hoe schrijf je een levensverhaal

Hoera, het boek over het KNIL is er

KNIL

Misschien zijn er wel duizenden mensen in Nederland met een voorvader bij het KNIL. Het Koninklijk Nederlands-Indische Leger. En ja, ook voormoeders want korte tijd bestond het Vrouwenkorps KNIL.

Welke tijd

Hoe was het, om deel uit te maken van het KNIL?
Ligt eraan welke tijd. Want 1900 was weer anders dan 1942.
En het Knil bestond van 1814 tot en met 1950 dus dat is een hele tijd.
Het liet me niet los.

Het leven zelf

Dus ik begon antwoorden te zoeken, ik wilde weten hoe het leger in Indië was, wie het waren, waar ze sliepen en wat ze dronken, hoe ze dachten over vrouwen, over kinderen, hoe ze omgingen met geweld en vrede, over de Militaire Willemsorde en andere onderscheidingen- gewoon alles, eigenlijk.
Kijken naar de tijd zelf, zoveel mogelijk.
En uit die tijd haalde ik een enorm aantal egodocumenten, dus brieven, dagboeken, verslagen, opstellen, maar ook liedjes, romanfragmenten, krantenartikelen enzovoort.
Bij elkaar, en met mijn toelichtingen, kon ik zo de geschiedenis van het KNIL vertellen.

Eervol

En dan die titel: Een eervol bestaan.
Daar begin ik mee in de inleiding van het boek. In de jaren 1930 was er een poster waarop tekenen voor het KNIL werd aangemoedigd. Het was immers een eervol bestaan. Daarom heb ik het boek zo genoemd, juist omdat er tegenwoordig zulke andere gedachten zijn over militairen in de oost.
Dan is het extra belangrijk om de tijd van toen te leren kennen: dan begrijpen we het verleden beter.

Foto’s

Er staan ook foto’s in het boek, zodat het leger zichtbaar is. Ik was zelf verbaasd over wat ik vond, vooral over die ene foto van een militair met zijn fiets en zijn hond. Die staat bij de introductie van fietsen in het KNIL.

Indisch

Ik heb ook steeds gekeken naar wie het KNIL vormde. Al die verschillende etniciteiten, en dan natuurlijk geheel volgens de koloniale rangorde, een roomblanke top. Twee uitzonderingen zijn er hier, en dat zijn de twee Indische commandanten die het KNIL had. Dat waren Van Daalen tussen 1910 en 1914 en Berenschot tussen 1939 en 1942.

Berenschot heeft mijn hart gebroken. Want hij trad aan onder een internationale oorlogsdreiging, hij wist dat het KNIL nauwelijks in staat zou zijn de Jap tegen te houden en toch probeerde hij het moreel hoog te houden. Wat er in 1942 gebeurde, staat ook in het boek.

“Hoe heb je dat allemaal bij elkaar gehaald? “vroeg iemand.
Ja, veel lezen. Vaak naar archieven gaan. En mijn huiskamer staat vol met stapeltjes boeken. Het is verder ook zo, dat als je iets echt heel graag wilt weten, je gewoon blijft doorzoeken tot je het weet.
Hopelijk voelt u zich hierdoor bemoedigd als u een vader of grootvader of een voorvader heeft die deel uitmaakte van het KNIL maar van wie u verder niets weet: er is dus heel veel informatie. Soms via een tijdgenoot, maar dan heeft u ook een indruk van zijn leven.

Kom ook

Vanmiddag signeer ik tussen 1500.1700 uur bij boekhandel deKler in Leiden (Breestraat 161 ), maandagavond geef ik een sneltrein-lezing bij Paagman.  Opgeven nodig want beperkt plaats.
Er komen meer data aan, die vermeld ik altijd in de nieuwsbrief.

Boek bestellen? Klik hier. Dan komt u in de webshop van de uitgever.

Een eervol bestaan. De geschiedenis van het KNIL, 1814-1950.
416 pagina’s, 50 foto’s, hardcover.

Waarom dat cijfer van de Bersiap zo belangrijk is

bersiap

Een eeuwigheid geleden ontmoette ik Herman Bussemaker. Of nou ja: ontmoeten. Ik zag hem, wist wie hij was en van de weeromstuit durfde ik niets tegen hem te zeggen.
Ik ging een lezing geven, hij zat in de zaal en luisterde.

Uitleg

Voor de jongere lezers en lezeressen even wat uitleg.
Dr. ir. H. Th. Bussemaker (1935-2015) was een erudiete, strenge en toch ook beminnelijke man. Hij was ondermeer voorzitter van de Vereniging Kinderen uit de Japanse bezetting en Bersiap 1941-1949 (KJBB) en voor mij vooral de auteur van Bersiap! Opstand in het paradijs (2005). Dat is een zwaar boek: het onderwerp. En ook een goed boek, door de degelijkheid ervan en door wat voelbaar is: de persoonlijke ervaring van de auteur ermee.

Cijfer

Na de lezing kreeg ik een knikje.
Dat was voor mij genoeg om opgelucht en blij te zijn.
En nu hij er niet meer is, al langer niet meer, spijt het me nog steeds niet langer met hem gepraat te hebben. Wat zou hij gezegd hebben van dat nieuwe cijfer van zesduizend slachtoffers uit de Bersiap, dat het dekolonisatie-onderzoek gaf?

Het boek

Ik nam Bersiap! Opstand in het paradijs uit de stapeltjes boeken in mijn huiskamer en zocht even. Daar stond op pagina 342:

Na de Indonesiërs hebben de Nederlanders de hoogste prijs in de Bersiap betaald. Het totaal aantal militaire doden aan Nederlandse kant is niet hoog, maar het aantal civiele doden wel. Schattingen lopen uiteen tussen 3.500 en 20.000 burgerdoden aan Nederlandse kant. Ik ben geneigd om uit te gaan van het hoogste getal, zeker als men het door honger en uitputting voortijdig overlijden van een aantal Nederlandse ouderen en kinderen in de zogenoemde Bersiap-kampen in aanmerking neemt.
Het merendeel van de Nederlandse burgers is echter omgekomen bij ontvoeringen en moordpartijen zoals in dit boek beschreven, met een piek in de periode oktober-november 1945.

Emotie

Wat ik voelde toen ik deze woorden las: mededogen, en een beetje pijn van binnen om hoe hij het zei, door honger en uitputting voortijdig overlijden van een aantal Nederlandse ouderen en kinderen.
Ik voelde ook het belang van het cijfer, de schatting die hij maakt – want dat geeft het gewicht. Het geeft er een erkenning aan dat dit een periode van belang was. De schatting is een serieuze inschatting, en Bussemaker neemt daarin dus mee: degenen die voortijdig stierven.

Ander cijfer

Nu het dekolonisatieboek Over de grens.
Daarin staat op pagina 452 de verantwoording van het Bersiap-cijfer:

Op basis van eigen onderzoek – onder andere in het bestand met slachtoffers van de Oorlogsgravenstichting en in lijsten en dossiers met namen uit diverse archieven – naar slachtoffers die van 17 augustus tot en met 31 maart 1946 vielen aan Nederlandse zijde, inclusief Indo-Europeanen, Molukkers en Indonesiërs, komen wij uit op een beredeneerd aantal van 3723 doden aan Nederlandse kant, van wie 1344 met zekerheid door geweld om het leven zijn gekomen.
Tellen we hierbij de 2000 vermisten op die in december 1949 nog geregistreerd stonden, en de ruim 125 omgekomen personen die in gebruikte bronnen zijn gevonden maar van wie de overlijdensdatum onbekend is, dan komen we uit op een verantwoorde schatting van bijna 6000 dodelijke slachtoffers.
Dit aantal ligt zeer dicht bij vroegere schattingen en weerspreekt de schattingen van 20.000 of zelfs 30.000 slachtoffers die de afgelopen twee decennia op grond van weinig onderbouwde aannames en extrapolaties, circuleerden.

Hierbij dus geen voortijdig gestorven ouderen en kinderen.
Het ligt er dus maar aan, wie je meetelt.
En als Herman Bussemaker ze meetelt, dan tel ik ze ook mee.

Doorgeven

Hierbij komt nog iets anders.
Dat deze periode zo beladen is met emoties, waardoor het moeilijk kan zijn om over te praten of te schrijven. Cijfers zijn niet het verhaal. Mensen zijn het verhaal.
En de jongere generaties moeten ook dit kunnen begrijpen.
Dus daar zit een afweging voor wat te doen, wat kan en wat is nodig, omdat ook deze tijd begrepen kan worden, voorzover mogelijk.

Wie zoekt zal vinden: over de grens en de boeken

dekolonisatie

Dit hele lange jaar komen er boeken over de dekolonisatieoorlog, vol feiten, interpretaties en nuances, en wat er allemaal in staat, dat lezen vooral degenen die zich betrokken voelen. De meerderheid neemt de beeldvorming aan voor waarheid.

Beeldvorming

Want waar rook is, daar is vuur.
En er is geen koe zo bont, of er zit wel een vlekje aan.
Zo redeneert de meerderheid, zeggend dat er heus wel iets aan de hand zal zijn geweest, als er zulke grote instellingen zo lang onderzoek doen, en al die boeken, en wat heeft dat allemaal gekost, dus dat is niet voor niets, en zo redeneert de meerderheid verder, richting oordeel en mening, richting schuld.

Verdeeld

En nu is de verdeeldheid diep.
De ministerpresident biedt exuses aan las op op NOS.nl: “Voor het stelselmatige en wijdverbreide extreme geweld van Nederlandse zijde in die jaren en het consequent wegkijken door vorige kabinetten maak ik vandaag diepe excuses aan de bevolking van Indonesië. Vandaag moeten we bovendien constateren dat excuses op hun plaats zijn voor iedereen in ons land die met de gevolgen van de koloniale oorlog in Indonesië heeft moeten leven.”

Dat is nogal breed: de bevoking van Indonesië en iedereen hier in Nederland. Het is ook een manier om verder onderzoek te ontmoedigen: “We hebben toch al sorry gezegd?”

Veteraneninstituut

Het Veteraneninstituut reageerde uitgebreid en zei onder meer: Het onderzoek heeft zich echter helaas vrijwel uitsluitend gericht op Nederlands extreem geweld en niet op dat van de tegenstanders en ook niet op andere vormen van militaire inzet. Dat levert een onevenwichtig en eenzijdig beeld op van de strijd en het militaire leven en ook een beeld dat heel veel veteranen absoluut niet zullen herkennen.

En:

Ronduit verdrietig zijn wij over het hoofdstuk over de rol die Indiëveteranen vanaf 1950 in het publieke debat over extreem geweld hebben gespeeld. Samengevat komt het er in dit hoofdstuk met de suggestieve titel ‘Een kwaad geweten’ op neer dat Indiëveteranen collectief worden weggezet als een rechts-reactionaire groep, met meer zelfbeklag dan zelfverwijt, die het verlies van Indië de politiek in de schoenen schuift (zogenaamde dolkstootlegende), die in meerderheid uitgesproken afwijzend op de onthullingen van Hueting in 1969 reageerde en die er door intimidatie en bedreigingen decennialang in slaagde om het publieke debat over extreem geweld tegen te houden. Het NLVi herkent de Indiëveteranen absoluut niet in dit ongenuanceerde en generaliserende beeld. Het leest als een persiflage.

Een weg vinden

We moeten allemaal een weg hierin vinden: in de boeken, in de reacties, en vaak ook in de ervaringen die we hebben gehoord van degenen die het uit eigen ervaring kunnen navertellen.
Dat kost tijd.

Zelf miste ik het academisch militaire perspectief. Komt dat nog?

Want destijds was het oorlog. Voor beide partijen. De ‘rules of engagement’ waren anders dan wij, in dit veilige Nederland, zich kunnen of willen voorstellen. De situatie van oorlog brengt dat mee. Degene die zich het braafste gedraagt, verliest het snelste.
Natuurlijk ontspoorde er dan en daar iets of meer dan iets. Of heel veel. Bij beide partijen. Wie daarnaar zoekt, zal het ook vinden.
Komt er een omvangrijk onderzoek naar ‘daden van menslievendheid in de dekolonisatie’, dan werden die daden ook gevonden. Wie zoekt, zal vinden.
Maar dat onderzoek komt er nooit.

De uitslagen van dit onderzoek verdeelt Nederland eigenlijk in twee partijen. De ene partij staat te wijzen met de vinger naar de militairen van toen, de andere partij wil juist om de militairen heen staan wijzend op de realiteit van een oorlog.

Zelfbeeld

Maar meer nog dan deze verdeling gaat het over het zelfbeeld van Nederland. Wij willen het land zijn van het gebroken geweertje, de redelijke factor in de internationale gesprekken over oorlog en vrede, degenen die het moreel kompas in de wereld helpen afstellen, in het Europees Parlement en overal waar we voet aan grond kunnen krijgen.
Dan is het buitengewoon onhandig om een verleden te hebben vol geweld, waarover regering, volk en militairen destijds het veelal eens waren. Zo waren wij: een koloniale natie. Er zijn genoeg mensen die dat uit eigen ervaring kunnen navertellen. En ook hoe beroerd de Indië-veteranen na gedane zaken hier zijn ontvangen. Had Nederland de oorlog gewonnen, dan waren de straten gevuld geweest met een juichende bevolking, bloemen gooiend, het Wilhelmus zingend. Maar als het gezicht van een verloren oorlog waren ze niet welkom.

Lezen

Ik ga alle boeken lezen, dat is mijn vaste voornemen. Maar of ik het ermee eens ben, dat staat te bezien.

Over het levensverhaal van Hella Haasse (video)

Eindelijk is het zover: de biografie van Hella Haasse (1918-2011) komt uit, geschreven door Aleid Truijens. ‘Leven in de verbeelding’ heet het. Mooie titel.

En ook: niks mis met leven in de verbeelding, ook al heb je een echtgenoot en kinderen. Hella Haasse is gelukkig nog altijd bekend, beroemd en veelgelezen, en terecht ook. Dat alleen al maakt dat de biografie aandacht krijgt. Bij de NOS las ik een artikel over een vrouw (Hella dus) die moeite had met het gezinsleven. Net of dat een slechte eigenschap is. Zo gemakkelijk is het gezinsleven nou ook weer niet. De kop van dat artikel was: ‘Schrijver Hella Haasse was niet zoals we haar kenden, blijkt uit biografie’. Ja, dat mag ik hopen. Thuis ben je anders dan in het openbaar. Dat geldt voor iedereen, ook voor u en mij.

Pyjama

Thuis draag ik een roze pyjama, in het openbaar een zwart mantelpak met vintage blousje.
Ik heb slaapsokken voor thuis.
En hoge hakken voor het openbaar.
U heeft vast ook een lijstje.

De boekaankondiging zette me wel aan het denken: wat mogen we over andere mensen schrijven en wat niet?

Eerst een zijstapje. Hella Haasse heb ik eens ontmoet. Dat kwam zo. In Den Haag werd een Indische Zomer georganiseerd met tal van evenementen. In het theater kwam een literaire middag die ik presenteerde, waar ook Hella Haasse aan zou deelnemen.
Als haar gezondheid het toeliet, had ze gezegd.
Dus bij wijze van Plan B gingen we bij haar thuis een interview opnemen. En inderdaad, dat werd die middag uitgezonden.

(tekt gaat door onder video)

Wat wel en niet

Nu terug naar die ene vraag: wat mogen we over andere mensen schrijven en wat niet? Er is een verschil in wat u voor uzelf schrijft en wat u publiceert.
Voorbeeld. Misschien heeft u van uw ouders de oorlog meegekregen, mogelijk droegen zij de oorlog in zich mee en dat heeft u in uw jeugd beschadigd. U voelt het verlangen om uw kant van het verhaal op te schrijven, met naam en toenaam en met alle details. Kan dat?

Erkenning

Ik zou zeggen: schrijf het eerst voor uzelf op. Gewoon zoals u het voelt, ook met woede en pijn. Het manuscript is dan een soort logboek van uw jeugd. Een persoonlijk document.
Dat kan al veel verlichting brengen, want u geeft dan erkenning aan uw ervaring.
Wilt u het daarna publiceren? Ook al maakt u vijf kopietjes, dan brengt u uw verhaal in de openbaarheid en daarmee ontstaat een nieuwe situatie. U mag de goede naam en faam van een ander niet zomaar aantasten, dat kan leiden tot een aanklacht van smaad en laster. Voorzichtig zijn is dan de beste leidraad. En als optie: eerst juridisch advies inwinnen. Better safe than sorry.

Oproep aan alle Batavianen: bewaar uw stad

Pasar Gambir, Batavia

Heeft u het ook gelezen, over de zinkende stad? Jakarta zakt weg en daarmee verdwijnen ook de laatste stenen uit Batavia, het is een kwestie van tijd. Maar daar weet ik iets op.

Eerst over dat zinken. In de Volkskrant stond een groot artikel over dat Jakarta jaarlijks centimeters wegzakt, hier en daar 15-20 centimeter per jaar. Onvoorstelbaar. Maar het gebeurt.
Er staan muren om de zee te weren maar die helpen tijdelijk. Het verschil tussen de hoogte van de zeespiegel en de laagte van de stad zal op den duur funest zijn. Voor Jakarta.
De stad gaat mede hierdoor verplaatst worden naar Borneo, wat ook weer allerlei zorgen oproept.

Hoe moet het met Jakarta, de stad waar de echo van Batavia hangt?

Lang verhaal kort: er is niets aan te doen. Zinken, zinken, overstromen, de zee komt en blijft.

Toch geloof ik het niet echt. Ooit liep ik er rond, en ik zocht naar alles wat ouder was, naar stenen, gebouwen mensen uit de oude tijd.
Ja, dat verdwijnt straks ook.
En daarmee de mogelijkheid om in de echo van het verleden rond te lopen, om kinderen en kleinkinderen te wijzen: “Daar hebben we gewoond, toen heette het anders.”
Er zijn families daar en hier die generaties lang wortels in Batavia hebben. Dat zijn generaties herinneringen. Aan de kerk aan het Koningsplein. De toko’s. Hoe de huizen waren. Muziekopvoeringen. De rantangbezorgdienst van Oma Miet. De kali. Het Cas- de Carpentier Alting Stichting – , u wil niet weten hoe vaak iemand tegen mij zegt: “Mijn vader/moeder is met Hella Haasse op school geweest.” Het stadhuis.
Ach, ik kan zo lang doorgaan en als u Bataviaan bent, dan kunt u nog veel langer doorgaan.

Begin vandaag nog

Aan het bericht over de zinkende stad zat een zilveren randje. Want nu zijn er nog mensen die Batavia hebben gekend, of die de verhalen bewaren die ze van hun ouders hebben gehoord.
Wanneer u die herinneringen opschrijft, zijn ze ze er nog wanneer de stad is weggezakt. Zo blijft bewaard wat Batavia was, wat de stad voor uw familie betekende en wat uw familie voor de stad betekende. Dus Batavianen, begin vandaag nog.
Eén herinnering per dag in een schriftje, en dan heeft u een monument opgericht voor dit jaar voorbij is.

Steden komen, steden gaan
maar herinneringen aan Batavia blijven altijd bestaan.

Wat gebeurde er toen veel vroeger in Indië? (video)

memorie

Het is heerlijk als iemand vertelt over wat er toen en toen in Indië gebeurde, voor de oorlog. Maar wat gebeurde er daarvoor? Dus misschien wel tijdens het leven van uw grootouders, van uw overgrootouders. Daar valt achter te komen.

Wat het is

In het Nationaal Archief bevindt zich een archief met documenten die de naam dragen: ‘Memories van Overgave’.
Wat is dat?
Pro memorie: voor de herinnering.
Overgave: een korter of langer document van de vertrekkende resident voor de komende resident van dat gebied, waarin de belangrijkste gebeurtenissen en eigenschappen van dat gebied stonden.
Dan was de nieuwe man meteen op de hoogte.
Ja, een man. Een resident was nooit een vrouw.

Een Memorie van Overgave was dus een ambtelijk stuk, dat deel uitmaakte van de koloniale bureaucratie. Daar kunnen we veel van vinden maar die burecratie was heel goed in bewaren en daar kunnen wij ons voordeel mee doen. Extra fijn: het kan online. Ik heb een uitlegvideo gemaakt.

(tekst loopt door onder video)

Het is schatgraven

Op de video heeft u gezien hoe het werkt. Als ik zelf zoiets ontdek, voel ik altijd wat ongeduld. Want moet ik echt tientallen pagina’s lezen voordat ik iets ontdek? Ja. Maar dan heb ik ook wat.
En waarom kan ik niet zoeken op trefwoord? Omdat het niet kan.
Een document als de Memorie van Overgave is eigenlijk schatgraven. Een tijdje spitten en dan opeens… iets vinden.

Klopt het?

Maar hoe enthousiast ik ook ben over deze Memories, ik moet er wel een waarschuwend woord bij zeggen. U krijgt net als de nieuwe resident van het gebied een geweldige hoeveelheid informatie van de vertrekkende resident, maar of het allemaal voor honderd procent klopt, dat staat te bezien.
Want denkt u met mij mee? Een resident is een ambtenaar, iemand die carrière wil maken. Hij zal dus een zo rooskleurig verslag leveren van wat er in zijn periode, onder zijn bestuur, is gebeurd. Belangrijke zaken weglaten kan niet, want de Indische pers is scherp en schrijft over alles. Als weglaten niet kan, is wat verzachten of verfraaiien wel mogelijk. De ambtelijke wereld is misschien nog steeds zo.
U moet dus een beetje tussen de regels door lezen. En u kunt altijd de kranten zelf raadplegen, het merendeel staat in Delpher.nl.

Dat geldt helemaal voor gouverneur H.N.A. Swart, de man die om 1918 een terugblik schreef over Sumatra- was Atjeh ooit rustig? Wat schreef hij? Lees zijn Memorie van Overgave, in de video staat hoe u dat kunt doen.

Wereld gaat open

Dus als u denkt: wat gebeurde er eigenlijk tijdens het leven van mijn grootouders? Dan zeg ik: even kijken in de Memorie van Overgave. Een wereld gaat voor u open.

Waarom een geheim best 75 jaar bewaard kan worden

Soms is een geheim zo groot of zo gevoelig, dat u denkt: ik wil het wel opschrijven maar niemand hoeft het te lezen. Ja en nee tegelijkertijd en dan komt het er niet van. Ik weet een oplossing.

Archief

Eerst een stapje terug. Begin dit jaar brak de zogeheten openbaarheidsdag aan. Toen gaf het Nationaal Archief stukken ter inzage die 75 jaar gesloten waren geweest.
Ze hadden ook daarvan een inventaris gemaakt.
Ik lezen natuurlijk, maar ja, die inventaris telde 1119 pagina’s dus ik ging meteen door naar de stukken over Indië. Veel zakelijke vermeldingen waardoor je weet: ik moet erheen om te begrijpen wat het is. Maar in de NRC kwam ik een artikel tegen over wat er gebeurde in het kamp Gedangan (bij Semarang).

Beschrijving

De beschrijving bij het Nationaal Archief ziet er zo uit:

2225-2240, 2278-2280
Processen-verbaal van verhoor opgemaakt door het Netherlands War Crime Investigation Team te Singapore betreffende het optreden van Japanners in Nederlands-Indië in en buiten interneringskampen, met inhoudsopgave in elke omslag.
1946 19 omslagen

Getuigenis

In de NRC stond dus meer over wat er nu werkelijk was gebeurd. Sergeant Kimura mishandelde vrouwen. Hij sloeg, onder meer met een knuppel. Daarvan hebben de vrouwen, degenen die het overleefden, getuigenissen afgelegd. Sergeant Kimura werd ter dood veroordeeld.
Er was meer. Een keuring voor de jonge meisjes die vermoedelijk een bordeel in moesten. De vrouwen in het kamp kwamen in opstand, dusdanig dat de meisjes gered werden.
En nu komt het. Er waren vrouwen die zich opgaven voor de bordelen- om de meisjes dit lot te besparen.
Het kneep in mijn hart toen ik dat las. Wat een besluit moet dat zijn geweest, zonder zekerheid of de Japanners betrouwbaar waren.
Want, nou ja.
En dan toch die stap naar voren zetten.
Heldinnen. Vrouwen die een standbeeld verdienen.
Er is natuurlijk het monument voor vrouwen in Japanse kampen, maar ik bedoel: speciaal voor deze vrouwen.

Rust

Een tijdje terug las ik het boek van Griselda Molemans: Levenslang oorlog. De verzwegen slachtoffers van het Japanse Keizerlijk systeem van verkrachting en dwangprostitutie tussen 1932 en 1945 (2020). Alleen die woorden al schrikken af en toch, daarom wilde ik het lezen, want ook dat gebeurde in Indië.

Deze verhalen uit het Nationaal Archief zijn moeilijke verhalen, die zwaar op een mens kunnen drukken. Ook daarom zijn ze zo lang bewaard.
Schrijven hoeft dus niet meteen te betekenen dat u het verhaal gaat delen. U kunt schrijven, uw verhaal in een grote envelop doen, die dichtmaken (lekker veel plakband) en dan schrijft u op de voorkant: open in 2097. Dat is over 75 jaar.
Daarna geeft u de envelop aan een jong familielid, iemand die uw besluit respecteert en dat door zal geven aan de volgende generatie of aan een notariskantoor.
Dan blijft uw verhaal toch bewaard, en dat kan rust geven.

Wat de Preanger-bode wist over het nieuwe jaar 1922

nieuw jaar
Op het sportterrein in Bandoeng, circa 1922

Eerlijk is eerlijk, ik had opeens genoeg van al het Nieuwsjaarsgedoe, tot ik las wat de Preanger-Bode schreef. Dat was op 1 januari 1922, inderdaad, honderd jaar geleden, maar nog steeds geldig.
In de krant publiceerde de columnist Kijker een mooi stuk over het komende jaar 1922. Kijker snapt dat mensen de nieuwjaarswensen een gedoe vinden, maar hij wist op het belang ervan. Dit zegt hij:

Zoo 1921 is voorbij, en we beginnen een nieuw jaar. We wenschen elkander: het beste. We drukken bandjes, sturen kaartjes, bevoordeelen de advertentie-exploitatie der bladen: p.f. En vinden die felicitatie-beslommering: een karwei! Maar vergeten dat we voor ons evenwicht, voor de stimuleering van onze levensblijheid, de traditioneele dagen van verteedering en de traditioneele wenschen voor den individueelen voorspoed van „vrienden en bekenden”, noodig hebben.
Een wereld waarin koude logica en onverbiddelijk cynisme den toon aangeven, zou een harde, een wreede wereld zijn, waaruit de mensch niet beter kan doen dan zoo haastig mogelijk te verdwijnen.
En daarom: een welgemeend voorspoedig Nieuwjaar aan allen die ons lezen, die onze tekortkomingen vergoelijken, en niet minder aan allen die ons niet lezen en ons misprijzen. Want ’t nieuwe jaar is aangebroken, en wij reiken de hand aan ieder die vertrouwen durft hebben in zijn medemenschen, in de toekomst, en in zichzelf.

Pranger-Bode, 1 januari 1922

Vannacht

Inderdaad: nog steeds actueel. Want durven we dat, vertrouwen te hebben in dit nieuwe jaar en in elkaar?
Vannacht lag ik wakker van het vuurwerk. Veel knallen, zware ontploffingen, geschreeuw. Mijn kater Bert kwam dicht bij me voor de steun. We waren alletwee bang.
Toen vond ik vertrouwen moeilijk.
In zijn column somt Kijker op wat er allemaal is om negatief over te zijn. Véél. Dan komt de oplossing en ik zeg het even in moderne woorden: een mens moet een eigen routekaart volgen. Kijker schrijft het zo op:

Maar we moeten, ieder voor zich, den moed erin houden en bovenal, weten wat we willen. De groote kwaal van dezen tijd is gebrek aan standvastigheid, aan doorzettingsvermogen; aan vasten wil: we wankelen en weifelen teveel, en staan te gauw klaar met groote woorden als malaise, ontwrichting, voorbestemd-tot-mislukken, enz, enz. We twijfelen aan onszelf, aan onze kansen en aan den tijd. Wij twijfelen aan alles, en dat is het domste wat we doen kunnen.

Ik heb eens een jong schilder gekend, die talent had, veel talent. Hij had een mooi meisje met mooie schouders, tot model, en haar gezicht was wonderschoon. Bovendien had hij de handigheid een geschikt atelier in huur te krijgen zonder drie maanden vooruit te betalen, — en dat is voor een pasbeginnend schilder een heel ding. Maar hij had één gebrek: hij kon zijn ideeën niet vasthouden, hij had geen wil. Hij besloot met den gruwelijken kant van zijn métier een poging te wagen, en schilderde het meisje als „Salome”, wat het lieve kind erg tegenstond. Maar toen kwam er een vriend op zijn atelier, en vertelde hem dat het publiek moe was van gruwelijkheid, en liever iets opbeurends wou. Hij drapeerde Salome met een japonnetje, veranderde het hoofd van Johannes de Dooper met veel vaardigheid in een bloemenmand en noemde het schilderij: „Venetiaansch bloemenmeisje”. Toen kwam er een andere vriend, en die veroordeelde het schilderij als „te zoet”, waarop de schilder het pardoes veranderde in: „Vrouw, haar dood kind liefkoozend”. En er kwam een kubist, die vond het schilderij „beestachtig theatraal”, waarop de schilder het hoekig maakte en „De zonde in zevenmijls-laarzen” doopte. Het schilderij is nooit verkocht, en de schilder is nu bediende in een toko.

Ja, als we nooit weten wat we willen, iedere impulsie gehoorzamen, en geen vast doel in ’t oog houden dan gaat ’t ons als de schilder, dan hebben we géén kans in 1922.

Eigen doel

Ik ben het helemaal eens met Kijker. Een eigen doel. Voor mij is dat de verschijning van het KNIL-boek, werken aan het levensverhaal van Van Daalen en zoveel mogelijk mensen helpen hun verhaal op papier te zetten.
En in de lijn van Kijker wens ik u een goed nieuw jaar, met een eigen vast doel om in het oog te houden.

Wat is er toch met de rantang? (video)

rantang

Op een klein tafeltje, bescheiden in de schaduw van een kast, stond de rantang. In een tweedehandswinkeltje. Ik was er een week voordat alles dichtging en kon mijn ogen er niet van losmaken.

Van binnen

Een rantang, te koop voor 32,50 euro.
Ik aaide wat over het emaille. Van binnen werd ik zacht en ook een beetje droevig. Want ik dacht aan de tijd van drukke Tong Tong Fairs, mensen horen vertellen en samen hangen, en dat er dan altijd wel iemand is om even iets aan te vragen.
Voor mij is de rantang iets van vroeger dat de tijd overleefd heeft.

Dierbaar

Aan de winkeldames vroeg ik hoopvol of dit een oude was. Ze dachten van wel. De inschatting was jaren 1960. Zoiets. Een vrouw hoorde ons praten en vertelde dat haar vader een rantang had meegenomen uit Indië. Hij was er niet meer en zij had er bloemen in geplant.
Voor de herinnering. En het dierbare gevoel, dat ze bij die rantang had.

Weer thuis zag ik dat de Hema ook een rantang verkochten, alleen heette het daar lunchbox. Het was lelijk. Niet eens van emaille.

Online vond ik wat uitleg over de rantang. Het is om eten mee te nemen, wel een doek erom wikkelen zodat alles warm blijft.
Ik moet bekennen dat ik altijd dacht dat de rantang een pannenset was, en dat het pannetje bovenaan de garende hitte kreeg van het pannetje daaronder, dat weer warmte kreeg van het pannetje daaronder enzovoort, en dat het dus voor mensen als ik hogere wiskunde was om te weten welk gerecht je waarin maakte.
Ja, ik heb veel fantasie, dat merkt u wel.

(tekst loopt door onder video)

Mee naar huis

Die rantang heb ik mee naar huis genomen. Ik hield het vast aan mijn hand, in de hoop dat ik op straat  iemand zou tegenkomen die er een verhaal over wist, uit de eigen familie, nog uit Indië. Meer iedereen had haast, niemand keek, dus ik kwam thuis zonder verhaal.
Dus nu is mijn hoop op u gevestigd.
Heeft u nog een verhaal waarin een rantang voorkomt? Een piepkleine anekdote is ook al fijn. En heeft u een idee hoe oud deze rantang is?

Maakt u straks ook Zwartzuur? (recept)

Traditie biedt troost, want traditie blijft wat het is en dat is iets moois in de tijd waarin wij leven. Ik dacht aan Kerstmis, oud en nieuw, en toen dacht ik aan Zwartzuur.
Traditie.

Fluitketel

Voordat u het vraagt, ik maak het niet. Want ik kan niet koken, in mijn keuken staat anderhalve pan en een fluitketel. Maar de Indische keuken is vol van verhalen, dus daar komt mijn belangstelling vandaan. Gezellig, verhalen over wie wat maakte en hoe, en wanneer. Dan zit ik goed bij Zwartzuur.

Oma Miet

In Het Indische kookschrift van Oma Miet van Marc Tierolf staat deze mooie foto die ik mocht overnemen. Hij geeft Oma’s recept en schrijft: “Dit is het gerecht dat al zwartzuurbijna 100 jaar met oudjaar door mijn familie gegeten wordt. Dit zal het eerste fusiongerecht zijn geweest. Van oorsprong is het een Frans gerecht, maar in Indië hebben ze het verbeterd door de smaken van het oosten erin te verwerken.”

Daar staat het: bijna 100 jaar.
Dus bijna een eeuw, hoeveel generaties kunnen er dan over vertellen? Minstens drie. Of vier.
Het verhaal van Zwartzuur gaat verder terug. In de roman Mevrouw Klausine Klobben op Java uit 1899, geschreven door de Indische schrijfster Dé-Lilah, verschijnt een zekere Sientje. Zij moet van zichzelf en anderen iets literairs schrijven maar dat lukt niet:

“Eerlijk gesproken, heeft het een en ander mij verbazend gehinderd. Ik ben namelijk voor de schrijftafel gaan zitten en ben er meê begonnen, met het journaal vlak voor mijn neus; ik heb me kolossaal ingespannen, ben aan ’t pikeren gêgaan, heb eenige zeer fraaie tirades op papier gezet, met groote letters ’t woord “Batavia” neergeschreven en later betrapte ik mij zoo waar, dat ik bezig was om een recept neêr te schrijven, hoe men zwartzuur van eend maakt.”

Hoe dan?
Dat zegt Sientje niet.

Het recept

Bij mevrouw Koba M.J. Catenius-van der Meijden vond ik het volgende recept. Het komt uit Makanlah Nasi! (Eet rijst!) De Indische rijsttafel (voor Holland)  De derde vermeerderde druk van “Patti – de Indische rijsttafel”. ‘s-Gravenhage: Ort & Van Straaten, 1922.
Hier komt het:

46. Zwartzuur van kip of eend.
(namaak hazepeper).
Twee jonge kippen of 1 eend,
3 groote uien fijngesneden,
een theelepel kruidnagel gruis,
een theelepel peper,
vier theelepels suiker,
een stuk kaneel,
een bierglas roode of witte wijn,
een half bierglas azijn,
twee lepels beschuitkruim of maïzena,
zout naar smaak; bouillon of water, boter.

Men snijdt de kip of eend aan stukken en deze worden met peper en zout ingewreven en in boter bruin gebraden. De uien worden apart gefruit in boter; daarna voegt men hierbij de azijn, de wijn, de suiker en de specerijen.
In deze saus doet men de stukken kip of eend en laat ze zacht stoven, terwijl men er wat bouillon of water bijvoegt. Om de saus te binden, doet men er kruim of maïzena bij.
(Maakt men in Indië zwartzuur, dan meent men in plaats van wijn bessensap, doet er minder azijn bij, doch voegt er een half kopje soja aan toe.)

Traditie

Het lijkt me best eenvoudig om te maken, maar ja, wat weet ik van die dingen? Als ik worteltjes kook, branden ze aan. Wanneer u het recept wilt dat Oma Miet geeft, kunt u haar kookboek hier bestellen. Ik hoop dat u deze traditie ook in uw leven heeft, of iets anders dat ook troost en houvast biedt. Misschien is juist deze tijd goed om eens wat op te schrijven.

Ga naar de bovenkant