan wat voor pijn je vader daardoor heeft. Dan had ik al bij voorbaat een hekel aan die Hollander.
Later, toen de Hollanders weg waren, kwam er een Indonesiër van 25 jaar.
Zo was het toen om Indisch te zijn. Moeilijker. Anders.
Dus het is goed dat de nieuwe Indo’s dat niet hoeven te ervaren. Maar weten moeten ze het wel. En ook dat ze Indisch zijn of ze zijn het niet. Daar is nogmaals mijn antwoord op je vraag: nee, je kunt niet half-Indisch zijn.”

Aan de slag

Ik heb het antwoord. En ook borrelen nieuwe vragen op. Misschien heeft u dat ook. Daar zit al een klein familieverhaal in. Wie noemde zichzelf Indisch in de familie, hoe werd er gesproken over Indische mensen? Wat werd er dan gezegd? Wanneer is het in uw familie begonnen met dat rekenen van een kwart of meer dan wel minder Indisch zijn?
Een kladje met eerste gedachten kan het begin zijn van een mooi verhaal. Daar help ik u graag bij. Klik hier en lees meer over persoonlijke schrijfcoaching. (pagina gaat open in een nieuw venster)

“Ik weet niet of ik Indisch ben” (1-3)

Midden: Ron Goud

Ron mailde me over zijn Indische familie, en over zijn familie uit Indië. Hij had ook foto’s. En ik vroeg:”Ben je Indisch?” Hij wist het niet. Dit is wat hij me schreef:

 

Of ik mezelf Indisch noem.
Dat hangt er van af.
Wie en wat is Indisch?
Volgens Wikipedia bestaan Indische Nederlanders uit twee groepen: volbloed Nederlanders (Totoks) en Nederlanders van gemengde afkomst en hun nazaten.
In het glossarium uit het boek De tolk van Java van Alfred Birney staat dat Indisch een culturele aanduiding is voor zowel blanken als Indo’s die behept zijn met trekken en gewoontes uit Nederlands – Indië.

Je hebt Indo’s met een hoofdletter i en Indo’s met een kleine i.

Halve of kwart Indo

Er zijn mensen die beweren dat Indische Nederlanders niet meer bestaan omdat die term alleen van toepassing was op mensen die in Indië zijn geboren.
Er zijn ook mensen die zeggen dat je al Indisch bent als je maar 1 druppel Indisch bloed hebt.
Dat halve of kwart Indo’s niet bestaan.
In ons gezin is dit af en toe een onderwerp van discussie.
Dan wordt er aan de hand van de stamboom precies uitgerekend hoeveel Indisch bloed wij nog in ons hebben, uitgedrukt in procenten.
Er wordt dan tenslotte geconcludeerd dat mijn interesse voor Indië niets meer te maken kan hebben met mijn voorouders.
Mijn vrouw vraagt zich weleens af of mensen met Turkse voorouders ook zulke discussies voeren.
Misschien is het wel typisch Indisch.
Volgens mijn opa was het in Indië heel belangrijk om te weten hoe Indisch je was.
Dat bepaalde voor een groot deel je toekomst.
Hoe blanker hoe beter.
Tegenwoordig lijken sommige nazaten precies andersom te denken.

Twijfelindo

Mag ik mezelf classificeren als Indisch?
Ik kan hier geen volmondig ja op zeggen maar ook geen nee.
Misschien ben ik wel een Twijfelindo?
Of misschien toch niet?

Klik hier voor deel 2

 

Ga naar de bovenkant