Poublon

“Jogja, 2010”

Wat weten de kleinkinderen, als praten over vroeger moeilijk is? Dat antwoord geeft Dion, een kleinzoon op zoek naar informatie over zijn grootvader Ernst Poublon. Was er maar meer verteld, denk je, was er toch maar iets opgeschreven.


Ik ben Dion, kleinzoon van Ernst Poublon, KNIL-militair. Mijn overgrootvader is vermoord door Japanners waar mijn opa bij was en volgens mij is hij mede daardoor bij het KNIL gegaan. Of hij gevangen is direct na de dood van zijn vader of later, toen hij al bij het KNIL zat, weet ik niet zeker. Hij werd in ieder geval krijgsgevangen genomen en hij heeft aan de Birma spoorlijn gewerkt. Daar heeft hij veel verschrikkelijks gezien. Daarna is hij volgens mij bij Gadjah Merah gegaan.

Mijn opa is nooit meer terug gegaan naar Jogja. Hij heeft nooit naar het graf kunnen gaan. Een broer van hem uit Australië wist dat er een graf was maar niemand uit de Nederlandse kant is daar ooit geweest.

In 2010 ging ik op zoek naar mijn roots.

Zestien uur vliegen.
Drie uur in de trein vanuit Jakarta naar Bandung.
Acht uur in de trein van Bandung naar Jogja.

Poublon

“Mijn opa Ernest Poublon”

Tijdens die rit vertraagt de trein bij sommige bruggen met veel groen eromheen. Een vlinder vliegt naar mijn raam. Ik herinner me dat mijn Indische oma altijd zei: “als een vlinder bij je landt, dan zul je spoedig iemand of een oude bekende weerzien die je hebt gemist.”
Ik vroeg aan het meisje uit Bandung dat naast mij zat of dat iets typisch Indisch was. (Ik had geen idee of het Hollands of Indisch was.) Ze zei dat ze dat inderdaad zo was.

’s Avonds in Jogja aangekomen. Slapen. ’s Ochtends had ik het plan om het graf te gaan zoeken. Becak gepakt en gevraagd waar er een Christelijke begraafplaats was.

Op het kerkhof aangekomen vroeg ik of er een graf was met de naam Poublon. Ze brachten me naar drie graven naast elkaar, allemaal Poublon, maar van veel te nieuw marmer. Het moest een veel ouder graf zijn. “World War Two, KNIL,” zei ik. De man liep naar een oudere man die daar vroeger gewerkt had en soms kwam buurten bij z’n oude collega’s.

Ik moest met hem meelopen. Na een tijdje stopte hij tussen twee graven. Hij had een schep en begon gras weg te kappen, graven, de man was zeker over de zeventig en ik zie deze opa in de warme zon tussen z’n slippers met die 90 graden schep tekeer gaan en ik snapte niet wat hij deed….
Een tik. Hij veegt wat zand weg met sapo lidi en daar staat de naam van mijn overgrootopa: T. Poublon.
Kippenvel.

Zo lang reizen om in Jogja te komen en binnen één uur het graf vinden. Wat een toeval dat die oude man er was die dag en dat hij wist waar het was. Onder het gras.
Blijkbaar was hij degene die tientallen jaren geleden vanwege een nieuwe straat en bushalte het graf heeft moeten verplaatsen en hij wist nog waar het tussen gelegd was.

Ik weet niet zeker of dit een KNIL-graf was maar in mijn verhaal heb ik het altijd onthouden als het KNIL-graf.

Graag zou ik meer weten

Poublon

“Overgrootopa, mijn opa en een oom”

Graag zou ik meer willen weten over tijdlijnen en iets horen over andere verhalen. Beweegredenen.

Waren er twijfels, zeker bij wat getintere Indos zoals m’n opa? Ze voelden zich vast Nederlands maar vonden ze dat altijd nog.

Was er verschil tussen de blanke KNIL en mijn Indo-opa KNIL militairen? Ik wil nog zoveel meer weten.

 

 

 

 

 

Praktische schrijftip

Vragen over vroeger hebben we bijna allemaal. Het brengt rust en overzicht om die vragen genummerd te noteren. Elke vraag gaat over 1 onderwerp: een wat, een wanneer, een waar. Voor anderen is het dan gemakkelijker een antwoord te geven, en u weet zelf precies wat u nog wilt weten. Hoe duidelijker de vraag, hoe groter de kans op het antwoord.