oma Batoe

Lineke de Paauw schreef over haar grootmoeder een verhaal. Of het wat was, vroeg ze aan mij. Ik zat rechtop in mijn stoel te lezen over Oma Batoe en haar leven. Dus ik mailde terug: 1 het is héél wat en 2 mag ik het publiceren? Dat mocht. Hier komt het verhaal geschreven door Lineke. Leve oma! Leve de kleinkinderen die herinneringen opschrijven!


Jongste kleindochter

Pas 22 jaar nadat mijn Hollandse Opa Schaay (vader van moeder’s zijde), tabaksondernemer op Oost Java, op 73-jarige leeftijd, in 1918 in Batoe (Oost-Java) overleed, werd ik, als jongste kleindochter geboren. Ik heb hem dus nooit gekend. Zijn levensgezellin en liefde voor het leven, mijn Indonesische grootmoeder Katyem (uit te spreken als Ka-ti-jem), overleed na de Japanse bezetting op 1 januari in 1946, 28 jaar later dus, in Batoe. Men schatte haar leeftijd toen op circa. 80 jaar. Opa en Oma verschilden dus een redelijk aantal jaren in leeftijd.

Hoe zij elkaar hebben leren kennen, mijn grootvader en grootmoeder, weet ik niet. Wel weet ik uit familiedocumenten, onder andere een klein Bijbelsch Verjaardag-Album, dat mijn Opa meekreeg van zijn familie bij zijn vertrek naar Indië in 1876, alsmede aan de hand van oude foto’s en verhalen van naaste familie het volgende.

Oma Batoe

Oma, genaamd Katyem, (later werd zij Oma Schaay, maar vooral ook Oma Batoe genoemd), moet geboren zijn in Klakah op Oost Java, omstreeks 1866. Zij had enkele zusters, maar verder is er over haar achtergrond (gezin) niets bekend. Wel bezat zij een zogenoemde kris pusaka, een teken volgens zeggen, dat zij van goede komaf zou zijn en bovendien bezat zij zelf stukken grond. Zij kon lezen noch schrijven.Voordat zij Opa leerde kennen had zij ‘gediend’ bij een Engelsman – zo vertelde zij dat later aan haar kinderen.

Oma was geen Mohammedaanse, maar hing het animisme aan, gezien de rituelen die ze gedurende haar hele leven in volle overtuiging ten uitvoer bracht. Zij had niettemin veel respect voor de hadji’s met wie zij gedurende haar leven in contact kwam en ook voor de christelijke leer. Ze luisterde altijd gretig naar de verhalen uit de bijbel die later, haar, Nederlands-Hervormd gedoopte, jongste dochter Jimmy haar placht te vertellen, maar zelf heeft ze de Nederlandse taal nooit gesproken; wel in de loop der jaren leren verstaan.

 

Opa, Jan Hendrik Schaaij

Hij werd op 17 februari 1845 geboren in Rotterdam als zoon van Jan Hendrik Schaay (Gereformeerd Gedoopt), een commissionair in effecten. Opa wilde altijd ‘boer’ worden, maar dat paste niet in de familie. Dus besloot hij een landbouwopleiding te volgen om vervolgens in 1876 naar ‘Indiën’ te vertrekken en daar het avontuur aan te gaan als tabaks-ondernemer.

Opa en Oma moeten elkaar ontmoet hebben na 1876, ergens in die Oosthoek van Java, waar Opa zich na aankomst inderdaad als tabaksondernemer vestigde.
Hij woonde er met Katyem, op zijn tabaksonderneming in de omgeving van Loemadjang. Daar zijn de oudste drie kinderen Cateau Maria (To) – 1883, Jan Hendrik – 1885 en Jetske Susanna Sophia (Jeppie) – 1894, allen getint en donkerharig, geboren en ook het blonde jongetje met blauwe ogen (net als Opa), dat vlak na de geboorte overleed. Na mogelijk nog één of meer miskramen werden in Wonoredjo, in respectievelijk 1901 en 1902 twee nakomertjes geboren, de dochtertjes Miline (Lien, mijn moeder) en Jimmy (vernoemd naar haar moeder Katyem) geboren.

Opa en Oma zijn nooit voor de wet getrouwd, maar Opa heeft al zijn kinderen wel wettig ‘erkend’.

 

Leven op en om de tabaksplantage

Verhalen over deze deze tabaksplantage-periode, die tot de – romantische – verbeelding spreken:
Mijn grootouders woonden er in een huis op ‘neuten’ (vanwege het water, of vanwege de tijgers uit de omtrek?), vlakbij een meer, waar Oma regelmatig met haar lievelings-hondje (zij hield van dieren), zedig gehuld in sarong, te water ging voor een bad;
Oma legde altijd voor het slapen gaan geurende bloemen op Opa’s hoofdkussen;
Opa werd regelmatig in een draagstoel vervoerd als hij aan de overkant van de rivier naar zijn kaartclubje placht te gaan om er met zijn Hollandse vrinden te homberen (oud kaartspel) en een bittertje te pakken. Een toen kennelijk geaccepteerde wijze van vervoer van mensen, die in bepaalde uithoeken van, in dit geval, Java woonden waar toen nog nauwelijks goede wegen, laat staan openbaar vervoer, bestond.

Ook was Opa verwoed tijgerjager. Hij heeft negen exemplaren ‘neergelegd’ (ik wil dit eigenlijk niet weten L.). Oma ging ook wel eens mee op jacht, op gepaste afstand volgend in een grobak (soort ossenwagen), waarin allerlei lekkernijen en flessen goede wijn (per schip helemaal uit het verre Europa overgekomen) voor consumptie onderweg werden meegenomen. Ook bezat Opa een aantal Duitse jachthonden, die hij, evenals de wijn, importeerde uit Europa. Toen eens één van de tijgers het op Opa gemunt bleek te hebben heeft hij, tot zijn grote verdriet, één van zijn geliefde honden moeten offeren om niet zelf verslonden te worden.

Naderhand werd bij Opa, wegens suikerziekte, een been geamputeerd en als gevolg daarvan reed hij geen paard meer, maar bewoog hij zich door de plantage voort middels een soort grote ‘driewieler’’. Achterop dit wonderlijke vervoermiddel liftten zijn nakomertjes Lientje en Jim maar al te graag mee, werd mij menigmaal door mijn moeder verteld.

De kinderen

De oudste kinderen, To en Jan werden al op zeer jonge leeftijd (vanaf circa hun vijfde jaar) naar Holland gestuurd. Waarschijnlijk onder de hoede van een gouvernante, of één van de Hollandse familieleden, die Opa waren gevolgd naar Indië, vertrokken zij per boot naar Holland, om daar door familie in Rotterdam/Den Haag te worden opgevangen voor hun Europese opvoeding: lagere school, middelbare school en verdere opleiding. Dochter Jeppie moest ook al heel jong naar kostschool in Surabaja en Lien en Jim gingen ‘in de kost’ bij de dames Berg in Malang toen ze ongeveer 3 jaar waren. Er waren geen goede Nederlandse scholen in de directe nabijheid van de plantage en Opa was van mening dat de kinderen absoluut niet mochten ‘verinlandsen’.

noot: Toen To na lange jaren voor het eerst weer terug was in Loemadjang en haar twee kleine zusjes ook voor het eerst zag, kropen zij bang voor haar weg en brabbelden wat in het Maleis. Daar moest dus snel een eind aan komen).

Het moet voor Oma steeds weer een verdrietige zaak geweest zijn om haar kinderen op zo jonge leeftijd min of meer af te moeten staan, maar uiteindelijk is het gevolg daarvan wel geweest dat allen, bij terugkeer op de basis, een uitermate sterke en innige band met Oma hadden. Opa vonden ze ook wel prima. Een vriendelijke, vrolijke man, maar vooral voor het jonge grut, véééél te oud.

Verhuizing naar Batoe in de bergen rond Malang

Rond 1900 ging Opa (wiens andere been inmiddels ook was geamputeerd) p zijn lauweren rusten. Lopen kon hij toch al niet. Maar opgewekt was zijn aard en optimistisch bleef hij altijd, gelukkig en hij vestigde zich met Oma in het bergoord Batoe bij Malang.
Ze hadden er eerst een groot huis, ‘Villa ‘Schoonzicht’, ongeveer naast de plek waar zich het huidige hotel Kartika Wijaja bevindt. Na het overlijden van Opa, het kleinere, maar knusse, ‘Villa Elsie’, genoemd naar de oudste kleindochter, met uitzicht op de blauwe bergen in de verte, de Ardjoeno, de Kawi, de Welirang en achter het huis, een grote moes- en orchideëentuin met daarachter de Gunung Panderman. Oma’s hobby was o.a. het er op na houden van veel dieren: honden, katten, kippen, eenden, een beo, een chimpansee, de koeien op haar sawahs of soms in de stallen op het erf, waar tevens een dichtbevolkte duiventil stond. Bovendien kon ze heerlijk koken, alhoewel zij de oude vertrouwde, maar vooral ook trouwe, Kokki Minah uit Loemadjang had meegenomen ter assistentie in de ‘dapoer’.

Oma bestierde dus de huishouding, was geliefd onder familie, vrienden en bedienden. Enkele van haar familieleden uit het Loemadjangse zijn met haar meegekomen naar Batoe en woonden er, deels op het grote erf en deels er buiten. Oma genoot beslist een zeker aanzien bij de plaatselijke bevolking, omdat zij goed was voor de mensen en landerijen, sawahs en een aantal koeien bezat en ook nog eens in dat prachtige grote witte huis woonde.

Klik hier en ga naar deel 2: het levensverhaal van Oma Batoe