Celebes

Hoe de paardenjongen in huis kwam

paardenjongenDe paardenjongen was soms een jongen, soms een man. Hij zorgde voor het paard van de officier en daardoor ook een beetje voor de officier. Hij was dus de militaire paardenoppasser.

Dat kon goed gaan, zo’n contact. Misschien verliep het zelfs harmonieus, want er bestond een zekere wederzijdse afhankelijkheid tussen de officier en de paardenjongen. Dan moet je elkaar kennen en idealiter vertrouwen.
Maar iets als geldgebrek maakt veel lelijk, en dat gebeurde ook hier.
In de oude Indische pers vond ik heel wat klachten van officieren – aan hoor en wederhoor deed men niet zo – en rekenvoorbeelden.

Fourage

De Locomotief van 1905 gaf aandacht aan de ‘gegronde klachten’ van de offcieren van het 8e bataljon, die ‘overhaast’ naar Celebes moesten. Wij denken: beroepsmilitairen krijgen wat zij nodig hebben van de legerleiding. De krant kende de realiteit:

  • Laat ons even narekenen wat een officier, die bereden is, moet betalen.
  • Hij krijgt f 20 paardenfourage; een paardenjongen kost hier f 20 en het dier eet voor f 20; hij moet dus f 20 minstens bijpassen.
  • De onbereden officier heeft twee koelies meêgenomen die hem op f 30 minstens komen te staan en hij teert dus zooals de zaken nu geregeld zijn, f 30 ’s maands in, de bereden officier, die ook koelies heeft, dus f 50 ’s maands.

Hier staat: zelf personeel betalen en als je twintig pop krijgt, moet je veertig pop uitgeven. En dan heb je ook nog kosten aan je koelies. Dat kwam dus allemaal voor eigen rekening. Officier zijn kon dus een dure zaak worden, er werd daarbij verwacht dat je je stand ophield.
In deze tijd zijn er ook discussies over het ja dan nee toelaten van inheemse officieren en op welke voorwaarden, en hoe kunnen zij dan in gelijke mate hun stand ophouden en wat is die stand dan. Kwesties van prestige wogen toen zwaarder dan we ons nu kunnen voorstellen.

Rekenen

Hoe dan ook, officieren moesten rekenen: wat ze moesten en konden betalen. Een paardenjongen moest te vertrouwen zijn, hij droeg verantwoordelijkheid: een zadel te los geplaatst kon dodelijke gevolgen hebben. Het was dus geen functie waar dwangarbeiders konden worden ingezet. O, was er maar een boek over ‘Mijn leven als paardenjongen’, dat zou wat zijn.
Het vele geklaag en gereken is ten deele de geëxporteerde Hollandse cultuur van mopperen, en ten dele het ervaren van de onredelijkheid: wel de taken en verwachtingen krijgen, maar niet het bijbehorende budget.
Juist in deze tijd, het begin van de twintigste eeuw, kom ik dergelijk ‘gegronde klachten’ , zoals De Locomotief dat noemde, nogal tegen.
Het is pas 1905, onder gouverneur-generaal Van Heutsz moeten ook de zogeheten Buitengewesten onder het Nederlands koloniaal gezag worden gebracht. Dat gaat met militaire expedities. Maar ook met Hollandse zuinigheid.

In 1910 publiceerde ‘Huzaar’ een kwaadaardig stuk over paardenjongens in het Indisch Militair Tijdschrift. Huzaar klaagt en in wat hij zegt is merkbaar dat de paardenjongen bepaald niet machteloos was, hij kan gaan saboteren:

  • Het gouvernement dwingt ons in dienst te nemen ter verzorging onze paarden, een vrije Inlander, een inlander dus waarover men niet het minste gezag kan uitoefenen die net zoveel kan luieren als hij feitelijk zelf verkiest en zijn baas een kool stooft zoo dit in zijn kraam te pas komt.
  • Wie onzer heeft niet eens het genoegen gehad te staan wachten op zijn paard, terwijl het Escadron al bezig was uit te rukken.
  • Het Escadron verdwijnt; nog geen paard te zien. Men vliegt naar huis om daar te ontdekken dat meneer de paardenjongen in geen velden of wegen te bekennen is en beide paarden elkaar al glimlachend aankijken bij het idee een kalm dagje te hebben.

In huis

Dan geeft Huzaar een voorbeeld uit zijn eigen leven. Hij moest op meerdaagse ofening naar Meester Cornelis en wat dan te doen met zijn twee paardenjongens: ofwel laten overkomen, ofwel laten thuisblijven. Huzaar vindt: ‘In beide gevallen een dure grap.’ Laten overkomen was ‘voor eigen rekening’ en dan moest hij ze ook verplicht toeslagen uitkeren. Dan maar thuis laten?

  • Laat ik mijn paardenjongen thuis, dan werkt hij een beetje in den tuin, doet boodschapjes voor mevrouw en wrijft een beetje aan het achter gebleven harnachement.
  • Hij maakt het zich extra gemakkelijk, ja feitelijk heeft hij vacantie.
  • Op ’t eind van de maand krijgt hij evenwel ’t zelfde loon, dat gaat nu eenmaal niet anders.

En bij deze passage zat ik rechtop. Want hier staat dat deze man of jongen in de Europese huishouding mocht komen. Daar waren de bedienden in het huiselijk domein ook. Alleen al de herinneringen aan de baboe kunnen bibliotheken vullen. De kebon figureert ook in romans. Er zijn ook verhalen over ‘kettingberen’, dwangarbeiders.
Maar waar zijn de herinneringen aan de paardenjongen, die ‘Vrije Inlanders’, die zich volgens de klaende officieren niets liet zeggen, die binnen de grenzen van zijn werk zelfs in staat was tot sabotage?
Denken over Indië is nooit af en voorbij. Steeds dient zich nieuwe informatie aan, waarmee de oude tijd op een andere of diepere manier te begijpen is.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Kitty Kommer: Hier heb ik vroeger nooit over gesproken

kampkind

Kitty aan de rechterbuitenste rij, met een wijde rok aan.

Kitty Kommer is 76 jaar, ze doet aan fitness, lacht veel en en van binnen is ze een kampkind. “Mijn moeder zat net in Kampili toen ik werd geboren.”

Dit zijn de levensverhalen waar het om gaat. Hoe oorlog doorgaat in mensen, hoe dat voelt en wat de herinneringen zijn. Voor Nederland is de oorlog in Indië nu een onderzoek naar oorlogsmisdaden. En al die gewone mensen dan, die de oorlog nog meedragen?

“In Centrum ’45 heb ik geleerd erover te praten,” zegt Kitty Kommer. Dat kan ze ook. Ze benoemt duidelijk en precies ervaringen en gevoelens.

Baleh baleh

“Ik ben de tweede van vier kinderen, en mijn moeder zat net in Kampili (Celebes) toen ik werd geboren. Ze vond het vreselijk dat ze me alleen moest achterlaten in een barak van bananenbladeren. Dan lag ik op zo’n baleh baleh en af en toe kreeg ik van iemand die langs wandelde wat rijstwater te drinken. Ook daardoor sukkel ik nog steeds met mijn gezondheid. De eerste drie-en-half jaar van mijn leven heb ik in het kamp doorgebracht.”

Dan hoop je tegen beter weten nog op een positief vervolg.

Makassar

Kitty: “In november 1945 zaten we nog in het kamp. Het werd nu bewaakt door de Japanners omdat we als Nederlanders buiten het kamp niet zeker waren. Mijn vader kwam ons halen. Ik weet nog dat ik bang van hem was, gek heb ik dat altijd gevonden.
Ons huis in Makassar was helemaal kapot geschoten, althans het had heel veel kogelgaten. We werden verplicht met Engelsen voor een tijdje daar te wonen tot de laatsten vertrokken. Hier houdt mijn herinnering op.”

Dat was de Bersiap. Wie er iets van weet, begrijpt dat herinneringen met een reden kunnen ophouden.

CAS

Het gezin bleef in Indonesië vanwege de goede betrekking die Kitty’s vader had. Na een half jaar verlof keerden ze terug naar Djakarta, waar Kitty naar school ging: naar het CAS (Carpentier Alting Stichting).

Er zijn vrolijke foto’s van. Eentje staat helemaal bovenaan.

Kitty rechtsvooraan, in een lichte jurk

Schoolfuiven

Kitty: “Ik heb er fijne herinneringen aan. Omdat daar geen MMS was hebben mijn oudste zus en ik tot de 3e klas de HBS-A gevolgd. Veel aan sport gedaan, kastie, softbal, turnen, zwemmen, dat laatste vooral in de weekenden met grote groepen vrienden en vriendinnen. Of zwemmen in de zee bij Tandjong Priok, of ineen heel groot meer waar we dan met zijn allen op de fiets naar toegingen.”
“Op de schoolfuiven draaiden we plaatjes en dansten we, vooral jiven. Bij mij thuis nooit, vanwege de slechte sfeer. Mijn vader was verknipt uit de oorlog gekomen, zo noemde mijn moeder dat.”

De schooltijd was in 1953 tot eind 1957. Indonesië verandert.
“Op school moesten we Bahasa leren. Op het CAS werd nog Nederlands gesproken.”
Een paar jaar later begon het.

Onveilig

“Het werd onveilig voor ons Indische Nederlanders. Ons huis werd weer beschoten. Onze hond werd doodgeschoten. We woonden in Kebajoran, een soort compound waar alle buitenlanders woonden. Gewoon naar school gaan kon niet meer. Iedereen werd met de bus opgehaald. De chauffeur had een geweer onder zijn stoel en wij moesten ons paspoort bij ons hebben. Als we aangehouden werden, konden we aantonen dat we er voorlopig waren en terug zouden gaan Nederland.”

“Op 21 december 1957 kregen we te horen dat we op 22 december op de vrachtboot moesten. Van de ene dag op de andere. Mijn moeder zag nog kans om bij de naaister voor ons flanellen pyjama’s te laten maken, vanwege de kou in Nederland.”

Captain Cook

Zo kwam het dat Kitty Kommer in Amsterdam arriveerde, op 21 januari 1958, met de Captain Cook. Weinig koffers, veel emotionele bagage.  “Pas in Centrum 45 begreep ik wat ik aan de oorlog en de tijd erna heb overgehouden en ik heb geleerd het direct te benoemen. Het is angst. En eenzaamheid.”
“Dat is wel leefbaar maar je hebt andere kijk op de mensheid gekregen. Ik ben vaak bang voor veel mensen. Veel mensen vinden mij somber maar ik kan ook lol maken. Hier heb ik vroeger nooit over gesproken.”

En daar heeft Kitty Kommer genoeg van: dat niet erover spreken. Ze gaat haar levensverhaal op papier zetten, ook voor haar dochter die geen vragen stelt. Nòg niet, maar als ze vragen gaat stellen, liggen de antwoorden klaar.

Oproep:
1 Foto gezocht. Wie heeft er een foto van de aankomst van de Captain Cook in Amsterdam? In de Panorama van 22 januari 1958 stond een foto waarop een jong meisje over de loopplank wandelt. Dat is Kitty. Kent u die foto?
2 Passagierslijst gezocht. Van deze scheepvaart zijn twee passagierslijsten. Wie heeft deze?

Ga naar de bovenkant