“Ik vind dat mijn ouders gezien mogen worden”

ouders

Foto van mijn ouders Intanija binti Tarsid & Leendert Thomas

Dit was een mail die ik twee, drie keer las. Het verhaal over een moeder, die in Nederland werd uitgescholden. Gerda Thomas schreef over het levensverhaal van haar vader en moeder. Vol oorlog, maar ook: vol veerkracht, zoals die generatie vaak was en is.  Ik mocht het verhaal publiceren, met de foto’s erbij.

 

Ik ben een persoon

Mijn moeder is een inlandse, zoals dat werd genoemd. Over zichzelf zei ze: “Saya orang dari Kalimantan Selatan”. Ze zei niet: “Ik ben Indonesisch” maar “Ik ben een persoon afkomstig van Zuid Kalimantan”. Mijn vader was in feite ook “een inlander”, zijn opa had het Nederlanderschap verworven en mogelijk zelfs behorend tot Belanda Hitam. Dit ben ik aan het uitzoeken.

Vanwege het ontbreken van Nederlands bloed moest mijn vader en zijn gezin na de demobilisatie van het KNIL achterblijven om Warga Negara te worden. Het was 1951.

Blanda kind

Een ingevoerde regeling vanuit de regering om de toestroom  naar Nederland vanuit, toen al Indonesië, te beperken. Dit zou een gewisse dood voor hen betekent hebben. Hun eerste kindje was leliewit met gitzwarte ogen en gitzwart haar. Dit zou uitgelegd worden als een ‘blanda kind’. In mijn moeders geslacht komt albino voor. Mijn vaders Molukse KNIL-maten hebben hem overgehaald zich in te schepen als Molukker op een Moluks troepenschip vanuit Surabaya naar Rotterdam.

In de inschepingspapieren was te lezen hoe dit is aangepakt. Met de New Autralia naar Nederland. Vanuit Rotterdam via Amersfoort in Kamp Westerbork/Kamp Schattenberg terecht gekomen. Mijn moeder vertelde dat ze door DMZ dienst maatschappelijke zorg zijn ‘ontdekt’ en naar een Indisch pension zijn overgebracht. Ze hebben geen fijne tijd gehad op het schip en in het kamp. Mijn vader
was een KNIL-er. Mijn moeder geen Molukse maar van Banjarmasin/ Zuid Kalimantan. Een vreemde eend. Ze sprak Bahasa Indonesia omdat haar eigen taal anders was en mijn ouders alleen in deze taal met elkaar konden communiceren.

Ploppor

Toen het gezin van mijn ouders vanaf 1951 eenmaal via vele omzwervingen van pension naar pension, na een verblijf in Nieuw Guinea 1955-1962, uiteindelijk een eigen woning kregen in het midden van het land viel ons buitensluiting en discriminatie ten deel onder de Indische gemeenschap. Het ging om de afkomst van mijn moeder.
Zij was in de ogen van sommige Indische mensen “een vuile Indonesische”. Voor het huis van mijn Indisch vriendje hoorde ik voor het eerst “ploppor”. Hij had me trots meegenomen naar huis als zijn Indisch vriendinnetje. Daar dacht zijn moeder anders over.
Zijn moeder had in een Jappenkamp gezeten met zijn oudste broer en zijn vader was aan de Birmaspoorlijn als krijgsgevangene te werk gesteld geweest. Zijn moeder was niet bepaald trots op het feit dat haar zoon met “de Indonesische” thuis kwam. Ik leerde van nog meer narigheid waar ik later als volwassen vrouw begreep waar wij voor uitgemaakt werden.

Mijn zoektocht naar waar ik nou bij hoorde vind hier zijn oorsprong.

“Wat ben ik papa?”  Als mens is het belangrijk om te weten waar je vandaan komt en waarom mijn vader mij geen antwoord gaf toen ik hem vroeg of we Indisch waren? Hij gaf me namelijk het antwoord waar hij was geboren in Soerabaja. Maar hij zei niet dat we Indisch waren.

Eigen verhaal

Het is allemaal goed gekomen. Stamboomonderzoek is mooi in dit proces. De oorlog in voormalig Nederlands-Indië kent vele facetten.
Een ieder heeft zijn eigen verhaal.

Gezien mogen worden

Ik vind dat mijn ouders geschiedenis genoemd mag worden. En dat zij gezien mogen worden. Zeker omdat hun ervaringen ons leven als hun kinderen heeft beïnvloed. Mijn vader had bij leven dit jaar 106 jaar zijn geworden. Onze moeder zal bij leven en welzijn 94 jaar worden dit jaar.
Ik heb in 2015 in Bronbeek een voordracht over mijn vader gegeven. Een postuum eerbewijs. “Ik zoek mijn halfzus en vind mijn vader”. Ik had informatie gevonden over de man, de jonge man toen, de man die wij kinderen nooit hebben gekend. Bronbeek gaf het publiek: ‘Het podium is voor u’. Ik was 57 jaar.
Mijn vader stierf toen hij 57 jaar was geworden; 2015 was ook een bijzonder herdenkingsjaar door 70 jaar geleden einde oorlog in Nederlands-Indië. Allemaal belangrijke getallen.

Timor

Mijn vader vocht op Timor samen met de Australische guerrillastrijders. Hij was opgeroepen voor zijn nummer en zat bij de genie die zwaar onder vuur lag. De geallieerde troepen moesten het Portugese deel in handen krijgen. Dit is gebeurd. Toen kwamen de Japanse troepen met o.a. parachutisten. Een grote overmacht. Timor was een onherbergzaam oord. Ze zijn de pan ingehakt. Een handje vol mannen, KNIL-ers en enkele Australiërs, hebben het overleefd. Waaronder gelukkig ook mijn vader. Bij de derde poging met het schip de Tjeerd Hiddes, de twee eerdere schepen zijn tot zinken gebracht, zijn de overgebleven mannen gered en naar Australië gebracht.

Pas op Borneo is het begin van ons leven begonnen. De start van het gezin wat wij nu zijn.

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan dor op het pnderstaande plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven